Recht vd EU week 3+4 Flashcards
Lawrie-blum
45 VWEU
verduidelijkt het Hof de term “werknemer . ‟ Een werknemer is iedereen die reële en daadwerkelijke arbeid verricht, onder leiding van iemand anders en tegen betaling
Raulin
45 VWEU
De kwalificatie als “werknemer” in de zin van artikel 45 VWEU is niet afhankelijk van het aantal gewerkte uren of de aard van de arbeidsovereenkomst, zolang de betrokkene reële en daadwerkelijke arbeid verricht, die niet van zuiver marginale of bijkomstige aard is.
Saunders
Art. 45 VWEU
Sprake van een zuiver interne situatie → mw kon zich niet beroepen op het vrij verkeer van werknemers
Wanneer een overheids- of rechterlijke instantie van een lidstaat een werknemer die onderdaan is van die lidstaat, bij wijze van in het nationale recht voorziene strafrechtelijke maatregel en uit hoofde van op het grondgebied van die lidstaat begane feiten, aan maatregelen onderwerpt waarbij het recht van betrokkene om zich op het grondgebied van die staat vrij te bewegen wordt afgenomen of beperkt, dan is dit een zuiver interne aangelegenheid die buiten de werkingssfeer van de verdragsregels op het gebied van het vrije verkeer van werknemers valt.
Van Duyn
Art. 45 VWEU
Rechtstreekse werking: hoe bepaal je dat? 1) voldoende duidelijk 2) onvoorwaardelijk - voor rechterlijke toetsing vatbaar (vrije verkeer van werknemers)
Art. 45 VWEU heeft rechtstreekse werking
Adoui en Cornouaille
45 VWEU
Begrip openbare orde moet eng worden geïnterpreteerd.
Als de openbare orde een rechtvaardigigngsgrond is voor het niet verlenen van een verblijfsvergunning aan prostituees, dan mag worden verwacht dan de lidstaat in het algemeen al optreedt tegen prostitutie.
Angonese
45 VWEU
Algemene formulering non-discriminatiebeginsel → het beginsel van vrij verkeer van werknemers, dat elke discriminatie op grond van nationaliteit verbiedt, is niet alleen op de staat, maar ook op particuliere ondernemingen van toepassing.
Bosman
45 VWEU
Art. 45 is ook van toepassing op sportverenigingen
Artikel 48 verzet zich tegen de regels waarbij een beroepsvoetballer die onderdaan is van een Lidstaat bij het verstrijken van een contract dat hem aan een club bindt, door een club van een andere Lidstaat slechts in dienst kan worden genomen als deze club aan de club van herkomst een vergoeding heeft betaald.
Deze regels omtrent een transfervergoeding beperken namelijk het vrije verkeer van spelers die hun activiteit willen verrichten, door hen zelfs na het verstrijken van de arbeidsovereenkomst te belemmeren de club te verlaten. Daarnaast vormen deze regels geen geschikt middel om bepaalde aangevoerde legitieme doelstellingen te verwezenlijken, met als belangrijkste reden dat ze kunnen worden verwezenlijkt met andere middelen die het vrije verkeer van werknemers niet belemmeren.
Graf
45 VWEU
Het Hof is van mening dat een regeling zoals in het geschil aan de orde is een werknemer niet zal beletten om zijn huidige dienstbetrekking stop te zetten aan het werk te gaan bij een andere werkgever. En dat het recht op een ontslagvergoeding niet ervan af zal hangen of een werknemer in dienst zal blijven van zijn huidige werkgever of niet. Het gaat hier om een directe en te onzekere situatie om het te kunnen beschouwen als een belemmering voor het vrije verkeer van werknemers.
zich niet verzet tegen een nationale regeling welke een werknemer het recht op ontslagvergoeding ontzegt wanneer deze er zelf voor kiest om zijn huidige arbeidsovereenkomst stop te zetten om in loondienst te gaan werken in een andere lidstaat. Terwijl deze ontslagvergoeding wel zal worden toegekend als de werknemer niet zelf besluit om de arbeidsovereenkomst stop te zetten of wanneer de beëindiging aan hem is toe te rekenen.
Cristini
45 VWEU
Mevrouw Cristini is de echtgenote van een overleden migrerende werknemer. Zij vraagt een gezinsreductiekaart aan voor de trein, die haar wordt geweigerd omdat zij niet Frans is. Het Hof overweegt: “dat het zou indruisen tegen het doel en geest van de gemeenschapsregeling voor het vrije verkeer van werknemers om de nabestaanden na het overlijden van een werknemer een dergelijk voordeel te ontzeggen, indien dit voordeel wel aan nabestaanden van een nationale onderdaan worden toegekend”. De verwijzing naar sociale voordelen in lid 2 van artikel 7 richtlijn 1612/68 niet limitatief mag worden uitgelegd; dat bijgevolg met het oog op de in deze bepaling beoogde gelijkheid van behandeling het materiële toepassingsgebied aldus moet worden afgebakend dat het alle, wel of niet met het arbeidscontract verbonden sociale en fiscale voordelen omvat, dus ook gezinsreductiekaarten voor het openbaar vervoer.
