psychofarmacologie Flashcards
hoezo kan een stof met grotere vetoplosbaarheid sneller zijn sites of action bereijken?
stoffe an vet gebonden kunnen door de blood brain barrier
uitleg: therapeutische index
verhouding tussen dosering met gewenste effect en dosering met giftige effect
kleine index: goed opletten op doseren
2 processe bij herhaaldelijk toedienen
tolerantie
sensitisatie
effect van drugs op synaptische transmissie
- antagonist: effect van NTM verminderen of omkeren
- agonist: effect van NTM verhogen
effecten bij productie van NTM
- precursor: meer NTM produceert - agonist
- enzymen deactiveren die NTM produceren - antagonist
effect op opslag en vrijlaten van NTM
- molecule die synaptische blaasjes vullen stoppen - antagonist
- samensmelten van blaasjes met membran stimuleren/blokkeren - agonist/antagonist
effect op receptoren
- gedragen als NTM en aan receptor binden - directe agonist
- binden aan receptor zodat NTM niet kan binden - directe antagonist
- non competetive binding: binden met NTM of stimuleren of inhiberen - indirecte agonist/antagonist
effect heropname of deactivatie
- molecule verantwoordelijk voor heropname deactiveren - agonist
- enzyme verantwoordelijk voor afbraak deactiveren - agonist
functie acetylcholine
exciterende NTM belangrijk voor spieren, geheugen en REM slaap
3 soorten Monoaminen
- catecholaminen
- indolaminen
- ethylaminen
catecholaminen: NTM
- dopamine - EPSP/IPSP
- norepinefrine
- epinefrine
indolamine: NTM
serotonine
ethylaminen: NTM
histamine: slaap en waak, immunsysteem, allergieen
aminozuren: NTM
- Glutamaat: EPSP - belangrijkste EPSP in brein
- GABA - IPSP op beweging en amygdala
- Glycine: IPSP voornamelijk in ruggenmerk
4 subgroepen Neuromodulatoren
- peptiden
- lipiden
- nucleosiden
- oplosbare gassen