Preventie & Bestraffing Flashcards

1
Q

Cohen (1979) The Punitive City (community treatment)

A

The punitive city = een concept van Cohen waarbij de gemeenschap bijdraagt aan de aanpak van criminaliteit door middel van sociale controle, meer informele controle en minder formele controle
- The dispersal of social control = de verspreiding van beheersmechanismen in de samenleving
- Transformaties aan het einde van de 18e eeuw en het begin van de 19e eeuw: from prison to community
1. Ontwikkelen van een centrale staat: verzorgingsstaat; de controle van criminaliteit en zorg voor afhankelijken wordt gecentraliseerd
2. Het begrip dat verschillende soorten criminelen bestaan waarvan verschillende experts eigen kennis hebben
3. Een verhoogde scheiding tussen devianten en afhankelijken die elk door een andere instantie geholpen worden
- De kijk op de gevangenis:
* Eind 18e eeuw: gevangenis is het laatste redmiddel
* Midden 19e eeuw: de gevangenis is de eerste plek waar je terecht komt na een misdrijf
* Eind jaren ’60: gevangenis is weer het laatste redmiddel
➢ Het gevolg was dat er meer decarceration plaatsvond: er kwamen steeds minder gevangenissen en veel gevangenissen werden gesloten.
➢ Community sanctions werden steeds vaker toegepast. Gevangenissen zouden
ineffectief zijn en niet humaan.

  • Er waren twee assumpties:
    1. Gezond verstand: dit is gebouwd op drie soorten bewijs dat community sanctions beter zijn;
  • Gevangenis is ineffectief, het rehabiliteert niet en schrikt niet af
  • Community sanctions zijn goedkoper (denk aan taakstraf)
  • Community sanctions zijn menselijker
    2. Sociologische/politieke opvattingen:
  • Deviantie vindt zijn oorsprong in de samenleving en moet daarom preventie en genezing ook in de samenleving plaatsvinden
  • Het toepassen van stigma’s en labels zorgt ervoor dat deviantie juist meer gaat
    plaatsvinden en dat het terugkeren in het normale leven moeilijker wordt
  • Veel maatregelen zijn niet de juiste maatregelen; De beleidsvoering moet zich meer focussen op minder schade toebrengen

Kritiek op community sanctions:
* Het is niet zeker of het effectief is
* Het is niet altijd goedkoper
* Het is niet altijd humaner
* Het kan stigmatiserend zijn

Twee strategieen

  1. Het plaatsen van verschillende vormen van intensieve interventie binnen de gemeenschap
  2. Preventieve programma’s opzetten zodat daders niet verder afdwalen van het huidige systeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cohen (1979) The Punitive City (vier begrippen)

A
  • Blurring the boundaries = het vervagen van de grenzen tussen publiek en privaat
  • Gevangenissen zorgden vroeger voor duidelijke grenzen tussen devianten en normale mensen. Tegenwoordig is die scheiding minder duidelijk. De private sector speelt een steeds grotere rol bij het controleren en bij het stra昀昀en.
  • Er blijft controle bestaan nadat je in de gevangenis hebt gezeten, je wordt alsnog beperkt
     bijv het onder toezicht staan, minder makkelijk aan een baan kunnen komen, door bekenden/vrienden worden verstoren
  • Correctional continuum = de grenzen in de samenleving zijn minder duidelijk, waardoor
    criminelen binnen de gehele samenleving te vinden zijn

Widening the net = er worden meer actoren bij betrokken, meer instanties en meer interventies, er wordt dus een grotere groep onder controle gehouden.

Thinning the mesh = mazen worden kleiner en meer daders worden gepakt, steeds meer kleine dingen wordt nu ook gezien als criminaliteit. Samen worden er dus veel meer delinquenten ‘gevangen’.

Masking and disguising
* De meer positieve kanten van het systeem maskeren de meest dwingende en intensieve consequenties. Er is twijfel over het feit of de interventies van de nieuwe beweging wel humaner zijn.
➢ Het feit dat er alternatieven zijn in de samenleving is nog geen garantie voor een
humaner en minder stigmatiserend systeem.
➢ De alternatieven geven een grote discretionaire bevoegdheid aan sommige individuen, waardoor de ruimte voor een eerlijk proces wordt verkleind.
➢ Men moet uiteindelijk een keuze maken tussen behandeldoelen en
veiligheidsdoelen, meestal worden veiligheidsdoelen voorop gesteld.
➢ Het is de bedoeling dat het individu meer ruimte krijgt, maar ondertussen is iemand gebonden aan allerlei regels en controle.
* Het lijkt er dus niet humaner op geworden, want het alternatief zorgt juiste voor minder
vrijheid

Merging public and private
* De publieke vormen van formele controle worden steeds vaker samengevoegd met de private minder formele vormen van controle. Het repressieve bereik van de staat moet enerzijds worden afgezwakt, maar aan de andere kant moet de maatschappij worden betrokken bij de dagelijkse preventie en controle.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Garland, D. (2001). The Culture of Control. Crime and social order in contemporary society. Hoofdstuk 1

A

Dit boek laat het traject van aanpak van criminaliteit zien in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten
- De ontwikkeling vanaf 1970 wordt vanuit verschillende perspectieven bekeken:
* Historisch: de werkelijke ontwikkelingen kwamen niet overeen met de verwachting. Vanuit dit perspectief wordt gekeken wat er aan de veranderingen ten grondslag ligt,

welke ontwikkelingen tot deze verandering hebben geleid en hoe deze ontwikkelingen moeten worden begrepen.
* Penologisch: het penitentiaire klimaat is volledig op de schop gegaan. Duidelijke
richtlijnen en een duidelijk raamwerk mist. In tijden van het penal-welfarism was dit niet het geval.
* Sociologisch: misdaadbestrijding verandert door formele en informele controle. Beide
hebben invloed op elkaar.

Veranderingen (geen mening van Garland, maar meer een observatie van de nieuwe penologie)

  1. Afname van het rehabilitatie ideaal, maar meer preventie
    * Het idee dat men voor verandering/verbetering bij delinquenten moet zorgen is afgenomen. Het blijft wel een doel, maar is niet meer het belangrijkste doel (dit zijn vergelding en risicobeheersing).
  2. Hernieuwde opkomst punitieve sancties en expressief recht
    * ‘Verdiende loon’ neemt de overhand en vergelding wordt het voornaamste doel van het strafrecht. Publieke boosheid en wraakgevoelens zijn terugkerende thema’s binnen besluitvorming (opkomst spreekrecht slachto昀昀er).
  3. Veranderingen in de emotionele toon van criminaliteitsbeleid
    * Vroeger was er veel meer aandacht voor menselijkheid en medeleven met minderbedeelden. Tegenwoordig is er meer angst voor criminaliteit en is het beleid hier ook op aangepast: voorkomen van angstgevoelens in plaats van daadwerkelijke criminaliteit. Er wordt verlangd naar ‘harder’ stra昀昀en.
  4. Terugkeer van het slachto昀昀er
    * Het slachto昀昀er is meer centraal komen te staan. Waar zij eerst ondergeschikt was aan het publieke belang, wegen de aspecten van slachto昀昀erschap nu veel zwaarder. Iedereen kan slachto昀昀er zijn.
  5. De burgers moeten beschermd worden
    * Behoefte aan veiligheid is toegenomen, meer nadruk op inperken van gevaar en risico’s. Bescherming tegen de staat wordt bescherming door de staat.
  6. Politisering en het nieuwe populisme
    * Criminaliteitsbeleid is een belangrijke factor in verkiezingsbeleid geworden. Beleid wordt dus ook steeds populistischer. Beleid wordt meer gevoerd op politieke standpunten en de mening van het volk, en steeds minder op basis van professionals/onderzoek.
  7. De herontdekking van de gevangenis
    * Vroeger was de gevangenis een laatste redmiddel. Tegenwoordig wordt er meer gebruik gemaakt van de gevangenis, is er een stijging in opsluitingen en is de lengte van de straf ook toegenomen.
  8. De transformatie van de criminologische gedachte
    * Gedurende penal-welfarism; combinatie van psychologische en sociologische theorieën: relatieve deprivatie, anomie etc. Jaren ’70: controletheorie: sociale controle, zelfcontrole, situationele controle. Delinquent is niet abnormaal, maar een normaal, rationeel handelend persoon. Er wordt meer gefocust op de daad zelf en niet de persoon. Preventie boven regressie, aantal gelegenheden moet gereduceerd worden, sociale controle vergroot etc.
  9. Groeiende infrastructuur van criminaliteitspreventie en veiligheid van de gemeenschap
    * Meer samenwerking tussen private en publieke partijen om criminaliteit te bestrijden. Vroeger gebeurde dit enkel op publiek niveau.
  10. Civiele samenleving en de commercialisering van criminaliteitscontrole
  • Nieuwe veiligheidsbeleid vervaagt de grens tussen publiek en private partijen. Net- widening en meshthinning.
  1. Nieuwe managementstijlen en werkwijzen
    * De politie is zich meer gaan gedragen als publieke in plaats van puur crime-昀椀ghter. Gevangenissen zijn nu beschermer van de maatschappij in plaats van een rehabiliterende instelling.
  2. Een langdurig gevoel van crisis
    * Samenleving wordt onrustiger, chaos in de wetgeving, dit leidt tot onzekerheid. Er is een groeiend idee dat de huidige aanpak niet volledig is. Publiek verliest vertrouwen in systeem.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Garland, D. (2001). The Culture of Control. Crime and social order in contemporary society. Hoofdstuk 8.

A

Wat zijn de implicaties van deze culture of control?
- Er is een angstcultuur: het risicovolle en onzekere karakter van de moderne tijd geeft ruimte aan een overbezorgde menigte. We willen alle risico’s uitsluiten en gevaarlijke groepen mensen buitensluiten. De laatmoderne samenleving wordt geleefd door iedereen en deze samenleving wordt gevormd door instituties van preventie en straf. Controle staat nu centraal in ieder individueel leven.
- Dreigend apartheidssysteem: De middenklasse heeft bepaalde lagere klassen als gevaarlijk bestempeld en daardoor is er meer controle gekomen op deze groepen. In de politiek en in overheidsbeleid worden de armen altijd gezien als onwaardig en zo worden ze ook behandeld.
* De arme bevolking wordt gezien als ‘anders’ i.p.v. als ‘benadeeld’. De neoliberale en
neoconservatieve richting heeft ervoor gezorgd dat er een situatie is gekomen waarin de armen steeds meer worden gecontroleerd, terwijl de middel- en hogere klasse steeds meer vrijheden geniet. Hierdoor staat er een steeds groter wordend gat tussen arm en rijk.
* Deze andere mensen zijn vaak de delinquenten, die gezien worden als ‘de ander’ en deze
groep is vaak slachto昀昀er van stelselmatige controle. In plaats van het samenbrengen van de sociale en economische orde, zorgt hedendaags criminaliteitsbeleid ervoor dat er een scheiding komt tussen groepen die in vrijheid leven en groepen die streng gecontroleerd moeten worden.
- Iron cage: door bovenstaande apartheid sluit je de middenklasse op door hun eigen beheerscultuur, ze leven in een iron cage  boven klasse sluit de onder klasse uit, omdat ze worden gezien als een groep met slechte bedoelingen
- Garland denkt negatief over de ‘culture of control’
* De beheersingscultuur zorgt voor minder vrijheid en daarmee wordt de ruimte op subjectiviteit en discussie ingeperkt (het streven naar volledige enigheid)
* Veel aspecten van de beheersingscultuur kun je inde huidige tijd terug zien
* Er wordt zoveel focus gelegd op de kleine onderdelen die nog niet veilig zijn, terwijl het grootste al veilig genoeg is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Feeley, M.M. and Simon, J. (1992). The new penology: notes on the emerging strategy of
corrections and its implications. Criminology,

A

Er ontstaat een nieuwe ‘penologie taal’; focus van individu naar actuariële beschouwing van aggregaten (= risicotaxatie van groepen)
- Deze verschuiving heeft een aantal belangrijke implicaties: het vergemakkelijkt de ontwikkeling van een visie of model van een nieuw type strafproces
* Dit zorgt voor een grotere afhankelijkheid van gevangenisstraf en dat voegt de bezorgdheid over toezicht en hechtenis samen.
* Verschuift van een zorg voor het stra昀昀en van individuen naar het managen van
aggregaten van gevaarlijke groepen
- ‘Oude penologie’; meer gericht op individuen en intentie
- ‘Nieuwe’; meer bezig met technieken om groepen te identi昀椀ceren, classi昀椀ceren en beheren, en sorteren op gevaarlijkheid .
- Nieuwe penologie (shifts in 3 gebieden)

  1. Nieuwe discoursen: beheerscultuur
    a. Waarschijnlijkheid en berekening risico vd populatie> individuele klinische diagnose en vergeldende gerechtigheid
    b. Categorieën en subpopulaties meer doelwit dan individuen
    c. Nadruk van rehabilitatie naar crime control
  2. Nieuwe doelstellingen: meer systemisch
    a. Meer focus op e昀케ciënte controle van interne systeemprocessen (identi昀椀ceren en beheren van groepen) ipv traditionele doelstellingen van rehabilitatie en misdaadbestrijding
    b. Doel niet om misdaad uit te bannen maar dragelijk maken door systemische coördinatie
    i. Afnemende betekenis recidive (re-integreren van daders minder hoofddoel?)
    ii. Door nadruk op controle ipv individueel succes> minder verwachting van strafrechtelijke sanctie
    c. Van beschouwen van schulden (van individu) naar voorspellen van gevaarlijkheid en veiligheidsbeheer
  3. Nieuwe technieken
    a. Gericht op daders als een aggregaat
    b. Meer kostene昀昀ectief (oa elektronische bewaking; bewaring zonder muren, statistische beoordeling risicos etc)
    i. Nieuwe vormen van controle zij niet verankerd in aspiraties om te rehabiliteren, re-integreren, om te scholen, werk te verscha昀昀en enz, meer afhankelijk van risicobeoordeling ( minder materiele en immateriële schade)
    c. Theory of incapacitation (Ongeschiktheid): belooft de e昀昀ecten van misdaad in de samenleving verminderen, niet door de dader of de sociale context, maar door de verdeling van daders in de samenleving te herschikken (iets langer vasthouden?).
    i. Straf niet gebaseerd op criminele daad maar op het risicopro昀椀el
    - Nieuwe functies en traditionele vormen
    Onderzoeken 3 belangrijke kenmerken van het hedendaagse strafrecht opnieuw:
  • Uitbreiding strafsanctie
    ➢ Meer straf
    ➢ Veranderde houding ten opzichte van veroordeling > kijkt meer naar verzamelingen van zaken dan naar sociale schade dan aan individuele overtreders en stra昀昀en die ze verdienen
  • Opkomst drugstesten
    ➢ Traditioneel nadruk op behandeling en uitroeiing drugsgebruik > nu drugsgebruik als risicofactor (dus drugsgebruik niet zozeer als maatstaf voor individuele deviatie maar als mechanisme om de dader in een risicogroep in te delen)
  • Innovatie binnen het strafproces
    ➢ Verenigbaar met de eisen van de nieuwe penologie, aka het beheren van een permanent gevaarlijke populatie met behoud van het systeem tegen minimale kosten.  oa door bootcamps; voor discipline (militair model) (werkt niet echt)
    ➢ Meer focus op kosten beheren en gevaarlijke populaties beheersen ipv sociale of persoonlijke transformatie.
  • Sociale basis vd nieuwe penologie
  • Nieuwe discours van criminaliteit: onderzoek en systeemanalyse
  • Nieuwe discours van armoede en de onderklasse: gezien als hoge risicogroep

Conclusie:
* Nieuwe penologie is zowel de oorzaak als gevolg van de stijging van gevangenispopulatie
* Externe e昀昀ecten hebben druk uitgeoefend op strafrechtelijke instellingen > aanpassing
* Punt paper om te laten zien hoe grondig aanpassing was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Shearing, C.D. & Stenning, P.C. (1984). From the Panopticon to Disney World: The development of discipline.

A

Zijn de moderne ontwikkelingen van het strafrechtelijk systeem een uitbreiding van discipline of een stap weg ervan?  het sterk toegenomen gebruik van de boete, de groei van taakstra昀昀en en de moderne toevlucht tot compensatie en aanverwante zaken hebben
- Cohen vond van wel: in de vorm van sociale controle
- Bottom vond van niet: in essentie geen disciplinair karakter, omdat het niet zorgt voor individuele zielen training  buiten het strafrechtelijk systeem wordt voor meer preventieve sociale controle gezorgd

Foucault
- Discipline
* De manier waarop dit wordt bereikt zal variëren afhankelijk van de context waarin discipline wordt toegepast.
* Het is een soort macht is ingebed in en verspreid door de microrelaties die dat
veroorzaken en de samenleving vormen
* In tegenstelling tot monarchale macht (die wordt uitgedrukt door terreur en marteling) bevindt het zich niet buiten en boven de sociale relaties, maar zijn daarin geïntegreerd  onderdeel van dit sociale verhaal: het is overal, en toch is het nergens, omdat het geen identi昀椀ceerbare locus heeft
- Panopticon
* Het panopticon maakt het mogelijk groepen te controleren, te disciplineren, te bewaken, bestuderen, vergelijken en te verbeteren
* Een gebouw volgens dit principe ontworpen bestaat uit een centrale hal met daarrond
ringen van cellen over verschillende verdiepingen gestapeld
* Een cel heeft twee ramen: één naar buiten en één op de centrale hal gericht
* Eén bewaker in de hal volstaat om alle bewoners te bewaken, te kennen en te beheersen
* Het panopticum dient als gevangenis, als school, als werkplaats of hospitaal
- Instrumentele en morele discipline
* De opkomst van een expliciet instrumentele focus (= private controle door organisaties) in combinatie met morele focus (= sociale/publieke controle door elkaar aan te spreken) op het gebeid van controle heeft de aard van de disciplinaire macht veranderd, waarbij tegelijkertijd versterkt de ingebouwde functies ervan
* Toezicht is steeds meer ingebed in andere structuren en functies, zowel in de structuur
van de fysieke omgeving als in de sociale relaties
* Instrumentele focus heeft een verschillende mogelijke ordes, die elk bevelen weerspiegelen dat verschillende gemeenschappen die verschillende doelen hebben
* Binnen particuliere controlesystemen vinden we dit dus niet één opvatting van orde, maar vele; niet één maatschappelijke orde, maar vele gemeenschapsgerichte bevelen
Disney World is een plek van constante sociale/private controle (instrumentele discipline)
- Dit is te zien aan de inrichting van het park, het gedrag van de medewerkers etc.
* Controlestrategieën zijn ingebed in
omgevingskenmerken en in structurele betrekkingen. Op deze manier wordt controle verweven in de manier waarop het park werkt zonder dat het door bezoekers wordt opgemerkt.
- Een belangrijke consequentie hiervan is dat de
uitgeoefende controle consensueel wordt: degenen die worden gecontroleerd, stemmen toe met de controle omdat de controle in hun perceptie wordt toegepast voor hun eigen bestwil. Zo wordt ordehandhaving iets waar bezoekers vrijwillig aan meedoen.
* Toch is er ook een dwangkant; wanneer iemand zich niet gedraagt volgens de regels kan
diegene het park worden uitgezet.
- Dit sluit aan op het idee van Focault en zijn Panopticon; je denkt dat je niet gezien wordt, maar je wordt constant in de gaten gehouden door iedereen (medewerkers in kostuums etc.).
* Is controle nog wel zo vrijwillig als het lijkt?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Downes & van Swaaningen (2007) – The road to dystopia? Changes in the penal climate of the Netherlands (veranderingen in criminaliteitsbestrijding in Nederland)

A

Verandering in criminaliteitsbestrijding voor Nederland:
- De naoorlogse ontwikkelingen in het Nederlandse strafbeleid omvatten een periode van aanhoudende vermindering van de schaal van de gevangenis (1947-1974), die het meest humane strafsysteem in Europa produceert
o Deze veranderingen werden gerealiseerd door de rechterlijke macht, die geloofde dat het gebruik van gevangenissen als laatste redmiddel gezien moest worden
- In jaren ’80 met de sterke stijging van criminaliteit, begon een periode met een radicaal geherformuleerde aanpak van het strafrecht en beleid
o Deze eerste periode werd gevolgd door een tweede periode waarin de trend omsloeg met een bovengemiddeld gevangenis-strafpercentage met negatieve gevolgen voor het karakter van gevangenisregimes
o De periode van aanhoudende opsluiting na 1985, bracht een ingrijpende herindeling van het strafbeleid  bestuurlijke, instrumentele en incapacitieve maatregelen kregen voorrang op eerdere doelen van resocialisatie en herstelrecht

1945-1974 – Periode van decarceration
Gevangenispopulatie was uitzonderlijk laag, deze trend veranderde wel maar NL had tot jaren ’80 laagste %
* Afname van aantal gevangenisstraffen
* Humaner beleid
* Minder gevangenisstraffen  grote invloed van experts uit sociale wetenschap en politiek klimaat
* Toenemende welvaart
* Penal welfarism

1975-1985 – Begin van desillusie en ontgoocheling
Transitie van liberaal strafklimaat naar meer managerial strafklimaat gericht op uitbreiding van opsluiting
* Stijging criminaliteitscijfers
* Meer harder straffen  samenleving beschermen tegen criminaliteit
* Transitie naar managerial beheerscultuur
* Effectiviteit  strafklimaat met lage kosten en minder sociale cohesie door secularisering
* Minder experts en meer beleidsmakers
* Illusie dat het werkt is doorbroken

1985-2005 – Periode van ontgoocheling naar dystopie
Dystopie = samenleving met alleen negatieve eigenschappen waar niemand wil wonen
* Multiculturele drama en verschuiving naar zero-tolerance
* Criminaliteit werd een centraal thema in het politieke debat  meer punitieve sancties, meer preventie en vroege interventie binnen de grenzen van het eerlijke proces
Defining crime up = het criminaliseren van steeds meer gedragingen
* Toename in criminaliteit is niet meer kwantitatief (in cijfers), maar kwalitatief (in ernst)  van veel delicten bestraffen naar alleen ernstige delicten met zwaardere en langere gevangenisstraffen  dus een kleinere groep met lange straffen in plaats van grote groep met korte straffen
Penal explosion = van laagste opsluitingsperscentage naar één van hoogste opsluitingspercentages

1990-2005 – Acting out en actuarialisme
Acting out = iets doen zonder dat het werk (symboolpolitiek) Actuarialisme = risico’s inschatten en daarop vooruit handelen
* Criminaliteit werd gezien als normaal verschijnsel en het belangrijkste doel is om dit efficiënt te beheren  gevolg: identificeren, classificeren en beheren van groepen
* Criminaliteitscijfers blijven stabiel, maar criminaliteit wordt ernstiger
* Groeiende angst voor etnische minderheden, drugscriminaliteit en georganiseerde misdaad
* Harder en langer straffen
* Zero-tolerance beleid
* Meer criminalisering
* Criminaliseren van “the other”
* Morele paniek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Downes & van Swaaningen (2007) – The road to dystopia? Changes in the penal climate of the Netherlands (factoren die cruciaal waren voor beleid met betrekking tot gevangenissen)

A

1) De oorlog en nasleep ervan gaven strafrechtelijke vormers ervaring en gelegenheid om verandering te weeg te brengen
2) Utrechtse school: normen stellen voor het strafklimaat  diepe afkeer van gevangenisstraf en vooral langdurige opsluiting en resocialisatie was erg
belangrijk
3) Naleving van minimum en humaan gebruik van bewaring vereiste pragmatische maatregelen om gevangeniscapaciteit aan te passen aan beperkte aantallen (doel: gevangenis minder gebruiken)
o Afzien van vervolging, thuisverlof, voorwaardelijke vrijlating en gratie vormden een reeks van schilden tegen overbevolking en strafexpansie
o Eind jaren ’60: sluiting van gevangenissen ondanks stijgende criminaliteit
4) Politieke klimaat was gedurende drie decennia na 1945 gunstig voor sociale en politieke stabiliteit: volledige werkgelegenheid, stijgende welvaart en buitengewoon royale verzorgingsstaat
5) Voorwaarde voor twee decennia van decarceration was een misdaadcijfer dat niet opliep tot jaren ’60 en ’70  minder sterke toename dan in UK  sociale
cohesie leidt tot groei van immigratie, economische verandering, generatieconflicten en massatoerisme

Twee belangrijke en uitzonderlijke resultaten in Nederland
1) In periode 1950-1970 was de gevangenispopulatie uitzonderlijk laag, deze trend veranderde wel maar NL bleef het laagste percentage in Europa houden tot eind jaren ‘80

2) Mogelijkheid voor veranderingen in gevangenisregimes, die werden aangegrepen door beleidsmakers, bestuurders en hervormers waardoor karakter van gevangenisstraf veranderden van celgebonden en sober systeem naar systeem gebaseerd op principe van resocialisatie, onderwijs en rechten van gevangenen

Sociale cohesie kwam onder druk te staan door:
- Nederland fungeerde als magneet voor immigranten uit voormalige koloniën en arbeidsmigranten uit ontwikkelingslanden  eindigen werkloos en wonen in eigen getto’s Amsterdam & Rotterdam
- Massatoerisme als gevolg van culturele vrijheden en gewaagde ambiance
- Snelle sociale en economische verandering had invloed op traditionele informele sociale controle
- Stijging van druggerelateerde criminaliteit die nieuwe problemen gingen symboliseren
Aan het einde van jaren ’70 waren experts het niet meer eens over juiste aanpak voor stijging van criminaliteit  aan de ene kant stonden mensen die voorkeur hadden voor sociale hervorming en decriminalisering en aan de andere kant stonden mensen die strengere maatregelen wilden
Onderzoeker Steenhuis publiceerde een rapport over inefficiënte, slechte coördinatie en nood reorganisatie van het strafrecht  ze moesten bedrijfsmatiger gaan werken: mildere straffen voor minder erge overtredingen en hogere en strengere straffen voor ernstige overtredingen
* Rapport zorgde onbedoeld voor publieke en politieke angsten over het verlies aan sociale cohesie, reden hiervoor waren sociale en economische veranderingen
* Veranderingen in strafrecht zorgen voor minder geld voor mensen die het werk moesten doen en veel te dure managers die inhoudelijk niets wisten  systeem werd minder efficiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Van Swaaningen (2013) – Reversing the punitive turn, the case of the Netherlands (punitief)

A

Artikel kijkt met een social-cultureel perspectief naar de ontwikkeling van punitiviteit in Nederland

Meest gebruikte indicator voor punitiviteit is de omvang van de gevangenispopulatie 
* Hoge gevangeniscijfers zijn inderdaad een goede indicator voor punitiviteit
* Lage gevangenispopulatie is geen goede indicator punitiviteit  reden: landen met kleinste gevangenispopulatie zijn kleine landen, geïsoleerd eiland of geen geld om gevangenis te bouwen

Matthews stelt dat het begrip ‘punitiviteit’ een mythe is:
1. Het concept is zo slecht omschreven dat we amper houvast hebben aan wat het precies inhoudt
2. Het geeft een te eendimensionaal beeld ten opzichte van strafontwikkelingen
o In werkelijkheid zijn er altijd tegengestelde stromen, niet-bestraffende reacties op criminaliteit en verbeteringen binnen strafsysteem met tegelijk punitief en non-punitief
3. Publieke zorg over misdaad en milde sanctionering is in literatuur makkelijk terzijde geschoven als penal-populisme terwijl professionele elites bijna altijd gelijk hebben

Van Swaaningen met indicatoren voor punitiviteit en non-punitiviteit
* Punitief systeem  gevangenis wordt gezien als voor hand liggende en juiste reactie op misdaad, expressieve waarde van straf wordt benadrukt, vrijheidsontneming wordt gezien als onvoldoende straf en leven in gevangenis extra onaangenaam maken
* Niet-punitief strafsysteem  pogingen gedaan om gevangeniscijfers te laten dalen, kwaliteit van strafsysteem verbeteren, gevangenis als laatste redmiddel en bevestigen ideaal van rehabilitatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Van Swaaningen (2013) – Reversing the punitive turn, the case of the Netherlands (kenmerken van 1975-2005 met punitieve omkeer in NL)

A

Kenmerken van NL in 1975-2005 met punitieve ommekeer:
- Selectieve gevangenneming van problematische groepen (ISD-maatregel)
- Goedkope cellen die ver weg staan van grote steden
- Verschuiving van resocialisatie naar bescherming van de maatschappij en expressieve straffen

