Preventie & Bestraffing Flashcards
Cohen (1979) The Punitive City (community treatment)
The punitive city = een concept van Cohen waarbij de gemeenschap bijdraagt aan de aanpak van criminaliteit door middel van sociale controle, meer informele controle en minder formele controle
- The dispersal of social control = de verspreiding van beheersmechanismen in de samenleving
- Transformaties aan het einde van de 18e eeuw en het begin van de 19e eeuw: from prison to community
1. Ontwikkelen van een centrale staat: verzorgingsstaat; de controle van criminaliteit en zorg voor afhankelijken wordt gecentraliseerd
2. Het begrip dat verschillende soorten criminelen bestaan waarvan verschillende experts eigen kennis hebben
3. Een verhoogde scheiding tussen devianten en afhankelijken die elk door een andere instantie geholpen worden
- De kijk op de gevangenis:
* Eind 18e eeuw: gevangenis is het laatste redmiddel
* Midden 19e eeuw: de gevangenis is de eerste plek waar je terecht komt na een misdrijf
* Eind jaren ’60: gevangenis is weer het laatste redmiddel
➢ Het gevolg was dat er meer decarceration plaatsvond: er kwamen steeds minder gevangenissen en veel gevangenissen werden gesloten.
➢ Community sanctions werden steeds vaker toegepast. Gevangenissen zouden
ineffectief zijn en niet humaan.
- Er waren twee assumpties:
1. Gezond verstand: dit is gebouwd op drie soorten bewijs dat community sanctions beter zijn; - Gevangenis is ineffectief, het rehabiliteert niet en schrikt niet af
- Community sanctions zijn goedkoper (denk aan taakstraf)
- Community sanctions zijn menselijker
2. Sociologische/politieke opvattingen: - Deviantie vindt zijn oorsprong in de samenleving en moet daarom preventie en genezing ook in de samenleving plaatsvinden
- Het toepassen van stigma’s en labels zorgt ervoor dat deviantie juist meer gaat
plaatsvinden en dat het terugkeren in het normale leven moeilijker wordt - Veel maatregelen zijn niet de juiste maatregelen; De beleidsvoering moet zich meer focussen op minder schade toebrengen
Kritiek op community sanctions:
* Het is niet zeker of het effectief is
* Het is niet altijd goedkoper
* Het is niet altijd humaner
* Het kan stigmatiserend zijn
Twee strategieen
- Het plaatsen van verschillende vormen van intensieve interventie binnen de gemeenschap
- Preventieve programma’s opzetten zodat daders niet verder afdwalen van het huidige systeem
Cohen (1979) The Punitive City (vier begrippen)
- Blurring the boundaries = het vervagen van de grenzen tussen publiek en privaat
- Gevangenissen zorgden vroeger voor duidelijke grenzen tussen devianten en normale mensen. Tegenwoordig is die scheiding minder duidelijk. De private sector speelt een steeds grotere rol bij het controleren en bij het stra昀昀en.
- Er blijft controle bestaan nadat je in de gevangenis hebt gezeten, je wordt alsnog beperkt
bijv het onder toezicht staan, minder makkelijk aan een baan kunnen komen, door bekenden/vrienden worden verstoren - Correctional continuum = de grenzen in de samenleving zijn minder duidelijk, waardoor
criminelen binnen de gehele samenleving te vinden zijn
Widening the net = er worden meer actoren bij betrokken, meer instanties en meer interventies, er wordt dus een grotere groep onder controle gehouden.
Thinning the mesh = mazen worden kleiner en meer daders worden gepakt, steeds meer kleine dingen wordt nu ook gezien als criminaliteit. Samen worden er dus veel meer delinquenten ‘gevangen’.
Masking and disguising
* De meer positieve kanten van het systeem maskeren de meest dwingende en intensieve consequenties. Er is twijfel over het feit of de interventies van de nieuwe beweging wel humaner zijn.
➢ Het feit dat er alternatieven zijn in de samenleving is nog geen garantie voor een
humaner en minder stigmatiserend systeem.
➢ De alternatieven geven een grote discretionaire bevoegdheid aan sommige individuen, waardoor de ruimte voor een eerlijk proces wordt verkleind.
➢ Men moet uiteindelijk een keuze maken tussen behandeldoelen en
veiligheidsdoelen, meestal worden veiligheidsdoelen voorop gesteld.
➢ Het is de bedoeling dat het individu meer ruimte krijgt, maar ondertussen is iemand gebonden aan allerlei regels en controle.
* Het lijkt er dus niet humaner op geworden, want het alternatief zorgt juiste voor minder
vrijheid
Merging public and private
* De publieke vormen van formele controle worden steeds vaker samengevoegd met de private minder formele vormen van controle. Het repressieve bereik van de staat moet enerzijds worden afgezwakt, maar aan de andere kant moet de maatschappij worden betrokken bij de dagelijkse preventie en controle.
Garland, D. (2001). The Culture of Control. Crime and social order in contemporary society. Hoofdstuk 1
Dit boek laat het traject van aanpak van criminaliteit zien in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten
- De ontwikkeling vanaf 1970 wordt vanuit verschillende perspectieven bekeken:
* Historisch: de werkelijke ontwikkelingen kwamen niet overeen met de verwachting. Vanuit dit perspectief wordt gekeken wat er aan de veranderingen ten grondslag ligt,
welke ontwikkelingen tot deze verandering hebben geleid en hoe deze ontwikkelingen moeten worden begrepen.
* Penologisch: het penitentiaire klimaat is volledig op de schop gegaan. Duidelijke
richtlijnen en een duidelijk raamwerk mist. In tijden van het penal-welfarism was dit niet het geval.
* Sociologisch: misdaadbestrijding verandert door formele en informele controle. Beide
hebben invloed op elkaar.
Veranderingen (geen mening van Garland, maar meer een observatie van de nieuwe penologie)
- Afname van het rehabilitatie ideaal, maar meer preventie
* Het idee dat men voor verandering/verbetering bij delinquenten moet zorgen is afgenomen. Het blijft wel een doel, maar is niet meer het belangrijkste doel (dit zijn vergelding en risicobeheersing). - Hernieuwde opkomst punitieve sancties en expressief recht
* ‘Verdiende loon’ neemt de overhand en vergelding wordt het voornaamste doel van het strafrecht. Publieke boosheid en wraakgevoelens zijn terugkerende thema’s binnen besluitvorming (opkomst spreekrecht slachto昀昀er). - Veranderingen in de emotionele toon van criminaliteitsbeleid
* Vroeger was er veel meer aandacht voor menselijkheid en medeleven met minderbedeelden. Tegenwoordig is er meer angst voor criminaliteit en is het beleid hier ook op aangepast: voorkomen van angstgevoelens in plaats van daadwerkelijke criminaliteit. Er wordt verlangd naar ‘harder’ stra昀昀en. - Terugkeer van het slachto昀昀er
* Het slachto昀昀er is meer centraal komen te staan. Waar zij eerst ondergeschikt was aan het publieke belang, wegen de aspecten van slachto昀昀erschap nu veel zwaarder. Iedereen kan slachto昀昀er zijn. - De burgers moeten beschermd worden
* Behoefte aan veiligheid is toegenomen, meer nadruk op inperken van gevaar en risico’s. Bescherming tegen de staat wordt bescherming door de staat. - Politisering en het nieuwe populisme
* Criminaliteitsbeleid is een belangrijke factor in verkiezingsbeleid geworden. Beleid wordt dus ook steeds populistischer. Beleid wordt meer gevoerd op politieke standpunten en de mening van het volk, en steeds minder op basis van professionals/onderzoek. - De herontdekking van de gevangenis
* Vroeger was de gevangenis een laatste redmiddel. Tegenwoordig wordt er meer gebruik gemaakt van de gevangenis, is er een stijging in opsluitingen en is de lengte van de straf ook toegenomen. - De transformatie van de criminologische gedachte
* Gedurende penal-welfarism; combinatie van psychologische en sociologische theorieën: relatieve deprivatie, anomie etc. Jaren ’70: controletheorie: sociale controle, zelfcontrole, situationele controle. Delinquent is niet abnormaal, maar een normaal, rationeel handelend persoon. Er wordt meer gefocust op de daad zelf en niet de persoon. Preventie boven regressie, aantal gelegenheden moet gereduceerd worden, sociale controle vergroot etc. - Groeiende infrastructuur van criminaliteitspreventie en veiligheid van de gemeenschap
* Meer samenwerking tussen private en publieke partijen om criminaliteit te bestrijden. Vroeger gebeurde dit enkel op publiek niveau. - Civiele samenleving en de commercialisering van criminaliteitscontrole
- Nieuwe veiligheidsbeleid vervaagt de grens tussen publiek en private partijen. Net- widening en meshthinning.
- Nieuwe managementstijlen en werkwijzen
* De politie is zich meer gaan gedragen als publieke in plaats van puur crime-昀椀ghter. Gevangenissen zijn nu beschermer van de maatschappij in plaats van een rehabiliterende instelling. - Een langdurig gevoel van crisis
* Samenleving wordt onrustiger, chaos in de wetgeving, dit leidt tot onzekerheid. Er is een groeiend idee dat de huidige aanpak niet volledig is. Publiek verliest vertrouwen in systeem.
Garland, D. (2001). The Culture of Control. Crime and social order in contemporary society. Hoofdstuk 8.
Wat zijn de implicaties van deze culture of control?
- Er is een angstcultuur: het risicovolle en onzekere karakter van de moderne tijd geeft ruimte aan een overbezorgde menigte. We willen alle risico’s uitsluiten en gevaarlijke groepen mensen buitensluiten. De laatmoderne samenleving wordt geleefd door iedereen en deze samenleving wordt gevormd door instituties van preventie en straf. Controle staat nu centraal in ieder individueel leven.
- Dreigend apartheidssysteem: De middenklasse heeft bepaalde lagere klassen als gevaarlijk bestempeld en daardoor is er meer controle gekomen op deze groepen. In de politiek en in overheidsbeleid worden de armen altijd gezien als onwaardig en zo worden ze ook behandeld.
* De arme bevolking wordt gezien als ‘anders’ i.p.v. als ‘benadeeld’. De neoliberale en
neoconservatieve richting heeft ervoor gezorgd dat er een situatie is gekomen waarin de armen steeds meer worden gecontroleerd, terwijl de middel- en hogere klasse steeds meer vrijheden geniet. Hierdoor staat er een steeds groter wordend gat tussen arm en rijk.
* Deze andere mensen zijn vaak de delinquenten, die gezien worden als ‘de ander’ en deze
groep is vaak slachto昀昀er van stelselmatige controle. In plaats van het samenbrengen van de sociale en economische orde, zorgt hedendaags criminaliteitsbeleid ervoor dat er een scheiding komt tussen groepen die in vrijheid leven en groepen die streng gecontroleerd moeten worden.
- Iron cage: door bovenstaande apartheid sluit je de middenklasse op door hun eigen beheerscultuur, ze leven in een iron cage boven klasse sluit de onder klasse uit, omdat ze worden gezien als een groep met slechte bedoelingen
- Garland denkt negatief over de ‘culture of control’
* De beheersingscultuur zorgt voor minder vrijheid en daarmee wordt de ruimte op subjectiviteit en discussie ingeperkt (het streven naar volledige enigheid)
* Veel aspecten van de beheersingscultuur kun je inde huidige tijd terug zien
* Er wordt zoveel focus gelegd op de kleine onderdelen die nog niet veilig zijn, terwijl het grootste al veilig genoeg is
Feeley, M.M. and Simon, J. (1992). The new penology: notes on the emerging strategy of
corrections and its implications. Criminology,
Er ontstaat een nieuwe ‘penologie taal’; focus van individu naar actuariële beschouwing van aggregaten (= risicotaxatie van groepen)
- Deze verschuiving heeft een aantal belangrijke implicaties: het vergemakkelijkt de ontwikkeling van een visie of model van een nieuw type strafproces
* Dit zorgt voor een grotere afhankelijkheid van gevangenisstraf en dat voegt de bezorgdheid over toezicht en hechtenis samen.
* Verschuift van een zorg voor het stra昀昀en van individuen naar het managen van
aggregaten van gevaarlijke groepen
- ‘Oude penologie’; meer gericht op individuen en intentie
- ‘Nieuwe’; meer bezig met technieken om groepen te identi昀椀ceren, classi昀椀ceren en beheren, en sorteren op gevaarlijkheid .