Micheletti
45 VWEU
Bevat zowel Argentijnse als Italiaanse nationaliteit
De bepaling van vrijheid van vestiging verzet zich ertegen, dat een lidstaat weigert deze vrijheid toe te kennen voor de onderdaan van een andere lidstaat die ook de nationaliteit van een derde land bezit, op grond dat de wetgeving van de lidstaat van ontvangst hem ziet als een onderdaan van een derde land.
Rottman
45 VWEU
Een lidstaat mag overgaan tot het intrekken van de nationaliteit, maar hier moet een evenredigheidstoets bij worden toegepast.
Als dat betekent dat iemand staatloos wordt, is het niet evenredig
Bij intrekken nationaliteit moet de lidstaat EU-recht in acht nemen
Grzelczyk
45 VWEU
Unieburgerschap is de primaire hoedanigheid van onderdanen van de lidstaten
Daarom kan je aanspraak maken op het non-discriminatiebeginsel
Enge benadering studiebeurzen en -leningen → studenten hebben geen recht op studiebeurzen en -leningen, maar er is geen enkele bepaling die aangeeft dat zij een recht heeft op een sociale uitkering
Lidstaten hebben een plicht tot een zekere financiële solidariteit tussen onderdanen van de eigen lidstaat en onderdanen van andere lidstaten, maar ze mogen hier wel sociale integratie voor vereisen
Forster
18 VWEU
> Förster: afweging tussen ‘’een zekere financiële solidariteit’’ en voorkomen van ‘’onredelijke last’’ voor de overheid
Criterium van vijf jaar voorafgaand verblijf voor recht op studiefinanciering geschikt om ‘’een zekere mate van integratie in de samenleving’’ te garanderen. → Het is immers een duidelijk en vooraf kenbaar criterium.
‘’Anticiperende’’ interpretatiemethode in het licht van art. 24 lid 2 Richtlijn 2004/38.
Het rechtszekerheidsbeginsel eist dat de gevolgen van de regels duidelijk, nauwkeurig en voorzienbaar zijn, in het bijzonder wanneer zij nadelig zijn voor particulieren. Het verzet zich echter niet tegen de toepassing van een verblijfsvoorwaarde die het recht op een beurs om in levensonderhoud te voorzien afhankelijk stelt van de vervulling van tijdvakken van verblijf die voor de invoering van deze voorwaarde liggen.
Dano
45 VWEU
Men heeft recht op gelijke behandeling, niets er is voldaan aan 1 van de gronden van art. 7 lid 1 RIchtlijn 2004/38
Dano voldeed hier niet aan, zij zou daarom een onredelijke last voor het sociale bijstandsstelsel kunnen zijn → geen verblijfsrecht en dus geen recht op gelijke behandeling ex 24 lid 2 Richtlijn 2004/38
Singh
Afgeleide verblijfsrechten voor niet-unieburgers
Daarom moet de echtgenoot van een gemeenschapsonderdaan die van deze rechten gebruik heeft gemaakt, wanneer laatstgenoemde naar zijn land van herkomst terugkeert, ten minste dezelfde rechten van toegang en verblijf genieten als die welke het gemeenschapsrecht hem zou toekennen indien zijn echtgenoot zou besluiten om naar een andere Lidstaat te gaan en daar te verblijven.
Afgeleide verblijfsrechten: terug naar eigen lidstaat
> Singh - Uitoefening vrijverkeersrecht (45 VWEU) samen met derdelander
Na 2 jaar terugkeer als zelfstandige, dus afgeleid verblijfsrecht o.g.v. art. 49 VWEU
> Art. 21 VWEU en Richtlijn 2004/38 geven ook recht op kortdurend en niet-economisch verblijf in een andere lidstaat
O en B
Afgeleide verblijfsrechten voor niet-unieburgers
In dit geval kon de vraag over het afgeleide verblijfsrecht niet worden beantwoord op grond van richtlijn 2004/38 want ze woonden in de lidstaat waarvan zij de nationaliteit hadden → kijken naar art. 21 VWEU
Afgeleid verblijfsrecht geeft voor een niet-unie burger ofwel familielid indien dat gezin gebruik heeft gemaakt van het vrij verkeer van personen onder de voorwaarde van richtlijn 2004/38
Men moet minimaal hebben voldaan aan de criteria van art. 7 lid 1 en 2 RIchtlijn
Minstens drie maanden rechtmatig verblijf in andere lidstaat samen met familieleden uit derde landen behoud afgeleide verblijfsrechten bij terugkeer → richtlijn 2004/38 naar analogie toegepast onder art. 21 VWEU
Zhu en Chen
Afgeleide verblijfsrechten: 45, 20, 21 VWEU
Art. 7 lid 1 sub b: onzelfstandige Unieburgers > Zhu Chen: verblijfsrecht voor Unieburger met nationaliteit van een andere lidstaat - Grensoverschrijdend element zonder grensoverschrijding - Geplande geboorte in Noord-Ierland geen misbruik van Unierecht plicht tot wederzijdse erkenning van Ierse nationaliteit door Groot-Brittannië - Verblijfsrecht o.g.v. art. 7 lid 1 sub b: bron van financiële middelen niet relevant
Geen nuttig effect unieburgerschap als moeder het land moet verlaten, ondanks dat haar kind de nationaliteit van het land heeft gekregen.