Downes en van Swaaningen met verklaringen voor stijgende gevangeniscijfers
- Drugscriminaliteit moest strenger worden aangepakt  NL werd narcostaat met maffia en strengere straffen waren nodig om deze georganiseerde misdaad tegen te gaan
- Afname in sociale controle werd gecompenseerd door overheid te laten straffen
o Depillariseringstheorie: met de ondergang van traditionele pilaren van de samenleving na het secularisatieproces in jaren ’60, werd politioneel ingrijpen en bestraffen gezien als een van de weinig overgebleven mechanismen van sociale controle
o Forse bezuiningen op sociale voorzieningen in jaren ’80 zorgden voor het oplossen van problemen met politie en strafrechtelijk systeem in plaats van sociaal beleid

Boone & Moerings geven interne redenen voor stijgende gevangeniscijfers
- Beschuldigde personen bleven langer in voorlopige hechtenis om samenleving te beschermen
o Voorbeelden: junkies, bedelaars en kleine gewelddadige delinquenten
- Veel geestelijk gestoorde mensen moesten wachten op TBS  meer druk op gevangenissysteem
- Steeds meer jongeren werden als volwassenen berecht en opgesloten
- Steeds meer buitenlanders en vluchtelingen zonder geldige papieren werden opgesloten
Conclusie: NL was niet meer in staat om sociale problemen met sociale middelen op te lossen, dus werd bestraffing gezien als ideale oplossing

Rol van politieke wil, strafdeskundigen en activisten
Tot en met jaren ’90 werden hoge gevangeniscijfers als problematisch gezien voor zowel economische redenen als mate van civilisatie
* Bestraffen werd gekarakteriseerd als een verontrustend proces en strafbeleid als een politiek van slecht bewustzijn  bestraffen liet zien dat je geen beschaafde samenleving was en het stellen van grenzen aan pijn in de gevangenis is een teken van beschaving
Hedendaagse politici nemen een houding aan van: ‘burger heeft altijd gelijk’ en veronderstellen dat het publiek strengere straffen wil en negeren alle uitdagingen van die veronderstelling
* Ze hadden hiervoor geen goede argumenten behalve de publieke verontwaardiging en de stijgende criminaliteitscijfers (in werkelijkheid waren
deze al vrij stabiel in jaren ’90)
* Wetgeving en beleid zijn belangrijke factoren om te onderzoeken, omdat die invloed kunnen hebben op stijging en daling van gevangenispopulatie
De Nederlandse stemming kwam altijd van boven: elite die meer tolerant waren dan de gemiddelde burger, waardoor er een humane strafrechtelijke aanpak was  elite kreeg minder invloed vanaf jaren ‘90
- Er kwam meer focus op het vergroten van effectiviteit van de strafrechtketen
- Het punitief populisme werd dominant in het criminaliteitsbeleid

  • Er kwamen ander soorten experts . Vroeger sociale wetenschappers en nu risico-analisten die vooral keken naar output, planning en controle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Van Swaaningen (2013) – Reversing the punitive turn, the case of the Netherlands (Punitieve wending omgekeerd)

A

Punitieve wending omgekeerd
Vanaf 2005 daalde de criminaliteitscijfers zonder sociaal-culturele veranderen 
andere verklaringen:
- Vermindering van ernstige vormen van gewelddadige criminaliteit
o Dit leidde tot lagere straffen, er waren nog wel hoge straffen voor ernstige criminaliteit
- Aantal verslaafde mensen aan harddrugs is met 2/3 verminderd en deze mensen zijn verantwoordelijk voor groot deel van straatcriminaliteit, vandaar afname criminaliteit
- ISD-maatregel: mensen zijn twee jaar van straat en dat heeft echt effect op straatcriminaliteit
- Minder jongeren in de samenleving door vergrijzing
- Betere, effectievere en doelgerichtere politiestrategieën
- Betere preventieve maatregelen
- Lagere prijzen voor gestolen goederen
- Vermindering van ernstige en gewelddadige delicten die vóór rechter worden gebracht, waardoor de straffen ook lager zijn
- Steeds meer gebruik van niet-vrijheidsbenemende sancties: taakstraf en elektronische monitoring
o Deze straffen zijn vaak geen alternatief en worden extra opgelegd
o Vaak worden er strikte voorwaarden aan verbonden, dus als deze geschonden worden moet je wel terug naar de gevangenis
- Het aantal misdaden wat onder gewelddadige criminaliteit valt is wel toegenomen, maar deze zijn minder serieus van aard, waardoor straffen ook lager uitvallen (voorbeeld: softdrugs)

Diepere verklaringen voor daling criminaliteitscijfers
Beleidsmatig niveau
- Veranderingen binnen het strafrechtelijk systeem = minder onvoorwaardelijke straffen voor diefstal, minder mensen in hechtenis en angst voor criminaliteit is laag
- Beleidsveranderingen = OM-afdoening waardoor geen rechtbank nodig is, wachtlijsten voor TBS zijn korter gemaakt
o OM afdoening = staat toe dat OvJ een zaak kan schikken zonder het voor de rechter te brengen, dit kan alleen bij niet-vrijheidsbenemende straffen
o Fokkens-regeling = het is mogelijk om iemand na 1/3 van zijn straf over te plaatsen naar een TBS-kliniek
Sociologisch niveau
- Sociologische veranderingen
o Teveel gevangenissen gebouwd in vorige eeuw, nu zijn er veel gesloten of half leeg
o Rechterlijke macht staat meer open voor kritiek van experts dan van politici
o Invloed van street level bureaucrats: zij hebben verzachtende rol en kunnen meer menswaardige omstandigheden bereiken
- Meer kritische media-aandacht: na 1990 kwam er mediatisering van criminaliteit en onveiligheid
o Veel aandacht voor criminaliteit in de media, maar laatste paar jaar kwam de kritische journalistiek weer terug  als aandacht voor criminaliteit minder zou worden, zou er ook minder druk zijn om ‘politieke spierballen’ te laten optreden tegen deze criminaliteit

o Media kan zorgen voor slechte publiciteit over gevangenissen en straffen, dit kan het voor potentiële criminelen niet aantrekkelijk maken om daar terecht te komen

Er kan niet gezegd worden dat Nederland minder punitief is geworden, omdat de detentiecijfers zijn gedaald sinds 2005, er spelen ook andere factoren mee:
- Percentage daders die vrijheidsstraf krijgen is hoog in vergelijking met andere Europese landen
- Rechtspolitieke partijen zijn nog steeds voor expressiever straffen en hebben aardig wat punitieve maatregelen geregeld: EBI, ISD en TBS
- Detentiecijfers blijven sterk etnisch bevoordeeld  28% van Nederlandse gevangenispopulatie is van buitenlandse afkomst en veel van gedetineerden
zijn tweede generatie immigranten
- Het algemene niveau van straffen neemt nog steeds toe  zowel vrijheidsbenemende als niet-vrijheidsbenemende straffen ondanks dat de gevangenispopulatie is gedaald
- Veel indringende maatregelen worden ingevoerd voor ‘criminaliteitspreventie’
 we ervaren ‘prepressie’: preventieve maatregelen met een respressieve kant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Van Swaaningen (2021) – Civilisatie en emancipatie, maar van wie precies? (vier paradigma’s)

A

Vier paradigma’s in penologie van Garland
1) Durkheim = manier waarop wij straffen is een weerspiegeling van ontwikkeling van maatschappij
o Eerste penologische wet: bestraffingspraktijken worden minder hardvochtig naarmate de maatschappelijke omstandigheden minder hard worden
o Lesser eligibility: verblijf in de gevangenis moet wel slechter zijn dan in vrije samenleving, maar niet zo slecht dat een terugkeer feitelijk niet meer mogelijk is door ontmenselijking
o Tweede penologische wet: van lijfstraffen naar opsluiting  door
industrialisering werd de rol van lichamelijke arbeid kleiner, maar het concept ‘vrije tijd’ ontstond in IR
o Utiliteit van straf op hoger niveau: straf niet functioneel voor dader, maar samenleving
Door de ontwikkeling tot industriële samenleving heeft de mechanische solidariteit plaatsgemaakt voor een complexere organische solidariteit: door toegenomen arbeidsverdeling zijn intensievere onderlinge afhankelijkheden ontstaan, waardoor directe, persoonlijke sociale controle plaatsmaakt voor nieuwe, onpersoonlijkere en collectievere vormen van sociale controle

2) Weber = bureaucratisering en rationalisering  manier van tenuitvoerlegging van straffen
o Duidelijke doorwerking hiervan in huidige bestraffingspraktijk is het op basis van risicotaxaties categoriseren van verdachten en justitiabelen
Drie soorten autoriteiten:
1. Traditionele autoriteit = heersers verkrijgen hun autoriteit door erfelijkheid
2. Charismatische autoriteit = heersers verkrijgen hun autoriteit door speciale kwaliteit
3. Rationeel-legale autoriteit = heersers verkrijgen autoriteit door wetten en macht
Naarmate samenleving steeds complexer wordt, meer bestuurd door rationeel- juridische vorm

3) Elias = idee dat er in moderne tijd een ‘civilisatieproces’ is opgetreden, doordat toenemende wederzijdse afhankelijkheden tussen mensen hogere eisen aan onze zelfbeheersing stellen
o Dwang van buitenaf (Fremdzwang) maakt plaats voor zelfbeheersing (Selbstzwang)
4) Foucault = benadering met als uitgangspunt een doelverschuiving van de straf  in een kapitalistische industriele samenleving moet een gedisciplineerd proletariaat worden gerecreerd, dat zonder morren de monotone fabrieksarbeid verricht
o Onderscheid drie historische fasen in ontwikkeling van bestraffingspraktijken:
1. Tortuur: bestraffing van het lichaam (Franse revolutie)
2. Humanitaire hervorming: bestraffing van geest en ziel (Industriële revolutie)
3. Discipline: productie van volgzame burgers  grote opsluitingsgolf
- Gevangenis fungeert als middel tot disciplinering en produceert volgzame mensen & huidige samenleving is steeds meer gaan lijken op gevangenis

Elias’ civilisatietheorie als reactie op Foucaults disciplineringstheorie Vanaf 1789 worden er minder mensen opgesloten, is er minder externe dwang en meer zelfdwang. In dezelfde lijn als Weber meent Elias dat er sprake is van een afnemende moralisering van misdaad, die gepaard gaat met een toenemende rationalisering van de straf.
- Volgens Franke gaat dit gepaard met steeds meer ‘vrijheden’ voor gedetineerden, Franke heeft het op dit punt over een emancipatie van gevangenen
Garlands theorie over bestraffing als een vorm van cultureel handelen (cultural agency) is gebaseerd op het idee dat bestraffing zowel een morele als een culturele boodschap uitdraagt en daarmee betekenis geeft aan normen
Einde aan vooruitgangsoptimisme
Visie van Boutellier en Franke over beschaving  ‘emancipatie’ is exponent van een veranderende moraal
* Franke: Beschaving impliceert dat we fatsoenlijk omgaan met de ‘buitenstaanders’
o Focus op: emancipatie van de gevangene  opdracht voor gevangeniswezen
* Boutellier: Beschaving impliceert dat overheid burgers adequaat beschermt tegen onveiligheid
o Focust op: emancipatie van het slachtoffer  opdracht voor politici en rechters
Vanaf de jaren ’90 wordt de gevangenisstraf primair beschouwd als een middel om de samenleving te
beschermen  criminaliteit wordt steeds minder gezien als een gevolg van deprivatie en steeds meer als een symbool van sociaal verval
* Sinds 2005 zijn we weer minder mensen gaan opsluiten en meer taakstraffen en elektronisch toezicht gaan opleggen conclusie: Eliasiaanse perspectief op straf is nog steeds juist
Conclusie: Theorie van Boutellier over emancipatie van het slachtoffer is meest toepasselijk
Carcerale samenleving (Foucault) en punitive city (Cohen)
Samenleving waarin iedereen overal en permanent in de gaten wordt gehouden  er komen steeds meer sanctievormen bij, waardoor telkens grotere groep mensen onder overheidscontrole komt (net-widening) en het net van sociale controle krijgt steeds kleinere mazen (mesh-thinning)

Disney-orde van sociale controle
Shearing en Stenning signaleren dat de sociale controle in attractiepark zeer efficiënt en effectief is en dat de logica ook in toenemende mate zichtbaar is in de samenleving  harde dwang maakt plaats voor vriendelijke overreding (nudging) en fysieke belemmeringen om regels te overtreden (designing out crime)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Schuilenburg (2019) – De veiligheidsutopie voorbij? Over geborgenheid en valse vrijheid

A

Veiligheidsutopie van Hans Boutellier over het onbehagen van de mens ‘Moderne mens wil vrij zijn om zijn eigen leven in te richten (zelfexpressie,
ontplooiing, experiment), tegelijk bevalt die vrijheid de mens niet, want een volledige vrijheid betekent ook geen zekerheid en veiligheid’ (niemand die hem beschermt of helpt)  aanleiding: forse stijging criminaliteit Westerse samenleving
Die spanning tussen vrijheid en veiligheid zit volgens Boutellier opgesloten in het moderne leven
➢ Veiligheid en vrijheid zijn twee kanten van dezelfde medaille  een
samenleving met aandacht voor vrijheid genereert een grote veiligheidsbehoefte en stuit daarmee op de paradox dat om die vrijheid te vieren, deze ook beteugeld moet worden
Centrale stelling Boutellier = het verlangen dat vrijheid en veiligheid volledig samenvallen
* Term utopie in psychologische zin: het impliciete verlangen dat achter handelingen en beweringen van personen schuilgaat, dit verlangen staat in
het teken van veiligheid terwijl tegelijkertijd het een onmogelijk verlangen is omdat vrijheid en veiligheid nooit volledig samengaan
o Voorbeeld pornografie: door het internet is pornografie makkelijker te vinden en heeft pornografie een bredere acceptatie in samenleving gekregen, toch willen we niet dat het tot onschuldige slachtoffers leidt zoals bij pedofilie en kinderporno
Van fysieke verbanning tot psychopolitieke disciplinering
3 soorten veiligheidsinstrumenten om onverwachte en onplezierige gebeurtenissen te voorkomen
1) Klassieke instrumenten = personen verjagen
o Doel: risicovolle personen uit te sluiten van stedelijke openbare ruimte gelegenheids-beperkend ingrijpen
- Voorbeeld: betonblokken, slagbomen en zitstangen op banken
2) Voorspellende instrumenten = personen oppakken voordat ze iets hebben gedaan
o Doel: risicovolle personen te filteren uit massa bezoekers van stedelijke ruimte
- Voorbeeld: scannen van kentekens van voertuigen en gezichtsherkenning
3) Psychopolitieke instrumenten = personen verleiden om langer te blijven
o Doel nudging: klein duwtje in de rug om personen ‘het goede’ te laten doen

Succesparadox

  • Voorbeeld: tijdens nachtleven kleur, geur en lichtintensiteit aanpassen om agressie te verminderen en het veiligheidsgevoel te vergroten

Impact van terroristische aanslagen is enorm en terrorisme wordt gezien als een van de grootste bedreiging voor Nederland, toch is het risico op een terroristische aanslag relatief laag
* Vraag: Waar komt het obsessieve streven naar veiligheid in stedelijke openbare ruimte vandaan?

o Verlangen naar veiligheid heeft minder te maken met criminaliteit dan we gewoon denken  wegvallen van God en religie heeft plaatsgemaakt voor veiligheidsprogramma’s
o Verlies van geborgenheid: een groot deel van burgers heeft het gevoel wakker te worden in een nieuw land, waar je de taal niet kent, niet weet hoe metro’s werken
Hoe veiliger de stedelijke openbare ruimte, hoe panischer over het restje tekort  we leven in een samenleving die nog nooit zo veilig en welvarend is geweest  hoewel we gezonder en veiliger leven dan onze voorouders, ervaren veel personen dat ze iets misschien en zij we continu bezig dit tekort op te vullen
Slachtoffer is het centrale figuur van de moderne tijd  verschillende vormen van slachtofferschap:
- Calculerende slachtoffer = slachtoffer dat uit is op geldelijk gewin
- Wrekende slachtoffer = slachtoffer dat wraak wil op de dader
- Geëmancipeerde slachtoffer = slachtoffer dat wordt gedreven door wraak, maar diens wraak is niet mateloos, eerder verzoenend  dit slachtoffer activeert de veiligheidsbehoefte, het gevaar hiervan is een repressievere overheidspolitiek van straf en controle

Conclusie
We zijn ons hele leven bezig met het zoeken naar de juiste balans tussen vrijheid en veiligheid, tegelijk is er een spanning tussen deze twee elementen onoplosbaar  op grote schaal worden veiligheidstechnieken toegepast: beveiligingscamera’s, poortjessystemen, trackingapparatuur en meer handhavers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Aebi, Delgrande, Marguet (2015) – Have community sanctions and measures widened the net of the European criminal justice systems

A

De ontwikkeling van community sanctions and measures werd gezien als een positieve ontwikkeling om gevangenispopulaties te verminderen en de re-integratie van daders te verbeteren  maar CSM kan ook worden gebruikt als aanvullende straf in plaats van een alternatief op gevangenisstraf, hierdoor kan het netwerk van het strafrechtsysteem worden vergroot
Theoretisch kader
Net-widening = processen om pogingen op misdaad te voorkomen en op de gemeenschap gebaseerde straffen te ontwikkelen  uitbreiding van het strafsysteem
* Twee soorten risico’s:
1. Risico gerelateerd aan front-end programma’s: deze straffen zijn gemaakt zodat het sturen van de dader naar de gevangenis wordt vermeden  straffen zijn vooraf en preventief
2. Risico’s gerelateerd aan back-end programma’s: daders die vervroegd
zijn vrijgelaten of zijn afgebogen naar ander programma nadat ze al deel van straf hebben uitgezeten  achteraf

Methoden
Voor het cross-sectionele deel is gekeken naar het jaar 2010, waarbij de gevangenispopulatie wordt vergeleken met de populatie die CSM maatregelen hebben gekregen  voor longitudinaal onderzoek wordt gekeken naar 1990-2010, waarbij gevangenispopulatie en CSM-maatregelen worden bekeken
Resultaten
- Aantal daders met CSM is in de afgelopen decennia extreem toegenomen in Europa
o Toename van CSM in voornamelijk West-Europese landen is toe te schrijven aan wijzigingen in de wetgeving

  • Tussen 1991 en 2020 hebben 17 van 22 landen hun gevangenispopulatie verhoogd → dus bijna alle Europese landen zien een opwaartse trend in hun gevangenispopulatie gedurende de 20 onderzochte jaren
    o Er is dus zowel een toename van het gebruik van de gevangenis als van CSM maatregelen. Hierdoor is het nog van belang om te kijken naar de criminaliteitscijfers
  • De criminaliteitscijfers daalde in de landen → met andere woorden, de gevangenispopulatie en reclasseringspercentages zijn toegenomen, ondanks het feit dat de algehele criminaliteit daalde
    o Er is geen empirisch bewijs dat suggereert dat het gebruik van deze vrijheidsbenemende en niet-vrijheidsstraffen zorgt voor een afschrikkende werking die voor een dalende trend in criminaliteit zou kunnen zorgen
    o Ook de toename van het aantal veroordeelde daders voor niet-dodelijk geweld en druggerelateerde criminaliteit kan geen verklaring bieden voor de toename van de gevangenis en voorwaardelijke veroordelingen
  • Deze delicten krijgen vaak hogere straffen dan vermogensdelicten, maar maken nog niet eens de helft van de gevangenispopulatie uit
    Conclusie
    Hypothese: CSM wordt gebruikt als alternatief voor gevangenisstraffen moet worden verworpen  toename van CSM heeft niet geleid tot afname van de gevangenispopulatie, in plaats van een alternatief voor gevangenisstraf heeft CSM bijgedragen tot vergroting van het netwerk van Europese strafrechtstelsels
  • CSM is een van instrumenten geworden van een steeds punitievere aanpak van misdaadbestrijding (boek van Garland en culture of control genoemd als een verklaring voor de bestraffende wending)
  • Het resultaat van 20 jaar CSM in Europa is dat een groot aantal individuen deze straffen uitzit, maar er geen zichtbaar effect is op de populatiecijfers van de gevangenissen
    o CSM is dus geen wondermiddel om gevangenisstraffen te verminderen en garanderen geen afname van de gevangenispopulatie
  • CSM kan ook leiden tot opnieuw bestraffen en meer controle: na uitzitten van de straf krijgt iemand een proeftijd opgelegd met verschillende voorwaarden. Wanneer niet aan die voorwaarden wordt voldaan, zal er opnieuw een straf volgen
  • Er zijn ook landen: Finland en Zwitserland, waar CSM wel zorgde voor lage gevangeniscijfers en er dus wel sprake is van een alternatief en niet van net- widening
    CSM begon als adaption, maar kan nu ook worden gezien als denial: we weten dat het geen alternatieven zijn, maar blijven het wel gebruiken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tijdlijn

A

Periode 1A (1950-1975): daling van het aantal gedetineerden  periode van decarceration
Oorzaken:
- Afloop oorlog gaf ruimte om het systeem te veranderen,
- Centrale rol experts
- Stabiele politiek en sociaal klimaat  minder gevangenisstraffen door grote rol van experts
- Geen stijgende criminaliteitscijfers
- Meer humaan beleid
- Toenemende welvaart
- Periode van penal welfarism
Periode 1B (1975-1985): begin van de desillusie en ontgoocheling
- Transitie liberaal strafklimaat naar managerial strafklimaat gericht op uitbreiding van opsluiting
- Beheerscultuur
- Uitbreiding gevangenis
- Stijging (zichtbare) criminaliteit  hard optreden en streng straffen wordt gezien als enige oplossing om de maatschappij te beschermen
- Ontstaan van culture of control  oorzaken:
o Sociale cohesie door druk onder andere door gastarbeiders
o Van terugkeer in samenleving naar beperken detentieschade  afname resocialisatie
Periode 2A (1985-1990)
- Meer punitieve houding
- Net widening  steeds meer straffen en maatregelen
- Law in motion  managerial instrumentalisme
- Opsluiting als ultieme oplossing
Periode 2B (1985-2005): multiculturele drama en shift naar zero tolerance Dystopie: samenleving met alleen negatieve eigenschappen waar niemand wil wonen
- Criminaliteit als centraal thema in politieke debat  meer punitieve sancties, meer preventie en vroege interventie binnen de grenzen van het eerlijke proces
- Defining crime up  criminaliseren van steeds meer gedragingen
- Criminaliteit als probleem van ‘de ander’
- ‘Multicultureel drama en wij’ versus ‘zij denken’  groeiende angst voor etnische minderheden, drugscriminaliteit en georganiseerde misdaad
Periode 2C (1990-2005): Acting out en risicojustitie
- Acting out tegen criminaliteit: iets doen zonder dat het werkt 
symboolpolitiek
- Nieuwe penologie: criminaliteit werd gezien als normaal verschijnsel  efficiëntie en risicotaxatie met als gevolg het identificeren, classificeren en beheren van groepen
- Nadruk in gevangeniswezen op veiligheid en efficiëntie
Periode 3 (1990-heden)

Vanaf 1990: gevangenispopulatie en voorwaardelijke straffen toegenomen  daling criminaliteitscijfers
- CSM wordt niet als alternatief gebruikt
Vanaf 2005-2011: daling van aantal gedetineerden in NL, maar niet minder punitief
 mogelijke oorzaken:
- Daling geregistreerde criminaliteit
- Toename niet-vrijheidsbenemende straffen
- Beleid- en systeemontwikkelingen
- Sociologische verklaringen
- Geavanceerde media-aandacht
Vanaf 2005-heden: minder mensen in de gevangenis en meer elektronisch toezicht en taakstraffen
- Gevangenis ontleent betekenis anno 2021 niet aan een nuttig effect op criminaliteit, maar aan de boodschap  straffen is een uitdrukking van autoriteit
- Volgens van Swaaningen is er geen penitentiair beschavingsoffensief
- Dalende criminaliteitscijfers en toename veiligheidsgevoelens  toch proces van securitisering
- Veiligheidsutopie: we willen volledige vrijheid en veiligheid, maar deze combinatie kan niet
- Succesparadox: het is veiliger dan ooit in NL, toch willen we kleine restje criminaliteit voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Malsch, M. (2018) De afnemende rol van de rechtspraak: is vervanging van de rechter mogelijk en wenselijk? Justitiële Verkenningen, 44(4), pp. 49 – 63. (verschuivingen)

A

Taken van de rechter worden overgedragen aan andere instanties (laatste 2 decennia)  dit artikel beschrijft deze bewegingen en geeft aan welke consequenties deze kunnen hebben.
Verschuivingen van rechtelijke taken naar andere organen en instanties (straf, civiele en bestuursrecht):
- Wetgever kiest hiervoor
- Rechtspraak ook zelf verantwoordelijk voor vermindering van eigen taken en afnemen van de eigen invloed in de maatschappij

Overzicht van verschuivingen:
Bij 49 adviezen die de raad voor de rechtspraak over wetsvoorstelling in de periode 20042014 uitbracht, was er sprake van overheveling of verschuiving van de rechterlijke taken o Overheveling vond plaats naar bestuursorganen, geschillencommissies, mediators, gespecialiseerde rechtelijke instanties en de wetgever
- Civiele recht  verschillende initiatieven genomen  vragen aan burgers eerst conflict aan andere instantie voor te leggen dan wel zelf tot oplossing te komen (voordat ze bij rechter komen  bijv. mediator)
- Strafrecht  rol rechter afgenomen. Veel zaken niet meer bij strafrechter, maar door politie,
OM en andere instanties afgedaan o Wet Mulder van 1989: afdoen van lichte verkeersovertredingen zorgde voor bestuurlijke boete (boete niet door rechter, maar bestuursorgaan opgelegd)
o OM-afdoening trad in 2008 in werking: OvJ, politiefunctionarissen en sommige bestuursorganen kunnen zelfstandig schuld verdachte vaststellen (binnen grenzen), straf opleggen  met hulp van strafrechtbeschikking
- Ontwikkelingen die als bijkomende rol hebben dat de rechter krijgt minder zware rol krijgt  structurele verhoging van griffierechten, bemoeilijkt toegang tot rechter

Rechtspraak kiest zelf voor minder zware rol
Afname rol hoogste rechter (Hoge Raad)  zelf voor gekozen:
- HR treedt minder vaak actief sanctionerend op wanneer politie en OM fouten maken en straft lagere rechters af die dit wél doen  rol van toezichthouder van rechtspraak op politie en OM neemt af, dit gaat (deels) ten koste van de rechtsbescherming die de rechter aan burgers biedt.
- HR reageert minder op vormfouten, meestal geen sanctie, nauwelijks afkeuring over gang van zaken  fouten in voorbereidend onderzoek niet gecorrigeerd  normvervaging bij politie & OM als gevolg.

Reacties en onderzoek:
Afnemende rol rechtspraak kent een lange historie  kerngedachten: rechtspraak vaak niet efficiënt en bovendien kostbaar en tijdrovend. Ook bedrijfsvoering niet altijd op orde. Dit is de basis voor het zoeken naar andere wegen om juridische conflicten op te lossen (d.w.z. buiten de rechter om).

Ontwikkeling heeft diverse reacties uitgelokt:
- Rechterlijke macht heeft de facto nog slechts de berechting van een beperkt aantal strafbare feiten in handen;
- Rechter dreigt zijn centrale rol te verliezen in rechtstaat  is dit verstandig?  rechters beseffen onvoldoende dat hun domein verdedigd moet worden tegen landjepik door andere staatsmachten;
Rechtspraak moet dienend zijn  uitgangspunt moet zijn: wat burgers belangrijk vinden, wat hun behoeften zijn.
o Bewegingen gaan juist andere richting uit. Tegenwoordig zoeken mensen steeds meer eerste hulp bij mediators, doen ze een beroep op arbiters, bindend adviseurs of bestuursorganen  ‘’alles, maar liever niet beroep op rechter’’.

Werkwijze ZSM:
Groot deel van de strafbeschikkingen wordt opgelegd via Werkwijze ZSM (zo, snel, slim selectief, simpel, samen en samenlevingsgericht mogelijk).
- Strafzaken die vroeger door rechter zouden zijn berecht worden nu beslist door OM en politie (en partners);
- Recent nog groei gesignaleerd in aantal strafbeschikkingen.