- Nieuwe penologie (shifts in 3 gebieden)
- Nieuwe discoursen: beheerscultuur
a. Waarschijnlijkheid en berekening risico vd populatie> individuele klinische diagnose en vergeldende gerechtigheid
b. Categorieën en subpopulaties meer doelwit dan individuen
c. Nadruk van rehabilitatie naar crime control - Nieuwe doelstellingen: meer systemisch
a. Meer focus op e昀케ciënte controle van interne systeemprocessen (identi昀椀ceren en beheren van groepen) ipv traditionele doelstellingen van rehabilitatie en misdaadbestrijding
b. Doel niet om misdaad uit te bannen maar dragelijk maken door systemische coördinatie
i. Afnemende betekenis recidive (re-integreren van daders minder hoofddoel?)
ii. Door nadruk op controle ipv individueel succes> minder verwachting van strafrechtelijke sanctie
c. Van beschouwen van schulden (van individu) naar voorspellen van gevaarlijkheid en veiligheidsbeheer - Nieuwe technieken
a. Gericht op daders als een aggregaat
b. Meer kostene昀昀ectief (oa elektronische bewaking; bewaring zonder muren, statistische beoordeling risicos etc)
i. Nieuwe vormen van controle zij niet verankerd in aspiraties om te rehabiliteren, re-integreren, om te scholen, werk te verscha昀昀en enz, meer afhankelijk van risicobeoordeling ( minder materiele en immateriële schade)
c. Theory of incapacitation (Ongeschiktheid): belooft de e昀昀ecten van misdaad in de samenleving verminderen, niet door de dader of de sociale context, maar door de verdeling van daders in de samenleving te herschikken (iets langer vasthouden?).
i. Straf niet gebaseerd op criminele daad maar op het risicopro昀椀el
- Nieuwe functies en traditionele vormen
Onderzoeken 3 belangrijke kenmerken van het hedendaagse strafrecht opnieuw:
- Uitbreiding strafsanctie
➢ Meer straf
➢ Veranderde houding ten opzichte van veroordeling > kijkt meer naar verzamelingen van zaken dan naar sociale schade dan aan individuele overtreders en stra昀昀en die ze verdienen - Opkomst drugstesten
➢ Traditioneel nadruk op behandeling en uitroeiing drugsgebruik > nu drugsgebruik als risicofactor (dus drugsgebruik niet zozeer als maatstaf voor individuele deviatie maar als mechanisme om de dader in een risicogroep in te delen) - Innovatie binnen het strafproces
➢ Verenigbaar met de eisen van de nieuwe penologie, aka het beheren van een permanent gevaarlijke populatie met behoud van het systeem tegen minimale kosten. oa door bootcamps; voor discipline (militair model) (werkt niet echt)
➢ Meer focus op kosten beheren en gevaarlijke populaties beheersen ipv sociale of persoonlijke transformatie. - Sociale basis vd nieuwe penologie
- Nieuwe discours van criminaliteit: onderzoek en systeemanalyse
- Nieuwe discours van armoede en de onderklasse: gezien als hoge risicogroep
Conclusie:
* Nieuwe penologie is zowel de oorzaak als gevolg van de stijging van gevangenispopulatie
* Externe e昀昀ecten hebben druk uitgeoefend op strafrechtelijke instellingen > aanpassing
* Punt paper om te laten zien hoe grondig aanpassing was
Shearing, C.D. & Stenning, P.C. (1984). From the Panopticon to Disney World: The development of discipline.
Zijn de moderne ontwikkelingen van het strafrechtelijk systeem een uitbreiding van discipline of een stap weg ervan? het sterk toegenomen gebruik van de boete, de groei van taakstra昀昀en en de moderne toevlucht tot compensatie en aanverwante zaken hebben
- Cohen vond van wel: in de vorm van sociale controle
- Bottom vond van niet: in essentie geen disciplinair karakter, omdat het niet zorgt voor individuele zielen training buiten het strafrechtelijk systeem wordt voor meer preventieve sociale controle gezorgd
Foucault
- Discipline
* De manier waarop dit wordt bereikt zal variëren afhankelijk van de context waarin discipline wordt toegepast.
* Het is een soort macht is ingebed in en verspreid door de microrelaties die dat
veroorzaken en de samenleving vormen
* In tegenstelling tot monarchale macht (die wordt uitgedrukt door terreur en marteling) bevindt het zich niet buiten en boven de sociale relaties, maar zijn daarin geïntegreerd onderdeel van dit sociale verhaal: het is overal, en toch is het nergens, omdat het geen identi昀椀ceerbare locus heeft
- Panopticon
* Het panopticon maakt het mogelijk groepen te controleren, te disciplineren, te bewaken, bestuderen, vergelijken en te verbeteren
* Een gebouw volgens dit principe ontworpen bestaat uit een centrale hal met daarrond
ringen van cellen over verschillende verdiepingen gestapeld
* Een cel heeft twee ramen: één naar buiten en één op de centrale hal gericht
* Eén bewaker in de hal volstaat om alle bewoners te bewaken, te kennen en te beheersen
* Het panopticum dient als gevangenis, als school, als werkplaats of hospitaal
- Instrumentele en morele discipline
* De opkomst van een expliciet instrumentele focus (= private controle door organisaties) in combinatie met morele focus (= sociale/publieke controle door elkaar aan te spreken) op het gebeid van controle heeft de aard van de disciplinaire macht veranderd, waarbij tegelijkertijd versterkt de ingebouwde functies ervan
* Toezicht is steeds meer ingebed in andere structuren en functies, zowel in de structuur
van de fysieke omgeving als in de sociale relaties
* Instrumentele focus heeft een verschillende mogelijke ordes, die elk bevelen weerspiegelen dat verschillende gemeenschappen die verschillende doelen hebben
* Binnen particuliere controlesystemen vinden we dit dus niet één opvatting van orde, maar vele; niet één maatschappelijke orde, maar vele gemeenschapsgerichte bevelen
Disney World is een plek van constante sociale/private controle (instrumentele discipline)
- Dit is te zien aan de inrichting van het park, het gedrag van de medewerkers etc.
* Controlestrategieën zijn ingebed in
omgevingskenmerken en in structurele betrekkingen. Op deze manier wordt controle verweven in de manier waarop het park werkt zonder dat het door bezoekers wordt opgemerkt.
- Een belangrijke consequentie hiervan is dat de
uitgeoefende controle consensueel wordt: degenen die worden gecontroleerd, stemmen toe met de controle omdat de controle in hun perceptie wordt toegepast voor hun eigen bestwil. Zo wordt ordehandhaving iets waar bezoekers vrijwillig aan meedoen.
* Toch is er ook een dwangkant; wanneer iemand zich niet gedraagt volgens de regels kan
diegene het park worden uitgezet.
- Dit sluit aan op het idee van Focault en zijn Panopticon; je denkt dat je niet gezien wordt, maar je wordt constant in de gaten gehouden door iedereen (medewerkers in kostuums etc.).
* Is controle nog wel zo vrijwillig als het lijkt?
Downes & van Swaaningen (2007) – The road to dystopia? Changes in the penal climate of the Netherlands (veranderingen in criminaliteitsbestrijding in Nederland)
Verandering in criminaliteitsbestrijding voor Nederland:
- De naoorlogse ontwikkelingen in het Nederlandse strafbeleid omvatten een periode van aanhoudende vermindering van de schaal van de gevangenis (1947-1974), die het meest humane strafsysteem in Europa produceert
o Deze veranderingen werden gerealiseerd door de rechterlijke macht, die geloofde dat het gebruik van gevangenissen als laatste redmiddel gezien moest worden
- In jaren ’80 met de sterke stijging van criminaliteit, begon een periode met een radicaal geherformuleerde aanpak van het strafrecht en beleid
o Deze eerste periode werd gevolgd door een tweede periode waarin de trend omsloeg met een bovengemiddeld gevangenis-strafpercentage met negatieve gevolgen voor het karakter van gevangenisregimes
o De periode van aanhoudende opsluiting na 1985, bracht een ingrijpende herindeling van het strafbeleid bestuurlijke, instrumentele en incapacitieve maatregelen kregen voorrang op eerdere doelen van resocialisatie en herstelrecht
1945-1974 – Periode van decarceration
Gevangenispopulatie was uitzonderlijk laag, deze trend veranderde wel maar NL had tot jaren ’80 laagste %
* Afname van aantal gevangenisstraffen
* Humaner beleid
* Minder gevangenisstraffen grote invloed van experts uit sociale wetenschap en politiek klimaat
* Toenemende welvaart
* Penal welfarism
1975-1985 – Begin van desillusie en ontgoocheling
Transitie van liberaal strafklimaat naar meer managerial strafklimaat gericht op uitbreiding van opsluiting
* Stijging criminaliteitscijfers
* Meer harder straffen samenleving beschermen tegen criminaliteit
* Transitie naar managerial beheerscultuur
* Effectiviteit strafklimaat met lage kosten en minder sociale cohesie door secularisering
* Minder experts en meer beleidsmakers
* Illusie dat het werkt is doorbroken
1985-2005 – Periode van ontgoocheling naar dystopie
Dystopie = samenleving met alleen negatieve eigenschappen waar niemand wil wonen
* Multiculturele drama en verschuiving naar zero-tolerance
* Criminaliteit werd een centraal thema in het politieke debat meer punitieve sancties, meer preventie en vroege interventie binnen de grenzen van het eerlijke proces
Defining crime up = het criminaliseren van steeds meer gedragingen
* Toename in criminaliteit is niet meer kwantitatief (in cijfers), maar kwalitatief (in ernst) van veel delicten bestraffen naar alleen ernstige delicten met zwaardere en langere gevangenisstraffen dus een kleinere groep met lange straffen in plaats van grote groep met korte straffen
Penal explosion = van laagste opsluitingsperscentage naar één van hoogste opsluitingspercentages
1990-2005 – Acting out en actuarialisme
Acting out = iets doen zonder dat het werk (symboolpolitiek) Actuarialisme = risico’s inschatten en daarop vooruit handelen
* Criminaliteit werd gezien als normaal verschijnsel en het belangrijkste doel is om dit efficiënt te beheren gevolg: identificeren, classificeren en beheren van groepen
* Criminaliteitscijfers blijven stabiel, maar criminaliteit wordt ernstiger
* Groeiende angst voor etnische minderheden, drugscriminaliteit en georganiseerde misdaad
* Harder en langer straffen
* Zero-tolerance beleid
* Meer criminalisering
* Criminaliseren van “the other”
* Morele paniek
Downes & van Swaaningen (2007) – The road to dystopia? Changes in the penal climate of the Netherlands (factoren die cruciaal waren voor beleid met betrekking tot gevangenissen)
1) De oorlog en nasleep ervan gaven strafrechtelijke vormers ervaring en gelegenheid om verandering te weeg te brengen
2) Utrechtse school: normen stellen voor het strafklimaat diepe afkeer van gevangenisstraf en vooral langdurige opsluiting en resocialisatie was erg
belangrijk
3) Naleving van minimum en humaan gebruik van bewaring vereiste pragmatische maatregelen om gevangeniscapaciteit aan te passen aan beperkte aantallen (doel: gevangenis minder gebruiken)
o Afzien van vervolging, thuisverlof, voorwaardelijke vrijlating en gratie vormden een reeks van schilden tegen overbevolking en strafexpansie
o Eind jaren ’60: sluiting van gevangenissen ondanks stijgende criminaliteit
4) Politieke klimaat was gedurende drie decennia na 1945 gunstig voor sociale en politieke stabiliteit: volledige werkgelegenheid, stijgende welvaart en buitengewoon royale verzorgingsstaat
5) Voorwaarde voor twee decennia van decarceration was een misdaadcijfer dat niet opliep tot jaren ’60 en ’70 minder sterke toename dan in UK sociale
cohesie leidt tot groei van immigratie, economische verandering, generatieconflicten en massatoerisme
Twee belangrijke en uitzonderlijke resultaten in Nederland
1) In periode 1950-1970 was de gevangenispopulatie uitzonderlijk laag, deze trend veranderde wel maar NL bleef het laagste percentage in Europa houden tot eind jaren ‘80
2) Mogelijkheid voor veranderingen in gevangenisregimes, die werden aangegrepen door beleidsmakers, bestuurders en hervormers waardoor karakter van gevangenisstraf veranderden van celgebonden en sober systeem naar systeem gebaseerd op principe van resocialisatie, onderwijs en rechten van gevangenen
Sociale cohesie kwam onder druk te staan door:
- Nederland fungeerde als magneet voor immigranten uit voormalige koloniën en arbeidsmigranten uit ontwikkelingslanden eindigen werkloos en wonen in eigen getto’s Amsterdam & Rotterdam
- Massatoerisme als gevolg van culturele vrijheden en gewaagde ambiance
- Snelle sociale en economische verandering had invloed op traditionele informele sociale controle
- Stijging van druggerelateerde criminaliteit die nieuwe problemen gingen symboliseren
Aan het einde van jaren ’70 waren experts het niet meer eens over juiste aanpak voor stijging van criminaliteit aan de ene kant stonden mensen die voorkeur hadden voor sociale hervorming en decriminalisering en aan de andere kant stonden mensen die strengere maatregelen wilden