Ruiz zambrano
Afgeleide verblijfsrechten voor niet-unieburgers
Als een nationale maatregel ervoor zorgt dat het effectieve genot van de belangrijkste unieburger rechten worden ontnomen, is EU-recht van toepassing
Het artikel verzet zich tegen de situatie waarin een derdewereldlander met jonge kinderen die EU-burger zijn en in de EU verblijven, niet in de lidstaat mag verblijven of werken. Die situatie zal er immers toe leiden dat de kinderen hun rechten als EU-burger in de toekomst niet kunnen uitoefenen omdat zij met hun ouders uit de EU zullen moeten vertrekken.
Coman
Recht op gezinshereniging en 2004/38
Een derdelander die gehuwd is met een EU-burger van hetzelfde geslacht als echtgenoot van een unieburger in de zin van het EU-recht aangemerkt kan worden.
Unierecht verplicht echter alleen om het verblijfsrecht wat in andere lidstaten is opgebouwd te erkennen, ongeacht het geslacht.
DIt betekent niet dat de lidstaat het homoseksuele huwelijk moet erkennen.
Hofner en Elser
Begrip onderneming
Het mededingingsrechtelijke begrip ‘onderneming’ omvat elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd. Onder ‘economische activiteit’ wordt verstaan: iedere activiteit bestaande in het aanbieden van goederen en diensten op een bepaalde markt.
Overheidsinstanties kunnen dus ook als onderneming worden aangemerkt
Diego Cali
Begrip onderneming
Een typische overheidstaak is geen economische activiteit, ook al ontvangen ze er een vergoeding voor
Societe Technique Miniere
Art. 101 VWEU
Allereerst kijkt het Hof of er sprake is van een overeenkomst tussen ondernemingen. Er moet sprake zijn van een overeenkomst tussen ondernemingen wil er sprake zijn van het verbod. Daarnaast moet de overeenkomst de handel tussen lidstaten ongunstig kunnen beïnvloeden. Tot slot gaat het in artikel 85 lid 1 op de mededinging die wordt verhinderd, beperkt of vervalst binnen de gemeenschappelijke markt.
Men moet om na te gaan of een overeenkomst met een alleenverkoopclausule uit hoofde van strekking of gevolgen als verboden moet worden beschouwd, moet letten op:
De aard en al dan niet beperkte hoeveelheid van de betrokken producten;
De plaats door beide partijen op de betrokken markt ingenomen en het belang van hun marktposities;
Het opzichzelfstaand karakter van de betreffende overeenkomst, dan wel juist de omstandigheid dat zij tot een geheel van overeenkomsten behoort;
De meer of minder imperatieve redactie van de exclusiviteitsclausule
Consten en Grunding
101 VWEU
Kan mededinging alleen worden vervalst door overeenkomsten gesloten tussen partijen in dezelfde productielaag? Allereerst bepaalt het Hof, dat art. 101 VWEU zich ook uitstrekt tot overeenkomsten die de handel tussen een der partijen en een derde verhinderen of beperken. Er wordt dus niet alleen acht geslagen op de onderlinge relatie tussen partijen.
criterium om vast te stellen of er een beperking van de mededinging is. Een overeenkomst die direct of indirect, terstond dan wel potentieel de vrije handel tussen lidstaten op zodanige wijze kan beïnvloeden, dat de verwerkelijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke markt wordt geschaad, is te zien als een overeenkomst die valt onder art. 101 VWEU. Het maakt daarbij niet uit of de partijen zich in dezelfde laag van het productieproces bevinden. Gelijkheid van de positie van de partijen is dus niet vereist.
In dit arrest is het onderscheid aan de orde dat in artikel 101 VWEU wordt gemaakt tussen een overeenkomst die als doel heeft de mededinging te beperken en een overeenkomst die slechts dat effect of gevolg heeft.
Wel moet ook bij het vaststellen van een doelbeperking de economische en juridische context in beschouwing worden genomen. Wanneer er geen sprake blijkt te zijn van een doelbeperking, dan moet worden onderzocht wat de situatie zou zijn zonder de overeenkomst.
Cartes Bancaires
101 VWEU
Voor een strekkingsbeperking mag er geen twijfel bestaan over of de ovk naar zijn aard schadelijk zal zijn voor de mededinging. (bijv. prijsafspraken)
Concurrentie moet daadwerkelijk merkbaar zijn verhinderd