Kritiek werkwijze ZSM:
o Schuldvaststelling OM en politie ‘problematisch’, onschuldpresumptie komt in het gedrang;
o Toezicht op werkwijze ZSM door externe instanties is zwak dan wel afwezig  foutieve beslissingen door politie of OM in kader strafbeschikking die in toenemende mate niet gecorrigeerd worden.

Wat doet een rechter dat andere organisaties niet doen?:
Hoe ‘erg’ is het dat rechtertaken meer worden overgenomen door andere instanties? Dit is immers veel goedkoper, sneller en mogelijk effectiever optreden. Er is daarnaast meer ruimte voor inbreng van partijen zelf bij mediation en dergelijken, dus is de aanvaarding van de uitkomst en naleving daarvan hoger.
- Verschillende argumenten:
o Rechtstatelijke argumenten
 Rechtelijke macht is één van drie staatsmachten (wetgevende + uitvoerende)
* Evenwicht raakt verstoord als bevoegdheden verschuiven van rechtelijke macht naar vooral uitvoerende macht  uitvoerende macht krijgt zware rol  vrees voor Trias politica  politiek bestuur NL duldt steeds minder tegenspraak  omvangrijke bezuinigen op de rechtspraak
Het idee van de trias politica is dat de 3 staatsmachten elkaar in evenwicht houden. Om disbalans te voorkomen zou daarom de onafhankelijkheid van de rechtelijke macht ten opzichte van de andere staatsmachten goed gewaarborgd moeten worden en dienen ook de financiële voorwaarden voor die onafhankelijkheid te worden gerealiseerd. Dat is nu niet het geval vanwege het ontbreken van een eigen zelfstandige begroting die losstaat van die van het ministerie van Justitie en Veiligheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Malsch, M. (2018) De afnemende rol van de rechtspraak: is vervanging van de rechter mogelijk en wenselijk? Justitiële Verkenningen, 44(4), pp. 49 – 63. (Drie perspectieven)

A

Disbalans trias politica + gevolgen voor de rechtspraktijk en voor de (kwetsbare) burger  vanuit 3 perspectieven beschreven:
1. Waarheidsvinding o Rechtelijke procedure kent vele wettelijke waarborgen die garanties bieden dat geen verkeerde beslissing wordt genomen (niet iemand onterecht veroordeeld). Procedures voor rechter zijn gedetailleerd vastgelegd in wetboeken, deze bevorderen zorgvuldige behandeling van bewijs en besluitvorming.
o Rechter mag tenlastegelegd feit niet zomaar bewezen achten; moet sprake zijn van bepaalde hoeveelheid bewijs, rechter moet overtuigd zijn van schuld van verdachte vóórdat rechter verdachte schuldig mag verklaren.
o Een debat op tegenspraak tijdens de zitting bevordert een zorgvuldige waarheidsvinding en kan rechters behoeden voor te snelle beslissingen.
o Twijfel of dergelijke zorgvuldigheid ook in acht wordt genomen door andere instanties die taken overnemen. Vaak zijn andere instanties immers minder sterk of niet gebonden aan wettelijke eisen voor waarheidsvinding!
o Een deel van de buitengerechtelijke procedures heeft een meer ‘consensueel’ karakter, waarbij partijen proberen om gezamenlijk tot een oplossing te komen, of waarin wordt verwacht dat partijen zelf de feiten aandragen en hun argumenten onderbouwen. Partijen krijgen een eigen medeverantwoordelijkheid voor de vaststelling van de feiten, en tevens voor de uitkomst van de procedure. Dit gaat sommige burgers de pet te boven.
 Veel individuele burgers voldoen niet aan de voor dit soort procedures vereiste zelfredzaamheid  gevolg: dat bij het zoeken naar ‘de waarheid’ de zwakkere burger slechter af is dan als er een rechterlijke procedure beschikbaar zou zijn geweest.

  1. Openbaarheid van de procedure en controle op beslissingen o Procedures bij de rechter zijn openbaar. Buitenrechtelijk procedures zijn dat meestal niet.
     Openbaarheid  structuurbeginsel van rechtspraak  essentieel belang voor ons rechtssysteem; maakt controle op rechter mogelijk (bijv. in de verplichting uitspraken te motiveren)
    o Controlemogelijkheid vaak niet aanwezig bij andere instanties, buitenrechtelijke procedures zijn niet openbaar en niet door publiek en pers bijgewoond  geen openbaar toegankelijke schriftelijke verslaglegging over wat beslist is en op welke gronden. Controle door externe partijen vrijwel uitgesloten: toezicht is slechts mogelijk door hiërarchisch hoger geplaatste personen die de beslissingen nemen.
    o Minder sprake van debat/tegenspraak  take it or leave it
  2. Rechtsbescherming voor de (kwetsbare) burger o Afnemende rol van de rechter  ook teruggang van rechtsbescherming (advocaat verschaft ook rechtsbescherming  is er niet altijd bij buitenrechtelijke procedures!)
    o Ongelijkheid tussen partijen  wens dat vorm van ‘ongelijkheidscompensatie’ plaatsvindt
    De gevolgen voor de rechtspraktijk voor de kwetsbare burger komt terug in de efficiëntie (naar andere instanties = verwante partnerships dus widening the net en thinning the mesh). Die efficiëntie gaat ten koste van de rechtsbeschermende beginselen.

Een poging tot herstel van de positie van de rechtspraak als staatsmacht:
- Initiatiefwetsvoorstel om Rechtspraak een eigen begroting te geven  dus zelfstandige/onafhankelijke positie te versterken. Helaas verworpen door 2e Kamer
- Er wordt bezuinigd op de rechtspraak (blijkt uit begroting)  rechtspraak positief opgesteld over wetsvoorstel  2e Kamer weinig steunend

Conclusies:
- De Raad van de rechtspraak en een deel van de rechters vrezen dat de 3e staatsmacht financieel wordt gereduceerd tot een afdeling van het ministerie.
- Kwaliteit van rechtspraak staat onder druk.
- Afkalven van taken van rechter komt op steeds meer terreinen naar voren.
- Eigen begroting is geen oplossing, wel belangrijke voorwaarde (meer zelfstandige positie als 3e staatsmacht).
- Een van de redenen dat het weghalen van taken bij de rechter zo ver kon komen, is waarschijnlijk de inherente bescheidenheid van rechters  staan niet massaal op om hun terrein te verdedigen en bewegen zich niet makkelijk in de media (andere instanties wel).
- Als zo verder gaat missen we een onafhankelijke beslisser, zorgvuldige waarheidsvinding, openbaarheid procedures en belangrijk deel van rechtsbescherming. Dit terwijl de rechtsbescherming steeds harder nodig is gezien het toenemende aantal zwakkere procesdeelnemers.
- Naar mening van de schrijver mogen zaken niet te snel als ‘flutzaken’ worden beschouwd die maar beter door een andere instantie afgedaan kunnen worden. Als dat op te grote schaal gebeurt, worden zwakkere procesdeelnemers ‘deplorables’ = mensen op wie we met enige minachting neerkijken en die we zo weinig waard vinden dat we niet meer bereid zijn hun een goed aangeklede procedure bij een rechter en een goed betaalde advocaat te gunnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Woude, M. van der (2015). (On)veiligheid en efficiency als stabiel kompas voor het strafrechtelijk criminaliteitsbeleid. Tijdschrift voor Criminologie, 57(1), pp. 111 - 126. (

A

Aan de hand van een aantal ontwikkelingen binnen het strafrecht wordt gereflecteerd op de huidige criminele politiek waarin efficiëntie, veiligheid en risicobeperking centraal staan:
- Vraag: in hoeverre kunnen empirici een rol spelen in het temperen van de aanhoudende hoogtij van de veiligheid en de strafrechtelijke consequenties die daaraan worden verbonden?
- ‘Criminele politiek’ = ontwikkelingen binnen het straf(proces)recht en normatieve context waarin het criminaliteitsbeleid wordt vastgesteld.
- Periode 2010-2014  nadruk op laatste 2 jaren.
- Door de normatieve context waarin het criminaliteitsbeleid wordt vastgesteld als insteek te kiezen voor een beschouwing van ontwikkelingen binnen het straf(proces)recht, zal in het bijzonder de nadruk liggen op de beslissingen van de wetgever en niet op de jurisprudentie van de HR. Ontwikkeling ruime tijd geleden in gang gezet met betrekking tot
instrumentalisering en daarmee gaand risicostraf(proces)recht nog steeds zichtbaar (volgens schrijver artikel).

Rutte I en II: daadkrachtige, repressieve en ‘veilige’ retoriek:
Veiligheid is kerntaak van de overheid, van belang dat steviger wordt opgetreden door justitie bij bepaalde vormen van criminaliteit (overlast, intimidatie, agressie, overvallen, inbreken & geweld) + burgers moeten zich veilig voelen.
- Ontwikkeling terug te voeren tot 1993  integrale veiligheidsrapportage.
- Subjectivering van strafrecht en strafrechtelijk veiligheidsbeleid  gevoelig voor gevaar van overschatting van strafrecht.
- War on terror = van de overheid wordt niet meer alleen verwacht dat de ergste boeven worden gestraft, zij dient ook te zorgen voor een absoluut veilige samenleving.
- Nu:
o Onveiligheidgevoelens diep verankerd in strafrechtelijk veiligheidsbeleid  daarmee gepaard gaande taal van daadkracht en repressie
o ‘Repressie, handhaving & preventie altijd hand in hand’. Repressie is tevens preventie zonder dat daar ook maar enige link naar resocialisatie, mediation of nazorg behoeft te worden gelegd.

Zo snel, zo effectief en zo goedkoop mogelijk:
Verdere instrumentalisring van straf(proces)recht en de strafrechtsketen:
- Vergroting van efficiëntie
- Verkorting van doorlooptijden
- Standaardisering van procedures
Vanaf de strafrechtswetenschap kritisch gereageerd op deze instrumentalisering  rechtshandhaving zou gelijkgesteld worden aan criminaliteitsbestrijding en de individuele rechtsbescherming hieraan ongeschikt geacht.
- Rechtsbeschermende beginselen zouden binnen de bedrijfsmatige visie op justitie en justitieel beleid hinderpalen vormen en een sta-in-de-weg zijn voor een efficiëntie strafrechtelijk bestrijdingsmechanisme.
- De verdachte moet zo snel mogelijk voelen dat criminaliteit niet loont, maar aan de andere kant: individuele rechtsbescherming lijkt aan dat hoofddoel enigszins ondergeschikt.

Enkele voorbeelden van de instrumentaliseringstendens:
- Versterking van prestaties en modernisering van strafvordering o Programma Versterking Prestaties in de Strafrechtsketen (VPS)
§ Hoofddoel programma: dat zaken sneller, slimmer, beter en transparanter worden afgedaan.
§ Middel: digitale uitwisseling van gegevens tussen verschillende actoren binnen strafrechtketen.
§ Aanzienlijke moderniseringsslag: verhoudingen + processen tussen ketenpartners verduidelijkt & gestroomlijnd  keten werkt efficiënter en kans op fouten, vergissingen & ontsporingen van het justitiële apparaat kleiner.
§ Kritiek:
* Haastige spoed vaak niet goed;
* Overmatige aandacht voor efficiëntie;
* Bepaalde fundamentele discussies worden hierdoor niet goed gevoerd.

  • ZSM (Zo Samen, Slim, Selectief, Simpel en Samenlevingsgericht Mogelijk-werkwijze) en onmiddellijke tenuitvoerlegging o Vernieuwede samenwerkingsvorm van OM, politie en ketenpartners  OvJ beoordeelt zelf op politiebureau strafzaken en zo mogelijk nog dezelfde dag over de wijze van afdoening beslist  gros van eenvoudige strafzaken binnen eerste uren – 3
    dagen na aanhouding afgewikkeld door middel van OM-strafbeschikking (4/5 zaken via ZSM). o Voordeel: bij afdoening zaken geen rechter van pas en papierwerk blijft beperkt. o Kritiek:
     Focus op efficiëntie  nauwelijks ruimte voor rechtsbijstand (moet meer ruimte zijn voor advocatuur).
    o Is maar vraag in hoeverre ZSM daadwerkelijk tot efficiëntie zal leiden  de OvJ moet binnen korte tijd en op basis van zeer beperkte informatie belangrijke beslissingen nemen; een dergelijke perceptuele shorthand kan bijdragen aan (on)bewuste selectie op basis van stereotyperingen, met rechtsongelijkheid tot gevolg + ovj heeft in NL grotere mate van beoordelingsvrijheid (beslissen & selecteren).
    o Wetsvoorstel: regelt dat de tenuitvoerlegging van de straf meteen na de uitspraak in eerste aanleg kan beginnen. Dit voorstel mikt op de groep verdachten die in eerste aanleg tot ten minste één jaar gevangenisstraf zijn veroordeeld, zich op vrije voeten bevinden en hoger beroep instellen.
    § Doel: aantal openstaande en nog niet ten uitvoer gelegde straffen laten dalen
    § Kritiek: omdat de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf hangende hoger beroep op gespannen voet zou staan met de in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) gegarandeerde onschuldpresumptie.
  • Bezuinigen binnen de keten: dader betaalt o Besparen op de kosten  door de kosten van het strafproces, waaronder de kosten van de opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten, alsmede de kosten van slachtofferzorg en de rechtsbijstand, op de veroordeelde te verhalen.
    o Forfaitaire bedragen worden vastgesteld  kunnen door rechter worden opgelegd o Wetsvoorstel: gedetineerden een eigen bijdrage te laten leveren aan hun detentie o 1e Kamer heeft een streep getrokken door de voorgestelde bezuinigen op de rechtsbijstand. Critici en de verschillende ter consultatie geraadpleegde instanties vreesden dat de rechtsgang onbereikbaar zou worden voor lagere inkomensgroepen, wat de rechtszekerheid zou aantasten.
    o Masterplan zou versobering van het regime tot gevolg hebben door maximale inzetting van meer persoonscellen en elektronische detentie.
    § Gedetineerden moeten vrijheden verdienen door bereid zijn te investeren in zichzelf
    § Bekritiseerd: versobering en dehumanisering van het regime, gevaar hiervan voor de resocialisatie en recidive van gedetineerden, als ook de vooronderstelde effectiviteit van de plannen
    Risico’s zo vroeg mogelijk en lang mogelijk onder de loep:
    Zo vroeg mogelijk onderkennen van en zo lang mogelijk monitoren van potentiële veiligheidsrisico’s
  • Ontwikkelen biometrische instrumenten ter ondersteuning van opsporing en handhaving - Koppelen van gegevens tussen verschillende opsporingsdiensten

Langdurig toezicht veroordelen:
Vervanging voorwaardelijke invrijheidsstelling door vervroegde invrijheidsstelling  ex-detineerden beter in gaten houden + behouden voor terugval
- Door middel van maatregelen strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking zal het ‘ter bescherming van de veiligheid van personen of de algemene veiligheid van personen of goederen’ mogelijk worden om veroordeelden langdurig aan toezicht te onderwerpen
- Nieuwe strafbare feiten voorkomen + slachtoffers & voormalig getuigen tegen ernstig belastend gedrag van veroordeelden te beschermen
- De zelfstandige gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel kan bij rechterlijke uitspraak worden opgelegd aan tbs’ers en veroordeelden voor (ernstige) geweldsmisdrijven, mensenhandel of bepaalde zedendelicten

Het wetsvoorstel:
- Verlengt toezichttermijn op voormalige tbs’ers en overige zeden- en geweldsdelinquenten (alleen ter bescherming personen of goederen)
- Voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege van tbs’ers van 9 jaar met tussenkomst van een rechter steeds met een of 2 jaar te verlengen indien daar aanleiding toe is
- Onderzoek: dat toezichtprogramma’s alleen werken indien ze bestaan uit een combinatie van controle met begeleiding, behandeling of sociale steun

Preventief fouilleren en etnisch profileren (widening the net and thinning the mesh = acting out)
- Bij acute wanordelijkheden mag gefouilleerd worden als door aanwezigheid van wapens de openbare orde verstoord of dreigt te worden verstoord. Hoeft geen sprake te zijn van structurele problemen met wapen in een gebied - Kritiek:
o Beperkte inzichtelijkheid in de daadwerkelijke effectiviteit van dit ingrijpende middel o De wijze waarop politieambtenaren in de praktijk omgaan met de discretionaire beslisruimte die verbonden is aan preventieve en proactieve bevoegdheden (etnisch profileren)

Slachtoffer steeds meer centraal:
- Invoering spreekrecht 2005  slachtoffer en nabestaanden praten over gevolgen van het delict (bij misdrijf waar gevangenisstraf van minstens 8 jaar op staat)
- Schriftelijke slachtofferverklaring  in deze verklaring worden de persoonlijke gevolgen voor het slachtoffer opgenomen, waarna deze wordt toegevoegd aan het strafdossier
- Veel slachtoffers maken geen gebruik van spreekrecht  voelen zich niet voldoende erkend, alleen praten over wat het misdrijf betekent

Aanhoudende war on terror:
Actieprogramma integrale Aanpak Jihadimse (IS)
- Potentiële jihadisten zonder tussenkomst van de rechter het Nederlandschap ontnemen
- Jihadisten die deelnemen aan terroristisch trainingskamp  NL paspoort ontnemen
- Terugkerende jihadisten  meldplicht en contactverboden
- Reisgegevens opslaan
- Kritiek: privacy onschuldige burgers en legitimiteit & noodzaak maatregel onbekend

Tot slot: behoefte aan een actieve empirisch geïnformeerde buitenwacht:
- Het belang van de rechtsbescherming als belangrijke rechtsstatelijke grootheid naast veiligheid
- In de hedendaagse veiligheidscultuur wordt de visie van de expert niet altijd meer even belangrijk gevonden, maar het strafrecht en de criminologie zouden hun handen juist ineen moeten slaan.
- Door zich op basis van zowel empirische als normatieve argumenten en met een autonoom geluid – niet op grond van door beleidsmakers aangegeven thema’s, politieke partijlijnen of door opdrachtgever voorgegeven vraagstellingen – in het publieke debat over veiligheid te mengen, ziet zij een uitdagende taak voor de meer empirisch georiënteerde strafrechtswetenschapper of de meer juridisch georiënteerde criminoloog om de wetgever een meer evenwichtige koers te doen varen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Boone M. (2021). Van zelfdwang naar zachte macht: Civilisatie slokt emancipatie op. Justitiële Verkenningen, 47(2), pp. 40 – 57.

A

strafrechtjurist en doet onderzoek op het raakvlak van criminologie en strafrecht. Haar onderzoek speelt zich vooral af op het terrein van straftoemeting en straftenuitvoerlegging.
Vraag die centraal staat: of en hoe zelfdwang nog steeds een bruikbaar concept is om de ontwikkeling te begrijpen waarbij gedetineerden steeds meer zelf verantwoordelijk worden gesteld voor het verloop van hun detentie en wat daarvan de gevolgen zijn voor het gevangenisklimaat.
Zelfdwang als onderdeel van het penitentiaire beschavingsoffensief:
- Civilisatietheorie (Elias)  de verschuiving van ‘Fremdzwang’ naar ‘Selbstzwang’ o In zijn beschrijving van de verschuiving van omgangsvormen & affectiebeheersingen vanaf de late middeleeuwen drukken ze uit hoe maatschappelijke dwang, dat wil zeggen dwang van anderen, langzamerhand tot een verinnerlijkte dwang werd die mensen op zichzelf uitoefenden.
- Franke  hoe ontwikkelingen in het gevangeniswezen deel uitmaken van dit eeuwen durende proces van het vergroten van zelfbeheersing. Civilisatieproces is onbedoelde resultaat van veranderende machtsverhoudingen en afhankelijkheidsrelaties tussen mensen  penitentiair beschavingsoffensief veel meer gekenmerkt als een bewuste strategie o De penitentiaire opvoeders beoogden gedetineerden zelfdwang & gedragsbeheersing bij te brengen, omdat zij criminaliteit en de bestaande omgangsvormen als onbeschaafd ervoeren  eenzame cel
o Afschrikking als hoofddoel 1e helft 19e eeuw  conclusie dat dit door Fremdzwang onvoldoende bereikt kon worden. Fysieke dwangmiddelen die misdadigers slechts aan de buitenkant raakten, niet meer toereikend geacht. Van binnen raken (psychische dwangmiddelen effectievere invulling aan de afschrikkingsgedachte)  zodat ze weer vatbaar werden voor goede indrukken  eenzame opsluiting
§ Doelen: afschrikking + humanisering gevangeniswezen relativeren o Na de WWII  zelfdwang als motor van het streven naar verbetering
§ Zedelijke verbetering (later: resocialisatie) was niet langer gericht op innerlijke verbetering, maar veeleer op sociale verbetering. Daarmee werd het streven naar het vergroten van zelfdwang onder gedetineerden echter niet afgeremd, integendeel, het kreeg een nieuwe impuls
§ De introductie van de voorwaardelijke veroordeling en voorwaardelijke invrijheidstelling, de inrichting van halfopen en open inrichtingen, het zelf melden van veroordeelden en het uitgebreide stelsel van verlof en detentiefasering
§ ‘Het doel werd middel om groeiende beheers- en capaciteitsproblemen op te lossen.

Verdere responsabilisering in het Nederlandse gevangeniswezen: Ontwikkeling zelfdwang is met volle kracht doorgezet
- Hele gevangenissysteem is er inmiddels op gericht gedetineerden zelf verantwoordelijk te maken voor het verloop van hun detentie en hun resocialisatieproces

Gaandeweg is er een bonus-malussysteem ingevoerd dat veel verder gaat dan het stimuleren van goed gedrag door de gedetineerden meer vrijheden in het vooruitzicht te stellen:
- Faciliteiten enkel beschikbaar wanneer gedetineerden zich op de gewenste wijze gedragen
- Persoonsgerichte detentie = dat rechten en vrijheden niet langer van rechtswege, maar voorwaardelijk worden toegekend
- Het zelf verantwoordelijk maken van gedetineerden wordt gezien als een belangrijke voorwaarde voor resocialisatie, en het straffen van onverantwoordelijk gedrag als een belangrijk middel om dat doel te bereiken.
- Binnen dit systeem wordt het (on)gewenste gedrag van gedetineerden op systematische wijze beoordeeld, beloond en bestraft. Strenge consequenties verbonden aan onverantwoord gedrag
- Het systeem kent een basis- en een plusprogramma. Basis-gedetineerden kunnen promoveren naar het plusprogramma wanneer zij gewenst gedrag en motivatie tot verandering tonen (directeur inrichting beslist dit).
- Men komt alleen nog maar in aanmerking voor een penitentiair programma en voorwaardelijke invrijheidstelling wanneer:
o Men heeft laten blijken van goed gedrag;
o De risico’s die verbonden zijn aan het verlenen van grotere vrijheden kunnen worden beheerst;
o Er rekening is gehouden met de belangen van slachtoffers bij het vergoeden van de schade
- Memorie van toelichting:
o Gedoeld wordt op gedrag waaruit bereidheid blijkt om te werken aan ‘een geslaagde terugkeer in de samenleving
o Om calculerend gedrag te voorkomen wordt vermeld dat het gedrag gedurende de hele detentie wordt meegenomen.

Voorbij het civilisatieproces als verklaring voor responsabilisering van gedetineerden:
- Ben Crewe:
o Constateert dat dat de wijze waarop macht wordt uitgeoefend over gedetineerden weliswaar minder dwingend en fysiek belastend is geworden, maar daarom niet minder aanwezig is.
o Soft power om een vorm van machtsuitoefening te conceptualiseren die meer op afstand en meer psychologisch is dan de disciplineringsstrategieën van weleer, maar ondertussen stevig druk uitoefent op gedetineerden om hun gedrag in goede banen te leiden, aan recidivevermindering te werken, een positieve houding aan te nemen ten opzichte van de eisen die in detentie aan hen worden gesteld, en verantwoordelijkheid te nemen als ze daarin onvoldoende slagen.
o Verhoudingen tussen gedetineerden en gevangenispersoneel veel gecompliceerder & meer gelaagd dan voorheen  personeel moet beoordelen of het gedrag van een gedetineerde inderdaad voldoet aan de standaarden die aanleiding kunnen geven tot een verbetering van het regime.

Transformatie (veranderde machtsuitvoering):
De resocialisatiedoelstelling heeft allang niet meer de brede betekenis van het streven naar verbetering van de algehele sociale situatie van de veroordeelde, maar heeft een veel meer instrumentele betekenis gekregen die gericht is op recidivereductie en het veilig houden van de samenleving.
De Jonge kenmerkt het responsabiliseringsstreven als een typisch neoliberale overheidsstrategie waarbij burgers verantwoordelijkheden krijgen toebedeeld die voorheen als staatstaken werden beschouwd en laat zien dat deze ontwikkeling wijdverbreid is in het Nederlandse straf-, sanctie- en detentierecht.

Franke:
- Het streven naar zelfdwang heeft een aantal latente functies die bijzonder goed dienst deden in de context van het gevangeniswezen. Beheerstechnische en financiële redenen voor het verder verfijnen van een systeem van zelfdwang gingen in de jaren 70-80 steeds explicieter een rol spelen.
- Het schermen met beloningen voor gedetineerden die zich uit eigen beweging aan de regels hielden, bleek een beproefd model om de orde in de inrichting te handhaven en meer open vormen van detentie werden steeds vaker verdedigd met een beroep op kostenbesparingen.

Het voortdurende appel heeft op de motivatie en het verantwoordelijkheidsgevoel van gedetineerden grote gevolgen. Gevolgen voor het detentieklimaat:
1. De fundamentele onzekerheid die de zachte normen voor goed gedrag en de voortdurende beoordeling daarvan door gevangenisambtenaren meebrengt voor gedetineerden;
2. De ongelijkheid die ontstaat tussen gedetineerden die wel en niet aan het burgerschap ideaal kunnen voldoen;
3. De uitholling van de rechtspositie van gedetineerden.

Het is niet langer voldoende dat men passief zijn of haar detentie ondergaat zonder anderen tot last te zijn of de regels te overtreden, maar men moet zich committeren aan verandering en institutionele doelen en activiteiten.
- Grote onzekerheid over wat er nu precies verwacht wordt en hoe bepaalde gedragingen of uitlatingen zullen worden geïnterpreteerd. Onder de gedetineerden heerste grote onzekerheid over wat nu als rood, oranje of groen gedrag moest worden verstaan en in hoeverre dat kon meewegen bij de beoordeling van de beslissing over voorwaardelijke invrijheidstelling  onzekerheid wordt versterkt door ontbreken van een helder beoordelingskader en het hanteren van multi-interpretabele kwalificaties als spijt, inzicht, motivatie en gedrag (= slippery notion of good custodial behaviour).
o Die onzekerheid en frustratie kunnen omslaan in apathie en het niet langer meewerken aan de voorwaarden om voor meer vrijheden in aanmerking te komen!

Problemen met het programma:
- Het systeem eist een hoge mate van zelfstandigheid van gedetineerden die nogal haaks staat op de uitkomsten van eerder onderzoek, waaruit blijkt dat een groot deel van de gedetineerden kampt met verstandelijke beperkingen, psychische problematiek of verslaving.
o Oplossing: persoonsgerichte benadering biedt voldoende handvatten om rekening te houden met de beperkingen van gedetineerden.

Voorwaardelijk vrijlaten  als gedetineerden goed meewerken etc.
- Lastig bewerktestellen  wanneer heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Molleman, T. (2021). Toen en nu: heeft het gevangeniswezen de middelen om zijn doelen te bereiken? Justitiële verkenningen, 47(2), pp. 24 – 39.

A

Over de auteur: Molleman is vestigingsdirecteur van de Penitentiaire Inrichting Arnhem.
Hoofdvraag van dit artikel:
Hoe sluitend zijn de finale relaties (relaties tussen middelen en doeleinden) in het gevangenisbeleid door de jaren heen? De doelen van de strafuitvoering zijn aan verandering onderhevig geweest, maar zijn daarop de middelen die daartoe moesten bijdragen eveneens tijdig en navenant aangepast? Denk bij middelen aan gebouwen, regimaire regelingen, dwang- en drangmogelijkheden, beloningssystemen en (de kwaliteiten van) inrichtingspersoneel.