Onderzoeker Steenhuis publiceerde een rapport over inefficiënte, slechte coördinatie en nood reorganisatie van het strafrecht ze moesten bedrijfsmatiger gaan werken: mildere straffen voor minder erge overtredingen en hogere en strengere straffen voor ernstige overtredingen
* Rapport zorgde onbedoeld voor publieke en politieke angsten over het verlies aan sociale cohesie, reden hiervoor waren sociale en economische veranderingen
* Veranderingen in strafrecht zorgen voor minder geld voor mensen die het werk moesten doen en veel te dure managers die inhoudelijk niets wisten systeem werd minder efficiënt
Van Swaaningen (2013) – Reversing the punitive turn, the case of the Netherlands (punitief)
Artikel kijkt met een social-cultureel perspectief naar de ontwikkeling van punitiviteit in Nederland
Meest gebruikte indicator voor punitiviteit is de omvang van de gevangenispopulatie
* Hoge gevangeniscijfers zijn inderdaad een goede indicator voor punitiviteit
* Lage gevangenispopulatie is geen goede indicator punitiviteit reden: landen met kleinste gevangenispopulatie zijn kleine landen, geïsoleerd eiland of geen geld om gevangenis te bouwen
Matthews stelt dat het begrip ‘punitiviteit’ een mythe is:
1. Het concept is zo slecht omschreven dat we amper houvast hebben aan wat het precies inhoudt
2. Het geeft een te eendimensionaal beeld ten opzichte van strafontwikkelingen
o In werkelijkheid zijn er altijd tegengestelde stromen, niet-bestraffende reacties op criminaliteit en verbeteringen binnen strafsysteem met tegelijk punitief en non-punitief
3. Publieke zorg over misdaad en milde sanctionering is in literatuur makkelijk terzijde geschoven als penal-populisme terwijl professionele elites bijna altijd gelijk hebben
Van Swaaningen met indicatoren voor punitiviteit en non-punitiviteit
* Punitief systeem gevangenis wordt gezien als voor hand liggende en juiste reactie op misdaad, expressieve waarde van straf wordt benadrukt, vrijheidsontneming wordt gezien als onvoldoende straf en leven in gevangenis extra onaangenaam maken
* Niet-punitief strafsysteem pogingen gedaan om gevangeniscijfers te laten dalen, kwaliteit van strafsysteem verbeteren, gevangenis als laatste redmiddel en bevestigen ideaal van rehabilitatie
Van Swaaningen (2013) – Reversing the punitive turn, the case of the Netherlands (kenmerken van 1975-2005 met punitieve omkeer in NL)
Kenmerken van NL in 1975-2005 met punitieve ommekeer:
- Selectieve gevangenneming van problematische groepen (ISD-maatregel)
- Goedkope cellen die ver weg staan van grote steden
- Verschuiving van resocialisatie naar bescherming van de maatschappij en expressieve straffen
Downes en van Swaaningen met verklaringen voor stijgende gevangeniscijfers
- Drugscriminaliteit moest strenger worden aangepakt NL werd narcostaat met maffia en strengere straffen waren nodig om deze georganiseerde misdaad tegen te gaan
- Afname in sociale controle werd gecompenseerd door overheid te laten straffen
o Depillariseringstheorie: met de ondergang van traditionele pilaren van de samenleving na het secularisatieproces in jaren ’60, werd politioneel ingrijpen en bestraffen gezien als een van de weinig overgebleven mechanismen van sociale controle
o Forse bezuiningen op sociale voorzieningen in jaren ’80 zorgden voor het oplossen van problemen met politie en strafrechtelijk systeem in plaats van sociaal beleid
Boone & Moerings geven interne redenen voor stijgende gevangeniscijfers
- Beschuldigde personen bleven langer in voorlopige hechtenis om samenleving te beschermen
o Voorbeelden: junkies, bedelaars en kleine gewelddadige delinquenten
- Veel geestelijk gestoorde mensen moesten wachten op TBS meer druk op gevangenissysteem
- Steeds meer jongeren werden als volwassenen berecht en opgesloten
- Steeds meer buitenlanders en vluchtelingen zonder geldige papieren werden opgesloten
Conclusie: NL was niet meer in staat om sociale problemen met sociale middelen op te lossen, dus werd bestraffing gezien als ideale oplossing
Rol van politieke wil, strafdeskundigen en activisten
Tot en met jaren ’90 werden hoge gevangeniscijfers als problematisch gezien voor zowel economische redenen als mate van civilisatie
* Bestraffen werd gekarakteriseerd als een verontrustend proces en strafbeleid als een politiek van slecht bewustzijn bestraffen liet zien dat je geen beschaafde samenleving was en het stellen van grenzen aan pijn in de gevangenis is een teken van beschaving
Hedendaagse politici nemen een houding aan van: ‘burger heeft altijd gelijk’ en veronderstellen dat het publiek strengere straffen wil en negeren alle uitdagingen van die veronderstelling
* Ze hadden hiervoor geen goede argumenten behalve de publieke verontwaardiging en de stijgende criminaliteitscijfers (in werkelijkheid waren
deze al vrij stabiel in jaren ’90)
* Wetgeving en beleid zijn belangrijke factoren om te onderzoeken, omdat die invloed kunnen hebben op stijging en daling van gevangenispopulatie
De Nederlandse stemming kwam altijd van boven: elite die meer tolerant waren dan de gemiddelde burger, waardoor er een humane strafrechtelijke aanpak was elite kreeg minder invloed vanaf jaren ‘90
- Er kwam meer focus op het vergroten van effectiviteit van de strafrechtketen
- Het punitief populisme werd dominant in het criminaliteitsbeleid
- Er kwamen ander soorten experts . Vroeger sociale wetenschappers en nu risico-analisten die vooral keken naar output, planning en controle
Van Swaaningen (2013) – Reversing the punitive turn, the case of the Netherlands (Punitieve wending omgekeerd)
Punitieve wending omgekeerd
Vanaf 2005 daalde de criminaliteitscijfers zonder sociaal-culturele veranderen
andere verklaringen:
- Vermindering van ernstige vormen van gewelddadige criminaliteit
o Dit leidde tot lagere straffen, er waren nog wel hoge straffen voor ernstige criminaliteit
- Aantal verslaafde mensen aan harddrugs is met 2/3 verminderd en deze mensen zijn verantwoordelijk voor groot deel van straatcriminaliteit, vandaar afname criminaliteit
- ISD-maatregel: mensen zijn twee jaar van straat en dat heeft echt effect op straatcriminaliteit
- Minder jongeren in de samenleving door vergrijzing
- Betere, effectievere en doelgerichtere politiestrategieën
- Betere preventieve maatregelen
- Lagere prijzen voor gestolen goederen
- Vermindering van ernstige en gewelddadige delicten die vóór rechter worden gebracht, waardoor de straffen ook lager zijn
- Steeds meer gebruik van niet-vrijheidsbenemende sancties: taakstraf en elektronische monitoring
o Deze straffen zijn vaak geen alternatief en worden extra opgelegd
o Vaak worden er strikte voorwaarden aan verbonden, dus als deze geschonden worden moet je wel terug naar de gevangenis
- Het aantal misdaden wat onder gewelddadige criminaliteit valt is wel toegenomen, maar deze zijn minder serieus van aard, waardoor straffen ook lager uitvallen (voorbeeld: softdrugs)
Diepere verklaringen voor daling criminaliteitscijfers
Beleidsmatig niveau
- Veranderingen binnen het strafrechtelijk systeem = minder onvoorwaardelijke straffen voor diefstal, minder mensen in hechtenis en angst voor criminaliteit is laag
- Beleidsveranderingen = OM-afdoening waardoor geen rechtbank nodig is, wachtlijsten voor TBS zijn korter gemaakt
o OM afdoening = staat toe dat OvJ een zaak kan schikken zonder het voor de rechter te brengen, dit kan alleen bij niet-vrijheidsbenemende straffen
o Fokkens-regeling = het is mogelijk om iemand na 1/3 van zijn straf over te plaatsen naar een TBS-kliniek
Sociologisch niveau
- Sociologische veranderingen
o Teveel gevangenissen gebouwd in vorige eeuw, nu zijn er veel gesloten of half leeg
o Rechterlijke macht staat meer open voor kritiek van experts dan van politici
o Invloed van street level bureaucrats: zij hebben verzachtende rol en kunnen meer menswaardige omstandigheden bereiken
- Meer kritische media-aandacht: na 1990 kwam er mediatisering van criminaliteit en onveiligheid
o Veel aandacht voor criminaliteit in de media, maar laatste paar jaar kwam de kritische journalistiek weer terug als aandacht voor criminaliteit minder zou worden, zou er ook minder druk zijn om ‘politieke spierballen’ te laten optreden tegen deze criminaliteit
o Media kan zorgen voor slechte publiciteit over gevangenissen en straffen, dit kan het voor potentiële criminelen niet aantrekkelijk maken om daar terecht te komen
Er kan niet gezegd worden dat Nederland minder punitief is geworden, omdat de detentiecijfers zijn gedaald sinds 2005, er spelen ook andere factoren mee:
- Percentage daders die vrijheidsstraf krijgen is hoog in vergelijking met andere Europese landen
- Rechtspolitieke partijen zijn nog steeds voor expressiever straffen en hebben aardig wat punitieve maatregelen geregeld: EBI, ISD en TBS
- Detentiecijfers blijven sterk etnisch bevoordeeld 28% van Nederlandse gevangenispopulatie is van buitenlandse afkomst en veel van gedetineerden
zijn tweede generatie immigranten
- Het algemene niveau van straffen neemt nog steeds toe zowel vrijheidsbenemende als niet-vrijheidsbenemende straffen ondanks dat de gevangenispopulatie is gedaald
- Veel indringende maatregelen worden ingevoerd voor ‘criminaliteitspreventie’
we ervaren ‘prepressie’: preventieve maatregelen met een respressieve kant
Van Swaaningen (2021) – Civilisatie en emancipatie, maar van wie precies? (vier paradigma’s)
Vier paradigma’s in penologie van Garland
1) Durkheim = manier waarop wij straffen is een weerspiegeling van ontwikkeling van maatschappij
o Eerste penologische wet: bestraffingspraktijken worden minder hardvochtig naarmate de maatschappelijke omstandigheden minder hard worden
o Lesser eligibility: verblijf in de gevangenis moet wel slechter zijn dan in vrije samenleving, maar niet zo slecht dat een terugkeer feitelijk niet meer mogelijk is door ontmenselijking
o Tweede penologische wet: van lijfstraffen naar opsluiting door
industrialisering werd de rol van lichamelijke arbeid kleiner, maar het concept ‘vrije tijd’ ontstond in IR
o Utiliteit van straf op hoger niveau: straf niet functioneel voor dader, maar samenleving
Door de ontwikkeling tot industriële samenleving heeft de mechanische solidariteit plaatsgemaakt voor een complexere organische solidariteit: door toegenomen arbeidsverdeling zijn intensievere onderlinge afhankelijkheden ontstaan, waardoor directe, persoonlijke sociale controle plaatsmaakt voor nieuwe, onpersoonlijkere en collectievere vormen van sociale controle
2) Weber = bureaucratisering en rationalisering manier van tenuitvoerlegging van straffen
o Duidelijke doorwerking hiervan in huidige bestraffingspraktijk is het op basis van risicotaxaties categoriseren van verdachten en justitiabelen
Drie soorten autoriteiten:
1. Traditionele autoriteit = heersers verkrijgen hun autoriteit door erfelijkheid
2. Charismatische autoriteit = heersers verkrijgen hun autoriteit door speciale kwaliteit
3. Rationeel-legale autoriteit = heersers verkrijgen autoriteit door wetten en macht
Naarmate samenleving steeds complexer wordt, meer bestuurd door rationeel- juridische vorm
3) Elias = idee dat er in moderne tijd een ‘civilisatieproces’ is opgetreden, doordat toenemende wederzijdse afhankelijkheden tussen mensen hogere eisen aan onze zelfbeheersing stellen
o Dwang van buitenaf (Fremdzwang) maakt plaats voor zelfbeheersing (Selbstzwang)
4) Foucault = benadering met als uitgangspunt een doelverschuiving van de straf in een kapitalistische industriele samenleving moet een gedisciplineerd proletariaat worden gerecreerd, dat zonder morren de monotone fabrieksarbeid verricht
o Onderscheid drie historische fasen in ontwikkeling van bestraffingspraktijken:
1. Tortuur: bestraffing van het lichaam (Franse revolutie)
2. Humanitaire hervorming: bestraffing van geest en ziel (Industriële revolutie)
3. Discipline: productie van volgzame burgers grote opsluitingsgolf
- Gevangenis fungeert als middel tot disciplinering en produceert volgzame mensen & huidige samenleving is steeds meer gaan lijken op gevangenis
Elias’ civilisatietheorie als reactie op Foucaults disciplineringstheorie Vanaf 1789 worden er minder mensen opgesloten, is er minder externe dwang en meer zelfdwang. In dezelfde lijn als Weber meent Elias dat er sprake is van een afnemende moralisering van misdaad, die gepaard gaat met een toenemende rationalisering van de straf.
