Deductive Reasoning Flashcards

1
Q

uitleg: normative theories

A

een keuze optimal, beter dan de andere keuzes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

uitleg: expected value theory

A

optimale keuze: hoogste financiele opbrengst, rekening houden met waarschijnlijkheid

bv.
0. 5 kans op 50 = 25
0. 25 kans op 110 = 27.5 <- optimale keuze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uitleg: exptected utility

A

individuele waarde van expected value

bv. je bent hongrig
0. 85 kans op 10 = 8.5 <- optimale keuze
0. 25 kans op 45 = 11.25

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

uitleg:

description invariance

procedure invariance

A

rationale keuzes -> 2 principes

description invariance: altijd dezelfde keuze voor dezelfde of soortgelijke problem

procedure invariance: keuze onafhankelijk van meting

-> mensen maken geen rationale keuzes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

uitleg: problem frame

A

de manier met die het problem wordt beschreven

-> veroorzaakt vaak een storing van description variance bij mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

uitleg: psychic budget

A

categoriseren van onkosten in mentale categorieen

gelijke onkosten in sommige categorieen geaccepteerd en in sommige niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

uitleg: sunk cost

A

investment al uitgegeven is sunk cost

zal eigenlijke niet keuzes na de investment beinvloeden

bv. bioscoop betaald -> kut film -> desalniettemin zitten bijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

uitleg: loss aversion

A

angst voor een verlies is groter dan de verwachte plezier van winst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

uitleg: satisficing

A

optimizing soms niet altijd de moeite waardig voor mensen

-> keuze die tevreden maakt

“shortcuts”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

uitleg: algoritm en heuristic

A

heuristic: simpele cognitieve regel, niet veel berekenen maar waarschijnlijk goede keuze

kan leiden tot slechte keuze of inconsistente keuze

algorithm: formule die consistente en optimale keuze maakt

bv expected value

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

uitleg: representativeness

A

is een heuristic

gebruiken van categorieen om waarschijnlijkheden te “berekenen”

bv. munten of “linda is a bank teller”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

uitleg: gamber fallacy

A

random game - een uitkomst lange niet gebeurt

-> verwachten dat het binnenkort moet gebeuren terwijl de kans altijd gelijk blijvt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

uitleg: availiability

A

heuristic: uitkomst die makkelijker te bedenken is lijkt waarschijnliker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

uitleg: anchoring en adjustement

A

heuristic:

beginnen met anchor value, daarna aanpassen naar boven/beneden -> beinvloed keuze

bv.

1x2x3x4x5x6x7x8x9 (lager)

vs

9x8x7x6x5x4x3x2x1 (hoger)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

2 typen informatie die negeert wordt

A
  1. sample size: mensen hebben geen natuurlijke gevoel voor sampel sizes
  2. ignoring the base rate: basic odds worden negeert door (bv pinguin in cafe, 80% zekerheid)

pinguin in cafe = base rate

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

deductive vs inductive

A

deductive - formal logic

inductive - een conclusie waarschijnlijker dan andere, maar niet fout/juist

17
Q

uitleg: syllogism

A

zelfde als conditonal statement maar zonder “if then”

18
Q

uitleg: pragmatic reasoning schemas

A

generaliseerd aantal regels gebruikt om het doel te berijken

nuttiger dan deductive reasoning

19
Q

systematische fouten bij syllogismen

A
  1. conversion error: no & some kan je omdraaien, all & some…not niet! -> classic fout
  2. conversational implicature - logische taalgebruik anders dan dagelijkse taalgebruik
  3. atmosphere - 3 negativs, 3 soms etc lijkt logisch, maar is niet
  4. prior beliefs - als je weet dat iets niet klopt terwijl het logisch wel klopt
20
Q

uitleg: mental models theory

A

bij syllogismen wordt er een of meerdere mental models gecreert om de syllogisme op te lossen

21
Q

uitleg: principle of truth

A

mensen bedenken alleen wat waar is, niet wat onwaar is

om minder werkgeheugen te gebruiken

22
Q

uitleg: probability model

A

conclusies trekken niet met hulp van logica maar met hulp van waarschijnlijkheiden

23
Q

uitleg: dual process model

A

2 systemen

system 1: simple associatie, niet bewust, niet echt over nadenken

system2: abstract reasoning, langzaam, bewust, beperkt door capaciteit van werkgeheugen