De vroege jaren van het Nederlandse gevangeniswezen
Voor de invoering van het gevangenisstelsel van 1821 waren gevangenissen in Nederland al het mikpunt van filantropische en religieuze genootschappen. Welgestelde weldoeners probeerden te beleren en te bekeren door monologen af te steken bij gedetineerden. Deze geestelijke correctie moest religieuze ontwaking van het geweten ontlokken. De sociaal wenselijke reactie van gedetineerden werd welhaast afgedwongen doordat er lijfstraffen, loodzware arbeid en fikse disciplinaire straffen dreigden. Deze dwangmiddelen werden ook nog eens willekeurig toegepast.
In die tijd werd er geen scherp onderscheid gemaakt tussen criminelen, armen en bedelaars. Vanaf 1818 werden mensen vanuit de steden naar rijkswerkinrichtingen zoals de Drentse koloniën gestuurd om daar te worden gedisciplineerd. De heersende opvatting luidde dat door het verrichten van nuttige arbeid en een geordend en zedelijk leven bedelaars en paupers konden worden ‘opgekweekt’ tot een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan als landarbeider met een gezond arbeidsethos. Onder invloed van achttiende-eeuwse verlichtingsideeën en Engelse gevangenisexperts als John Howard geloofden de weldoeners dat ieder individu over zijn eigen lot beschikte en vrij was om hierin verbeteringen aan te brengen. Dat eigen ‘vrije’ lot staat in een gedwongen kader natuurlijk onder druk en barre omstandigheden gooiden waarschijnlijk flink wat zand in de raderen van het gehoopte mechanisme. Er werd daarom gezocht naar middelen om toch resultaat te boeken in de gevangenis.
Met de komst van de Code pénal en de stelselwijziging van 1821 werden dwang- en drangmiddelen geregeld. Willekeur en uitbuiting door cipiers werden voorkomen door de strafbevoegdheid op enige afstand neer te leggen (bij de commissie van regenten, later de gevangenisdirectie) en uniforme huisregels voor gedetineerden te introduceren ter stimulering van goed gedrag. Door vlijt, ijver en hard werken konden er strafkortingen en aanmoedigingspremies worden verworven door de gevangenen.
De overtuiging groeide dat misdaad zich in het binnenste van gevangenen had genesteld en de sanctietoepassing moest zich daarop gaan richten. Zodoende raakten lijfstraffen en slechte fysieke detentieomstandigheden uit de gratie. In 1836 werd een stelsel geïntroduceerd met privileges en beperkingen, gereguleerd middels een vierklassensysteem. Gedetineerden werden op basis van de zwaarte van het delict toebedeeld aan een van de klassen, waarbij klasse één de zwaarste beperkingen en omstandigheden kende. Men kon klimmen in klassen door goed gedrag, maar het was niet de bedoeling dat men de ‘handwerkende stand’ oversteeg. De nadruk lag hoe dan ook sterk op arbeid, omdat dit ook geld opleverde voor de Staat. Om de gedetineerde werknemers hard te kunnen laten werken werden er verbeteringen in voeding en slaapvoorzieningen aangebracht.
De uitvoering van het stelsel stokte echter omdat de situatie weerstand bij het personeel opriep: veel mensen in de vrije maatschappij hadden een slechtere kwaliteit van leven en het personeel verloor autonomie omdat hun strafbevoegdheden waren ingeperkt. De verlichte ideeën ten spijt paste het personeel veelvuldig intensief toezicht en zware straffen toe en drukten ze eten achterover om de gehoorzaamheid van gedetineerden af te dwingen. De vergeldingssentimenten in de uitvoering blokkeerden zo de beleidsplannen. Er was kennelijk onvoldoende balans tussen doelen, middelen (waaronder overtuigingen van personeel) en contextuele omstandigheden om het ideologischpedagogisch beleid te effectueren. De zoektocht naar een stelsel dat ‘het binnenste van gevangenen’ kon veranderen, werd voortgezet.

De eenzame cel
Uit verschillende buitenlanden kwamen veelbelovende verhalen over psychische dwangmiddelen in gevangenissen. De gezamenlijke slaap- en werkzalen moesten in de ban worden gedaan om een eind te maken aan onzedelijke en onmenselijke omstandigheden in gevangenissen. Door gedetineerden in extreme mate op zichzelf terug te werpen, bijkans alle sociale interactie te ontnemen, moesten zij tot inkeer komen, zo was de redenering. Franke oordeelt dat de detentiezwaarte van het oude (vuile en onzedelijke werk- en slaapzalen) en van het nieuwe stelsel (eenzame opsluiting) niet voor elkaar onder deden en zag voor gedetineerden maar één manier om van de regimes af te komen: ‘Aan het verdwijnen van beide strafsoorten konden zij op de lange duur alleen bijdragen door zichtbaar te lijden en te volharden in het kwaad’.
De typische interpretatie van Franke dat gedetineerden met hun gedrag weloverwogen aan beleidsbeïnvloeding zouden doen daargelaten begint halverwege de negentiende eeuw het vrije en ongefundeerde experiment met eenzame opsluiting. Hoewel, na de wettelijke invoering van het stelsel in 1840 duurde het nog tien jaar voor Nederland een cellulaire gevangenis zou hebben en gedetineerden daar voor een ‘schoongewassen ziel’ terechtkonden in een van de cellen. Het veronderstelde mechanisme was gelegen in mortificatie: door individualiteit en keuzevrijheid zo veel mogelijk af te nemen zouden geestelijken en predikende weldoeners maximaal vat hebben op de gedetineerde geest. Een bijkomend voordeel van de totale isolatie was dat gevangenen elkaar niet op kwade ideeën konden brengen.
Er was veel commentaar op de hagelnieuwe inrichtingen in Amsterdam (Weteringschans), Utrecht (Wolvenplein) en Rotterdam (Noordsingel); de voorzieningen waren rijker dan menig burger in de vrije maatschappij tot zijn of haar beschikking had en aan criminelen wenste men geen geld uit te geven. Tergend langzaam kreeg het stelsel in de praktijk voet aan de grond. Met de bouw van drie koepelgevangenissen (Arnhem, Breda en Haarlem) eind negentiende eeuw was er in Nederland cellulaire capaciteit van enige omvang. Zo werden de getuigenissen van de wrede gevolgen van eenzame opsluiting steeds meer zichtbaar, ook al zagen de deskundigen dat toen anders. Veel ernstige psychologische gevolgen werden als simulatie gezien en de eenzaamheid werd met harde hand bewaakt door middel van celkappen, hokjeskerken en eenmansluchtplaatsen. Een zeer eenzijdig programma op cel viel gedetineerden ten deel, waarbij naast de inrichtingswerkers enkel bezoek plaatsvond door notabelen met zedelijke preken. Krankzinnigheid, hoge recidivecijfers en zelfmoord waren de realiteit van de eenzame dag.
De opkomst van de Nieuwe Richting in het strafrecht rond 1900, die stelde dat de straf een doel moest hebben en zich op de toekomst moest richten, leidde in Nederland niet tot directe veranderingen in de praktijk. De voorwaardelijke straf en de voorwaardelijke invrijheidstelling werden eind negentiende eeuw wel wettelijk geregeld, maar er werden nog steeds ongekend harde middelen op gevangenen toegepast. Lang verblijf in strafcellen, maar ook het boeienregime en het water-en-broodregime werden veelvuldig aangewend. Het personeel werd geacht niet te veel medelijden te hebben met de gedetineerden en moest streng toezien op het verbod op onderling contact tussen de gedetineerden. Intussen nam de wetenschappelijke consensus over de oorzaken van crimineel gedrag toe; niet fysiologische en religieuze, maar eerder sociobiologische verklaringen kregen evidentie toegedicht. Met de onzedelijke toestanden in de werk- en slaapzalen nog redelijk vers in het geheugen en recente omvangrijke investeringen in cellulaire gebouwen was de tijd echter nog lang niet rijp voor een ingrijpende stelselwijziging.

Het interbellum
Tussen de wereldoorlogen vindt een kentering in strafdoelen plaats, hetgeen uiteindelijk leidt tot afbouw van het strikt cellulaire stelsel. Door capaciteitsgebrek (de populatie bestond uit veel smokkelaars, omdat de naoorlogse armoede groot was) moest gevangenschap in inrichtingen weer worden toegestaan en werden de Drentse strafkolonies aangewend als experimentele gevangenissen met zelfs een dagprogramma in de buitenlucht. De opvoedingsgedachte kreeg stilaan vorm: het doel van gedragsverbetering deed zijn intrede, naast afschrikking en onschadelijkmaking. Het idee hierachter kwam erop neer dat gedetineerden bij goed gedrag privileges konden verdienen die we tegenwoordig rekenen tot de basisrechten (bijvoorbeeld brieven schrijven, dragen van een kapsel, cel met ramen of roken). Deze privileges mochten slechts ‘afwijkingen’ heten van de uniforme en strenge toepassing van het celstelsel, aldus Franke.
Als dergelijke zaken moeten worden verdiend, vereist dat een gedragsoordeel van het personeel. Dit is een bewerkelijke aangelegenheid, en omdat gedetineerden grote belangen hebben bij de toekenning, zal het verdiensysteem spoedig een bron zijn geworden van willekeur, discussie, spanningen en oeverloos doordrammen. Niet vreemd dat de te verdienen ‘afwijkingen’ al spoedig veranderden in basisrechten. De populatie werd ook mondiger, want het aandeel van klassieke criminelen daalde en flinke aantallen dienstweigeraars werden gevangengenomen. Deze laatste groep publiceerde over de erbarmelijke omstandigheden en deed hervormingsvoorstellen.
Voorgenomen pogingen om met de gevangenisstraf een sociaal product af te geven ten spijt, is hier wel de basis gelegd voor de gevangenis als oefenplaats voor succesvolle terugkeer naar de samenleving!

Van afwijking naar resocialisatie als hoofddoel
Na WO II vond het gevangenisleven in rap tempo aansluiting bij het leven in de vrije maatschappij. Gedetineerden werden meer en meer toegewezen aan afdelingen en inrichtingen die aansloten bij hun behoeften, en tegen het einde van de straf moest er geoefend worden met vrijheden. Bij deze doelen werd ook expliciet het personeel aangewend: dat moest beter opgeleid en betaald worden, zodat zij een voorbeeld konden zijn voor de gedetineerden en bij konden dragen aan de opvoeding. De opvoedingsgedachte paste goed bij de wederopbouw en kreeg beslag in de Beginselenwet gevangeniswezen van 1953. Gedetineerden konden vanaf deze periode veelvuldig met elkaar in contact treden, iets wat de anderhalve eeuw daarvoor juist werd beperkt. Luchten, arbeid, sport en ontspanning waren allemaal onderdelen van het dagprogramma die in gemeenschap werden genoten.
In de jaren zestig werden de differentiatie en individualisatie verder vormgegeven ten voorkeur van de resocialisatie van gedetineerden. De doelen van humaniteit en resocialisatie hadden in de nieuwe beginselenwet een prominente plaats. De omstandigheden in de gevangenis mochten daarnaast niet minder zijn dan de als redelijk beschouwde levensomstandigheden in de vrije maatschappij. Dit leidde tot tal van versoepelingen in het Nederlandse gevangeniswezen, zoals ontvangen van bezoek, ongecensureerde briefwisseling en mogelijkheden voor sport- en geloofsbeoefening. De invoering van vele rechten (waaronder beklagrecht) en keuzevrijheid had een bijzondere uitwerking: gedetineerden konden hun individuele pad kiezen en waren niet genoodzaakt als groep te functioneren. Hierdoor, zo veronderstelt Franke, kent Nederland geen gangs en riots zoals veel buitenlanden. Een keerzijde is dat solidariteit en de kracht van het samenlevingsverband niet tot bloei kwamen.
In de jaren zeventig veranderde de populatie sterk. De gevangenissen werden in steeds hogere mate bevolkt door gedetineerden met een migratieachtergrond en psychisch gestoorden. Ook het aandeel drugsverslaafden groeide snel, waardoor smokkel, handel in en gebruik van drugs grote beheersproblemen werden in de penitentiaire inrichtingen. Het resocialisatieconcept werd flink op de proef gesteld door gedetineerden met zeer uiteenlopende (zorg)behoeften en beheersrisico’s. Het personeel voelde zich zeker niet altijd veilig bij deze constellatie, want zij moesten meer en meer de regie uit handen geven, nu de gedetineerdenrechten aanzienlijk uitgebreid werden en zij vooral op zorg en ondersteuning moesten inzetten. Toen ontsnappingen en gijzelingen toenamen en Nederland in economisch zwaar weer kwam, verschoof het primaat van resocialisatie weer naar veiligheid.

Verzakelijking in de jaren tachtig en negentig
De jaren tachtig worden vaak gekenschetst als een periode van een verhardend strafklimaat. Het geloof in resocialisatie was weliswaar ernstig verzwakt, maar de humanisering kwam niet tot stilstand. Het resocialiseren bleek een lastig te behalen doel, maar op zijn minst moesten gedetineerden de inrichting niet slechter verlaten dan zij die binnenkwamen. Hiermee zag een nieuw detentiedoel het licht, namelijk het voorkomen van detentieschade. Hoewel ambities bleven bestaan, stonden die onder druk van de sterk groeiende capaciteitsvraag, personeelstekort en bezuinigingen. Gegeven de economische toestand van Nederland werd ingezet op efficiency. Als gevolg werden dagprogramma’s ingekort en werd de sanctietoepassing meer en meer gestandaardiseerd en beprijsd als ware detentie een product. Een serie van ontsnappingen en gijzelingen had directe gevolgen voor de dagelijkse gevangenispraktijk. De idealistische opzet van regimes moest plaatsmaken voor zwaardere beveiligingsmaatregelen (tralies, camera’s en hekwerken). Extra beveiligde afdelingen (en later de EBI) moesten de hoofdrolspelers van de ontketende drugscriminaliteit indammen.
Hoewel de regimes strikter werden en veiligheid meer op de voorgrond kwam te liggen, werd er vanuit humaan oogpunt ook gecompenseerd. De versoberingen in het dagprogramma waren al spoedig aanleiding voor nieuwe voorzieningen, zoals tv op cel, ruimere bezoekregeling, aantal toegestane zaken op cel en eigen kledij. Hoewel de materiële omstandigheden verbeterden raakte het resocialisatiedoel naar de achtergrond. De interesse in de persoon (en zijn problemen en mogelijkheden) nam af en de focus lag in toenemende mate op de (bij voorkeur economisch winstgevende) arbeid.
De ontwikkelingen eind twintigste eeuw zijn echter niet simpelweg uit bezuiniging voortkomende verschralingen. De overheid bezuinigde namelijk in de volle breedte, maar tegelijkertijd moest het gevangeniswezen veel meer gedetineerden opnemen. De populatie werd steeds diverser: drugsverslaafden en gedetineerden met psychische problemen en verstandelijke beperkingen namen verder in aantal toe alsook gedetineerden met een migratieachtergrond. Het samenkomen van deze factoren zette de verbeterdoelen in de sanctietoepassing in belangrijke mate buiten spel. Door een verminderde nadruk op het misschien wel lastigste detentiedoel, de resocialisatie of re-integratie, sloten de middelen die het gevangeniswezen inzette beter aan bij zijn doelen van veiligheid en humaniteit.

Het initiatief bij de gedetineerde
In de laatste twintig jaar is in het gevangeniswezen een duidelijke tendens ontstaan om niet het personeel maar de gedetineerde het initiatief te laten nemen in zijn of haar re-integratie. Het systeem en zijn personeel moeten dat faciliteren. Telkens is geschaafd aan het systeem om een werkzame combinatie te maken van stimulerende en dwingende elementen in het regime om gedetineerden zelf hun re-integratie ter hand te laten nemen. Het programma Modernisering Gevangeniswezen stelde in 2009 dat resocialisatieprogramma’s, met nadruk op bejegening, aansluiting op nazorg, opleiding, individuele benadering en arbeid, een centrale rol moeten hebben.
Nieuw in het programma van 2009 was dat het personeel werd getraind volgens concepten als motiverende bejegening en verbal judo. Doelstellingen als humaniteit en re-integratie lijken met dit
programma terug van weggeweest, hoewel de schaarse middelen (personele inzet, avondprogramma, toegespitste re-integratieactiviteiten) alleen nog voorbehouden zijn aan gemotiveerde gedetineerden die tonen dat zij hun gedrag willen veranderen. In 2014 wordt in het verlengde hiervan het stoplichtmodel ingevoerd met het basis- (rood) en plusprogramma (groen).
Ook in de laatste twee decennia is de Nederlandse gevangenispopulatie behoorlijk veranderd. In de populatie zijn meer gedetineerden met een zware delictgeschiedenis en/of een licht verstandelijke beperking. Ook lijkt het aandeel psychisch gestoorden groter te zijn geworden. Dergelijke ontwikkelingen worden opgevangen door uitbreiding van zorg- en beheersregimes. De meeste inrichtingen die vandaag de dag in gebruik zijn, zijn in de jaren tachtig en negentig gebouwd; ze zijn daardoor vaak krap bemeten, omdat toen de dagprogramma’s kleiner waren, en vergen op dit moment aanzienlijke investeringen wat onderhoud en uitbreiding van voorzieningen betreft. Recent is het stoplichtmodel vervangen door een strakker kader waarbij ontoelaatbaar gedrag direct leidt tot degradatie naar het basisprogramma. Een nieuwe wet (Wet straffen en beschermen) is op handen die strikter regelt dat gedrag in detentie gevolgen heeft voor fasering en voorwaardelijke invrijheidstelling en dat vrijheden niet meer gestapeld kunnen worden. Hiermee wordt de wens geëxpliciteerd om het vergeldingsdoel sterker door te laten klinken in de uitvoering van detentie. De vrijheden die nog wel mogelijk zijn, moeten geheel ten dienste staan van re-integratie. De belangen van slachtoffers, al enige jaren hoorbaar in de rechtszaal, zijn een noviteit in de sanctietoepassing; deze bepalen mede of vrijheden gegeven kunnen worden. Organisaties buiten het gevangeniswezen, zoals reclassering en gemeenten, verklaarden zich in 2019 middels een bestuurlijk akkoord medeverantwoordelijk voor vorderingen van gedetineerden op leefgebieden die belangrijk zijn voor hun re-integratie (werk, huisvesting, schulden, zorg en identiteitsbewijs).
De verwachting is dat er minder vrijheden zullen worden toegekend nu het verworven recht of automatisme ervan wordt verlaten. Het systeem dat aanstaande is, lijkt meer dan ooit gericht op het doel en het nut van de straf. Er zijn zowel stimulerende (persoonlijke basisvoorwaarden voor reintegratie en arbeidstoeleiding) als dwingende elementen (voelbare gevolgen van slecht gedrag, zoals het missen van verlof en voorwaardelijke invrijheidstelling) die gedetineerden ertoe kunnen bewegen succesvol terug te keren in de maatschappij. Dit systeem vereist echter veelvuldige beoordelingen van gedrag en is daarmee complex en bewerkelijk, en zoals de geschiedenis laat zien kwetsbaar voor vermindering in kwaliteit.

Conclusie
In algemene zin is het succes van een gevangenisstelsel gelegen in de aansluiting van de doelen op de middelen en de populatie. Uit de geschiedenis blijkt duidelijk dat de middelen (gebouwen, regimaire regelingen, dwangen drangmogelijkheden, beloningssystemen en (de kwaliteiten van) inrichtingspersoneel) achterblijven bij de doelen, waardoor de implementatie van een nieuw stelsel vaak moeizaam verloopt. Voorbeeld: De aankomende Wet Straffen en Beschermen legt de nadruk op gedrag tijdens detentie, wat zorgt voor een grote taak in oordeelsvorming van het personeel, een vaardigheid waar niet veel inrichtingswerkers op voorbereid zijn.
Implementatie van een nieuw beleid kost veel tijd en energie, is uit de geschiedenis meermaals gebleken, omdat een stelselwijziging vaak met veel mensen en over veel disciplines moet worden bewerkstelligd.
Voor personeel liggen de verwachtingen vaak te hoog en krijgt men niet de middelen om die verwachtingen waar te maken. Daarnaast wordt door complexiteit van de regelgeving het leveren van maatwerk bemoeilijkt.
Aanbeveling van de auteur: De tijd nemen voor implementatie van een complex stelsel in een grote organisatie en daar passende verwachtingen bij benoemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Peeters, R. (2015). The price of prevention: The preventative turn in crime policy and its consequences for the role of the state. Punishment & Society, 17(2), pp. 163 – 183.

A

Over de auteur: Rik Peeters is dr. aan de Universiteit van Tilburg.
Inleiding: de preventieve wending
In 2010 veranderde het Nederlandse Ministerie van Justitie, na een bestaan van zo’n tweehonderd jaar, haar naam. Vanaf dat moment heette ze het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Deze naamsverandering is alles behalve symbolisch en laat zien hoe de benadering van de Nederlandse overheid ten aanzien van criminaliteitsproblematiek is veranderd. Naast rechtspleging werden ook criminaliteitspreventie en het aanpakken van onveiligheid kerntaken van de overheid. Het Ministerie bestaat sindsdien eigenlijk uit twee zielen in één lichaam, die elkaar kunnen complementeren maar ook kunnen tegenwerken. Preventie kent namelijk vele voordelen, maar kent wel een prijs en staat soms haaks op een aantal liberaal-constitutionele kernwaarden van de staat.
Ook andere landen ontwikkelden andere strategieën om met criminaliteit om te gaan, denk bijvoorbeeld aan de punitive turn! Deze punitieve wending zorgde voor een uitbreiding van gevangenisstraf als optimum remedium, een groter repertoire aan strafmaatregelen naast detentie en werd sterk beïnvloed door en was een aanjager van wat men penal populism noemt.
Doel van dit artikel: laten zien dat de punitive turn maar de helft van het verhaal vormt. Dezelfde periode kent namelijk ook een compleet andere, politiek invloedrijke ontwikkeling, hetzij minder zichtbaar: de preventative turn. Garlands culture of control valt niet enkel samen met een toename in punitiviteit maar ook met een toenemend aantal preventieve maatregelen (voorbeeld: monitoring van burgers in de openbare ruimte). Daarnaast zorgt de heersende angstcultuur ook voor eerder justitieel ingrijpen in ieder fenomeen dat mogelijk een gevaar voor de samenleving vormt.
In de praktijk vallen punitiviteit en preventie vaak samen of vullen ze elkaar aan. Rehabilitatie of welzijnsgedreven (penal welfarism) benaderingen hebben bijvoorbeeld net zo veel invloed gehad op de vorm van detentie als preventiebeleid. Dit artikel presenteert een analyse van de manier waarop de preventieve wending de rol van de staat heeft beïnvloed in diens strafrechtelijke capaciteit.

De expansieve logica van preventie
Wat belangrijk is om te beseffen is dat preventie niet ‘zomaar’ weer een beleidsstrategie is. In plaats daarvan biedt het een fundamenteel andere kijk op de sociale werkelijkheid. Risico’s worden niet gezien als ongeluk of iemands lot maar als ongewenste toekomstfenomenen die voorkomen kunnen worden door interventie in het nu. Preventie is in de moderne samenleving een breed gedragen strategie om te dealen met verschillende soorten risico’s, waar criminaliteit slechts een van is. De opkomst van preventiestrategieën bevindt zich in verschillende politieke en sociale ontwikkelingen in het laatste kwart van de 20e eeuw.

Andere factoren van invloed:
- ‘Risk society’  de mens creëert veel van diens vernomen risico’s zelf en al dan niet per ongeluk; - Complexere sociale verhoudingen;
- Groter gevoel van kwetsbaarheid en onveiligheid in de maatschappij  ‘doing better, feeling worse’;
- Behoefte om toekomstige ongewenste gevolgen tijdig in de kiem te smoren;
- Politieke veranderingen, met name het construct van autoriteit. Autoriteit moet men tegenwoordig verdienen in plaats van automatisch verkrijgen vanwege diens afkomst of positie.

Nederlands criminaliteitsbeleid: 1981 – 2011
- Criminaliteitsbeleid en de klassieke ‘rule of law’ (pre-1985). In deze periode waren de activiteiten van het strafrechtssysteem hoofdzakelijk gericht op het arresteren en berechten van een zo groot mogelijk aantal criminelen. Desondanks experimenteerden lokale politie-eenheden al sinds de jaren ’70 met situationele criminaliteitspreventie. Voor 1985 was het nationale criminaliteitsbeleid nog stevig geworteld in het rationeel-legalistische paradigma. De taak van de overheid was het beschermen van burgers tegen inbraken op lijf, goed en vrijheid door andere burgers. Daarnaast zoekt de ‘rule of law’ niet naar begrip van of verklaringen voor criminaliteit als een sociaal fenomeen: het is slechts geïnteresseerd in het schuldig bevinden van het individu.
- Kleine criminaliteit en de preventative turn (1985 – 1992). De overbelasting van het justitieel apparaat dankzij de enorme toename in kleine criminaliteit dwong de overheid om na te denken over diens benadering van wetshandhaving. Na deze heroriëntatie kwam de overheid tot de conclusie dat criminaliteit ook een sociaal fenomeen is in plaats van louter legalistisch. De aandacht verschoof naar de oorzaken van criminaliteit, die door de overheid gezocht werden in de gestegen welvaart en de individualisering van de samenleving. Sociale controle en respect voor autoriteiten nam af.
- Gepersonaliseerde preventie: de mens achter de ‘petty crimes’ (1993 – 2001). In plaats van de samenleving op te roepen om verantwoordelijkheid te nemen voor de negatieve effecten van individualisering en andere structurele sociale ontwikkelingen, neemt de Nederlandse overheid in de jaren ’90 zelf een actievere rol in bij de preventie van criminaliteit. In het begin namen hoofdzakelijk lokale overheden deze preventietaak op zich, maar toen de focus van preventie zich verlegde naar de onderliggende oorzaken van criminaliteit bleek betrokkenheid van de centrale overheid toch nodig. In plaats van puur te doen aan situationele criminaliteitspreventie ging de overheid een stap verder, en werd er gefocust op de mensen achter de ‘petty crimes’ (kleine criminaliteit) en de buurten waarin zij leven. Doelgroepen bestonden uit personen met een statistisch hogere kans op het plegen van criminaliteit zoals draaideurcriminelen, adolescenten, de jongere generaties van culturele minderheidsgroepen en drugsverslaafden. Het structureel voorkomen van criminaliteit probeerde men te bewerkstelligen door overtreders te doen re-integreren in de samenleving en bij potentiële overtreders te voorkomen dat ze op het verkeerde pad zouden belanden. Volgens de overheid was de broedplaats van criminaliteit ‘de concentratie van sociale problemen zoals werkeloosheid, schooluitval, eenoudergezinnen, zwerfafval in de openbare ruimte, verslaving en criminaliteit in bepaalde grootstedelijke wijken’. Vooral kinderen en adolescenten werden als kern van deze nieuwe problemen beschouwd, waardoor criminaliteitspreventie een sterke link ontwikkelde met maatschappelijk welzijnsbeleid. Overlap tussen punitiviteit en preventie in deze periode: de grotere aanwezigheid van surveillance in de openbare ruimte! Met toezichthouders in de buurt zouden mensen minder snel over gaan tot gedrag dat andere mensen schaadt.
- Preventie in het veiligheidsparadigma (2002 – 2011). Aan het begin van het millennium werd veiligheid het dominante thema binnen het Nederlandse criminaliteitsbeleid. Veiligheid kan gedefinieerd worden als de aanwezigheid van een mate van orde en vrede in het publieke domein en als de bescherming van leven, gezondheid en bezit tegen acute of potentiële inbraken daarop. Een misdrijf kan beschouwd worden als een individueel incident, maar veiligheid omvat een veel groter spectrum aan kenmerken en onderdelen van de publieke ruimte. Veiligheid wordt gezien als een status (staat van zijn) waardoor het thema nog verder van de wet af komt te staan. Criminaliteit is namelijk slechts één van de vele factoren die invloed hebben op (een gevoel van) veiligheid. Zorgen om de openbare orde in plaats van de rechtsstaat vergoelijkt jagen overheidsbeleid aan en praten ingrijpen van staatswege goed. Preventie en veiligheid vullen elkaar aan. Waar veiligheid is, is immers geen criminaliteit. Interventie vanuit de overheid gebeurt meer dan ooit op basis van risico’s in deze periode. Voorbeelden hiervan: preventief fouilleren, camerabewaking van de openbare ruimte.