- Volgens Franke gaat dit gepaard met steeds meer ‘vrijheden’ voor gedetineerden, Franke heeft het op dit punt over een emancipatie van gevangenen
Garlands theorie over bestraffing als een vorm van cultureel handelen (cultural agency) is gebaseerd op het idee dat bestraffing zowel een morele als een culturele boodschap uitdraagt en daarmee betekenis geeft aan normen
Einde aan vooruitgangsoptimisme
Visie van Boutellier en Franke over beschaving ‘emancipatie’ is exponent van een veranderende moraal
* Franke: Beschaving impliceert dat we fatsoenlijk omgaan met de ‘buitenstaanders’
o Focus op: emancipatie van de gevangene opdracht voor gevangeniswezen
* Boutellier: Beschaving impliceert dat overheid burgers adequaat beschermt tegen onveiligheid
o Focust op: emancipatie van het slachtoffer opdracht voor politici en rechters
Vanaf de jaren ’90 wordt de gevangenisstraf primair beschouwd als een middel om de samenleving te
beschermen criminaliteit wordt steeds minder gezien als een gevolg van deprivatie en steeds meer als een symbool van sociaal verval
* Sinds 2005 zijn we weer minder mensen gaan opsluiten en meer taakstraffen en elektronisch toezicht gaan opleggen conclusie: Eliasiaanse perspectief op straf is nog steeds juist
Conclusie: Theorie van Boutellier over emancipatie van het slachtoffer is meest toepasselijk
Carcerale samenleving (Foucault) en punitive city (Cohen)
Samenleving waarin iedereen overal en permanent in de gaten wordt gehouden er komen steeds meer sanctievormen bij, waardoor telkens grotere groep mensen onder overheidscontrole komt (net-widening) en het net van sociale controle krijgt steeds kleinere mazen (mesh-thinning)
Disney-orde van sociale controle
Shearing en Stenning signaleren dat de sociale controle in attractiepark zeer efficiënt en effectief is en dat de logica ook in toenemende mate zichtbaar is in de samenleving harde dwang maakt plaats voor vriendelijke overreding (nudging) en fysieke belemmeringen om regels te overtreden (designing out crime)
Schuilenburg (2019) – De veiligheidsutopie voorbij? Over geborgenheid en valse vrijheid
Veiligheidsutopie van Hans Boutellier over het onbehagen van de mens ‘Moderne mens wil vrij zijn om zijn eigen leven in te richten (zelfexpressie,
ontplooiing, experiment), tegelijk bevalt die vrijheid de mens niet, want een volledige vrijheid betekent ook geen zekerheid en veiligheid’ (niemand die hem beschermt of helpt) aanleiding: forse stijging criminaliteit Westerse samenleving
Die spanning tussen vrijheid en veiligheid zit volgens Boutellier opgesloten in het moderne leven
➢ Veiligheid en vrijheid zijn twee kanten van dezelfde medaille een
samenleving met aandacht voor vrijheid genereert een grote veiligheidsbehoefte en stuit daarmee op de paradox dat om die vrijheid te vieren, deze ook beteugeld moet worden
Centrale stelling Boutellier = het verlangen dat vrijheid en veiligheid volledig samenvallen
* Term utopie in psychologische zin: het impliciete verlangen dat achter handelingen en beweringen van personen schuilgaat, dit verlangen staat in
het teken van veiligheid terwijl tegelijkertijd het een onmogelijk verlangen is omdat vrijheid en veiligheid nooit volledig samengaan
o Voorbeeld pornografie: door het internet is pornografie makkelijker te vinden en heeft pornografie een bredere acceptatie in samenleving gekregen, toch willen we niet dat het tot onschuldige slachtoffers leidt zoals bij pedofilie en kinderporno
Van fysieke verbanning tot psychopolitieke disciplinering
3 soorten veiligheidsinstrumenten om onverwachte en onplezierige gebeurtenissen te voorkomen
1) Klassieke instrumenten = personen verjagen
o Doel: risicovolle personen uit te sluiten van stedelijke openbare ruimte gelegenheids-beperkend ingrijpen
- Voorbeeld: betonblokken, slagbomen en zitstangen op banken
2) Voorspellende instrumenten = personen oppakken voordat ze iets hebben gedaan
o Doel: risicovolle personen te filteren uit massa bezoekers van stedelijke ruimte
- Voorbeeld: scannen van kentekens van voertuigen en gezichtsherkenning
3) Psychopolitieke instrumenten = personen verleiden om langer te blijven
o Doel nudging: klein duwtje in de rug om personen ‘het goede’ te laten doen
Succesparadox
- Voorbeeld: tijdens nachtleven kleur, geur en lichtintensiteit aanpassen om agressie te verminderen en het veiligheidsgevoel te vergroten
Impact van terroristische aanslagen is enorm en terrorisme wordt gezien als een van de grootste bedreiging voor Nederland, toch is het risico op een terroristische aanslag relatief laag
* Vraag: Waar komt het obsessieve streven naar veiligheid in stedelijke openbare ruimte vandaan?
o Verlangen naar veiligheid heeft minder te maken met criminaliteit dan we gewoon denken wegvallen van God en religie heeft plaatsgemaakt voor veiligheidsprogramma’s
o Verlies van geborgenheid: een groot deel van burgers heeft het gevoel wakker te worden in een nieuw land, waar je de taal niet kent, niet weet hoe metro’s werken
Hoe veiliger de stedelijke openbare ruimte, hoe panischer over het restje tekort we leven in een samenleving die nog nooit zo veilig en welvarend is geweest hoewel we gezonder en veiliger leven dan onze voorouders, ervaren veel personen dat ze iets misschien en zij we continu bezig dit tekort op te vullen
Slachtoffer is het centrale figuur van de moderne tijd verschillende vormen van slachtofferschap:
- Calculerende slachtoffer = slachtoffer dat uit is op geldelijk gewin
- Wrekende slachtoffer = slachtoffer dat wraak wil op de dader
- Geëmancipeerde slachtoffer = slachtoffer dat wordt gedreven door wraak, maar diens wraak is niet mateloos, eerder verzoenend dit slachtoffer activeert de veiligheidsbehoefte, het gevaar hiervan is een repressievere overheidspolitiek van straf en controle
Conclusie
We zijn ons hele leven bezig met het zoeken naar de juiste balans tussen vrijheid en veiligheid, tegelijk is er een spanning tussen deze twee elementen onoplosbaar op grote schaal worden veiligheidstechnieken toegepast: beveiligingscamera’s, poortjessystemen, trackingapparatuur en meer handhavers
Aebi, Delgrande, Marguet (2015) – Have community sanctions and measures widened the net of the European criminal justice systems
De ontwikkeling van community sanctions and measures werd gezien als een positieve ontwikkeling om gevangenispopulaties te verminderen en de re-integratie van daders te verbeteren maar CSM kan ook worden gebruikt als aanvullende straf in plaats van een alternatief op gevangenisstraf, hierdoor kan het netwerk van het strafrechtsysteem worden vergroot
Theoretisch kader
Net-widening = processen om pogingen op misdaad te voorkomen en op de gemeenschap gebaseerde straffen te ontwikkelen uitbreiding van het strafsysteem
* Twee soorten risico’s:
1. Risico gerelateerd aan front-end programma’s: deze straffen zijn gemaakt zodat het sturen van de dader naar de gevangenis wordt vermeden straffen zijn vooraf en preventief
2. Risico’s gerelateerd aan back-end programma’s: daders die vervroegd
zijn vrijgelaten of zijn afgebogen naar ander programma nadat ze al deel van straf hebben uitgezeten achteraf
Methoden
Voor het cross-sectionele deel is gekeken naar het jaar 2010, waarbij de gevangenispopulatie wordt vergeleken met de populatie die CSM maatregelen hebben gekregen voor longitudinaal onderzoek wordt gekeken naar 1990-2010, waarbij gevangenispopulatie en CSM-maatregelen worden bekeken
Resultaten
- Aantal daders met CSM is in de afgelopen decennia extreem toegenomen in Europa
o Toename van CSM in voornamelijk West-Europese landen is toe te schrijven aan wijzigingen in de wetgeving
- Tussen 1991 en 2020 hebben 17 van 22 landen hun gevangenispopulatie verhoogd → dus bijna alle Europese landen zien een opwaartse trend in hun gevangenispopulatie gedurende de 20 onderzochte jaren
o Er is dus zowel een toename van het gebruik van de gevangenis als van CSM maatregelen. Hierdoor is het nog van belang om te kijken naar de criminaliteitscijfers - De criminaliteitscijfers daalde in de landen → met andere woorden, de gevangenispopulatie en reclasseringspercentages zijn toegenomen, ondanks het feit dat de algehele criminaliteit daalde
o Er is geen empirisch bewijs dat suggereert dat het gebruik van deze vrijheidsbenemende en niet-vrijheidsstraffen zorgt voor een afschrikkende werking die voor een dalende trend in criminaliteit zou kunnen zorgen
o Ook de toename van het aantal veroordeelde daders voor niet-dodelijk geweld en druggerelateerde criminaliteit kan geen verklaring bieden voor de toename van de gevangenis en voorwaardelijke veroordelingen - Deze delicten krijgen vaak hogere straffen dan vermogensdelicten, maar maken nog niet eens de helft van de gevangenispopulatie uit
Conclusie
Hypothese: CSM wordt gebruikt als alternatief voor gevangenisstraffen moet worden verworpen toename van CSM heeft niet geleid tot afname van de gevangenispopulatie, in plaats van een alternatief voor gevangenisstraf heeft CSM bijgedragen tot vergroting van het netwerk van Europese strafrechtstelsels - CSM is een van instrumenten geworden van een steeds punitievere aanpak van misdaadbestrijding (boek van Garland en culture of control genoemd als een verklaring voor de bestraffende wending)
- Het resultaat van 20 jaar CSM in Europa is dat een groot aantal individuen deze straffen uitzit, maar er geen zichtbaar effect is op de populatiecijfers van de gevangenissen
o CSM is dus geen wondermiddel om gevangenisstraffen te verminderen en garanderen geen afname van de gevangenispopulatie - CSM kan ook leiden tot opnieuw bestraffen en meer controle: na uitzitten van de straf krijgt iemand een proeftijd opgelegd met verschillende voorwaarden. Wanneer niet aan die voorwaarden wordt voldaan, zal er opnieuw een straf volgen
- Er zijn ook landen: Finland en Zwitserland, waar CSM wel zorgde voor lage gevangeniscijfers en er dus wel sprake is van een alternatief en niet van net- widening
CSM begon als adaption, maar kan nu ook worden gezien als denial: we weten dat het geen alternatieven zijn, maar blijven het wel gebruiken
Tijdlijn
Periode 1A (1950-1975): daling van het aantal gedetineerden periode van decarceration
Oorzaken:
- Afloop oorlog gaf ruimte om het systeem te veranderen,
- Centrale rol experts
- Stabiele politiek en sociaal klimaat minder gevangenisstraffen door grote rol van experts
- Geen stijgende criminaliteitscijfers
- Meer humaan beleid
- Toenemende welvaart
- Periode van penal welfarism
Periode 1B (1975-1985): begin van de desillusie en ontgoocheling
- Transitie liberaal strafklimaat naar managerial strafklimaat gericht op uitbreiding van opsluiting
- Beheerscultuur
- Uitbreiding gevangenis
- Stijging (zichtbare) criminaliteit hard optreden en streng straffen wordt gezien als enige oplossing om de maatschappij te beschermen
- Ontstaan van culture of control oorzaken:
o Sociale cohesie door druk onder andere door gastarbeiders
o Van terugkeer in samenleving naar beperken detentieschade afname resocialisatie
Periode 2A (1985-1990)
- Meer punitieve houding
- Net widening steeds meer straffen en maatregelen
- Law in motion managerial instrumentalisme
- Opsluiting als ultieme oplossing
Periode 2B (1985-2005): multiculturele drama en shift naar zero tolerance Dystopie: samenleving met alleen negatieve eigenschappen waar niemand wil wonen
- Criminaliteit als centraal thema in politieke debat meer punitieve sancties, meer preventie en vroege interventie binnen de grenzen van het eerlijke proces
- Defining crime up criminaliseren van steeds meer gedragingen
- Criminaliteit als probleem van ‘de ander’
- ‘Multicultureel drama en wij’ versus ‘zij denken’ groeiende angst voor etnische minderheden, drugscriminaliteit en georganiseerde misdaad
Periode 2C (1990-2005): Acting out en risicojustitie
- Acting out tegen criminaliteit: iets doen zonder dat het werkt
symboolpolitiek
- Nieuwe penologie: criminaliteit werd gezien als normaal verschijnsel efficiëntie en risicotaxatie met als gevolg het identificeren, classificeren en beheren van groepen
- Nadruk in gevangeniswezen op veiligheid en efficiëntie
Periode 3 (1990-heden)
Vanaf 1990: gevangenispopulatie en voorwaardelijke straffen toegenomen daling criminaliteitscijfers
- CSM wordt niet als alternatief gebruikt
Vanaf 2005-2011: daling van aantal gedetineerden in NL, maar niet minder punitief
mogelijke oorzaken:
- Daling geregistreerde criminaliteit
- Toename niet-vrijheidsbenemende straffen
- Beleid- en systeemontwikkelingen
- Sociologische verklaringen
- Geavanceerde media-aandacht
Vanaf 2005-heden: minder mensen in de gevangenis en meer elektronisch toezicht en taakstraffen
- Gevangenis ontleent betekenis anno 2021 niet aan een nuttig effect op criminaliteit, maar aan de boodschap straffen is een uitdrukking van autoriteit
- Volgens van Swaaningen is er geen penitentiair beschavingsoffensief
- Dalende criminaliteitscijfers en toename veiligheidsgevoelens toch proces van securitisering
- Veiligheidsutopie: we willen volledige vrijheid en veiligheid, maar deze combinatie kan niet
- Succesparadox: het is veiliger dan ooit in NL, toch willen we kleine restje criminaliteit voorkomen
Malsch, M. (2018) De afnemende rol van de rechtspraak: is vervanging van de rechter mogelijk en wenselijk? Justitiële Verkenningen, 44(4), pp. 49 – 63. (verschuivingen)
Taken van de rechter worden overgedragen aan andere instanties (laatste 2 decennia) dit artikel beschrijft deze bewegingen en geeft aan welke consequenties deze kunnen hebben.
