psychologie van pijn Flashcards

1
Q

Wat is pijn volgens de psychodynomische theorie?

A

een somatische uiting van intrapsychische conflicten <– pijn heeft een psychosociale oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarvan is de mate waarin pt met pijn zich laten beperken afhankelijk? (2)

A
  • ervaren pijniveau
  • copingsfactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de operante leertheorie?

noem positieve en negatieve bekrachtiging

A

Gedrag wordt verstekt bij beloning.
- positieve bekrachtiging; de pt creeërt een positieve gebeurtenis, zoals het nemen van een pijnstiller

  • negatieve bekrachtiging; negatieve gebeurtenis vermijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de sociale leertheorie?

benoem egosyntoom

A

gedrag wordt nagebootst van belangrijke anderen, hoe langer hoe meer het onderdeel wordt van de eigen persoonlijkheid (egosyntoom)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn attributies?

noem causaal, consequentie en catastroferen

A

wijze waarop betekenis wordt gegeven aan een pijnprikkel heeft invloed op pijn gedrag

  1. causale attributies; pt geeft betekenis aan het ontstaan van de pijn
  2. consequentie attributies; pt geeft betekenis aan de gevolgen van pijn (angsten)
  3. catastroferen; pt geeft negatieve beteknis aan de gevolgen van pijn in de toekomst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is zelfeffectiviteit?

A

de verwachring over de mate waarin een pt bepaalde activiteiten kan uitvoeren heeft veel invloed op de daadwerkelijke uitvoering daarvan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is aandacht?

A

Wanneer niet actief de aandacht verlegd wordt, wordt de pijn intenser ervaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is hulpeloosheid?

A

pt denkt geen invloed te hebben op de pijn, intensievere beleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe beschrijven biopsychosociale modellen de overgang van acute pijn –> chronisch?

A

gedragsreacties, cognitieve reacties en fysiologische reacties <– zijn niet meer functioneel bij chronische pijn , pijngedrag wordt onderdeel van het dagelijks fuctioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat doen pt bij het pijnvermijdingsmodel? en wat kan helpen de cirkel te doorbreken?

A

catastroferen, vermijdingsgedrag, passieve pijncoping (piekeren)

  • cognitieve gedragstherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het pijnpersistentiemodel?

A

pt zijn bang dat zij hun activiteiten niet meer kunne volhouden en proberen dit te voorkomen door de pijn te negeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het pijn acceptatie model?

A

pijn is er en dat is niet te controleren. PT onderdrukken de pijn, waardoor deze juist centraal blijft staan –> boosheid en verdriet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de pijnvermijdende pt?

A

pt vermijden activiteiten die pijn kunnen verergeren (begint specifiek, wordt steeds algemener)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de pijnnegerende pt?

A

gaan door met activiteiten, pt zijn bang om te falen door pijn. <– disstress en overbelastign

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de niet-accepterende pt?

A

cognitiet en emotioneel verzet tegen de pijn en willen de gevolgen van pijn niet erkennen <– verlangen naar het verleden, blijven zoeken naar nieuwe medische oplossingen (> zorgconsumptie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de pt die adequaat omgaat met pijn?

A

actief omgaan met de pijn door deze te erkennen en op zoek te gaan naar een nieuwe balans