Conclusie: waarom preventie niet altijd beter is dan een oplossing
Sinds de jaren tachtig heeft de Nederlandse overheid langzaamaan een uitgebreid preventief repertoire ontwikkeld om problemen op het gebied van criminaliteit, veiligheid en openbare orde aan te pakken. Dit heeft geleid tot een fundamentele verschuiving in de manier waarop de staat in zijn strafrechtelijke hoedanigheid opereert. Niet de rechter en het gerechtelijk apparaat, maar de uitvoerende macht vormt de kern van beleidsvorming. Niet de rechtsorde, maar de openbare orde staat centraal. Niet de rechtszaal, maar het publieke en soms zelfs private domein zijn waar de staat werkt. En niet de delinquent, maar de samenleving als geheel en vooral potentiële delinquenten zijn het voorwerp van interventie.
Het preventieve repertoire heeft twee verschillende strategieën: een negatieve en een positieve. De eerste richt zich op ‘onbekwaamheid’ of het belemmeren van de zichtbaarheid van burgers afwijkend gedrag. Typische technieken zijn surveillance, actuariële rechtvaardigheid, antisociaal gedrag en situationele misdaadpreventie. Deze maatregelen zijn vaak beschreven als onderdeel van de ‘punitive turn’ in het misdaadbeleid. Deze ‘bestraffende’ elementen zijn echter meestal preventief op gebied van diens doelstellingen.
De positieve preventiestrategie richt zich op ‘capaciteitsopbouw’ of ondersteuning van burgers om gewenst gedrag te vertonen. Typische technieken hier zijn behandeling in detentie voor jeugdige delinquenten en veelplegers, vroegtijdige opsporing van risico-adolescenten en gezinsondersteunende programma’s. Hier overlapt criminaliteitspreventie vaak met welzijnsbeleid, zij het dat zorg en ondersteuning met een preventief doeleinde worden toegepast.
Preventie is geen regelrechte aanval op de rechtsstaat, maar heeft wel tot doel deze achterhaald te maken. Het onschuldprincipe wordt intact gelaten, maar wordt ‘voorafgegaan’ door een set van regels die zijn ontworpen om ervoor te zorgen dat mensen zelfbeheersing tonen ten aanzien van sociale, financiële en levensstijlverleidingen. Je kunt van vrijheid genieten zolang je jezelf kunt beheersen, althans, zolang je geen risico vormt. De definitie van normaliteit wordt strenger, en de kansen op afwijkend gedrag worden verminderd. Dit is de prijs van preventie: het is een tegenreactie op de negatieve gevolgen van vrijheid.

Oefententamen bijeenkomst 4 Vraag 1:
a. De ZSM-werkwijze is een logisch antwoord op de ontwikkelingen in criminaliteit en het denken over criminaliteit in de laatste decennia van de 20e eeuw. Vanaf de jaren ’70 kent Nederland namelijk een scherpe stijging in de criminaliteitscijfers, terwijl het aantal penal welfare professionals afnam en het strafrechtstelsel werd uitgebreid. Deze tendens zet zich door in de jaren ’80, waarin er ook nog eens minder geld beschikbaar komt van overheidswege voor het gevangeniswezen. Begin jaren ’90 werd duidelijk dat dit strafrechtelijk systeem faalde, en werd de managementdialoog ingevoerd waarmee de nadruk kwam te liggen op efficiëntie. Hangt samen met veranderend mensbeeld  zero-tolerance, etc. Ook: uitbreiding gedragingen die als crimineel worden gezien  meer werk voor strafrecht en positie van slachtoffers prominenter  ZSM dient hen. Ga 12 punten van Garland af bij een vraag als deze!

b. Een belangrijk kritiekpunt op de werkwijze ZSM is dat de snelheid ervan ten koste gaat van de rechtsbescherming voor verdachten. Een goede aanpassing zou zijn: standaard een advocaat laten aanschuiven bij iedere zaak of verdachte eerst tijd te geven om zelf verdediging te regelen.

Vraag 2:
NL kent dalende detentiecijfers dus met dat als uitgangspunt: minder punitiviteit. Echter, wel uitbreiding van strafrechtelijke sancties, net-widening en mesh-thinning, plus veel meer toezicht dus als je het vanuit dat oogpunt bekijkt: wellicht is NL dan net zo punitief als het VK en de VS  bronnen: Cohen, Aebi, Van Swaaningen (punitive turn)!

22
Q

Boone, M. (2016). Effectiviteit van straffen. In M. Boone & C. Brants (red.), Criminologie en
Strafrecht (pp. 201-228). Den Haag: Boom Juridische uitgevers. (twee normatieve benaderingen van straf)

A

Twee normatieve benaderingen van straf:
- Absolute benadering: Straf is gerechtvaardigd vanwege een in het verleden begaan delict. Stra昀昀en mogen nooit zwaarder zijn dan gerechtvaardigd door de ernst van het feit en de schuld van de dader.
o Retributivistisch: Er wordt achteruit gekeken. Er wordt gestraft omdat een stra昀戀aar feit is gepleegd. Straf vindt zijn rechtvaardiging in vergelding van het gepleegde delict.
▪ Negatief retributivisme: Er mag worden gestraft als een strafbaar feit is gepleegd.
▪ Positief retributivisme: Er moet worden gestraft als een stra昀戀aar feit is gepleegd.
- Relatieve benadering: De rechtvaardiging van straf zit in de in de toekomst te bereiken e昀昀ecten van straf.
Disproportionele stra昀昀en kunnen gerechtvaardigd worden wanneer daarmee netto een positief e昀昀ect wordt bereikt.
o Utilitaristisch: Er wordt vooruit gekeken. Er wordt gestraft opdat een bepaald e昀昀ect zal worden bereikt. Straf vindt zijn rechtvaardiging in het te behalen nut in de toekomst.
▪ Speciale preventie, generale preventie en herstel.

23
Q

Boone, M. (2016). Effectiviteit van straffen. In M. Boone & C. Brants (red.), Criminologie en
Strafrecht (pp. 201-228). Den Haag: Boom Juridische uitgevers (Gelijke stra昀昀en of e昀昀ec琀椀ef stra昀昀en: een gol昀戀eweging?)

A

In de ene periode staat de dader centraal en streven we naar gedragsbeïnvloeding, in de andere periode staat de daad centraal en wordt de keuze voor stra昀昀en bepaald door principes van gelijkheid en vergelding.
- Preven琀椀onisme: De belangrijkste doelstelling van stra昀昀en was het voorkomen van criminaliteit in de toekomst.
Tenuitvoerlegging stond in teken verbetering en rehabilita琀椀e, maar tot die 琀椀jd moest de samenleving beschermd worden door het uitschakelen van de dader (opslui琀椀ng).
- What works? (Mar琀椀son, 1974)  Nothing works: Er was geen interven琀椀e gevonden die in elke context hee昀琀 gewerkt in het voordeel van de experimentele groep.
o Daad kwam weer centraal te staan bij beslissing over duur en inhoud van stra昀昀en.
- Doing jus琀椀ce (Von Hirsch, 1986): Stra昀昀en moesten worden vastgesteld op basis van vier principes:
1. Terug van de dader naar de daad;
2. Gelijke daden weer gelijk bestra昀昀en;
3. De straf vaststellen door achteruit in plaats van vooruit te kijken;
4. De zwaarte van de straf vaststellen op basis van de zwaarte van het delict en eerdere veroordelingen.

In Nederland werden in deze 琀椀jd resocialiserende ac琀椀viteiten steeds vaker gezien als gunsten die je kunt verdienen, in plaats van rechten die iedereen toekomen. E昀昀ec琀椀viteit werd een belangrijke pijler, het ging om het terugdringen van recidive. Mo琀椀va琀椀e werd beschouwd als een belangrijke voorwaarde voor succes en daarom kwamen alleen gemo琀椀veerde gede琀椀neerden in aanmerking voor andere ac琀椀viteiten dan de ac琀椀viteiten aangeboden via het standaardregime. Er is wel een toenemende bifurca 琀 椀 e strategie waarbij lichte vormen van stra 昀 昀 en worden ontwikkeld voor plegers van lichte delicten en nieuwe, extra zware stra昀昀en voor groepen die geacht worden slecht of gevaarlijk te zijn.

In Nederland hoge cijfers van recidive.

Vraag die steeds meer centraal staat in onderzoek naar e昀昀ec琀椀viteit van interven琀椀es: Wat werkt voor welke categorieën daders onder welke omstandigheden?

Meten van e昀昀ec琀椀viteit
- Planevalua琀椀e: Onderzoek doen naar het probleem dat de interven琀椀e beoogde op te lossen en hoe dat werd geconstrueerd.
- Procesevalua琀椀e: Hoe de interven琀椀e is uitgevoerd, welke moeilijkheden deden zich daarbij voor en of dit tot wijzigingen hee昀琀 geleid.
- Productevalua琀椀e/e昀昀ectevalua琀椀e: Is de doelstelling gehaald door de beoogde interven琀椀e en welke nevene昀昀ecten had dit?

Twee stromingen in het evalua琀椀eonderzoek
Het experiment
- Dit is een onderzoek waarbij de onderzoeksgroep een interven琀椀e ondergaat en een controlegroep de interven琀椀e niet ondergaat. Het e昀昀ect van de interven琀椀e wordt gemeten door de recidive van de onderzoeksgroep en de controlegroep te vergelijken. Nadruk ligt op interne validiteit.
- De MSMS onderscheidt vijf niveaus waarop experimenteel onderzoek kan worden uitgevoerd:
1. Onderzoek naar de samenhang tussen beleidsmaatregel en de onderzochte variabele na invoering beleidsmaatregel.
2. Score voor en na invoering beleidsmaatregel, zonder controlegroep.
3. Score voor en na invoering beleidsmaatregel, in onderzoeksgroep en controlegroep.
4. Score voor en na invoering beleidsmaatregel in onderzoeksgroep en controlegroep met controle voor andere variabelen die de uitkomst beïnvloeden
5. Score voor en na invoering beleidsmaatregel waarbij beleidsmaatregel at random is toebedeeld aan experimentele en controlegroep  Sterkste onderzoek, wel moeilijk te bereiken.
- Nadelen:
o Sanc琀椀es kunnen niet willekeurig toegepast worden;
o Rechter hee昀琀 bezwaar tegen het willekeurig toepassen van een korte gevangenisstraf en een taakstraf;
o Ethische bezwaren: Gelijkheidsbeginsel;
o Name琀椀ng is las琀椀g te realiseren.
- Kri琀椀ek Pawson & Tilley, 1997:
o Toont niet aan waarom een interven琀椀e wel of niet werkt.
o Concentreert zich te veel op interne validiteit, terwijl juist de externe validiteit (context) van doorslaggevend belang is voor de e昀昀ec琀椀viteit van interven琀椀es.

Realis琀椀sch evalueren
CMO-con昀椀gura琀椀e: Context + mechanisme = outcome.
Zowel kwan琀椀ta琀椀ef als kwalita琀椀ef: Mogelijke werkzame mechanismen moeten in diverse contexten worden onderzocht om zo tot algemene uitspraken te komen over de omstandigheden waaronder interven琀椀es tot een afname van recidive zouden kunnen leiden.

What Works en het RNR model
Risk Need Responsivity model: Of een programma e昀昀ec琀椀ef is voor een individuele dader is a昀栀ankelijk van:
- Risk principle: Programma afstemmen op het risico dat de dader zal recidiveren.
- Need principle: Uitsluitend richten op factoren die daadwerkelijk tot delict gedrag hebben geleid.
- Responsivity principle: Programma moet aansluiten op cogni琀椀eve en emo琀椀onele vaardigheden van de dader.
o Algemene responsiviteit: Sociaal leren als algemeen theore琀椀sch uitgangspunt van het model en het belang van aanleren van cogni琀椀eve vaardigheden.
o Speci昀椀eke responsiviteit: Rekening houden met individuele eigenschappen van deelnemers. Bijvoorbeeld mo琀椀va琀椀e, poten琀椀es, persoonlijkheid, geslacht, lee昀琀ijd etc.

Kri琀椀ek:
- Ontbreken van theore琀椀sche onderbouwing;
- Nadruk te veel op interne validiteit;
- Voornamelijk focus op sociale leertheorieën;
- Geringe aandacht voor wensen en behoe昀琀en van de delictsplegers zelf;
- Rechtsgelijkheid in gevaar.

Levensloop en Good Lives Model
Hierbij wordt gekeken naar de levensloop en de desistance. Op basis daarvan wordt gezocht naar interven琀椀e die dat natuurlijke proces kunnen versterken of vervroegen.
- Mo琀椀va琀椀e en responsiviteit zijn belangrijk.
- Iedereen is op zoek naar primary human goods (gedachten, gevoelens en ervaringen die als basisbehoe昀琀en worden gevoeld die het psychologische welzijn vergroten).
- Secundaire goederen zijn instrumenten om primary goods te bereiken (werk, huis, rela琀椀e).
→ Criminaliteit als primaire goederen met verkeerde secundaire goederen bereikt worden.

Kri琀椀ek:
- Weinig empirisch bewijs;
- Vaak geïntegreerd met het RNR-model dus moeilijk te zeggen of dit model posi琀椀ef e昀昀ect hee昀琀.

24
Q
  • Cohen, S. (1979). The punitive city. Notes on the dispersal of social control. Crime, Law and
    Social Change, 3(4), 339-363 (kritiek op community sanctions
A

Kri琀椀ek op community sanc琀椀ons:
- Niet zeker e昀昀ec琀椀ever
- Niet al琀椀jd goedkoper
- Minder humaan en juist s琀椀gma琀椀serend  Grotere discre琀椀onaire bevoegdheid voor degene die destraf bepalen, dus een systeem met weinig zichtbaarheid en een lage aansprakelijkheid. Er is minder ruimte voor een eerlijk proces en we琀琀elijke rechten.
- Blurring the boundaries: Er zijn geen duidelijke grenzen tussen publiek en privaat. De private sector hee昀琀 een steeds groter rol bij het controleren en stra昀昀en.
- Thinning the mesh: Toename in hoeveelheid interven琀椀es zorgt ervoor dat ook steeds meer kleinere dingen gezien worden als criminaliteit.
- Widening the net: Er worden meer actoren bij betrokken, meer instan琀椀es en meer interven琀椀es. Er wordt een grotere groep onder controle gehouden. Toename in het aantal mensen dat in het systeem komt.
- Vaak niet als alterna琀椀eve, maar als bijkomende straf.

25
Q

Edgemon & Clay-Warner – Inmate mental health and the pains of imprisonment

A

Onderzoek naar het verband tussen mentale gezondheidsproblemen in gevangenissen en de risicofactoren op individueel en ins琀椀tu琀椀oneel niveau.

Om de mentale gezondheid van gevangenissen beter te begrijpen, is het noodzakelijk vast te stellen hoe speci昀椀eke kenmerken van de gevangenis verband houden met psychische problemen, terwijl gecontroleerd wordt voor de risicofactoren op individueel niveau die iemand vatbaar kunnen maken voor een slechte mentale gezondheid.
- Door de gegevens op individueel niveau te koppelen aan de gegevens op ins琀椀tu琀椀oneel niveau, kunnen we onderzoeken hoe bepaalde kenmerken van de gevangenisomgeving samenhangen met de geestelijke gezondheid van gede琀椀neerde mannen, terwijl we controleren voor veel van de factoren die gede琀椀neerden predisponeren voor een slechte geestelijke gezondheid, waarvan sommige ook van invloed kunnen zijn op plaatsing in de gevangenis.

Een slechte mentale gezondheid van gede琀椀neerden hee昀琀 gevolgen zowel binnen als buiten de gevangenis:
1. Hoge ins琀椀tu琀椀onele kosten verbonden aan een slechte mentale gezondheid van gede琀椀neerden;
2. Nega琀椀eve resultaten na deten琀椀e, zoals hogere recidivepercentages, hogere percentages criminele betrokkenheid, slechtere huisves琀椀ngs- en werkgelegenheidsresultaten;
3. Erns琀椀ge gevolgen voor de lichamelijke gezondheid, waaronder zwaarlijvigheid, blootstelling aan besme琀琀elijke ziekten en stress en een verhoogd ster昀琀ecijfer, evenals bijdragen aan algemene invaliditeit.

Kenmerken op individueel niveau die vaak voorafgaan aan deten琀椀e, zoals economische druk, slachto昀昀erschapen reeds bestaande psychische problemen, dragen bij aan het probleem van de slechte mentale gezondheid van
gede琀椀neerden. Echter hebben ins琀椀tu琀椀onele kenmerken ook een unieke associa琀椀e met de mentale gezondheid van gede琀椀neerden die verder gaan dan risicofactoren op individueel niveau.

Gevangeniskenmerken
Een ‘depriva琀椀emodel’ richt zich op een verscheidenheid aan factoren die bijdragen aan de omgeving van de gevangenis, zoals overbevolking, gebruik van eenzame isola琀椀e en familiecontact om de varia琀椀e in geestelijke gezondheid van gede琀椀neerden te verklaren.
- Overbevolking wordt in verband gebracht met een breed scala een lichamelijke en geestelijke gevolgen voor de gezondheid van gede琀椀neerden, vooral wanneer de overbevolking gedurende een lange periode aanhoudt.
o Overbevolking vergroot de kans op ontzegging van toegang tot voorzieningen voor levensonderhoud en rehabilita琀椀e en de ‘cogni琀椀eve spanning’ die gede琀椀neerden ervaren 琀椀jdens hun deten琀椀e.
- De mate waarin de gevangenis gezinscontact toestaat en vergemakkelijkt.
- Beschikbaarheid van werkopdrachten, beschikbaarheid van recrea琀椀eve ac琀椀viteiten en handhaving van regels.
- Een excessief puni琀椀eve omgeving.
- Het beveiligingsniveau. Aan het ene uiteinde van het con琀椀nuüm zijn supermax-gevangenissen, waar de gevangenen worden ondergebracht die als de gevaarlijkste worden beschouwd en/of waarschijnlijk zullen proberen te ontsnappen. Aan de andere kant van het con琀椀nuüm staan minimaal beveiligde gevangenissen, waarin gede琀椀neerden worden ondergebracht die niet als gevaarlijk worden beschouwd en waarvan wordt aangenomen dat ze waarschijnlijk niet zullen proberen te ontsnappen.

Individuele risicofactoren
- Demogra昀椀sche kenmerken;
- Jeugd gaat gepaard met een hoger risico;
- Trauma琀椀sche levenservaringen in verband gebracht met depressie;
- Eenzame isola琀椀e in verband met een reeks psychische aandoeningen.

De studie combineert gegevens op gevangenis- en individueel niveau om verbanden te onderzoeken tussen speci昀椀eke kenmerken van gevangenissen en geestelijke gezondheid na a昀琀rek van individuele factoren in een na琀椀onale steekproef van gede琀椀neerde mannen. Er wordt naar twee vormen van psychisch leed, depressie en vijandigheid, en een aantal gevangeniskenmerken, waaronder overbevolking, toegang tot bezoek, gebrek aan
ac琀椀viteiten en straf worden geïsoleerd. Er wordt gecontroleerd voor een groot aantal individuele kenmerken die iemand kunnen predisponeren voor mentaal leed, zoals slachto昀昀erschap, alcoholmisbruik en sociaaleconomische status (SES) vóór de gevangenisstraf, evenals lee昀琀ijd en etniciteit. Daarnaast wordt ook rekening gehouden met het beveiligingsniveau in de gevangenis in rela琀椀e tot depriva琀椀e in de gevangenis.

Samenva琀�ng resultaten
De mul琀椀variate modellen geven aan dat verschillende kenmerken op ins琀椀tu琀椀oneel niveau verband houden metde geestelijke gezondheid van gede琀椀neerden. Drie kenmerken zijn signi昀椀cant geassocieerd met zowel depressie en vijandigheid, wat duidt op een bijzonder sterke rela琀椀e tussen deze factoren en algeheel psychisch func琀椀oneren van gede琀椀neerden. Deze factoren zijn overbevolking, straf en beschikbaarheid van werkopdrachten, wat een indica琀椀e is voor verveling van gede 琀 椀 neerden. De gemiddelde afstand tussen het huis van de gede 琀 椀 neerden en de gevangenis was alleen geassocieerd alleen in verband met depressie. De beschikbaarheid van televisie, een andere maat voor verveling bij gede 琀 椀 neerden, en een recente zelfmoord in de gevangenis hingen alleen samen met vijandigheid.
Verveling, en een recente zelfmoord in de gevangenis waren alleen in verband met vijandigheid bij de gede琀椀neerden. Het aantal gede琀椀neerden met recente bezoekers is in geen van beide modellen signi昀椀cant.
- A昀栀ankelijke variabelen: Depressie en vijandigheid
- Depriva琀椀evariabelen: Overbevolking, bezoek, percentage gede琀椀neerden dat op aanzienlijke afstand van de gevangenis woont, of televisie is toegestaan in de gevangenis, werkdruk, of er onlangs een zelfmoord is gepleegd in de gevangenis en bestra昀케ng.
- Controlevariabelen: Etniciteit, lee昀琀ijd, geschiedenis van fysiek geweld, geschiedenis van seksueel geweld, werk voorafgaand aan deten琀椀e, residen琀椀e status voorafgaand aan deten琀椀e, alcoholmisbruik en eenzame isola琀椀e.

Beleidsimplica琀椀es
- Risicobeoordelingspro昀椀elen die door gevangeniswerkers worden gebruikt, moeten kenmerken beva琀琀en vande gevangenissen waarin de gede琀椀neerde wordt geplaatst.
- Grotere beleidsimplica琀椀es hebben betrekking op de noodzaak om peniten琀椀aire inrich琀椀ngen te creëren die minder psychologisch schadelijk zijn.

Limieten van het onderzoek
- Verandering in de geestelijke gezondheid in de loop van de 琀椀jd zijn niet gemeten.
- Ook het onvermogen om de geestelijke gezondheid vóór de opslui琀椀ng te controleren maakt het onmogelijk om de rol die de geestelijke gezondheid in het proces van plaatsing in de gevangenis speelt, te controleren.
- Beperkt aantal ins琀椀tu琀椀onele en individuele kenmerken meegenomen in het onderzoek.
- Alleen mannelijke gede琀椀neerden.

Waarom opslui琀椀ng ertoe doet?
Door kenmerken van gevangenissen te iden琀椀昀椀ceren die verband houden met meer depressies en/of vijandigheid, wordt de rol die de gevangenisstructuur kan spelen in het welzijn van gede琀椀neerden en, meer in het algemeen, de rela琀椀e tussen sociale structuur en gezondheid benadrukt. De bevindingen suggereren niet alleen dat het misschien belangrijk is om de overbevolking te verminderen, maar ook dat het verbeteren van de toegang tot werk en
recrea琀椀eve ac琀椀viteiten, het plaatsen van gede琀椀neerden in instellingen dichter bij hun huis en het creërenvan disciplinaire structuren die minder gericht zijn op bestra昀昀ende stra昀昀en, de geestelijke gezondheid van
gede琀椀neerden kan verbeteren, wat resulteert in een gemakkelijker te beheren gevangenisbevolking en betere resultaten na de release.

26
Q
  • Goffman, (1968). Asylums: Essays on the social situation of mental patients and other inmates.
    Londen: Penguin Books Ltd. Delen uit hoofdstuk 1 [Canvas].
A

In totale ins琀椀tu琀椀es is er een fundamentele scheiding tussen de grote, onder leiding staande groep (gede琀椀neerden) en de kleine toezichthoudende staf.
- De sociale mobiliteit tussen beiden is sterk beperkt, de sociale afstand is typisch groot en vaak formeel voorgeschreven.
- De uitslui琀椀ng van informa琀椀e verscha昀琀 de staf een bijzondere mogelijkheid tot afstand van en controle over de pa琀椀ënten.

De scheiding tussen staf en pa琀椀ënten is de eerste belangrijke implica琀椀e van het bureaucra琀椀sche besturen van grote groepen mensen.
- Staf voelt zich superieur en gelijk, bewoners voelen zich inferieur, zwak en schuldig (stereotypering).
Een tweede implica琀椀e van het bureaucra琀椀sch besturen van grote groepen mensen houdt verband met het werk.

Voorstellingscultuur
Een levenswijze en een cyclus van ac琀椀viteiten die als vanzelfsprekend worden ervaren tot het moment dat men in de ins琀椀tu琀椀e komt. De gevolgen hiervan zijn dat culturele veranderingen door bepaalde gedragsmogelijkheden wegvallen en men er niet in slaagt gelijke tred te houden met recente sociale veranderingen buiten. Hun idee van de wereld brokkelt langzaam af.
- Discultura琀椀e: Als het verblijf van de bewoner lang is. Een ‘on琀琀raining’, waardoor men 琀椀jdelijk bepaalde trekken van het dagelijks leven in de buitenwereld niet meer aankan, wanneer men terugkeert.

Het proces van mor琀椀昀椀ca琀椀e
Het ego wordt systema琀椀sch tenietgedaan. Bij binnenkomst wordt men onmiddellijk van de steun van bepaalde stabiele sociale voorzieningen ontdaan.
- Ontze琀�ng uit de rollen
- Objec琀椀veren door entreeprocedures
o Maken van vingerafdrukken, toekennen van een nummer, fouilleren etc.
- Toegangsprocedure en gehoorzaamheidstesten
o Verlies van naam en gestandaardiseerde kleding in deten琀椀e. Persoonlijke bezi琀�ngen worden afgenomen.
- Ontdaan van het persoonlijke gezicht
o Ontdaan worden van het gewone uiterlijk en uitrus琀椀ng.
- Vernedering

Het privilege-systeem
De mogelijkheid om weer iets op te bouwen. Vormt het voornaamste kader waarbinnen de eigen persoonlijkheid wordt hersteld. Bevat drie elementen:
1. De huisregels;
2. Duidelijk omschreven beloningen of privileges in ruil voor gehoorzaamheid;
3. De stra昀昀en.

Tac琀椀eken van gede琀椀neerden om zich aan te passen aan de mor琀椀昀椀ca琀椀e en het privilege-systeem
- Terugtrekken in eigen situa琀椀e: Acute depersonalisa琀椀e (interpreteert gebeurtenissen op eigen wijze zonder zich aan de zienswijze van anderen te storen);
- Onverzoenlijke lijn: Openlijk weigeren met de straf mee te werken;
- Kolonisering: Klein deel van de buitenwereld wordt ‘aangeboden’, wat door de bewoner wordt geaccepteerd en waarna een stabiel, redelijk tevreden bestaan wordt opgebouwd;
- Conversie: Overnemen van de rol van de visie die de staf hee昀琀 (volmaakte bewoner);
- Psychiatrische inrich琀椀ngen: Innerlijke strijd of chronisch ziek;
- Het rus琀椀g spelen: Playing it cool.

27
Q

Mears, D.P., & Cochran, J.C. (2018). Progressively tougher sanctioning and recidivism: Assessing the effects of different types of sanctions. Journal of Research in Crime and Delinquency, 55(2), 194- 241.
Abstract

A

Abstract
Doelstellingen:
Er worden 2 verwante hypothesen getest over boetes voor het opleggen van recidieven en de progressieve sanctielogica waarop ze berusten:
1. Bij first-time misdadigers zullen punitieve straffen effectiever recidive verminderen dan minder zware straffen, en
2. Bij tweede-criminelen zullen steeds strengere straffen recidive effectiever terugdringen dan progressie naar vergelijkbare of minder zware straffen.

Methode:
Gegevens over misdadigers die voor de 1e keer en voor de 2e keer in de fout gaan + analyses van propensity score-matching om de hypotheses te testen.

Resultaten:
Hoewel zwaardere straffen, en steeds zwaardere straffen bij tweedelinquenten, soms recidive kunnen verminderen, blijkt minder zware straffen gemiddeld effectiever te zijn.

Conclusies:
De resultaten roepen vragen op over de effecten van zowel strengere als steeds strengere soorten sancties bij het terugdringen van recidive.

Doel artikel: het begrijpen van straf en de op afschrikking gebaseerde logica en effecten van bestraffende sancties.

Onderzoeksvraag 1: wat is bij beginnende misdadigers het effect van zwaardere soorten straffen op recidive?
Hypothese: minder zware straffen zullen moeten leiden tot hogere recidivecijfers.

Onderzoeksvraag 2: vermindert onder de 2e keer misdadigers (second-time felons) de steeds strengere sanctie, in vergelijking met eerdere sancties die individuen kregen, de recidive?
Hypothese: personen die zwaardere straffen krijgen dan ze eerder hebben meegemaakt, zullen minder snel recidiveren.

Tough on crime  tot een belang bij het verbeteren van openbare veiligheid.
- Opsluiting is relatief recent opgekomen als een middel om criminelen te straffen en hun kans op toekomstige criminele activiteiten te verkleinen.
- Strengere sancties werden gezien als een weg naar morele hervormingen en als een middel waarmee overtreders, dankzij meer toezicht, konden worden gerehabiliteerd.
- Geacht een specifiek afschrikkend effect te hebben.
De effectiviteit van een bepaalde sanctie voor recidivisten hangt af van wat deze personen eerder opgelegd hebben gekregen.