Verschuivingen van rechtelijke taken naar andere organen en instanties (straf, civiele en bestuursrecht):
- Wetgever kiest hiervoor
- Rechtspraak ook zelf verantwoordelijk voor vermindering van eigen taken en afnemen van de eigen invloed in de maatschappij
Overzicht van verschuivingen:
Bij 49 adviezen die de raad voor de rechtspraak over wetsvoorstelling in de periode 20042014 uitbracht, was er sprake van overheveling of verschuiving van de rechterlijke taken o Overheveling vond plaats naar bestuursorganen, geschillencommissies, mediators, gespecialiseerde rechtelijke instanties en de wetgever
- Civiele recht verschillende initiatieven genomen vragen aan burgers eerst conflict aan andere instantie voor te leggen dan wel zelf tot oplossing te komen (voordat ze bij rechter komen bijv. mediator)
- Strafrecht rol rechter afgenomen. Veel zaken niet meer bij strafrechter, maar door politie,
OM en andere instanties afgedaan o Wet Mulder van 1989: afdoen van lichte verkeersovertredingen zorgde voor bestuurlijke boete (boete niet door rechter, maar bestuursorgaan opgelegd)
o OM-afdoening trad in 2008 in werking: OvJ, politiefunctionarissen en sommige bestuursorganen kunnen zelfstandig schuld verdachte vaststellen (binnen grenzen), straf opleggen met hulp van strafrechtbeschikking
- Ontwikkelingen die als bijkomende rol hebben dat de rechter krijgt minder zware rol krijgt structurele verhoging van griffierechten, bemoeilijkt toegang tot rechter
Rechtspraak kiest zelf voor minder zware rol
Afname rol hoogste rechter (Hoge Raad) zelf voor gekozen:
- HR treedt minder vaak actief sanctionerend op wanneer politie en OM fouten maken en straft lagere rechters af die dit wél doen rol van toezichthouder van rechtspraak op politie en OM neemt af, dit gaat (deels) ten koste van de rechtsbescherming die de rechter aan burgers biedt.
- HR reageert minder op vormfouten, meestal geen sanctie, nauwelijks afkeuring over gang van zaken fouten in voorbereidend onderzoek niet gecorrigeerd normvervaging bij politie & OM als gevolg.
Reacties en onderzoek:
Afnemende rol rechtspraak kent een lange historie kerngedachten: rechtspraak vaak niet efficiënt en bovendien kostbaar en tijdrovend. Ook bedrijfsvoering niet altijd op orde. Dit is de basis voor het zoeken naar andere wegen om juridische conflicten op te lossen (d.w.z. buiten de rechter om).
Ontwikkeling heeft diverse reacties uitgelokt:
- Rechterlijke macht heeft de facto nog slechts de berechting van een beperkt aantal strafbare feiten in handen;
- Rechter dreigt zijn centrale rol te verliezen in rechtstaat is dit verstandig? rechters beseffen onvoldoende dat hun domein verdedigd moet worden tegen landjepik door andere staatsmachten;
Rechtspraak moet dienend zijn uitgangspunt moet zijn: wat burgers belangrijk vinden, wat hun behoeften zijn.
o Bewegingen gaan juist andere richting uit. Tegenwoordig zoeken mensen steeds meer eerste hulp bij mediators, doen ze een beroep op arbiters, bindend adviseurs of bestuursorganen ‘’alles, maar liever niet beroep op rechter’’.
Werkwijze ZSM:
Groot deel van de strafbeschikkingen wordt opgelegd via Werkwijze ZSM (zo, snel, slim selectief, simpel, samen en samenlevingsgericht mogelijk).
- Strafzaken die vroeger door rechter zouden zijn berecht worden nu beslist door OM en politie (en partners);
- Recent nog groei gesignaleerd in aantal strafbeschikkingen.
Kritiek werkwijze ZSM:
o Schuldvaststelling OM en politie ‘problematisch’, onschuldpresumptie komt in het gedrang;
o Toezicht op werkwijze ZSM door externe instanties is zwak dan wel afwezig foutieve beslissingen door politie of OM in kader strafbeschikking die in toenemende mate niet gecorrigeerd worden.
Wat doet een rechter dat andere organisaties niet doen?:
Hoe ‘erg’ is het dat rechtertaken meer worden overgenomen door andere instanties? Dit is immers veel goedkoper, sneller en mogelijk effectiever optreden. Er is daarnaast meer ruimte voor inbreng van partijen zelf bij mediation en dergelijken, dus is de aanvaarding van de uitkomst en naleving daarvan hoger.
- Verschillende argumenten:
o Rechtstatelijke argumenten
Rechtelijke macht is één van drie staatsmachten (wetgevende + uitvoerende)
* Evenwicht raakt verstoord als bevoegdheden verschuiven van rechtelijke macht naar vooral uitvoerende macht uitvoerende macht krijgt zware rol vrees voor Trias politica politiek bestuur NL duldt steeds minder tegenspraak omvangrijke bezuinigen op de rechtspraak
Het idee van de trias politica is dat de 3 staatsmachten elkaar in evenwicht houden. Om disbalans te voorkomen zou daarom de onafhankelijkheid van de rechtelijke macht ten opzichte van de andere staatsmachten goed gewaarborgd moeten worden en dienen ook de financiële voorwaarden voor die onafhankelijkheid te worden gerealiseerd. Dat is nu niet het geval vanwege het ontbreken van een eigen zelfstandige begroting die losstaat van die van het ministerie van Justitie en Veiligheid.
Malsch, M. (2018) De afnemende rol van de rechtspraak: is vervanging van de rechter mogelijk en wenselijk? Justitiële Verkenningen, 44(4), pp. 49 – 63. (Drie perspectieven)
Disbalans trias politica + gevolgen voor de rechtspraktijk en voor de (kwetsbare) burger vanuit 3 perspectieven beschreven:
1. Waarheidsvinding o Rechtelijke procedure kent vele wettelijke waarborgen die garanties bieden dat geen verkeerde beslissing wordt genomen (niet iemand onterecht veroordeeld). Procedures voor rechter zijn gedetailleerd vastgelegd in wetboeken, deze bevorderen zorgvuldige behandeling van bewijs en besluitvorming.
o Rechter mag tenlastegelegd feit niet zomaar bewezen achten; moet sprake zijn van bepaalde hoeveelheid bewijs, rechter moet overtuigd zijn van schuld van verdachte vóórdat rechter verdachte schuldig mag verklaren.
o Een debat op tegenspraak tijdens de zitting bevordert een zorgvuldige waarheidsvinding en kan rechters behoeden voor te snelle beslissingen.
o Twijfel of dergelijke zorgvuldigheid ook in acht wordt genomen door andere instanties die taken overnemen. Vaak zijn andere instanties immers minder sterk of niet gebonden aan wettelijke eisen voor waarheidsvinding!
o Een deel van de buitengerechtelijke procedures heeft een meer ‘consensueel’ karakter, waarbij partijen proberen om gezamenlijk tot een oplossing te komen, of waarin wordt verwacht dat partijen zelf de feiten aandragen en hun argumenten onderbouwen. Partijen krijgen een eigen medeverantwoordelijkheid voor de vaststelling van de feiten, en tevens voor de uitkomst van de procedure. Dit gaat sommige burgers de pet te boven.
Veel individuele burgers voldoen niet aan de voor dit soort procedures vereiste zelfredzaamheid gevolg: dat bij het zoeken naar ‘de waarheid’ de zwakkere burger slechter af is dan als er een rechterlijke procedure beschikbaar zou zijn geweest.
- Openbaarheid van de procedure en controle op beslissingen o Procedures bij de rechter zijn openbaar. Buitenrechtelijk procedures zijn dat meestal niet.
Openbaarheid structuurbeginsel van rechtspraak essentieel belang voor ons rechtssysteem; maakt controle op rechter mogelijk (bijv. in de verplichting uitspraken te motiveren)
o Controlemogelijkheid vaak niet aanwezig bij andere instanties, buitenrechtelijke procedures zijn niet openbaar en niet door publiek en pers bijgewoond geen openbaar toegankelijke schriftelijke verslaglegging over wat beslist is en op welke gronden. Controle door externe partijen vrijwel uitgesloten: toezicht is slechts mogelijk door hiërarchisch hoger geplaatste personen die de beslissingen nemen.
o Minder sprake van debat/tegenspraak take it or leave it - Rechtsbescherming voor de (kwetsbare) burger o Afnemende rol van de rechter ook teruggang van rechtsbescherming (advocaat verschaft ook rechtsbescherming is er niet altijd bij buitenrechtelijke procedures!)
o Ongelijkheid tussen partijen wens dat vorm van ‘ongelijkheidscompensatie’ plaatsvindt
De gevolgen voor de rechtspraktijk voor de kwetsbare burger komt terug in de efficiëntie (naar andere instanties = verwante partnerships dus widening the net en thinning the mesh). Die efficiëntie gaat ten koste van de rechtsbeschermende beginselen.
Een poging tot herstel van de positie van de rechtspraak als staatsmacht:
- Initiatiefwetsvoorstel om Rechtspraak een eigen begroting te geven dus zelfstandige/onafhankelijke positie te versterken. Helaas verworpen door 2e Kamer
- Er wordt bezuinigd op de rechtspraak (blijkt uit begroting) rechtspraak positief opgesteld over wetsvoorstel 2e Kamer weinig steunend
Conclusies:
- De Raad van de rechtspraak en een deel van de rechters vrezen dat de 3e staatsmacht financieel wordt gereduceerd tot een afdeling van het ministerie.
- Kwaliteit van rechtspraak staat onder druk.
- Afkalven van taken van rechter komt op steeds meer terreinen naar voren.
- Eigen begroting is geen oplossing, wel belangrijke voorwaarde (meer zelfstandige positie als 3e staatsmacht).
- Een van de redenen dat het weghalen van taken bij de rechter zo ver kon komen, is waarschijnlijk de inherente bescheidenheid van rechters staan niet massaal op om hun terrein te verdedigen en bewegen zich niet makkelijk in de media (andere instanties wel).
- Als zo verder gaat missen we een onafhankelijke beslisser, zorgvuldige waarheidsvinding, openbaarheid procedures en belangrijk deel van rechtsbescherming. Dit terwijl de rechtsbescherming steeds harder nodig is gezien het toenemende aantal zwakkere procesdeelnemers.
- Naar mening van de schrijver mogen zaken niet te snel als ‘flutzaken’ worden beschouwd die maar beter door een andere instantie afgedaan kunnen worden. Als dat op te grote schaal gebeurt, worden zwakkere procesdeelnemers ‘deplorables’ = mensen op wie we met enige minachting neerkijken en die we zo weinig waard vinden dat we niet meer bereid zijn hun een goed aangeklede procedure bij een rechter en een goed betaalde advocaat te gunnen.
Woude, M. van der (2015). (On)veiligheid en efficiency als stabiel kompas voor het strafrechtelijk criminaliteitsbeleid. Tijdschrift voor Criminologie, 57(1), pp. 111 - 126. (
Aan de hand van een aantal ontwikkelingen binnen het strafrecht wordt gereflecteerd op de huidige criminele politiek waarin efficiëntie, veiligheid en risicobeperking centraal staan:
- Vraag: in hoeverre kunnen empirici een rol spelen in het temperen van de aanhoudende hoogtij van de veiligheid en de strafrechtelijke consequenties die daaraan worden verbonden?
- ‘Criminele politiek’ = ontwikkelingen binnen het straf(proces)recht en normatieve context waarin het criminaliteitsbeleid wordt vastgesteld.
- Periode 2010-2014 nadruk op laatste 2 jaren.
- Door de normatieve context waarin het criminaliteitsbeleid wordt vastgesteld als insteek te kiezen voor een beschouwing van ontwikkelingen binnen het straf(proces)recht, zal in het bijzonder de nadruk liggen op de beslissingen van de wetgever en niet op de jurisprudentie van de HR. Ontwikkeling ruime tijd geleden in gang gezet met betrekking tot
instrumentalisering en daarmee gaand risicostraf(proces)recht nog steeds zichtbaar (volgens schrijver artikel).
Rutte I en II: daadkrachtige, repressieve en ‘veilige’ retoriek:
Veiligheid is kerntaak van de overheid, van belang dat steviger wordt opgetreden door justitie bij bepaalde vormen van criminaliteit (overlast, intimidatie, agressie, overvallen, inbreken & geweld) + burgers moeten zich veilig voelen.
- Ontwikkeling terug te voeren tot 1993 integrale veiligheidsrapportage.
- Subjectivering van strafrecht en strafrechtelijk veiligheidsbeleid gevoelig voor gevaar van overschatting van strafrecht.
- War on terror = van de overheid wordt niet meer alleen verwacht dat de ergste boeven worden gestraft, zij dient ook te zorgen voor een absoluut veilige samenleving.