Effecten van strengere straffen op recidive
Hoewel uit sommige onderzoeken is gebleken dat reclassering effectief is, heeft het merendeel van de onderzoeken geen tot soms schadelijke (recidive verhogende) effecten van strengere straffen gerapporteerd.
2 studies wijzen op het belang van het onderzoeken van meerdere contrafeiten:
- De gevangenis vormt een criminogene factor ten opzichte van de gevangenisstraf en elk type reclassering
- Opsluiting, voornamelijk gevangenisstraf, ging gepaard met een grotere kans op recidive onder degenen die voor het eerst werden veroordeeld

Methode
Data
Van de Florida Sentencing Guidelines-database en bevat info voor alle veroordelingen voor misdrijven die tussen 1909-2008 zijn verwerkt in rechtbanken van de staat Florida  veroordelingsgegevens voor de hele staat, groot aantal zaken ter ondersteuning van de vereisten die

nodig zijn voor het matchen van analyses, info op individueel niveau om mogelijke verwarring aan te pakken die schattingen kan vertekenen en info over de sanctie-en recidivegeschiedenis van elk individu.

Twee reeksen analyses:
- Gericht op alle personen die tijdens de onderzoeksperiode voor het eerst een misdrijf hebben ondergaan in Florida.
- Gericht op personen uit de steekproef van de eerste misdadiger die is veroordeeld voor het plegen van een nieuw misdrijf.
- Voortgang van de veroordeling onderzocht door de steekproef op te delen in subgroepen die worden bepaald door hun 1e sanctie en hun progressie naar een 2e sanctie.
- Afhankelijke variabele: recidive (gemeten als een nieuwe misdrijfveroordeling binnen 3 jaar na veroordeling, voor personen die zijn veroordeeld tot een intensieve proeftijd of reguliere proeftijd, of binnen 3 jaar na vrijlating uit de gevangenis, voor personen die zijn veroordeeld tot gevangenisstraf of uit gevangenisstraf.
o Gebruik van recidive wegens misdrijf zorgt ervoor dat de focus op ernstige delicten komt te liggen.
o Follow-upperiode van 3 jaar  focus kan zich concentreren op de gedetineerden die het meest waarschijnlijk zullen falen binnen het 1e jaar na vrijlating + komt overeen met nationale onderzoeken naar recidive.
o Proeftijd  meest voorkomende vorm van sanctie
o Intensieve proeftijd (community control)  komt minder vaak voor want vaker contact en toezicht nodig (huisarrest, avondklok).
o Bij het beoordelen van sanctie-effecten op recidive  confouding: er is een waarschijnlijkheid dat personen met een hoger risico zwaardere straffen krijgen en tegelijkertijd een grotere kans hebben om een overtreding te begaan  dit maakt het mogelijk om een risicomaatstaf af te stemmen.
 Deze maatstaf (de totale strafscore) is samengesteld uit metingen over verschillende risicodimensies (waaronder de ernst van de overtreding en eerdere strafblad)  primaire info die rechtbanken gebruiken om te bepalen of een persoon een gevangenisstraf moet krijgen.
o Florida-gegevens maken het ook mogelijk om andere maatstaven op te nemen die worden gebruikt als onderdeel van de totale score, maar die kunnen risico’s signaleren onafhankelijk van hun bijdrage aan die score en die co-varianten weerspiegelen die zijn gebruikt in eerdere onderzoeken naar opsluitingseffecten.
o Dummyvariabele maat  geeft aan of het delict letsel bij een slachtoffer betrof.

Analytische strategie
Matchingmethoden om de effecten van sancties in te schatten.
De grote omvang van de steekproef is geschikt om strikte matchingcriteria en de dimensies van de straftoemetingsrichtlijnen te gebruiken, die uniek zijn voor Florida en gedetailleerde risicometingen en eerdere gegevens omvatten.
Aanvullende analyses  gebruik van EM en grovere exacte matching (CEM) benaderingen.
 EM is een meer rigoureuze benadering voor het creëren van gematchte groepen die identiek of bijna identiek zijn langs gemeten co-variabelen, behalve de behandelingsvariabele.
 EM vanwege het grote aantal zaken in elk van de 4 sanctiegroepen.

Koppelingsanalyses met alternatieve specificaties.
 EM-analyses met 1-op-1-koppeling.

Matchinganalyses als volgt: voor de 1e keer misdadigers wordt elk type sanctie onderzocht als een afzonderlijke handeling. Voor de 2e keer overtreders wordt het effect van het krijgen van zowel meer als minder zware straffen beoordeeld ten opzicht van het opnieuw krijgen van dezelfde straf. Na het matchen worden regressiemodellen geschat om behandeleffecten in te schatten terwijl er gecontroleerd wordt voor strafjaren en gerechtelijke circuits.

Bevindingen
1e keer misdadigers en de vraag of zwaardere soorten sancties de recidive meer verminderen dan die milder zijn:
o 4 straffen (proeftijd, intensieve proeftijd, gevangenisstraf en gevangenis)  12 mogelijke tegenfeiten. Gezamenlijk zijn er 6 sanctievergelijkingen.
o Post-PSM logistische regressie van recidive op steeds strengere sancties, propensityscore, en gerechtelijk circuit en veroordelingsjaar  overal significantie.
 Proeftijd, intensievere proeftijd, gevangenisstraf en gevangenis.
o Intensievere reclassering blijkt meer bij te dragen aan een lagere kans op recidive ten opzichte van respectievelijk de gevangenisstraf en de gevangenis zelf.

2e keer misdadigers en de vraag wat het effect is zwaardere of mildere sancties:
o Post-PSM logistische regressie van recidive op steeds strengere sancties, propensity score, en gerechtelijk circuit en veroordelingsjaar  gedeeltelijke significantie.
o Misdadigers verschilden met betrekking tot hun demografische kenmerken en eerder strafblad.
 Personen met als eerste sanctie proeftijd  degenen die een intensieve proeftijd krijgen in plaats van gewone proeftijd zullen minder snel recidiveren (31,9% vs. 43,6%)  dit ondersteunt een specifieke
afschrikkende kijk op straf! Maar personen die na een gewone proeftijd veroordeeld worden tot gevangenisstraf of gevangenis, hebben meer de kans om te recidiveren.
 Personen met als eerste sanctie intensieve proeftijd  degenen die proeftijd kregen, recidiveerden minder dan degenen die intensieve proeftijd kregen (40,5% vs. 65,7%). De focus ligt hier op de proeftijd als behandeling in vergelijking met de intensieve proeftijd die lijkt op deze behandelgroep. We zien dat detentie de recidive sterker lijkt te verminderen dan een 2e keer zwaar gestraft te worden.
 Personen die eerder als straf naar de gevangenis zijn gestuurd  beide typen proeftijd gaan gepaard met een lagere kans op recidive in vergelijking met degenen die tot gevangenisstraf zijn veroordeeld. Dit druist tegen een specifieke afschrikkingsopvatting dat minder zware straffen de recidive zouden moeten vergroten. Ter ondersteuning van de afschrikhypothese vermindert de gevangenis de recidive echter mee dan onder gematchte gedetineerden.
 Personen die eerder als straf tot gevangenisstraf zijn veroordeeld  geen steun voor de afschrikkingshypothese. In elke gematchte vergelijking recidiveerden individuen die minder zware vervolgsancties kregen minder dan gematchte groepen gedetineerden.

Overkoepelende patroon: in slechts 4 van de 12 vergelijkingen is steun gevonden voor de hypothese dat strengere straffen voor 2e misdadigers het recidiveren meer verminderen dan minder zware straffen!

Bij 2/3e van de sanctieprogressies bleken zwaardere sancties criminogeen te zijn  zo was bij personen van wie het 1e misdrijf leidde tot gevangenisstraf, de recidive lager wanneer zij naar aanleiding van een 2e misdrijf werden veroordeeld tot minder zware straffen. Bij 6 van de 7 statistisch significante effecten van het voortschrijden van straffen, werden regelmatige en intensieve proeftijden doorgaans geassocieerd met lagere recidivecijfers.

Conclusie
De analyses ondersteunen niet duidelijk de op afschrikking gebaseerde hypothese dat strengere vormen van sancties de recidive onder beginnende misdadigers verminderen
Het leidde in 2/12 vergelijkingen tot een bescheiden verminderen van recidive; in 2 andere vergelijkingen was er geen merkbaar verschil; bij de overige 8 ging een minder zware, niet zwaardere sanctie gepaard met een lagere kans op overtreding.

De analyses van 2e keer misdadigers ondersteunen niet duidelijk de hypothese dat progressie naar zwaardere soorten sancties de recidive zou verminderen
4/12 vergelijkingen hadden geen effect op elkaar; bij de overige 7 ging progressie naar minder zware straffen (met name proeftijd en intensieve proeftijd) gepaard met een lagere kans op recidive.
Een uitzondering: een zwaardere straf voor personen die eerder in een intensieve proeftijd waren geplaatst  gevangenisstraf en gevangenis effectiever. Dat gold ook voor proeftijd. DUS: wanneer personen eerdere ervaring hebben met intensieve proeftijd, kan een andere sanctie effectiever zijn dan meer van dezelfde.

Beperkingen
Onderzoek was gebaseerd op een benadering van matchinganalyse voor het schatten van sanctie- effecten.
- Niet-waargenomen confounding zou de resultaten kunnen hebben beïnvloed. Verschillen in het sociale kapitaal van personen binnen de sanctiegroepen kunnen bijv. relevant zijn, evenals hun strafblad in de jeugdrechtbank, info uit dossier over de ontvankelijkheid voor behandeling tijdens een eerder sanctie, enz.
- Bredere set van methodologische contexten  voor zover de resultaten bijv. te generaliseren zijn, gelden ze alleen voor misdadigers die voor de 1e keer zijn veroordeeld en die waarschijnlijk andere sancties zullen ondergaan, of voor misdadigers die voor de 2e keer zijn veroordeeld en die waarschijnlijk de verschillende hier onderzochte strafprogressies zullen ervaren.
- Deze studie onderzocht de zwaarte van de straf, niet andere dimensies ervan, zoals zekerheid of snelheid van straf.
- Er is meer onderzoek nodig dat de effecten onderzoekt van straffen van verschillende ernst (soort, duur) en of de effecten in verhouding staan tot de ernst van eerdere straffen die individuen hebben gekregen.

Suggesties
Duur van sancties onderzoeken of voorwaarden die aan bepaalde sancties gebonden zijn (bijv. de mate van ontbering die gepaard gaat met opsluiting). Het lijkt alsof minder zware sancties of andere sancties dan voorheen effectiever kunnen zijn dan dezelfde sanctie nogmaals op te leggen.

28
Q

Petrich, D.M., Pratt, T.C., Jonson, C.L., & Cullen, F.T. (2021). Custodial sanctions and reoffending: A meta-analytic review. Crime and Justice, 50(1), 353-424.

A

Goed om te weten: vragen uit document op Canvas zijn schuin- en dikgedrukt!
Abstract/inleiding
Sinds de jaren ’70 van de vorige eeuw is de punitiviteit en het aantal gevangenen in de VS enorm gestegen. Deze verandering berustte niet op empirisch bewijs, maar eerder op het idee dat
gevangenisstraf een ‘silver-bullet solution’ zou zijn in de strijd tegen criminaliteit. Hoewel het aantal gedetineerden de afgelopen jaren iets daalt, is de VS nog altijd de onbetwiste koploper op gebied van meeste gevangenen wereldwijd. Voorstanders voerden aan dat hardere straffen criminaliteit verminderen omdat deze de gedetineerde zouden ontmoedigen om te recidiveren. Sceptici zeiden juist dat gevangenschap een criminogeen effect kan hebben. De sceptici kregen gelijk: uit een meta- analyse van wel 116 studies komt naar voren dat gevangenisstraffen geen effect hebben op recidive of de kans erop zelfs iets vergroten wanneer deze vergeleken worden met straffen buiten de gevangenis zoals proeftijd.
Deze bevinding is robuust, ongeacht variaties in methodologische strengheid, soorten onderzochte sancties en socio-demografische kenmerken van proefpersonen. Alle geavanceerde beoordelingen van het onderzoek hebben onafhankelijk dezelfde conclusie. Het nuleffect van vrijheidsbenemende vrijheidsstraffen in vergelijking met niet-custodiale sancties wordt beschouwd als een ‘criminologisch feit’. Opsluiting kan niet worden gerechtvaardigd op de op grond dat het de openbare veiligheid biedt door recidive te verminderen. Gevangenisstraffen zijn een ongeschikt middel om recidive te verminderen, tenzij gevangenissen veranderd kunnen worden in instituties die daders daadwerkelijk ‘hervormen’ op basis van wat er op organisatieniveau wetenschappelijk bewezen werkt.

Tegenstrijdige perspectieven op gevangenisstraf
A. Opsluiting als speciale afschrikking
Criminelen zouden rationele, calculerende wezens zijn die op basis van rationele keuzes wel of niet overgaan tot delinquentie. (Zware) gevangenisstraffen zouden meer negatieve consequenties hebben voor gedetineerden dan (opnieuw) criminaliteit plegen  zou recidive dus doen afnemen.

B. Gevangenschap als criminogene ervaring
Vooral sociologen en criminologen zien de gevaren van celstraffen. In de gevangenis is er vaak sprake van onderlinge solidariteit tussen gedetineerden (gecombineerd met een sentiment tegen het systeem) en uitwisseling van criminele kennis. Daarnaast zorgt een gevangenisstraf voor vergroting van strain en bevordert het labeling en dus een verminderde kans op volledige re-integratie in de maatschappij. Hoewel gevangenissen dus bedoeld zijn om recidive te voorkomen, scheppen ze in de praktijk er juist de omstandigheden voor.

Gebruikte methodes in dit onderzoek
A. Steekproef
De steekproef in dit essay bestaat uit studies die tot en met mei 2019 zijn geproduceerd. Zij werden systematisch op vier manieren verzameld. Ten eerste werden alle eerdere nummers van hoogwaardige criminologie- en strafrechttijdschriften beoordeeld voor studies die de recidiveresultaten vergeleken van groepen die tot vrijheidsbeneming zijn veroordeeld versus niet- custodiale sancties. Ten tweede werd er data verzameld middels uitgebreide zoekopdrachten in elektronische databases. Ten derde is er gekeken naar de referentielijsten van onderzoeken die tijdens de eerste twee stappen zijn verzameld.

Criteria om meegenomen te worden in dit onderzoek:
1. Het onderzoek moet een groep daders hebben opgenomen die veroordeeld is tot tijd in een vrijheidsbenemende setting en een vergelijkingsgroep die een alternatieve, niet-custodiale sanctie opgelegd heeft gekregen.
2. Het onderzoek moet enige mate van post-carceraal crimineel gedrag hebben gemeten (bijv. her- arrest, technische schendingen).
3. Het onderzoek moet ook voldoende informatie bevatten om de gemeenschappelijke effectgrootte te berekenen die in de analyses van dit onderzoek wordt gebruikt.

B. Gemiddelde effectgrootte
De schatting van de effectgrootte in de huidige studie vertegenwoordigt het verschil tussen het ontvangen van een vrijheidsstraf (in vergelijking met een niet-custodiale) sanctie en daaropvolgende recidive.

C. Moderators van effectgrootte
Het primaire doel van een meta-analyse is het bepalen van een algemeen gemiddelde effectgrootte. In deze analyse vertelt dit algemene effect of primaire studies bevinden dat opsluiting recidive vermindert ten opzichte van niet-voorwaardelijke sancties. Een andere vraag die meta-analyses kunnen beantwoorden, is of de grootte en richting van de effectgroottes significant variëren op basis van kenmerken van individuele studies en statistische modellen.

Wat is de onderzoeksvraag?

Welke kenmerken worden er gebruikt in de analyse en hoe zit het met de constructvaliditeit?
Hoe elk kenmerk is gecodeerd voor iedere individuele effectgrootte in dit onderzoek:
1. Onderzoeksdesign:
Algemeen ontwerp, statistisch model om effectgrootte te berekenen (wel/geen controlevariabelen, multivariate regressie, matching, etc.), maar ook:
- Type publicatie: peer-reviewed of niet, opdrachtgevers
- Grootte van de steekproef: categorieën van minder dan 100, 100 tot 499, 500 tot 999 enzovoorts
- Soort recidive: nieuwe veroordelingen, arrestaties, terug de gevangenis in gaan, technische overtredingen, etc.
2. Kenmerken van de sancties: non-custodial (proeftijd, werkstraf of boete, opgeschorte straffen, elektronische monitoring/huisarrest, behandeling buiten gevangenis) of custodial (in een gevangenis)
+ de duur daarvan.

  1. Sociaal-demografische kenmerken: leeftijd, gender, datum van publicatie onderzoek, plaats van onderzoek.

D. Analytisch plan
Zodra de effectgroottes en modererende kenmerken van elk onderzoek waren gecodeerd, werden er meta-analytische procedures gebruikt om informatie te synthetiseren over de gekozen studies. In het bijzonder hebben de onderzoekers de MLM-procedures gebruikt die door Hox, Moerbeek, en van der Schoot (2018) zijn aangeraden en die gebruikt zijn in andere recente meta-analyses.

Is het verband statistisch significant?
A. Algemene sterkte van verbanden: ja

B. Degelijkheid/robuustheid van effecten: zie onderstaande tabellen

\

Is er geen schijnverband?
Wordt (neem ik aan) uitgesloten in tabel 5, even navragen tijdens werkgroep.

Hoe goed kunnen de uitkomsten gegeneraliseerd worden?
Heel goed!! Onderzoeken gebruikt uit veel verschillende landen, daarnaast rekening gehouden met veel onderzoeksafhankelijke, sociaal-demografische en sanctievariabelen

29
Q
  • Phelps, M.S. and Ruhland, Ebony L. (2022) Governing Marginality: Coercion and Care in
    Probation. Social Problems, 69, 799–816.
A

Governing Marginality: Coercion and Care in Probation
Michelle S. Phelps and Ebony L. Ruhland

Introduction:
Hoewel er veel kritiek is op de Amerikaanse strafrecht systeem, wordt er weinig gekeken naar de mensen die op ‘probation’ zijn. Dit is 60% van de ‘punished’. Mensen die probation hebben moeten zich houden aan een aantal eisen of anders moeten ze naar de gevangenis. In 2007 waren 1 op de 53 mensen op probation, en 1 op de 12 afro-amerikaanse mannen. Dit maakt Amerika de leider in het community sanctions over de wereld. Probation was bedacht als ideale straf in de progressieve era, maar naarmate de opsluitingen stegen, stegen de mensen op probation ook. Naarmate deze stijging, hoe meer het ideaal veranderde van een rehabilitatie ideaal naar een retributie ideaal (dus zware straffen). De proeftijd zowel een “val” kan zijn die armoede bestraft als een “reddingslijn” voor het aanpakken van problemen. De auteurs benadrukken dat het begrijpen van de verwevenheid van dwang en zorg in proeftijd van cruciaal belang is voor het begrijpen van de unieke uitdagingen en voordelen van toezicht voor volwassenen op proeftijd.

The rise of mass probation:
De hoeveelheid mensen die probation hebben steeg enorm sinds 1980 (van 1,1 miljoen naar 4,3 miljoen). Na een kleine dip, is nu ongeveer 56 procent van de gestrafte mensen op probation. Feely en simon noemde deze nieuwe ideologie de ‘new penology’, waar straffen meer gericht moet worden op kost-effectieve redenen en dat ‘risky’ mensen in de gaten gehouden moet worden en wanneer zij te gevaarlijk worden, opsluiten. Deze new penology werd geframed als een ‘sterke sanctie’. Probation tegenwoordig is heel erg streng. Een persoon moet zich aan minimaal 20 sancties of voorwaarden houden, waaronder bijv. geen drugs of alcohol, het vinden van werk, niet gearresteerd worden etc. Sommige zeggen dat dit misschien wel strenger is dan mensen in eerste instantie denken. Bijna een kwart van deze mensen kunnen zich niet houden aan deze voorwaarden en worden alsnog naar de gevangenis gestuurd, dit is vooral bij jonge afro-amerikaanse mannen. Veel van deze mensen met probation krijgen geen of weinig ‘care’ van hun begeleiders en de rol onder new penology is eerder ‘waste-manager’. Ook de specifieke hulp die zij krijgen is gendered. Zo worden mannen gepushed om werk te vinden, moeten vrouwen zich eerder richten op hun ‘emotionele problemen’.

Punishment and welfare:
Veel onderzoekers vinden dat de welfare en de punishment een zero-sum game is. Het gaat niet samen, maar anderen denken juist van wel. Het is veel neoliberaler geworden. Hoewel er steeds meer geld wordt besteed aan welfare voor arme gezinnen, worden ook zij sneller slachtoffer van criminalisering van armoede.

Data en methode:
Kijkt dus naar 100 focusgroepen met meer dan 150 individuen die probation hebben en 170 probation agenten. Er werd geflyerd. De respondenten moesten ouder zijn dan 18 jaar. De groepen zelf verschilde in grote (1 tot 10). De focusgroepen werden gehouden zonder bazen of zonder de staf die een oog in het zijl houden op de probation mensen. Zo wilde ze zo min mogelijk bias en sociaal wenselijke antwoorden voorkomen. De reden voor de focusgroepen is om zoveel mogelijk informatie te kunnen krijgen op verschillende plekken. Wel is een nadeel dat wellicht een aantal respondenten niet alles durfde te zeggen in groepsvorm. Ook was er een probleem met transcriberen. Ze hebben flexibel en dus ook open gecodeerd. Daarna thematisch,
Resultaten:

Supervision relationships
Sommige PO’s zeiden dat ze echt gaven om de ‘clienten’, maar wel met alle macht van het strafrechtsysteem. Dus eigenlijk doe wat ik zeg, omdat ik je wil helpen, zo niet, dan stuur ik je naar gevangenis. Ze noemde vaak het metafoor van ouders en kinderen en dat je soms je kinderen moet straffen als je ze iets wil leren. De mensen daadwerkelijk on probation, die hadden gemixte gevoelens. Sommige hielpen echt, maar anderen totaal niet. Sommige PO’s martelde de mensen die probation hebben. Het ligt dus echt aan de PO.

Services and programs
De meeste respondenten zijn positief over de services die zij tot hun beschikking hebben. Beide groepen (po’s en respondenten) hadden frustraties over de kwaliteit van deze resourcses. De anti-drugs programma’s waren erg goed volgens veel respondenten. Andere programma’s waren een beetje gek. Sommige moesten naar AA terwijl zij helemaal niet drinken.

Financial and time constrains
Beide groepen waren erg gefocust op geld. Elk programma en boetes kosten geld die de persoon on probation moet betalen. Veel PO’s vinden het niet betalen (of niet op tijd) als een schending van de voorwaarden. Ook tijd was erg lastig. De voorwaarden zijn zo veel en lang, dat het heel lastig is om aan alles te voldoen. Random drug testen waren ook disruptief. Het was vrijwel onmogelijk om te werken en aan alle drug testen te voldoen. Maar zonder geld konden ze de programma’s niet betalen.

Treat of revocation
Revocation  is dus het schenden van de voorwaarden van probation en dat je naar de gevangenis moet.
Mensen hebben dus altijd het risico dat ze naar de gevangenis moeten. Ze mogen bijv niet naar een bar, zelfs als er geen alcoholprobleem is. En de druk van het voldoen aan alle eisen, naast ook rekeningen betalen was erg zwaar voor veel mensen. Een persoon werd zelfs gestraft toen zij zelf de politie belde.

30
Q

Tollenaar, N., Beerthuizen, M.G.C.J., Drieschner, K.H., & Van der Laan, A.M. (2019). Effectiviteit van de ISD-maatregel. WODC (2e replicatie).

A

Samenvatting
Sinds oktober 2004 kan in Nederland aan veelplegers de maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, kortweg de ISD-maatregel, worden opgelegd. De maatregel is bedoeld voor zeer actieve volwassen veelplegers (ZAVP) van veelal lichtere misdrijven bij wie het opleggen van standaardstraffen zoals de korte vrijheidsstraf geen zin blijken te hebben. Het WODC heeft de maatregel tweemaal eerder geëvalueerd in termen van effectiviteit op recidive na uitstroom en het insluitingseffect (ook wel het incapacitatie-effect genoemd). Uit deze eerdere studies van het WODC blijkt dat in vergelijking met een standaardsanctie de ISD-maatregel leidt tot minder recidiverende veelplegers. Bovendien leidt het tijdens de uitvoering van de maatregel ook tot minder criminaliteit. Ook is in het eerdere onderzoek het effect van de landelijk doorgevoerde zogenaamde verbetermaatregelen ISD op de effectiviteit van de ISD geschat. Van deze verbetermaatregelen, ingevoerd vanaf 2009, werd in de eerdere evaluaties geen effect gevonden, mogelijk omdat het te vroeg was om een effect te meten. Vanwege het maatschappelijke belang om criminaliteit onder veelplegers terug te dringen, maar ook vanwege de impact van de maatregel op veelplegers, is het voor beleidsvoering relevant de effecten van de ISD-maatregel ook over de tijd te blijven volgen. Dit onderzoek omvat een replicatie van en een aantal uitbreidingen op de voorgaande effectonderzoeken. Onder andere wordt de recidive van nieuwe cohorten uitgestroomd in de periode 2011 tot en met 2014 onderzocht, zijn er methodologische vernieuwingen doorgevoerd om mogelijke vertekeningen in de schattingen tegen te gaan en is de samenhang van forensische zorg met recidive geschat. Ook is bekeken of het effect van ISD op resocialisatiekenmerken kan worden bepaald.

Onderzoeksvragen
In dit onderzoek worden de volgende onderzoeksvragen beantwoord:
1. In hoeverre is de ISD-maatregel effectief in het reduceren van recidiveprevalentie en -frequentie onder de uitstromers in de periode 2007 tot en met 2014?
2. Wat is het incapacitatie-effect van de ISD-maatregel in termen van strafzaken voor verblijven geëindigd in de periode 2007 tot en met 2016 en zijn er verschillen over de tijd?
3. Welke verschillen zijn er in recidive tussen uitstromers voor en uitstromers na 2009-2010?
4. Verschilt het effect op recidive naar kenmerken van de ISD’ers uitgestroomd in de periode 2011 tot en met 2014?
5. Is het mogelijk de samenhang van de ISD-maatregel met resocialisatiekenmerken, zoals werk, inkomen, en schulden te onderzoeken?
6. Recidiveren ISD’ers die forensische zorg hebben gehad minder dan ISD’ers die geen forensische zorg hebben gehad?
Om effecten op uitkomstmaten na afronding van de maatregel te kunnen schatten is enige observatietijd nodig. Daarom hebben de onderzoeksvragen die betrekking hebben op recidive of resocialisatiekenmerken betrekking op cohorten uitgestroomd tot en met 2014. Bij het bepalen van
het incapacitatie-effect gaat het om gedrag tijdens de uitvoering van de maatregel waardoor dit kan worden geschat voor cohorten uitgestroomd tot en met 2016.

Methode
Om het effect van de ISD ten opzichte van de standaardsanctie, een korte gevangenisstraf, te onderzoeken wordt de recidive in termen van nieuwe strafzaken na uitstroom bekeken. Er wordt gebruikgemaakt van een quasi-experimenteel design om het effect van de ISD-maatregel te schatten. Dat wil zeggen dat de uitkomsten bij een groep zeer actieve veelplegers die een ISD-maatregel opgelegd hebben gekregen worden vergeleken met die van een vergelijkbare groep zeer actieve veelplegers die een standaardsanctie hebben gekregen. Er wordt zowel gekeken naar de kans op een nieuwe strafzaak als naar het aantal strafzaken in de vier jaar na uitstroom (gecorrigeerd voor de tijd die een veelpleger in die periode was ingesloten). Ook wordt er gekeken naar de inkomensbron (werk, uitkering, geen inkomen) en of iemand zich in een schuldsaneringstraject bevindt na uitstroom uit de inrichting. Om het effect van de maatregel op deze uitkomsten te schatten, worden zowel propensity score matching gebruikt als multipele regressietechnieken. Dit gebruik van meerdere analysetechnieken is een verbetering ten opzichte van eerdere rapportages, waardoor schattingen van het effect op recidivefrequenties zuiverder zijn. In dit onderzoek worden alleen gegevens uit registratiesystemen gebruikt.

Vragen uit document op Canvas:
1. Welke kenmerken worden gebruikt in de analyse?  zie:
Het effect van de ISD-maatregel wordt gemeten in termen van hernieuwde strafzaken na afronding van de maatregel (zowel het aantal recidivisten als de frequentie van recidive). Daarnaast kijken we ook naar twee andere uitkomstmaten die indicatoren kunnen zijn van resocialisatie, namelijk de inkomensbron en de aanwezigheid van een schuldsaneringstraject.
Het effect van de ISD-maatregel op deze uitkomstmaten bepalen we door de situatie na de maatregel of detentie te vergelijken nadat groepen gematcht zijn op de situatie bij instroom en de historische situatie.
Naast het effect van de maatregel na afloop, onderzoeken we ook hoeveel strafzaken zijn voorkomen door een veelpleger gedurende een langere periode in te sluiten, ofwel het incapacitatie-effect (zie ook paragraaf 2.5). Daarvoor wordt informatie over de werkelijke duur van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel en detenties gebruikt. Verder wordt onderzocht of ISD’ers baat hebben gehad bij forensische zorg die tijdens de ISD-maatregel werd ontvangen. Hiervoor worden onder meer facturatiegegevens van forensische zorg gebruikt.
Eerlijke noot: ik weet niet zeker of ik volledig begrepen heb welke kenmerken ik precies moet aanhalen bij deze opdracht. Vragen tijdens werkgroep!!!

Hoe staat het met de constructvaliditeit bij de metingen daarvan?
- Is er precies gemeten?  Ja, de metingen zijn gebaseerd op feitelijke informatie die beschikbaar is bij verschillende ketens van Justitie, op vergelijking met de groep niet-ISD’ers en op informatie over de werkelijke duur van tenuitvoerlegging van ISD en detenties.

  • Is het hele spectrum van het kenmerk gemeten?  Ik vermoed van wel, zie:
    Het effect van de ISD-maatregel wordt gemeten in termen van hernieuwde strafzaken na afronding van de maatregel (zowel het aantal recidivisten als de frequentie van recidive). Daarnaast kijken we ook naar twee andere uitkomstmaten die indicatoren kunnen zijn van resocialisatie, namelijk de inkomensbron en de aanwezigheid van een schuldsaneringstraject.
  • Voorspelt de meting een criterium/hangt de meting samen met iets dat het zou moeten voorspellen?  Volgens mij niet, de meting hangt bijvoorbeeld niet samen met de receptiviteit van de gedetineerde die de ISD krijgt opgelegd of diens mentale/intellectuele capaciteiten.
  • Is wel echt het bedoelde construct gemeten?  Ja.

Resultaten
ISD leidt tot minder recidivisten dan een standaardsanctie
Uit de resultaten blijkt dat de gevonden verminderde kans op een nieuwe strafzaak, de zogenoemde recidiveprevalentie, bij de ISD op ook in de periode 2011 tot en met 2014 aanwezig is. Voor alle cohorten ISD’ers in de periode 2007 tot en met 2014 is de kans om na twee jaar te recidiveren 12% lager en na vier jaar 9% lager in vergelijking met vergelijkbare veelplegers die een reguliere sanctie opgelegd hebben gekregen (veelal een kortdurende detentie). Na tien jaar is er nog ruim 6% verschil in recidive tussen de ISD en de controlegroepen. Anders gezegd, van de uitstromers uit de ISD is 23 procentpunt (dit is een absoluut percentage) na twee jaar recidivevrij; na vier en tien jaar is dit nog respectievelijk 15% en 10%.

ISD zorgt er echter niet voor dat veelplegers minder vaak recidiveren
In het onderzoek wordt echter geen algemeen effect gevonden op het aantal nieuwe strafzaken per jaar vrij (de strafzaakfrequentie) bij veelplegers na uitstroom uit de ISD. Anders gezegd, ISD’ers die recidiveren doen dit niet minder vaak na uitstroom uit de ISD dan veelplegers die een standaardgevangenisstraf hebben gehad.

Gemiddeld worden vier strafzaken per ISD-verblijf voorkomen
Naast recidive na de maatregel is ook het incapacitatie-effect tijdens de ISD-maatregel geschat. Per ISD-maatregel is er gedurende de uitvoering van de maatregel naar schatting gemiddeld vier strafzaken per ISD-verblijf voorkomen. Het gemiddelde aantal fluctueert nauwelijks over de gehele periode 2007 tot en met 2016. In absolute aantallen gaat het om tussen de 1,5 en 2,4 duizend
voorkomen strafzaken per jaar. Dit totale aantal fluctueert omdat het aantal uitstromers uit de ISD fluctueert over de tijd.

Na de invoering van de verbetermaatregelen ISD in 2009 is het positieve recidive reducerende effect van de ISD afgenomen, niet duidelijk is waardoor dit komt
In 2009 is er een aantal verbetermaatregelen geïmplementeerd in de ISD-praktijk. De verwachting was dat de ISD effectiever zou zijn in de periode daarna, te weten vanaf 2011. De resultaten laten zien dat in de periode nadat de verbeteringen zijn doorgevoerd er wel een algemeen recidive reducerend effect blijft bestaan van de ISD-maatregel, maar ook dat de ISD’ers uit deze periode meer en vaker recidiveren dan de veelplegers die uit de ISD stroomden tijdens en voor invoering van de verbetermaatregelen. Dit betreft zowel de recidiveprevalentie als –frequentie. Dit is tegengesteld de verwachting dat invoering van de verbetermaatregelen effect zouden hebben op de recidive na afloop. We kunnen niet met zekerheid stellen dat dit resultaat toe te schrijven is aan de verbetermaatregelen, of het gevolg is van min of meer gelijktijdig gaande ontwikkelingen, zoals veranderingen in registraties of onbekende (ongemeten) factoren die effect hebben op de recidive van veelplegers. Het is niet duidelijk waardoor dit komt en dat vraagt nader onderzoek.

Het effect van de ISD is groter als de veelplegers bij hun eerste strafzaak ouder zijn, als ze meer eerdere zaken hebben en als ze niet werken bij instroom
Het effect van de ISD is afhankelijk van de leeftijd van een veelpleger bij de 1e strafzaak, het aantal eerdere strafzaken van de veelpleger en de inkomensbron bij instroom in de ISD. Naarmate de leeftijd bij de 1e strafzaak hoger is, of het aantal eerdere strafzaken hoger is of als men nog niet werkend was ten tijde van instroom is het recidive reducerende effect van de ISD sterker.

Na uitstroom blijken ISD’ers vaker werk te hebben dan veelplegers die een standaardsanctie krijgen
Het is in beperkte mate mogelijk om de ISD-maatregel in samenhang met resocialisatiekenmerken te bestuderen. Informatie over werk en overige inkomensbronnen is beschikbaar, maar informatie over schulden in het algemeen bleek niet eenvoudig te verkrijgen. Wel was het mogelijk om het vóórkomen van schuldsaneringstrajecten te onderzoeken. De ISD blijkt effect te hebben op werk na uitstroom, maar niet op het vóórkomen van schuldsaneringstrajecten. Direct na uitstroom uit de ISD hebben relatief (procentueel) meer ZAVP’s werk dan veelplegers uitgestroomd uit een standaardgevangenisstraf. Dit verschil wordt over een periode van drie jaar wel kleiner, maar blijft significant.

ISD’ers die forensische zorg krijgen, lijken significant minder vaak te recidiveren dan ISD’ers die dergelijke zorg niet krijgen, ook als rekening wordt gehouden met verschillen in achtergrondkenmerken
De facturering van forensische zorg in de ISD voor een veelpleger, als indicator voor het hebben ondergaan van forensische zorg tijdens de maatregel, blijkt sterk samen te hangen met zowel een lagere recidiveprevalentie als een lagere recidivefrequentie. ISD’ers die forensische zorg hebben gehad, recidiveren na twee jaar minder vaak dan als zij die zorg niet zouden hebben gehad (naar
schatting achttien procentpunt minder vaak na twee jaar). Na twee jaar blijft 26 procentpunt van de ISD’ers met forensische zorg recidivevrij, na vier jaar is dat nog 18%. Ook zouden de ISD’ers met forensische zorg na uitstroom naar schatting gemiddeld 1,3 zaken per jaar dat ze vrij zijn minder hebben recidiveren, dan als zij die zorg niet hadden gekregen. Wel merken we op dat het krijgen van forensische zorg gemeten is met een indirecte indicator waardoor voorzichtigheid is geboden in de interpretatie. Of forensische zorg daadwerkelijk effect heeft op het reduceren van recidive onder ISD’ers vraagt om nader onderzoek.

Vragen uit document op Canvas:
2. Is het verband statistisch significant?  Ja, zie par. 3.

  1. Is er geen schijnverband?  wellicht bij vraag 4 en 6, daar nader onderzoek nodig om te kijken waar verband werkelijk door komt.
  2. Hoe goed kunnen de uitkomsten gegeneraliseerd worden buiten de onderzochte groep?  Best goed, zie stuk hieronder over beperkingen en mogelijkheden!

Beperkingen en mogelijkheden
In dit onderzoek is het effect van de ISD onderzocht middels een quasi-experimenteel design. Dit is niet de krachtigste manier om een effect van een interventie aan te tonen. De gouden standaard is een gerandomiseerd experiment waarbij er het minste gevaar voor verborgen verschillen tussen interventie- en controlegroep is. Echter, een experimenteel onderzoek blijkt in de rechtspraktijk een moeilijk haalbare zaak, in het bijzonder bij een relatief zware maatregel als de ISD. Het quasi- experiment zoals hier gebruikt is een second best methode. Door gebruik te maken van enkele alternatieve analysemethoden is rekening gehouden met de beperkingen van dit design. Hierdoor menen we dat de resultaten betrouwbaar zijn en gelden voor de hele groep veelplegers die een ISD- maatregel opgelegd hebben gekregen.

Conclusie
We kunnen concluderen dat de ISD nog steeds effectief is wat betreft reductie in de prevalentie van justitierecidive, oftewel: het percentage recidivisten neemt af door de ISD-maatregel. Wel lijkt in de periode nadat de verbetermaatregelen zijn ingevoerd het effect op recidive reductie af te nemen, waardoor de recentere cohorten in verhouding meer recidiveren na de ISD. Het incapacitatie-effect is dat over de periode 2007 tot en met 2016 gemiddeld vier strafzaken per ISD-verblijf worden voorkomen, waarbij er nauwelijks fluctuaties optreden. Het hebben ondergaan van forensische zorg binnen de ISD blijkt, rekening houdend met overige kenmerken, een opmerkelijk groot effect te hebben op het reduceren van de recidiveprevalentie en –frequentie. Ondanks dat het ondergaan van forensische zorg via een indirecte indicator is gemeten en dit voorzichtigheid vraagt in de interpretatie, nodigt het gevonden effect uit tot verder onderzoek naar de mogelijke effectiviteit van deze vorm van zorg. Tot slot lijkt het ondergaan van ISD ook een positief effect te hebben op het
hebben van werk. ISD’ers hebben na uitstroom vaker werk dan vergelijkbare veelplegers die een standaardstraf hebben gehad.

31
Q

Eck & Clarke – Situational crime prevention

A

Situational crime prevention (SCP)
Situational crime prevention richt zich op veranderingen van management en omgeving die criminele gelegenheid of prikkels veranderen: De focus ligt op de setting waarbinnen criminaliteit plaatsvindt, in plaats van op de plegers. Het doel is om criminaliteit minder aantrekkelijk te maken.
- Gaat niet via het strafrechtsysteem maar via publieke en private organisaties en agencies.

Theoretische achtergrond
Gebaseerd op de sociale leertheorie: Delinquentie was voornamelijk het antwoord op de omgevingssituatie die prikkels, kansen en versterkingen voor criminaliteit biedt. Zolang deze situatie onveranderd blijft, zal delinquentie blijven bestaan. Later werden andere theorieën gebruikt:
- De routineactiviteiten theorie (macro): Brede maatschappelijke veranderingen die leiden tot toename of afname van speci昀椀eke soorten criminaliteitsmogelijkheden..
- De crime pa琀琀ern theorie (meso): Manieren waarop daders misdaadkansen ontdekken in de loop van hun dagelijkse leven.
- De rationele keuzetheorie (micro): Beslissingen die daders moeten nemen bij het plegen van misdaden.
- Sociaalpsychologische concepten worden ook gebruikt om situationele preventie theoretisch te onderbouwen.

Relevante aannames voor SCP
- Criminaliteit is het resultaat van een interactie tussen dispositie (criminele motivatie) en situatie (die gelegenheid tot criminaliteit veroorzaakt).
- Daders kiezen ervoor criminaliteit te plegen omdat ze geloven dat dit hen wat opbrengt (rationele keuze).
- Gelegenheid is een belangrijke oorzaak van criminaliteit.
o Crimineel aangelegden plegen meer misdaden door meer kansen.
o Kansen op reguliere basis zorgen voor opzoek gaan naar meer kansen.
o Individuen zonder discipline kunnen worden aangetrokken tot crimineel gedrag met kansen.
o Gezagsgetrouwe personen kunnen bij speci昀椀eke vormen betrokken zijn als ze regelmatig gemakkelijk kansen tegenkomen (criminology of everyday life).
o Hoe meer kansen voor criminaliteit, hoe meer criminaliteit.
- Situationele factoren kunnen criminaliteit stimuleren.

Vijf principes van interventie
1. Focus op speci昀椀eke categorieën van criminaliteit.
2. Focus op misdaadconcentraties (hotspots).
3. Begrijpen hoe criminaliteit gepleegd is
4. Gebruik actie-onderzoek model (experimenteel of quasi-experimenteel)
o Hypothesen opstellen;
o Oplossing identi昀椀ceren en beoordelen;
o Maatregelen opstellen;
o Resultaten evalueren.
5. Overweeg verschillende oplossingen.
o Verhoog de inspanning: Vermoeilijk bereiken doel, controle toegang tot faciliteiten (dubbele sloten);
o Verhoog de risico’s: Natuurlijke surveillance, anonimiteit verminderen, pakkans (alarmen, straatlicht);
o Verminder de beloningen: Doelen weghalen, identi昀椀ceren van bezit;
o Verwijder excuses: Regels stellen, instructies (‘niet parkeren’, snelheidslimiet neerzetten);
o Verminder provocaties: Verminderen van frustraties en stress of neutraliseren van groepsdruk.

Kritiek en weerlegging
- Het negeert de noodzaak om te stra昀昀en.
o Het verhogen van de ernst van stra昀昀en zorgt niet voor preventie van criminaliteit en zorgt voor sociale kosten.
- Het straft de persoon die de wet volgt door beperkingen op de vrijheid.
o Sommige vrijheden zouden ook beperkt moeten worden (te hard rijden).
- Het dient de belangen van de rijken en verwaarloost armen.
o Het biedt evenveel bescherming voor de armen als voor de rijken.
- Het geeft de schuld aan het slachto昀昀er.
o Het informeert het slachto昀昀er juist over te nemen maatregels en risico’s.
- Het maakt de omgeving lelijk.
o Sommige maatregelen zijn onzichtbaar (stuurslot in auto).
- Het promoot de iron cage en zorgt ervoor dat men angstig wordt.
o Media zorgt er juist voor dat men angstig wordt, situationele preventie zorgt ervoor dat die angst weggaat. Daarbij zorgen sommige vormen van maatregelen juist voor een betere sociale relatie met de buurt in plaats van isolering (buurtwachten, verbeterde verlichting).

Negatieve e昀昀ecten
- Displacement: Overtreders gaan naar aanleiding van de geblokkeerde kansen hun aandacht verschuiven naar andere plaatsen, tijden en doelwitten, andere methoden of andere misdaden. Dit verplaatsingse昀昀ect komt weinig voor, en het escaleren ook niet.
- Hormesis: Als het niet e昀昀ectief genoeg wordt toegepast, kan de overtreding verergeren door een preventieve maatregel (Een betonen muur tegen mogelijke daders, maar de muur is hard en laag waardoor daders zich er goed achter kunnen verbergen).
- Adaption: Het idee dat de daderpopulatie zich op de lange termijn aanpast aan de verminderde kansen en nieuwe manieren gaat ontdekken om misdaden te plegen. (dit zorgt voor hele nieuwe daders, waartegen de maatregelen niet waren ingevoerd).

Positieve e昀昀ecten
- Di昀昀usion of bene昀椀ts: Dalingen in criminaliteit die plaatsvinden buiten de onmiddellijke focus van de situatiemaatregelen. Een verklaring hiervoor is dat sommige daders wel weten dat er maatregelen zijn, maar ze weten de reikwijdte van deze maatregelen niet.
- Anticipatory bene昀椀ts: Naast dat overtreders het bereik van situational crime prevention kunnen overschatten, kunnen ze ook denken dat de preventiemaatregelen al in werking zijn gebracht voordat dit werkelijk het geval is. Dit zorgt voor een afname van criminaliteit voordat de maatregelen geïntroduceerd zijn

32
Q

Braga et al. – Hot spots policing of small geographic areas e昀昀ects on crime

A

Het beoordelen van de e昀昀ecten van gerichte politie-interventies ter voorkoming van criminaliteit op criminaliteitsgevoelige plaatsen. Ook werd onderzocht of gerichte politieacties op speci昀椀eke locaties leiden tot verplaatsing van criminaliteit of verspreiding van de voordelen van criminaliteitsbeheersing.
- Politieoptreden in hotspots wordt in verband gebracht met kleine maar betekenisvolle verminderingen van de criminaliteit op locaties waar criminele activiteiten het meest geconcentreerd zijn. Het concentreren van politie-inspanningen op plaatsen waar veel criminaliteit plaatsvindt, zal eerder leiden tot een verspreiding van de voordelen van criminaliteitspreventie naar gebieden die grenzen aan de beoogde hotspots dan tot een verplaatsing van criminaliteit.

Theoretische onderbouwingen
De criminaliteitspreventieve potentie van hotspot policing wordt ondersteund door twee belangrijke theoretische mechanismen: Afschrikking en vermindering van de gelegenheid voor criminaliteit.
- De afschrikkingstheorie suggereert dat misdaad kan worden voorkomen wanneer de kosten van het plegen van de misdaad door de dader als groter worden ervaren dan de voordelen.
- Rationele keuzetheorie
- Routineactiviteiten theorie
- Environmental criminlogy: Onderzoekt de verspreiding en interactie van doelwitten, daders en gelegenheden in tijd en ruimte; belangrijk omdat deze kenmerken aanleiding geven tot de gelegenheden die rationele daders tegenkomen tijdens hun routineactiviteiten.

Methode
Meta-analyse van 65 studies met daarin 78 tests van hotspots politie-interventie geïdenti昀椀ceerd. 27 studies gebruikten randomized experimentele designs en 38 gebruikte quasi-experimentele designs. Een meta-analyse is uitgevoerd om de e昀昀ecten van criminaliteitspreventie in de geselecteerde studies te bepalen. Random
e昀昀ectmodellen werden gebruikt om de gemiddelde e昀昀ectgrootte te bepalen.
- Belangrijk voor de selectie van een studie is dat de interventies om crime hotspots aan te pakken speci昀椀ek door de politie geleid moeten zijn. Bijvoorbeeld gestuurde controles/patrouilles, verhoogde niveaus van verkeerscontroles en Problem Oriented Policing.
- Probleem bij meta-analyse: Onderzoeken geven geen prioriteit aan de onderzochte resultaten, hierdoor is er geen goede e昀昀ectmeting van een bepaalde interventie mogelijk.
o Auteurs concentreren zich bijvoorbeeld alleen op één belangrijke bevinding en negeren minder positieve resultaten; creaming

Resultaten
62 van de 78 tests rapporteerden noemenswaardige verminderingen in criminaliteit en overlast. De meta-analyse liet een kleine statistisch signi昀椀cant gemiddelde e昀昀ectgrootte zien met een voorkeur voor de e昀昀ecten van hotpots policing ter vermindering van criminaliteit op plekken waar werd ‘behandeld’ in plaats van slechts gecontroleerd. Het e昀昀ect was kleiner voor onderzoeken met een randomized design maar was nog steeds statistisch signi昀椀cant en positief. Waar verplaatsing en di昀昀usie-e昀昀ecten werden gemeten, werd een verscheidenheid aan voordelen van criminaliteitspreventie geassocieerd met hotspot policing.

Reactie van de gemeenschap op hotspot policing programma’s
In slechts 7 van de 65 studies werd er gekeken naar reacties vanuit de gemeenschap op hotpsot policing- programma’s. Voor het Kansas City Gun Project gaven bewoners die blootgesteld werden aan het programma aan dat zij de hotspot-georiënteerde politieaanpak verwelkomden. Bewoners in het gebied waar Lowell Policing Crime and Disorder Hot Spots experiment plaatsvond, rapporteerden zij dat de interventies en de positieve impact hiervan op de lokale overlastproblematiek herkenden. Resultaten van het Jersey City Problem-Oriented Policing in Violent Places experiment suggereerden dat de perceptie die bewoners hebben van lokale overlast was verbeterd, end at dit toe te schrijven valt aan de gefocuste interventies van het experiment. Daarnaast werd er gevonden dat de houding van bewoners naar de politie niet was verslechterd door het experiment.

Een ‘broken windows’-achtig experiment in drie steden in California vond dat de disorder oriented-interventies niet zorgden voor een back昀椀re-e昀昀ect: Bewoners werden niet banger voor criminaliteit, de legitimiteit van de politie werd niet minder, collective e昀케cacy leed er niet onder en percepties van criminaliteit en overlast werden niet erger.
Echter, een vergelijkbare analyse suggereert dat inwoners zich minder veilig zouden voelen door de verhoogde aanwezigheid van de politie die gepaard gaat met de preventie-interventies.

Het Data-Driven Approach to Crime and Tra昀케c Safety Program in Shawnee (KS) bevond dat lokale bedrijven en gemeenschappen beiden aangaven een scherpe toename in zichtbaarheid van de politie te zin gedurende de interventie en de meerderheid van degenen die bekend waren met het programma gaven aan dat het de kwaliteit van leven in de omgeving verbeterde.
Bewijs uit het St. Louis County Hot Spots in Residential Areas experiment suggereert dat de gerichte politiepatrouilles geassocieerd kunnen worden met schadelijke gevolgen voor de band tussen politie en gemeenschap op korte termijn, maar dat er geen negatieve korte termijne昀昀ecten gelinkt waren aan de probleemgerichte aanpak zelf. Op lange termijn blijkt dat de bereidwilligheid van bewoners om samen te werken met de politie hoger was nadat het interventieprogramma geëindigd was.

Implementatie in de studies
De meerderheid van de in aanmerking komende politieonderzoeken naar hotspots leek de gewenste behandeling met succes te implementeren. Eenentwintig studies (32,3% van 65) rapporteerden echter potentiële bedreigingen voor de integriteit van de behandeling in verschillende ernst.
- Deze implementatieproblemen zijn niet uniek voor politie-experimenten in hotspots; veel bekende strafrechtelijke veldexperimenten hebben te maken gehad met methodologische problemen en zijn daar succesvol mee omgegaan.

Samenvatting van de belangrijkste resultaten
Over het geheel genomen suggereren de resultaten van dit onderzoek dat hotspots geassocieerd worden met kleine maar betekenisvolle verbeteringen in criminaliteitsbeheersing. Het preventieve e昀昀ect van ‘hotspot policing’ was statistisch signi昀椀cant voor criminaliteit in het algemeen en wanneer de resultaten van criminaliteit werden uitgesplitst naar type overtreding. Programma’s die politiemiddelen en -aandacht concentreerden op hoog-actieve plaatsen met kleine criminaliteit zorgden voor verminderingen in drugsdelicten, ordeverstoringen, eigendomsdelicten en geweldsdelicten.

Limitaties
De resultaten van de onderzoeken die in deze evaluatie zijn opgenomen, waren uitsluitend gebaseerd op uitsluitend op o昀케ciële registraties en bevatten geen metingen van zelfgerapporteerd slachto昀昀erschap.
Deze beoordeling was ook niet in staat om gestandaardiseerde e昀昀ectgroottes te berekenen voor drie onderzoeken die vijf tests van hotspotpolitie vanwege de ontoereikende of inadequate informatie die werd gepresenteerd.

Conclusie van de auteurs
Dit evaluatie-onderzoek suggereert dat hotspot policing een e昀昀ectieve manier van criminaliteitspreventie is. Echter, de kans is groot dat het veranderen van kenmerken van een plek en de dynamiek daar een groter e昀昀ect hebben op criminaliteit en andere vormen van overlast dan traditionele politie-interventies.
Ook moet men oppassen dat proactieve politiestrategieën niet omslaan in zero tolerance-beleid en onwettige vormen van policing in wijken met bijvoorbeeld veel etnische minderheidsgroepen.
Daarnaast is er meer onderzoek nodig naar de verschillende manieren waarop Problem Oriented Policing in de praktijk gebracht wordt, aangezien de manier van implementatie grote verschillen kan opleveren in resultaat en wenselijkheid voor de gemeenschap.

Het onderzoek suggereert ook dat het focussen van politie-inzet op high-activity crime places niet onvermijdelijk leidt tot verplaatsing (waterbede昀昀ect), maar eerder zorgt voor vermindering van criminaliteit in de omgeving van de gekozen locaties.

33
Q

Cozens & Love – A Review and current status of crime prevention through environmental design

A

Crime Prevention through Environmental Design (CPTED)
Designing out crime: Het juiste ontwerp en e昀昀ectief gebruik van de gebouwde omgeving kan criminele kansen verminderen. Het kan leiden tot een vermindering van angst en het verbeteren van de kwaliteit van het leven.

Oorsprong, geschiedenis en ontwikkeling van CPTED
Het gebruik van CPTED gaat terug naar de iron age, waar landschap, muren, grachten en ophaalbruggen werden gebruikt. Recentere oorsprong in de jaren ’60-’70:
- Jacob (1961): Zag veiligheid en beveiliging als signi昀椀cante elementen van een goed-functionerende stad. Een veilige stadstraat moet drie elementen bezitten:
1. Duidelijk onderscheid tussen de publieke en private ruimte;
2. Eyes upon the street: Gebouwen moeten gericht zijn op de straat;
3. Er moeten constant gebruikers zijn van de stoep om het aantal e昀昀ectieve ogen op de straat te vergroten en om de mensen in de gebouwen aan de straat ertoe te brengen naar de stoep te kijken.
- Je昀昀rey (1971): Zag de oorzaken van criminaliteit op een meer multidisciplinaire en holistische manier; sociale, psychologische, politieke en biologische factoren. De interne omgeving van het brein is net zo belangrijk als de externe fysieke omgeving bij het bepalen van criminaliteit.
- Newman (1972): Architect en city planner die criminaliteitscijfers en sociale woningbouw bestudeerde. Hij kwam met het concept defensible space.
o Door het onderscheid tussen publiek en privaat; Grote publieke ruimtes kunnen ondergebruikt worden, anoniem en slecht onderhouden en het gevoel van eigendom niet aanmoedigen. Lage niveaus van surveillance, aanwezigheid van interne barricades en externe ingangen die zichtbaar zijn op straat faciliteren criminaliteit. De aanwezigheid van alternatieve vluchtroutes.

Defensible space
Residentiële omgeving waar de fysieke kenmerken ervoor zorgen dat bewoners key agents zijn in het verzekeren van veiligheid. Bestaat uit vier elementen. Deze 4 elementen van defensible space gecombineerd promoten een gevoel van eigenaarschap, gemeenschap en verantwoordelijkheid bij de bewoners om een veilige en goed onderhouden buurt veilig te stellen en in stand te houden
1. Territoriality: Capaciteit van de gebouwde vorm om eigendom over het gebied uit te stralen, door middel van zowel symbolische als echte barrières.
2. Surveillance: Capaciteit van de gebouwde vorm om kansen tot toezicht te bieden voor bewoners en andere gebruikers van de gebouwen door middel van gebouw con昀椀guratie, ontwerp en plaatsen van ramen en toegangen.
3. Image and milieu: Capaciteit van ontwerp en management van de gebouwde vorm om de perceptie van de ruimte te beïnvloeden; schoon, goed onderhouden en georganiseerd.
4. Geographical juxtaposition (environment): Capaciteit van de omliggende ruimtes om de veiligheid van aangrenzende gebieden te beïnvloeden, en vice versa.