- Nu:
o Onveiligheidgevoelens diep verankerd in strafrechtelijk veiligheidsbeleid daarmee gepaard gaande taal van daadkracht en repressie
o ‘Repressie, handhaving & preventie altijd hand in hand’. Repressie is tevens preventie zonder dat daar ook maar enige link naar resocialisatie, mediation of nazorg behoeft te worden gelegd.
Zo snel, zo effectief en zo goedkoop mogelijk:
Verdere instrumentalisring van straf(proces)recht en de strafrechtsketen:
- Vergroting van efficiëntie
- Verkorting van doorlooptijden
- Standaardisering van procedures
Vanaf de strafrechtswetenschap kritisch gereageerd op deze instrumentalisering rechtshandhaving zou gelijkgesteld worden aan criminaliteitsbestrijding en de individuele rechtsbescherming hieraan ongeschikt geacht.
- Rechtsbeschermende beginselen zouden binnen de bedrijfsmatige visie op justitie en justitieel beleid hinderpalen vormen en een sta-in-de-weg zijn voor een efficiëntie strafrechtelijk bestrijdingsmechanisme.
- De verdachte moet zo snel mogelijk voelen dat criminaliteit niet loont, maar aan de andere kant: individuele rechtsbescherming lijkt aan dat hoofddoel enigszins ondergeschikt.
Enkele voorbeelden van de instrumentaliseringstendens:
- Versterking van prestaties en modernisering van strafvordering o Programma Versterking Prestaties in de Strafrechtsketen (VPS)
§ Hoofddoel programma: dat zaken sneller, slimmer, beter en transparanter worden afgedaan.
§ Middel: digitale uitwisseling van gegevens tussen verschillende actoren binnen strafrechtketen.
§ Aanzienlijke moderniseringsslag: verhoudingen + processen tussen ketenpartners verduidelijkt & gestroomlijnd keten werkt efficiënter en kans op fouten, vergissingen & ontsporingen van het justitiële apparaat kleiner.
§ Kritiek:
* Haastige spoed vaak niet goed;
* Overmatige aandacht voor efficiëntie;
* Bepaalde fundamentele discussies worden hierdoor niet goed gevoerd.
- ZSM (Zo Samen, Slim, Selectief, Simpel en Samenlevingsgericht Mogelijk-werkwijze) en onmiddellijke tenuitvoerlegging o Vernieuwede samenwerkingsvorm van OM, politie en ketenpartners OvJ beoordeelt zelf op politiebureau strafzaken en zo mogelijk nog dezelfde dag over de wijze van afdoening beslist gros van eenvoudige strafzaken binnen eerste uren – 3
dagen na aanhouding afgewikkeld door middel van OM-strafbeschikking (4/5 zaken via ZSM). o Voordeel: bij afdoening zaken geen rechter van pas en papierwerk blijft beperkt. o Kritiek:
Focus op efficiëntie nauwelijks ruimte voor rechtsbijstand (moet meer ruimte zijn voor advocatuur).
o Is maar vraag in hoeverre ZSM daadwerkelijk tot efficiëntie zal leiden de OvJ moet binnen korte tijd en op basis van zeer beperkte informatie belangrijke beslissingen nemen; een dergelijke perceptuele shorthand kan bijdragen aan (on)bewuste selectie op basis van stereotyperingen, met rechtsongelijkheid tot gevolg + ovj heeft in NL grotere mate van beoordelingsvrijheid (beslissen & selecteren).
o Wetsvoorstel: regelt dat de tenuitvoerlegging van de straf meteen na de uitspraak in eerste aanleg kan beginnen. Dit voorstel mikt op de groep verdachten die in eerste aanleg tot ten minste één jaar gevangenisstraf zijn veroordeeld, zich op vrije voeten bevinden en hoger beroep instellen.
§ Doel: aantal openstaande en nog niet ten uitvoer gelegde straffen laten dalen
§ Kritiek: omdat de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf hangende hoger beroep op gespannen voet zou staan met de in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) gegarandeerde onschuldpresumptie. - Bezuinigen binnen de keten: dader betaalt o Besparen op de kosten door de kosten van het strafproces, waaronder de kosten van de opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten, alsmede de kosten van slachtofferzorg en de rechtsbijstand, op de veroordeelde te verhalen.
o Forfaitaire bedragen worden vastgesteld kunnen door rechter worden opgelegd o Wetsvoorstel: gedetineerden een eigen bijdrage te laten leveren aan hun detentie o 1e Kamer heeft een streep getrokken door de voorgestelde bezuinigen op de rechtsbijstand. Critici en de verschillende ter consultatie geraadpleegde instanties vreesden dat de rechtsgang onbereikbaar zou worden voor lagere inkomensgroepen, wat de rechtszekerheid zou aantasten.
o Masterplan zou versobering van het regime tot gevolg hebben door maximale inzetting van meer persoonscellen en elektronische detentie.
§ Gedetineerden moeten vrijheden verdienen door bereid zijn te investeren in zichzelf
§ Bekritiseerd: versobering en dehumanisering van het regime, gevaar hiervan voor de resocialisatie en recidive van gedetineerden, als ook de vooronderstelde effectiviteit van de plannen
Risico’s zo vroeg mogelijk en lang mogelijk onder de loep:
Zo vroeg mogelijk onderkennen van en zo lang mogelijk monitoren van potentiële veiligheidsrisico’s - Ontwikkelen biometrische instrumenten ter ondersteuning van opsporing en handhaving - Koppelen van gegevens tussen verschillende opsporingsdiensten
Langdurig toezicht veroordelen:
Vervanging voorwaardelijke invrijheidsstelling door vervroegde invrijheidsstelling ex-detineerden beter in gaten houden + behouden voor terugval
- Door middel van maatregelen strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking zal het ‘ter bescherming van de veiligheid van personen of de algemene veiligheid van personen of goederen’ mogelijk worden om veroordeelden langdurig aan toezicht te onderwerpen
- Nieuwe strafbare feiten voorkomen + slachtoffers & voormalig getuigen tegen ernstig belastend gedrag van veroordeelden te beschermen
- De zelfstandige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel kan bij rechterlijke uitspraak worden opgelegd aan tbs’ers en veroordeelden voor (ernstige) geweldsmisdrijven, mensenhandel of bepaalde zedendelicten
Het wetsvoorstel:
- Verlengt toezichttermijn op voormalige tbs’ers en overige zeden- en geweldsdelinquenten (alleen ter bescherming personen of goederen)
- Voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege van tbs’ers van 9 jaar met tussenkomst van een rechter steeds met een of 2 jaar te verlengen indien daar aanleiding toe is
- Onderzoek: dat toezichtprogramma’s alleen werken indien ze bestaan uit een combinatie van controle met begeleiding, behandeling of sociale steun
Preventief fouilleren en etnisch profileren (widening the net and thinning the mesh = acting out)
- Bij acute wanordelijkheden mag gefouilleerd worden als door aanwezigheid van wapens de openbare orde verstoord of dreigt te worden verstoord. Hoeft geen sprake te zijn van structurele problemen met wapen in een gebied - Kritiek:
o Beperkte inzichtelijkheid in de daadwerkelijke effectiviteit van dit ingrijpende middel o De wijze waarop politieambtenaren in de praktijk omgaan met de discretionaire beslisruimte die verbonden is aan preventieve en proactieve bevoegdheden (etnisch profileren)
Slachtoffer steeds meer centraal:
- Invoering spreekrecht 2005 slachtoffer en nabestaanden praten over gevolgen van het delict (bij misdrijf waar gevangenisstraf van minstens 8 jaar op staat)
- Schriftelijke slachtofferverklaring in deze verklaring worden de persoonlijke gevolgen voor het slachtoffer opgenomen, waarna deze wordt toegevoegd aan het strafdossier
- Veel slachtoffers maken geen gebruik van spreekrecht voelen zich niet voldoende erkend, alleen praten over wat het misdrijf betekent
Aanhoudende war on terror:
Actieprogramma integrale Aanpak Jihadimse (IS)
- Potentiële jihadisten zonder tussenkomst van de rechter het Nederlandschap ontnemen
- Jihadisten die deelnemen aan terroristisch trainingskamp NL paspoort ontnemen
- Terugkerende jihadisten meldplicht en contactverboden
- Reisgegevens opslaan
- Kritiek: privacy onschuldige burgers en legitimiteit & noodzaak maatregel onbekend
Tot slot: behoefte aan een actieve empirisch geïnformeerde buitenwacht:
- Het belang van de rechtsbescherming als belangrijke rechtsstatelijke grootheid naast veiligheid
- In de hedendaagse veiligheidscultuur wordt de visie van de expert niet altijd meer even belangrijk gevonden, maar het strafrecht en de criminologie zouden hun handen juist ineen moeten slaan.
- Door zich op basis van zowel empirische als normatieve argumenten en met een autonoom geluid – niet op grond van door beleidsmakers aangegeven thema’s, politieke partijlijnen of door opdrachtgever voorgegeven vraagstellingen – in het publieke debat over veiligheid te mengen, ziet zij een uitdagende taak voor de meer empirisch georiënteerde strafrechtswetenschapper of de meer juridisch georiënteerde criminoloog om de wetgever een meer evenwichtige koers te doen varen.
Boone M. (2021). Van zelfdwang naar zachte macht: Civilisatie slokt emancipatie op. Justitiële Verkenningen, 47(2), pp. 40 – 57.
strafrechtjurist en doet onderzoek op het raakvlak van criminologie en strafrecht. Haar onderzoek speelt zich vooral af op het terrein van straftoemeting en straftenuitvoerlegging.
Vraag die centraal staat: of en hoe zelfdwang nog steeds een bruikbaar concept is om de ontwikkeling te begrijpen waarbij gedetineerden steeds meer zelf verantwoordelijk worden gesteld voor het verloop van hun detentie en wat daarvan de gevolgen zijn voor het gevangenisklimaat.
Zelfdwang als onderdeel van het penitentiaire beschavingsoffensief:
- Civilisatietheorie (Elias) de verschuiving van ‘Fremdzwang’ naar ‘Selbstzwang’ o In zijn beschrijving van de verschuiving van omgangsvormen & affectiebeheersingen vanaf de late middeleeuwen drukken ze uit hoe maatschappelijke dwang, dat wil zeggen dwang van anderen, langzamerhand tot een verinnerlijkte dwang werd die mensen op zichzelf uitoefenden.
- Franke hoe ontwikkelingen in het gevangeniswezen deel uitmaken van dit eeuwen durende proces van het vergroten van zelfbeheersing. Civilisatieproces is onbedoelde resultaat van veranderende machtsverhoudingen en afhankelijkheidsrelaties tussen mensen penitentiair beschavingsoffensief veel meer gekenmerkt als een bewuste strategie o De penitentiaire opvoeders beoogden gedetineerden zelfdwang & gedragsbeheersing bij te brengen, omdat zij criminaliteit en de bestaande omgangsvormen als onbeschaafd ervoeren eenzame cel
o Afschrikking als hoofddoel 1e helft 19e eeuw conclusie dat dit door Fremdzwang onvoldoende bereikt kon worden. Fysieke dwangmiddelen die misdadigers slechts aan de buitenkant raakten, niet meer toereikend geacht. Van binnen raken (psychische dwangmiddelen effectievere invulling aan de afschrikkingsgedachte) zodat ze weer vatbaar werden voor goede indrukken eenzame opsluiting
§ Doelen: afschrikking + humanisering gevangeniswezen relativeren o Na de WWII zelfdwang als motor van het streven naar verbetering
§ Zedelijke verbetering (later: resocialisatie) was niet langer gericht op innerlijke verbetering, maar veeleer op sociale verbetering. Daarmee werd het streven naar het vergroten van zelfdwang onder gedetineerden echter niet afgeremd, integendeel, het kreeg een nieuwe impuls
§ De introductie van de voorwaardelijke veroordeling en voorwaardelijke invrijheidstelling, de inrichting van halfopen en open inrichtingen, het zelf melden van veroordeelden en het uitgebreide stelsel van verlof en detentiefasering
§ ‘Het doel werd middel om groeiende beheers- en capaciteitsproblemen op te lossen.
Verdere responsabilisering in het Nederlandse gevangeniswezen: Ontwikkeling zelfdwang is met volle kracht doorgezet
- Hele gevangenissysteem is er inmiddels op gericht gedetineerden zelf verantwoordelijk te maken voor het verloop van hun detentie en hun resocialisatieproces
Gaandeweg is er een bonus-malussysteem ingevoerd dat veel verder gaat dan het stimuleren van goed gedrag door de gedetineerden meer vrijheden in het vooruitzicht te stellen:
- Faciliteiten enkel beschikbaar wanneer gedetineerden zich op de gewenste wijze gedragen
- Persoonsgerichte detentie = dat rechten en vrijheden niet langer van rechtswege, maar voorwaardelijk worden toegekend
- Het zelf verantwoordelijk maken van gedetineerden wordt gezien als een belangrijke voorwaarde voor resocialisatie, en het straffen van onverantwoordelijk gedrag als een belangrijk middel om dat doel te bereiken.
- Binnen dit systeem wordt het (on)gewenste gedrag van gedetineerden op systematische wijze beoordeeld, beloond en bestraft. Strenge consequenties verbonden aan onverantwoord gedrag
- Het systeem kent een basis- en een plusprogramma. Basis-gedetineerden kunnen promoveren naar het plusprogramma wanneer zij gewenst gedrag en motivatie tot verandering tonen (directeur inrichting beslist dit).
- Men komt alleen nog maar in aanmerking voor een penitentiair programma en voorwaardelijke invrijheidstelling wanneer:
o Men heeft laten blijken van goed gedrag;
o De risico’s die verbonden zijn aan het verlenen van grotere vrijheden kunnen worden beheerst;
o Er rekening is gehouden met de belangen van slachtoffers bij het vergoeden van de schade
- Memorie van toelichting:
o Gedoeld wordt op gedrag waaruit bereidheid blijkt om te werken aan ‘een geslaagde terugkeer in de samenleving
o Om calculerend gedrag te voorkomen wordt vermeld dat het gedrag gedurende de hele detentie wordt meegenomen.
Voorbij het civilisatieproces als verklaring voor responsabilisering van gedetineerden:
- Ben Crewe:
o Constateert dat dat de wijze waarop macht wordt uitgeoefend over gedetineerden weliswaar minder dwingend en fysiek belastend is geworden, maar daarom niet minder aanwezig is.
o Soft power om een vorm van machtsuitoefening te conceptualiseren die meer op afstand en meer psychologisch is dan de disciplineringsstrategieën van weleer, maar ondertussen stevig druk uitoefent op gedetineerden om hun gedrag in goede banen te leiden, aan recidivevermindering te werken, een positieve houding aan te nemen ten opzichte van de eisen die in detentie aan hen worden gesteld, en verantwoordelijkheid te nemen als ze daarin onvoldoende slagen.
o Verhoudingen tussen gedetineerden en gevangenispersoneel veel gecompliceerder & meer gelaagd dan voorheen personeel moet beoordelen of het gedrag van een gedetineerde inderdaad voldoet aan de standaarden die aanleiding kunnen geven tot een verbetering van het regime.
Transformatie (veranderde machtsuitvoering):
De resocialisatiedoelstelling heeft allang niet meer de brede betekenis van het streven naar verbetering van de algehele sociale situatie van de veroordeelde, maar heeft een veel meer instrumentele betekenis gekregen die gericht is op recidivereductie en het veilig houden van de samenleving.
De Jonge kenmerkt het responsabiliseringsstreven als een typisch neoliberale overheidsstrategie waarbij burgers verantwoordelijkheden krijgen toebedeeld die voorheen als staatstaken werden beschouwd en laat zien dat deze ontwikkeling wijdverbreid is in het Nederlandse straf-, sanctie- en detentierecht.
Franke:
- Het streven naar zelfdwang heeft een aantal latente functies die bijzonder goed dienst deden in de context van het gevangeniswezen. Beheerstechnische en financiële redenen voor het verder verfijnen van een systeem van zelfdwang gingen in de jaren 70-80 steeds explicieter een rol spelen.
- Het schermen met beloningen voor gedetineerden die zich uit eigen beweging aan de regels hielden, bleek een beproefd model om de orde in de inrichting te handhaven en meer open vormen van detentie werden steeds vaker verdedigd met een beroep op kostenbesparingen.
Het voortdurende appel heeft op de motivatie en het verantwoordelijkheidsgevoel van gedetineerden grote gevolgen. Gevolgen voor het detentieklimaat:
1. De fundamentele onzekerheid die de zachte normen voor goed gedrag en de voortdurende beoordeling daarvan door gevangenisambtenaren meebrengt voor gedetineerden;
2. De ongelijkheid die ontstaat tussen gedetineerden die wel en niet aan het burgerschap ideaal kunnen voldoen;
3. De uitholling van de rechtspositie van gedetineerden.
Het is niet langer voldoende dat men passief zijn of haar detentie ondergaat zonder anderen tot last te zijn of de regels te overtreden, maar men moet zich committeren aan verandering en institutionele doelen en activiteiten.
- Grote onzekerheid over wat er nu precies verwacht wordt en hoe bepaalde gedragingen of uitlatingen zullen worden geïnterpreteerd. Onder de gedetineerden heerste grote onzekerheid over wat nu als rood, oranje of groen gedrag moest worden verstaan en in hoeverre dat kon meewegen bij de beoordeling van de beslissing over voorwaardelijke invrijheidstelling onzekerheid wordt versterkt door ontbreken van een helder beoordelingskader en het hanteren van multi-interpretabele kwalificaties als spijt, inzicht, motivatie en gedrag (= slippery notion of good custodial behaviour).
o Die onzekerheid en frustratie kunnen omslaan in apathie en het niet langer meewerken aan de voorwaarden om voor meer vrijheden in aanmerking te komen!
Problemen met het programma:
- Het systeem eist een hoge mate van zelfstandigheid van gedetineerden die nogal haaks staat op de uitkomsten van eerder onderzoek, waaruit blijkt dat een groot deel van de gedetineerden kampt met verstandelijke beperkingen, psychische problematiek of verslaving.
o Oplossing: persoonsgerichte benadering biedt voldoende handvatten om rekening te houden met de beperkingen van gedetineerden.
Voorwaardelijk vrijlaten als gedetineerden goed meewerken etc.
- Lastig bewerktestellen wanneer heeft
Molleman, T. (2021). Toen en nu: heeft het gevangeniswezen de middelen om zijn doelen te bereiken? Justitiële verkenningen, 47(2), pp. 24 – 39.
Over de auteur: Molleman is vestigingsdirecteur van de Penitentiaire Inrichting Arnhem.
Hoofdvraag van dit artikel:
Hoe sluitend zijn de finale relaties (relaties tussen middelen en doeleinden) in het gevangenisbeleid door de jaren heen? De doelen van de strafuitvoering zijn aan verandering onderhevig geweest, maar zijn daarop de middelen die daartoe moesten bijdragen eveneens tijdig en navenant aangepast? Denk bij middelen aan gebouwen, regimaire regelingen, dwang- en drangmogelijkheden, beloningssystemen en (de kwaliteiten van) inrichtingspersoneel.
De vroege jaren van het Nederlandse gevangeniswezen
Voor de invoering van het gevangenisstelsel van 1821 waren gevangenissen in Nederland al het mikpunt van filantropische en religieuze genootschappen. Welgestelde weldoeners probeerden te beleren en te bekeren door monologen af te steken bij gedetineerden. Deze geestelijke correctie moest religieuze ontwaking van het geweten ontlokken. De sociaal wenselijke reactie van gedetineerden werd welhaast afgedwongen doordat er lijfstraffen, loodzware arbeid en fikse disciplinaire straffen dreigden. Deze dwangmiddelen werden ook nog eens willekeurig toegepast.
In die tijd werd er geen scherp onderscheid gemaakt tussen criminelen, armen en bedelaars. Vanaf 1818 werden mensen vanuit de steden naar rijkswerkinrichtingen zoals de Drentse koloniën gestuurd om daar te worden gedisciplineerd. De heersende opvatting luidde dat door het verrichten van nuttige arbeid en een geordend en zedelijk leven bedelaars en paupers konden worden ‘opgekweekt’ tot een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan als landarbeider met een gezond arbeidsethos. Onder invloed van achttiende-eeuwse verlichtingsideeën en Engelse gevangenisexperts als John Howard geloofden de weldoeners dat ieder individu over zijn eigen lot beschikte en vrij was om hierin verbeteringen aan te brengen. Dat eigen ‘vrije’ lot staat in een gedwongen kader natuurlijk onder druk en barre omstandigheden gooiden waarschijnlijk flink wat zand in de raderen van het gehoopte mechanisme. Er werd daarom gezocht naar middelen om toch resultaat te boeken in de gevangenis.
Met de komst van de Code pénal en de stelselwijziging van 1821 werden dwang- en drangmiddelen geregeld. Willekeur en uitbuiting door cipiers werden voorkomen door de strafbevoegdheid op enige afstand neer te leggen (bij de commissie van regenten, later de gevangenisdirectie) en uniforme huisregels voor gedetineerden te introduceren ter stimulering van goed gedrag. Door vlijt, ijver en hard werken konden er strafkortingen en aanmoedigingspremies worden verworven door de gevangenen.
De overtuiging groeide dat misdaad zich in het binnenste van gevangenen had genesteld en de sanctietoepassing moest zich daarop gaan richten. Zodoende raakten lijfstraffen en slechte fysieke detentieomstandigheden uit de gratie. In 1836 werd een stelsel geïntroduceerd met privileges en beperkingen, gereguleerd middels een vierklassensysteem. Gedetineerden werden op basis van de zwaarte van het delict toebedeeld aan een van de klassen, waarbij klasse één de zwaarste beperkingen en omstandigheden kende. Men kon klimmen in klassen door goed gedrag, maar het was niet de bedoeling dat men de ‘handwerkende stand’ oversteeg. De nadruk lag hoe dan ook sterk op arbeid, omdat dit ook geld opleverde voor de Staat. Om de gedetineerde werknemers hard te kunnen laten werken werden er verbeteringen in voeding en slaapvoorzieningen aangebracht.
De uitvoering van het stelsel stokte echter omdat de situatie weerstand bij het personeel opriep: veel mensen in de vrije maatschappij hadden een slechtere kwaliteit van leven en het personeel verloor autonomie omdat hun strafbevoegdheden waren ingeperkt. De verlichte ideeën ten spijt paste het personeel veelvuldig intensief toezicht en zware straffen toe en drukten ze eten achterover om de gehoorzaamheid van gedetineerden af te dwingen. De vergeldingssentimenten in de uitvoering blokkeerden zo de beleidsplannen. Er was kennelijk onvoldoende balans tussen doelen, middelen (waaronder overtuigingen van personeel) en contextuele omstandigheden om het ideologischpedagogisch beleid te effectueren. De zoektocht naar een stelsel dat ‘het binnenste van gevangenen’ kon veranderen, werd voortgezet.
De eenzame cel
Uit verschillende buitenlanden kwamen veelbelovende verhalen over psychische dwangmiddelen in gevangenissen. De gezamenlijke slaap- en werkzalen moesten in de ban worden gedaan om een eind te maken aan onzedelijke en onmenselijke omstandigheden in gevangenissen. Door gedetineerden in extreme mate op zichzelf terug te werpen, bijkans alle sociale interactie te ontnemen, moesten zij tot inkeer komen, zo was de redenering. Franke oordeelt dat de detentiezwaarte van het oude (vuile en onzedelijke werk- en slaapzalen) en van het nieuwe stelsel (eenzame opsluiting) niet voor elkaar onder deden en zag voor gedetineerden maar één manier om van de regimes af te komen: ‘Aan het verdwijnen van beide strafsoorten konden zij op de lange duur alleen bijdragen door zichtbaar te lijden en te volharden in het kwaad’.
De typische interpretatie van Franke dat gedetineerden met hun gedrag weloverwogen aan beleidsbeïnvloeding zouden doen daargelaten begint halverwege de negentiende eeuw het vrije en ongefundeerde experiment met eenzame opsluiting. Hoewel, na de wettelijke invoering van het stelsel in 1840 duurde het nog tien jaar voor Nederland een cellulaire gevangenis zou hebben en gedetineerden daar voor een ‘schoongewassen ziel’ terechtkonden in een van de cellen. Het veronderstelde mechanisme was gelegen in mortificatie: door individualiteit en keuzevrijheid zo veel mogelijk af te nemen zouden geestelijken en predikende weldoeners maximaal vat hebben op de gedetineerde geest. Een bijkomend voordeel van de totale isolatie was dat gevangenen elkaar niet op kwade ideeën konden brengen.
Er was veel commentaar op de hagelnieuwe inrichtingen in Amsterdam (Weteringschans), Utrecht (Wolvenplein) en Rotterdam (Noordsingel); de voorzieningen waren rijker dan menig burger in de vrije maatschappij tot zijn of haar beschikking had en aan criminelen wenste men geen geld uit te geven. Tergend langzaam kreeg het stelsel in de praktijk voet aan de grond. Met de bouw van drie koepelgevangenissen (Arnhem, Breda en Haarlem) eind negentiende eeuw was er in Nederland cellulaire capaciteit van enige omvang. Zo werden de getuigenissen van de wrede gevolgen van eenzame opsluiting steeds meer zichtbaar, ook al zagen de deskundigen dat toen anders. Veel ernstige psychologische gevolgen werden als simulatie gezien en de eenzaamheid werd met harde hand bewaakt door middel van celkappen, hokjeskerken en eenmansluchtplaatsen. Een zeer eenzijdig programma op cel viel gedetineerden ten deel, waarbij naast de inrichtingswerkers enkel bezoek plaatsvond door notabelen met zedelijke preken. Krankzinnigheid, hoge recidivecijfers en zelfmoord waren de realiteit van de eenzame dag.
De opkomst van de Nieuwe Richting in het strafrecht rond 1900, die stelde dat de straf een doel moest hebben en zich op de toekomst moest richten, leidde in Nederland niet tot directe veranderingen in de praktijk. De voorwaardelijke straf en de voorwaardelijke invrijheidstelling werden eind negentiende eeuw wel wettelijk geregeld, maar er werden nog steeds ongekend harde middelen op gevangenen toegepast. Lang verblijf in strafcellen, maar ook het boeienregime en het water-en-broodregime werden veelvuldig aangewend. Het personeel werd geacht niet te veel medelijden te hebben met de gedetineerden en moest streng toezien op het verbod op onderling contact tussen de gedetineerden. Intussen nam de wetenschappelijke consensus over de oorzaken van crimineel gedrag toe; niet fysiologische en religieuze, maar eerder sociobiologische verklaringen kregen evidentie toegedicht. Met de onzedelijke toestanden in de werk- en slaapzalen nog redelijk vers in het geheugen en recente omvangrijke investeringen in cellulaire gebouwen was de tijd echter nog lang niet rijp voor een ingrijpende stelselwijziging.
Het interbellum
Tussen de wereldoorlogen vindt een kentering in strafdoelen plaats, hetgeen uiteindelijk leidt tot afbouw van het strikt cellulaire stelsel. Door capaciteitsgebrek (de populatie bestond uit veel smokkelaars, omdat de naoorlogse armoede groot was) moest gevangenschap in inrichtingen weer worden toegestaan en werden de Drentse strafkolonies aangewend als experimentele gevangenissen met zelfs een dagprogramma in de buitenlucht. De opvoedingsgedachte kreeg stilaan vorm: het doel van gedragsverbetering deed zijn intrede, naast afschrikking en onschadelijkmaking. Het idee hierachter kwam erop neer dat gedetineerden bij goed gedrag privileges konden verdienen die we tegenwoordig rekenen tot de basisrechten (bijvoorbeeld brieven schrijven, dragen van een kapsel, cel met ramen of roken). Deze privileges mochten slechts ‘afwijkingen’ heten van de uniforme en strenge toepassing van het celstelsel, aldus Franke.
Als dergelijke zaken moeten worden verdiend, vereist dat een gedragsoordeel van het personeel. Dit is een bewerkelijke aangelegenheid, en omdat gedetineerden grote belangen hebben bij de toekenning, zal het verdiensysteem spoedig een bron zijn geworden van willekeur, discussie, spanningen en oeverloos doordrammen. Niet vreemd dat de te verdienen ‘afwijkingen’ al spoedig veranderden in basisrechten. De populatie werd ook mondiger, want het aandeel van klassieke criminelen daalde en flinke aantallen dienstweigeraars werden gevangengenomen. Deze laatste groep publiceerde over de erbarmelijke omstandigheden en deed hervormingsvoorstellen.
Voorgenomen pogingen om met de gevangenisstraf een sociaal product af te geven ten spijt, is hier wel de basis gelegd voor de gevangenis als oefenplaats voor succesvolle terugkeer naar de samenleving!
Van afwijking naar resocialisatie als hoofddoel
Na WO II vond het gevangenisleven in rap tempo aansluiting bij het leven in de vrije maatschappij. Gedetineerden werden meer en meer toegewezen aan afdelingen en inrichtingen die aansloten bij hun behoeften, en tegen het einde van de straf moest er geoefend worden met vrijheden. Bij deze doelen werd ook expliciet het personeel aangewend: dat moest beter opgeleid en betaald worden, zodat zij een voorbeeld konden zijn voor de gedetineerden en bij konden dragen aan de opvoeding. De opvoedingsgedachte paste goed bij de wederopbouw en kreeg beslag in de Beginselenwet gevangeniswezen van 1953. Gedetineerden konden vanaf deze periode veelvuldig met elkaar in contact treden, iets wat de anderhalve eeuw daarvoor juist werd beperkt. Luchten, arbeid, sport en ontspanning waren allemaal onderdelen van het dagprogramma die in gemeenschap werden genoten.
In de jaren zestig werden de differentiatie en individualisatie verder vormgegeven ten voorkeur van de resocialisatie van gedetineerden. De doelen van humaniteit en resocialisatie hadden in de nieuwe beginselenwet een prominente plaats. De omstandigheden in de gevangenis mochten daarnaast niet minder zijn dan de als redelijk beschouwde levensomstandigheden in de vrije maatschappij. Dit leidde tot tal van versoepelingen in het Nederlandse gevangeniswezen, zoals ontvangen van bezoek, ongecensureerde briefwisseling en mogelijkheden voor sport- en geloofsbeoefening. De invoering van vele rechten (waaronder beklagrecht) en keuzevrijheid had een bijzondere uitwerking: gedetineerden konden hun individuele pad kiezen en waren niet genoodzaakt als groep te functioneren. Hierdoor, zo veronderstelt Franke, kent Nederland geen gangs en riots zoals veel buitenlanden. Een keerzijde is dat solidariteit en de kracht van het samenlevingsverband niet tot bloei kwamen.
In de jaren zeventig veranderde de populatie sterk. De gevangenissen werden in steeds hogere mate bevolkt door gedetineerden met een migratieachtergrond en psychisch gestoorden. Ook het aandeel drugsverslaafden groeide snel, waardoor smokkel, handel in en gebruik van drugs grote beheersproblemen werden in de penitentiaire inrichtingen. Het resocialisatieconcept werd flink op de proef gesteld door gedetineerden met zeer uiteenlopende (zorg)behoeften en beheersrisico’s. Het personeel voelde zich zeker niet altijd veilig bij deze constellatie, want zij moesten meer en meer de regie uit handen geven, nu de gedetineerdenrechten aanzienlijk uitgebreid werden en zij vooral op zorg en ondersteuning moesten inzetten. Toen ontsnappingen en gijzelingen toenamen en Nederland in economisch zwaar weer kwam, verschoof het primaat van resocialisatie weer naar veiligheid.
Verzakelijking in de jaren tachtig en negentig
De jaren tachtig worden vaak gekenschetst als een periode van een verhardend strafklimaat. Het geloof in resocialisatie was weliswaar ernstig verzwakt, maar de humanisering kwam niet tot stilstand. Het resocialiseren bleek een lastig te behalen doel, maar op zijn minst moesten gedetineerden de inrichting niet slechter verlaten dan zij die binnenkwamen. Hiermee zag een nieuw detentiedoel het licht, namelijk het voorkomen van detentieschade. Hoewel ambities bleven bestaan, stonden die onder druk van de sterk groeiende capaciteitsvraag, personeelstekort en bezuinigingen. Gegeven de economische toestand van Nederland werd ingezet op efficiency. Als gevolg werden dagprogramma’s ingekort en werd de sanctietoepassing meer en meer gestandaardiseerd en beprijsd als ware detentie een product. Een serie van ontsnappingen en gijzelingen had directe gevolgen voor de dagelijkse gevangenispraktijk. De idealistische opzet van regimes moest plaatsmaken voor zwaardere beveiligingsmaatregelen (tralies, camera’s en hekwerken). Extra beveiligde afdelingen (en later de EBI) moesten de hoofdrolspelers van de ontketende drugscriminaliteit indammen.
Hoewel de regimes strikter werden en veiligheid meer op de voorgrond kwam te liggen, werd er vanuit humaan oogpunt ook gecompenseerd. De versoberingen in het dagprogramma waren al spoedig aanleiding voor nieuwe voorzieningen, zoals tv op cel, ruimere bezoekregeling, aantal toegestane zaken op cel en eigen kledij. Hoewel de materiële omstandigheden verbeterden raakte het resocialisatiedoel naar de achtergrond. De interesse in de persoon (en zijn problemen en mogelijkheden) nam af en de focus lag in toenemende mate op de (bij voorkeur economisch winstgevende) arbeid.
De ontwikkelingen eind twintigste eeuw zijn echter niet simpelweg uit bezuiniging voortkomende verschralingen. De overheid bezuinigde namelijk in de volle breedte, maar tegelijkertijd moest het gevangeniswezen veel meer gedetineerden opnemen. De populatie werd steeds diverser: drugsverslaafden en gedetineerden met psychische problemen en verstandelijke beperkingen namen verder in aantal toe alsook gedetineerden met een migratieachtergrond. Het samenkomen van deze factoren zette de verbeterdoelen in de sanctietoepassing in belangrijke mate buiten spel. Door een verminderde nadruk op het misschien wel lastigste detentiedoel, de resocialisatie of re-integratie, sloten de middelen die het gevangeniswezen inzette beter aan bij zijn doelen van veiligheid en humaniteit.
Het initiatief bij de gedetineerde
In de laatste twintig jaar is in het gevangeniswezen een duidelijke tendens ontstaan om niet het personeel maar de gedetineerde het initiatief te laten nemen in zijn of haar re-integratie. Het systeem en zijn personeel moeten dat faciliteren. Telkens is geschaafd aan het systeem om een werkzame combinatie te maken van stimulerende en dwingende elementen in het regime om gedetineerden zelf hun re-integratie ter hand te laten nemen. Het programma Modernisering Gevangeniswezen stelde in 2009 dat resocialisatieprogramma’s, met nadruk op bejegening, aansluiting op nazorg, opleiding, individuele benadering en arbeid, een centrale rol moeten hebben.
Nieuw in het programma van 2009 was dat het personeel werd getraind volgens concepten als motiverende bejegening en verbal judo. Doelstellingen als humaniteit en re-integratie lijken met dit
programma terug van weggeweest, hoewel de schaarse middelen (personele inzet, avondprogramma, toegespitste re-integratieactiviteiten) alleen nog voorbehouden zijn aan gemotiveerde gedetineerden die tonen dat zij hun gedrag willen veranderen. In 2014 wordt in het verlengde hiervan het stoplichtmodel ingevoerd met het basis- (rood) en plusprogramma (groen).
Ook in de laatste twee decennia is de Nederlandse gevangenispopulatie behoorlijk veranderd. In de populatie zijn meer gedetineerden met een zware delictgeschiedenis en/of een licht verstandelijke beperking. Ook lijkt het aandeel psychisch gestoorden groter te zijn geworden. Dergelijke ontwikkelingen worden opgevangen door uitbreiding van zorg- en beheersregimes. De meeste inrichtingen die vandaag de dag in gebruik zijn, zijn in de jaren tachtig en negentig gebouwd; ze zijn daardoor vaak krap bemeten, omdat toen de dagprogramma’s kleiner waren, en vergen op dit moment aanzienlijke investeringen wat onderhoud en uitbreiding van voorzieningen betreft. Recent is het stoplichtmodel vervangen door een strakker kader waarbij ontoelaatbaar gedrag direct leidt tot degradatie naar het basisprogramma. Een nieuwe wet (Wet straffen en beschermen) is op handen die strikter regelt dat gedrag in detentie gevolgen heeft voor fasering en voorwaardelijke invrijheidstelling en dat vrijheden niet meer gestapeld kunnen worden. Hiermee wordt de wens geëxpliciteerd om het vergeldingsdoel sterker door te laten klinken in de uitvoering van detentie. De vrijheden die nog wel mogelijk zijn, moeten geheel ten dienste staan van re-integratie. De belangen van slachtoffers, al enige jaren hoorbaar in de rechtszaal, zijn een noviteit in de sanctietoepassing; deze bepalen mede of vrijheden gegeven kunnen worden. Organisaties buiten het gevangeniswezen, zoals reclassering en gemeenten, verklaarden zich in 2019 middels een bestuurlijk akkoord medeverantwoordelijk voor vorderingen van gedetineerden op leefgebieden die belangrijk zijn voor hun re-integratie (werk, huisvesting, schulden, zorg en identiteitsbewijs).
De verwachting is dat er minder vrijheden zullen worden toegekend nu het verworven recht of automatisme ervan wordt verlaten. Het systeem dat aanstaande is, lijkt meer dan ooit gericht op het doel en het nut van de straf. Er zijn zowel stimulerende (persoonlijke basisvoorwaarden voor reintegratie en arbeidstoeleiding) als dwingende elementen (voelbare gevolgen van slecht gedrag, zoals het missen van verlof en voorwaardelijke invrijheidstelling) die gedetineerden ertoe kunnen bewegen succesvol terug te keren in de maatschappij. Dit systeem vereist echter veelvuldige beoordelingen van gedrag en is daarmee complex en bewerkelijk, en zoals de geschiedenis laat zien kwetsbaar voor vermindering in kwaliteit.
Conclusie
In algemene zin is het succes van een gevangenisstelsel gelegen in de aansluiting van de doelen op de middelen en de populatie. Uit de geschiedenis blijkt duidelijk dat de middelen (gebouwen, regimaire regelingen, dwangen drangmogelijkheden, beloningssystemen en (de kwaliteiten van) inrichtingspersoneel) achterblijven bij de doelen, waardoor de implementatie van een nieuw stelsel vaak moeizaam verloopt. Voorbeeld: De aankomende Wet Straffen en Beschermen legt de nadruk op gedrag tijdens detentie, wat zorgt voor een grote taak in oordeelsvorming van het personeel, een vaardigheid waar niet veel inrichtingswerkers op voorbereid zijn.
Implementatie van een nieuw beleid kost veel tijd en energie, is uit de geschiedenis meermaals gebleken, omdat een stelselwijziging vaak met veel mensen en over veel disciplines moet worden bewerkstelligd.
Voor personeel liggen de verwachtingen vaak te hoog en krijgt men niet de middelen om die verwachtingen waar te maken. Daarnaast wordt door complexiteit van de regelgeving het leveren van maatwerk bemoeilijkt.
Aanbeveling van de auteur: De tijd nemen voor implementatie van een complex stelsel in een grote organisatie en daar passende verwachtingen bij benoemen.