De zeven eerste-generatie CPTED concepten
1. Territorial reinforcement: Gevoel van eigenschap creëren onder legitieme gebruikers van de ruimte om zo criminele kansen te verminderen door aanwezigheid van illegale gebruikers te ontmoedigen.
2. Surveillance: Natuurlijke surveillance (mogelijkheden voor bewoners om de straat te observeren, zodat overtreders ervaren dat ze bekeken worden), formele/georganiseerde surveillance (politie) en mechanische surveillance (CCTV).
3. Image/space management: Een positief beeld creëren van de omgeving om e昀昀ectief gebruik hiervan te stimuleren en positieve signalen uit te zenden (crime magnets, attractors, generators voorkomen).
4. Access control: Ruimte gebruiken om toegang tot potentiële doelen te ontzeggen en zo het waargenomen risico door daders vergroten (natuurlijke toegangscontrole).
5. Legitimate activity support: Ontwerp en bewegwijzering gebruiken om acceptabel gedrag aan te moedigen en het plaatsen van ‘onveilige activiteiten’ in veilige locaties.
6. Target hardening: De moeite en het risico van overtreden laten toenemen en de winsten verminderen (fysieke barrières). Wel gevaar dat dit een ‘fort’ mentaliteit oproept en dat burgers zich verbergen achter barrières.
7. Geographical juxtaposition (surrounding environment)

Tweede generatie CPTED
Wordt ook wel community of social CPTED genoemd. Grotere rol voor het sociale karakter van de samenleving, sociale cohesie en collective e昀케cacy. Kijkt verder dan enkel het fysieke ontwerp.
1. Sociale cohesie: Wederzijds respect en waardering tussen verschillende personen en groepen.
2. Community connectivity: Sociale cohesie vormt de basis voor coördineren van activiteiten in een gemeenschap. Verbonden en geïntegreerde gemeenschap, kan self-policing bevorderen.
3. Gemeenschapscultuur: Bewoners komen samen en delen bepaalde plaatsen. Een gevoel van gemeenschap, kan self- policing bevorderen.
4. Threshold capacity: Het ecosysteem van een buurt moet behouden blijven. Als dit over de drempel gaat (bijvoorbeeld te veel kroegen) en er een gebrek aan management is, kan dit criminaliteit en antisociaal gedag faciliteren.
5. Inclusie en buurtparticipatie: Cruciaal voor de e昀昀ectiviteit van CPTED. In een inclusieve, gezonde en veilige gemeenschappen kunnen mensen praktische ideeën en keuzes maken over hun buurt. Dit zorgt ook voor gelijke beschikbaarheid van diensten.

Dynamic integrated model voor CPTED
Ook de sociale dimensie en de potentiële criminogene capaciteit van de omgeving worden meegenomen.
- Crime generators: Activity nodes die massa’s mensen naar zich toe trekken, die niet noodzakelijkerwijs vooraf bepaalde motivaties hebben om misdrijven te plegen, maar wel handelen naar aanleiding van criminele mogelijkheden als die zich voordoen.
- Crime a琀琀ractors: Activity nodes met bekende mogelijkheden voor criminaliteit die gemotiveerde daders kunnen lokken.
- Crime detractors: Locaties die weinig aantrekkingskracht hebben en mensen weg kunnen jagen. Dit kan het gebruik door potentiële overtreders aanmoedigen.
- Crime facilitators: Dingen die het vermogen van daders bevorderen of hen helpen om bestaande misdaadpreventiemaatregelen te omzeilen. Dit kunnen fysieke (vuurwapens), sociale (‘gangs’ en georganiseerde misdaadnetwerken) of chemische (alcohol, drugs) zaken zijn.
- Crime precipators: Dingen in de directe omgeving die mensen actief aanmoedigen om misdaden te plegen die ze normaal niet zouden overwegen (gebrek aan openbare toiletten kan wildplassen aanmoedigen).

Onderzoek naar CPTED
De complexiteit van CPTED betekent dat de evaluatie van individuele CPTED-projecten doorgaans te lijden heeft onder onderzoekskwaliteitsproblemen die de mogelijkheid om eenduidige conclusies te trekken uit de resultaten in gevaar brengen. De beperkingen van dergelijke evaluatieprojecten zijn onder andere dat de schaal van het bewijs klein is in verhouding tot het aantal factoren die mogelijk van invloed zijn op de resultaten, en omdat elk CPTED- geval uniek is in zijn details, is het potentieel voor veralgemening van bevindingen beperkt
- Evaluaties van CPTED zouden zich niet alleen moeten focussen op veranderingen in criminaliteit, maar ook op de e昀昀ecten op het verhogen van de levenskwaliteit en het verlagen van angst voor criminaliteit.

Crime displacement
- Spatial crime displacement: Nieuwe locaties.
- Temporal crime displacement: Andere tijd.
- Tactical crime displacement: Andere modus operandi of tactieken.
- Crime target displacement: Ander doelwit.
- Crime type displacement: Andere soort criminaliteit.
- Perpetrator/o昀昀ender displacement: Nieuwe criminelen.

Problemen in CPTED-evaluatie onderzoek
- Het gebrek aan duidelijkheid over deze grenzen heeft een directe invloed op de kwaliteit van CPTED-evaluaties .
o Zorgt voor crime displacement: Criminaliteit verplaatst buiten de grenzen van het CPTED project.
o Positief e昀昀ect: Halo-e昀昀ect: Als criminaliteit ook buiten de grenzen van de interventie verminderd wordt.
o Worden beiden niet meegenomen in de evaluatie.
- Problemen bij de theorie in het evalueren: Terminologie is slecht en te divers. De verbinding is verbroken met de theoretische en intellectuele wortels van milieucriminologie; planners en designers nemen hun werk nog niet mee in hun werk.

Implementatiefactoren in evaluatieonderzoek CPTED
CPTED wordt te eenvoudig geïmplementeerd is plaats van als een kritisch misdaad preventieproces.
- Over simpli昀椀catie: CPTED wordt soms toepast met het idee van ‘one-size-昀椀ts-all’ ontwerpen waardoor de verwachte daling tegen kan vallen. Daarom wordt ook wel gezegd dat CPTED een voortdurend proces is van denken, analyses en evaluaties.
o De concepten zijn op zichzelf niet genoeg, waardoor de uitkomsten van onderzoek ook verschillen. Er moet meer denkwerk gestoken worden in het proces. Een aantal aannames kloppen niet:
▪ ‘Ogen op straat’ vermindert altijd criminaliteit;
▪ Doorlatende straten laten altijd misdrijven afnemen;
▪ Hoge dichtheden van mensen laten altijd criminaliteit verminderen;
▪ Mixed use vermindert altijd criminaliteit;
▪ CCTV vermindert altijd criminaliteit;
▪ Verbeterde straatverlichting vermindert altijd criminaliteit.
- CPTED negeert de hoge waarde van de aard van misdaad en misdaadpreventie: Daarbij veronderstelt het het criminaliteitsrisico het als een objectief meetbaar fenomeen, waarbij een onvoorzienbaar gevaar
geïdenti昀椀ceerd kan worden en verholpen aan de hand van CPTED.
- Elementen van CPTED zitten elkaar in de weg: Hierdoor worden voordelen van misdaadpreventie verminderd.
o Territorialiteit met muren kan mogelijkheden voor toezicht verkleinen en kansen voor misdaad creëren.
o Beveiligingsluiken kunnen toegang tot gebouwen verminderen, maar leiden tot minder toezicht op straat.
o Van defensive space naar o昀昀ensive space: Criminelen gebruiken concepten van CPTED om hun criminele gedrag te verbergen.
- De keuze van e昀昀ectieve CPTED interventie moet worden afgewogen tegen andere factoren die geen verband houden met misdaadpreventie.
o Criminologie wijst sterk naar het gebruik van minder doorlaatbare straatnetwerken om criminaliteits- cijfers te verlagen. Planners van steden benadrukken de gevolgen hiervan.
▪ Minder e昀케ciënt landgebruik;
▪ Moeilijkheden voor het lokaliseren van openbaar vervoer.

Nieuwe de昀椀nitie CPTED: Een proces voor het analyseren en beoordelen van criminaliteitsrisico’s om zo het ontwerp, management en gebruik van de bebouwde omgeving te begeleiden om criminaliteit en de angst voor criminaliteit te verminderen te bevordering van de volksgezondheid, duurzaamheid en kwaliteit van het leven/

34
Q

Douglas & Welsh – There has to be a be琀琀er way

A

Situational crime prevention maakt een onderscheid in drie typen surveillance:
1. Formal surveillance: Vaak door technologie of beveiligers.
2. Natural surveillance: Het natuurlijke toezicht dat mensen uitoefenen wanneer ze hun dagelijkse bezigheden uitvoeren; verbeteren van straat verlichting, defensible space.
3. Place managers: Personen die uit hoofde van hun functie een toezichtfunctie vervullen. De bewakingstaak is ondergeschikt aan hun andere werkzaamheden. Ze zijn niet beperkt tot het uitvoeren van een bewakingsfunctie bij het voorkomen van criminaliteit op openbare en private plaatsen.

Theoretische perspectieven
De theoretische basis voor place managers komt voort uit de routine activiteiten theorie, rationele keuzetheorie en crime pa琀琀ern theorie. Elk van deze drie theorieën impliceert dat criminaliteit voorkomen kan worden door veranderingen door te voeren die de kosten-batenanalyse van een potentiële delinquent negatief doen uitslaan.
- O昀昀ender handlers, target guardians en place managers

Vier functies van place managers
1. Organiseren van de ruimte binnen hun werkgebied, zo kunnen ze (fysieke) factoren manipuleren die criminaliteit zowel aantrekkelijk als onaantrekkelijk kunnen maken.
2. Reguleren de sociale omgang in hun werkgebied en kunnen bepaalde handelingen aanraden of juist afraden om zo schadelijke gevolgen voor de plaats en personen die zich er bevinden te voorkomen.
3. Ze hebben grip op wie er binnenkomt en kunnen bepaalde individuen daardoor buiten houden.
4. Ze hebben toegang tot middelen om inkomsten te genereren en te budgetteren.

Place managers kunnen ook een grotere sociale cohesie cultiveren in bepaalde gemeenschappen, zowel in de speci昀椀eke plaats als in de omliggende gebieden.

Het inzetten van place managers kan als signaal gezien worden dat er geïnvesteerd wordt in de buurt, waardoor bewoners meer informele sociale controle kunnen uitoefenen en kunnen interveniëren.
De inzet van place managers kan ook de negatieve e昀昀ecten van andere situationele preventiemaatregelen verzachten doordat zij niet als middel vanuit ‘buitenaf’ dienen maar vaak uit de omgeving zelf komen.
Hoewel place managers juridisch vaak gereguleerd worden via het burgerlijk recht en vanuit politie/andere o昀케ciële instanties, hebben zij de ruimte om onafhankelijk op te treden en los van politie en justitie maatregelen te nemen.

Methoden en resultaten
Systematische review.
Er kan een algemeen positief oordeel worden gegeven over de e昀昀ecten van place managers op criminaliteit. Place managers kunnen in veel verschillende contexten ingezet worden, zowel publiek als privaat.
Er is minder bekend over een eventueel waterbede昀昀ect of van verspreiding van de voordelen van criminaliteitspreventie naar omliggende gebieden door de inzet van place managers.

Beperkingen van het onderzoek
1. Uitdaging voor implicaties van de bevindingen voor beleid en praktijk.
2. Geen meta-analytische technieken gebruikt om e昀昀ecten op criminaliteit te analyseren.
3. Place managers hebben vaak secundaire interventies nodig, zoals cameratoezicht.

Aanbevelingen voor beleid en onderzoek
- Place managers als alternatief; minder kans op schadelijke e昀昀ecten zoals zorgen over privacy en vrijheden.
- Er is meer onderzoek nodig dat de e昀昀ecten van place managers op crimineel gedrag laten zien. Hierbij dient het theoretische framework van Eck te worden gebruikt.
- Place managers moeten op gebeid van wetgeving worden losgekoppeld van politieorganisaties om zo onafhankelijk te kunnen meten of de e昀昀ecten op criminaliteit niet door politiebeleid komen.
- Middelen focussen op plekken in plaats van individuen, waarbij high impact crimes worden geïdenti昀椀ceerd en worden gevolgd, in plaats van een verdachte.

  • Het belang van place managers voor het aanpakken van situationele/ruimtelijke criminaliteitsproblemen wordt onderstreept door hun centrale rol binnen situationele criminaliteitspreventie en criminele kansentheorieën.
    Cohen – The punitive city The dispersal of social control: De verspreiding van beheersmechanismen in de samenleving.
    Blurring the boundaries: Het vervagen van de grenzen tussen publiek en privaat. De private sector speelt een steeds grotere rol bij het controleren en bij het stra昀昀en.
    Widening the Net: Er worden meer actoren bij betrokken, meer instanties en meer interventies. Er wordt een grotere groep onder controle gehouden. Toename in aantal mensen dat in het systeem terecht komt.

Hierdoor leven we in een punitive city: De gemeenschap draagt bij aan de aanpak van criminaliteit door middel van sociale controle.

Garland – The Culture of Control
Huidige culture of control heeft implicaties:
- Angstcultuur: Risicovolle en onzekere karakter van de modern tijd geeft ruimte aan een overbezorgde menigte. Alle risico’s moeten worden uitgesloten en gevaarlijke groepen mensen moeten worden buitengesloten. De laatmoderne samenleving wordt gevormd door instituties van preventie en straf. De controle staat nu ventraal in ieder individueel leven.
- Dreigend apartheidssysteem: Bepaalde klassen worden als gevaarlijk bestempeld en daarom meer controle op deze groepen. In de politiek en het overheidsbeleid worden armen steeds meer gecontroleerd en midden- en hogere klassen genieten van vrijheden. Groter wordend gat tussen arm en rijk. Deze arme mensen zijn vaak delinquenten, die gezien worden als ‘de ander’ en dee groep is vaak slachto昀昀er van stelselmatige controle. In plaats van het samenbrengen van de sociale en economische orde, zorgt het hedendaags criminaliteitsbeleid ervoor dat er een scheiding komt tussen groepen die in vrijheid leven en groepen die streng gecontroleerd worden.
- Iron cage: Samenleving zit gevangen in eigen gemaakte rationaliteit, de middenklasse sluit zich op in hun eigen beheerscultuur omdat ze bang zijn

Overheid kan het niet alleen en moet andere partijen inschakelen; e昀昀ectieve regering moet macht overdragen en het werk van sociale controle delen met lokale organisatie en gemeenschappen.

Te veel in beheerscultuur en te veel nadenken vanuit criminolgoy of the other. Garland denkt negatief over de culture of control.

35
Q

Brayne & Christin – Technologies of crime prediction

A

De politie in de VS is steeds meer afhankelijk van voorspellende software programma’s om mogelijke slachto昀昀ers en daders te tre昀昀en en om te voorspellen waar en wanneer toekomstige misdaden zich mogelijk zullen voordoen.
Strafgerechten gebruiken ook steeds vaker voorspellende instrumenten, genaamd risicobeoordeling tools om het risico van recidive of het niet verschijnen in de rechtbank van daders te voorspellen.

Deze voorspellende technieken of algoritmen, predictive policing, roepen veel vragen op over eerlijkheid en ongelijkheid in het strafrecht. Aan de positieve kant benadrukken voorstanders voordelen voor het gebruik van ‘slimme statistieken’ om misdaad terug te dringen en een disfunctioneel strafrechtsysteem te verbeteren dat wordt gekenmerkt door rassendiscriminatie en massale gevangenisstra昀昀en. Aan de negatieve kant stellen critici dat algoritmen eerder vooringenomenheid inbouwen en sociale en raciale ongelijkheden versterken dan verminderen.

Eerder onderzoek naar voorspellende technieken deelt drie hoofdkenmerken:
1. Concentreren zich op de constructie van algoritmen waarbij het particuliere aspect wordt benadrukt en de doorzichtigheid wordt bekritiseerd.
2. Het strafrechtsysteem wordt behandeld als een monoliet waarin de zaken van wetshandhaving, berechting, veroordeling en gemeenschapstoezicht op één hoop worden gegooid.
3. De context van het recept wordt niet geanalyseerd, waardoor er impliciet veronderstelt wordt dat politieagenten, rechters en aanklagers kritiekloos vertrouwen op algoritmen.

In alle gevallen worden algoritmen beschreven als objectiever en e昀케ciënter dan het discretionaire gebruik.

Methoden
Op basis van twee etnogra昀椀sche studies wordt gefocust op de receptie van voorspellende technieken in politie- en strafrechtbanken. Gekeken naar in hoeverre de toepassing van voorspellende algoritmen de werkwijzen bij de politie en strafrechtbanken beïnvloedt en gekeken naar hoe praktijkmensen reageren op algoritmische technologieën.
Er werd vertrouwd op abductieve analyses om het etnogra昀椀sche materiaal te organiseren.
- Interviews en intensief, etnogra昀椀sch veldwerk.

Beslissingen maken op verschillende gebieden
Voorspellende algoritmen bij politie en rechtbank:
- Binnen politiewerk hebben voorspellende algoritmen op twee gebieden invloed:
1. Patrouilleagenten vertrouwen op ‘risico gebaseerd inzet’ op hotspots.
2. Rechercheurs voeren geautomatiseerde data uit die moeilijk te identi昀椀ceren is.
- Binnen de rechtbank hebben voorspellende algoritmen invloed op de risicobeoordeling voor recidive die steeds meer omslaat naar ‘dynamische factoren’, zoals leeftijd, arbeidsongeschiktheid, maar ook etniciteit.

Een langere geschiedenis: Kwanti昀椀cering in de strafrechtspleging
Sorteer- en scoringstechnologieën bestaan al in politie en rechtbanken sinds het begin van de 20e eeuw. Toch verschillen de huidige hulpmiddelen op verschillende belangrijke manieren van deze historische precedenten.
- Het strafrechtelijk systeem heeft een verschuiving doorgemaakt in de richting van ‘actuariële rechtspraak’, waarbij gebruik wordt gemaakt van statistische technieken uit het verzekeringswezen en risicomanagement.
- Bij de politie was het politiewerk tot de jaren 1970 grotendeels reactief, na verloop van tijd verschoof het politiewerk maar proactieve en gegevensgestuurde praktijken.

De huidige technologieën verschillen op een aantal belangrijke manieren van hun voorgangers:
- De schaal, het bereik en de granulariteit van de beschikbare gegevens groter dan ooit. Softwareprogramma’s vertrouwen op hoogfrequente waarnemingen, registraties worden steeds gedetailleerder en het verzamelen van gegevens is grotendeels geautomatiseerd. Gegevens zelf zijn een vorm van kapitaal geworden.
- De computertechnieken zijn ver昀椀jnder geworden, wat heeft geleid tot de opkomst van voorspellende tools die worden aangeprezen als nauwkeuriger dan hun eerdere tegenhangers. De economische en institutionele infrastructuur voor gegevensverzameling en -analyse is exponentieel complexer geworden, maar paradoxaal genoeg minder zichtbaar dan ooit tevoren: machines, niet mensen, lijken al het werk te doen.

De receptie van algoritmes analyseren
Wetenschappers melden dat digitale hulpmiddelen vaak worden vertaald om te passen bij lokale prioriteiten en zorgen, zowel op politieafdelingen als in strafrechtbanken, wat ertoe leidt dat praktijkmensen hulpmiddelen die ze ine昀케ciënt vinden, negeren. Dit betekent dat veel van de hulpmiddelen die door hiërarchische superieuren als revolutionair worden geprezen, uiteindelijk niet worden gebruikt door gewone agenten of eerstelijns juristen.

Resultaten
Voorspellende technologieën rechtvaardigen: Tussen verantwoording en kostenbesparing
Hoe rechtvaardigen politieagenten en rechters de implementatie van voorspellende technologieën?
Dubbele rechtvaardiging voor het gebruik van voorspellende algoritmen in politie- en strafrechtbanken:
- Objectiviteit-argument: Voorspellende algoritmen worden steeds meer als objectief gezien dan de subjectieve oordelen. Algoritmen als middel om de verantwoordingsplicht te vergroten en vooringenomenheid te verminderen.
- E昀케ciëntie-argument: Voorspelende algoritmen als kostenbesparend middel in een tijd van 昀椀nanciële en budgettaire beperkingen.

Institutionele actoren maken bezwaar tegen hun eigen toezicht
Hoe hee昀琀 de implementatie van voorspellende technologieën voor politieagenten en rechters gezorgd voor een bedreiging van de professionele autonomie?
Risicobeoordeling zorgt voor managementtoezicht. Zowel bij de politie als in de strafzaken ging de opkomst van voorspellende en data gestuurde technologieën, samen met de creep function, gepaard met een ongemakkelijke omkering van de gebruikelijke bewakingsrelatie: Politieagenten en juridische professionals zagen hun eigen prestaties mechanisch worden beoordeeld en gekwanti昀椀ceerd.

De ontwaarding van ervaringskennis
Hoe keken politieagenten en rechters op naar de voorspellende technologieën?
Het werd omschreven als deterministisch, in昀氀exibel, ondoorzichtig en vaak ‘dom’. Computers hadden geen feeling met hoe de zaken zich op straat afspeelden. Het ondermijnde hun praktijkkennis en hechtte meer waarde aan de theoretische vaardigheden van civiele misdaadanalisten. Hun kritiek kan voortkomen uit hun bezorgdheid dat hun ervaringskennis en professionele discretie zouden kunnen worden gedevalueerd, waardoor ze lijnwerkers worden in plaats van autonome actoren met speci昀椀eke expertise.

Praktische strategieën van verzet
Hoe komt de kritiek van politieagenten en rechters tot uiting in strategieën van weerstand?
- Foot dragging: Het negeren van de technologische tools in iemands dagelijkse werk.
- Data obfuscation: He tplannen en delen van data tussen afdelingen moeilijk maken door het verzamelen van gegevens te blokkeren of door er meer gegevens in te zetten.

Managerial Control and the Question of Implementation
De implementatie van voorspellende algoritmen was strikter geïmplementeerd bij de politie in vergelijking met de strafrechtbanken.
Veel juridische professionals konden een grote mate van autonomie en discretie behouden bij het beslissen hoe ze hun werk organiseren. Terwijl rechters naar eigen inzicht konden bepalen of en wanneer ze risicoscores gebruikten, werden agenten gedwongen om algoritmes te gebruiken voor risicogebaseerde inzet.

Discussie
De realiteit van hoe voorspellende algoritmen in de praktijk worden gebruikt, doet twijfels rijzen over het idee dat technologie discretionaire bevoegdheden in het strafrechtproces fundamenteel kan uitwissen. De toepassing van voorspellende algoritmen elimineert discretionaire macht in zijn verschillende vormen niet, maar verplaatst ze juist naar minder zichtbare delen van de organisatie. Zowel politieagenten als juristen manipuleren de gegevens die ze tot hun beschikking hebben om de autonomie terug te winnen die ze bedreigd voelen worden door de toepassing van deze technologieën.

Verschuivingen in discretie na de invoering van voorspellende technologieën kunnen op hun beurt leiden tot een nieuwe toename van discriminerend gedrag.

Conclusie
In beide gevallen is de implementatie van voorspellende algoritmen gerechtvaardigd met behulp van vergelijkbare argumenten, het belangrijkste is dat ze objectiever en e昀케ciënter zijn dan ‘onderbuikgevoelens’. Toch stuit de inzet van algoritmische technieken op kritiek van zowel wetshandhavers als juridische professionals, die vinden dat hun autonomie en ervaringskennis worden bedreigd. Er bleken soortgelijke processen van professioneel verzet (foot dragging en data obfuscatie) onder politieagenten en juridische professionals.

Er zijn ook signi昀椀cante verschillen tussen e twee: Over het algemeen werden algoritmen minder gebruikt in de correctionele rechtbank dan in de onderzochte politieafdeling. In het bijzonder worden de modaliteiten van bestuurlijke controle bij de politie en de strafrechtbank in kwestie geassocieerd met verschillende soorten implementatie en weerstand tegen algoritmische technologieën.

Naast het huidige onderzoek naar de sociale en raciale vooroordelen die zijn ingebed in algoritmische technologieën, heeft de implementatie van voorspellende algoritmen onbedoelde gevolgen in termen van discretionaire macht. Er is een blijvende rol van discretie, macht en beroepsculturen bij het vormgeven van de sociale en politieke impact van technologische veranderingen.

36
Q

McCulloch & Wilson – Pre-crime: Pre-emption, precaution and the future

A

Pre-crime: Grijpt in om diegenen die worden beschouwd als toekomstige misdaaddreigingen te stra昀昀en, te verstoren, uit te schakelen of te beperken. De anticiperende logica van pre-crime is de antithese van het traditionele post-crime-systeem waarbij iemand pas na het delict wordt bestraft. Pre-crime verschilt ook van recentere, op risico gebaseerde benaderingen van het strafrecht.
- Het gaat verder dan op risico gebaseerde misdaadpreventie door opkomende bedreigingen te voorkomen.
- Door zich te richten op geanticipeerde misdaden en door te handelen alsof ze al hebben plaatsgevonden, verandert pre-crime de relatie tussen misdaad en straf, met ingrijpende gevolgen voor veiligheid, justitie en de samenleving.

Pre-emption: Constitutieve element van pre-crime, gaat verder dan preventie:
- Preventie is gericht op het ingrijpen in een bepaalde gang van zaken; het inperken van een toekomstige gebeurtenis. Pre-emption gaat meer over een zich ontvouwende en opkomende gebeurtenis in relatie tot een reeks mogelijke toekomsten  Het produceren van een toekomst waartegen het beheert te handelen
- Verschil met preventie: Pre-crime gaat verder dan preventief risicobeleid omdat het minder verankerd is in het verleden; risicopreventie is gebaseerd op delicten in het verleden, terwijl pre-crime zich echt toekomstgericht bezig houdt met potentiële delicten. Pre-crime is niet enkel gericht op het voorkomen van herhaling van overtredingen uit het verleden, maar op het volledig voorkomen van overtredingen; gaat niet uit van het voorkomen van herhaling, maar van de angst dat een criminele bedreiging kan plaatsvinden
- Pre-crime richt zich op een veel voeger stadium dan preventie.

Pre-crime wordt gerationaliseerd op grond van precaution (voorzorg): Doortastende maatregelen in het heden om onomkeerbare/catastrofale schade in de toekomst te voorkomen.
- Verschuiving van risico naar onzekerheid: Unknown unknowns
- Minder tolerantie tegenover criminaliteitsdreigingen.
- Risico kijkt echt naar berekenbare verschillen en waarschijnlijk toekomst, pre-crime kijkt meer naar onberekenbare catastrofale toekomsten; onzekere dreigingen en worst case scenarios in het heden voorkomen.
- Paradox: Er wordt gewezen op het feit dat geen misdaad is gepleegd, terwijl er ook wordt volgehouden dat het duidelijk is dat er een misdaad zal plaatsvinden in de toekomst.

Onderzoek naar pre-crime
Het is van belang de verschillende disciplines te combineren, om onderzoek te doen naar pre-crime.
Casestudies uit dit boek zijn gebaseerd op relevante rechtszaken en wetgeving + de debatten rondom pre-crime. Vanuit hier wordt gekeken wat de veranderde aard is van de overheidsmacht.

Vier overlappende pre-crime categorieën:
1. Coercive interventions designed to pre-empt criminal careers: Criminele carrières in de kiem smoren door te focussen op wat wordt beschouwd als opkomend crimineel gedrag; voorkomen dat criminele carrières zich ontwikkelen.
2. Coercive interventions aimed at pre-empting crime: Door het verstoren van criminele associaties en het onderdrukken van gecriminaliseerde ideologieën; bijvoorbeeld antiterrorisme wetgeving: Associaties met terroristische individuen en groepen criminaliseren.
3. Detaining or restricting people who have not been convicted or charged with any crime: Gebaseerd op dat ze mogelijk een misdaaddreiging vormen of informatie hebben over een dergelijke dreiging.
4. Coercive interventions aimed at pre-empting crimes: Waarvan wordt verondersteld dat de person die in de toekomst zal plegen; bijvoorbeeld criminalisering van voorbereiding van een terroristische aanslag.

Door de uitdrukking coercive state interventions (dwingende staatsinterventies) te gebruiken om pre-crime te de昀椀niëren, erkennen we dat de lijn tussen dwang en toestemming vaak vervaagd is.

Belangrijke kenmerken naast pre-emption en precaution
- Pre-crime wetten zijn vaak vaag; ruime bevoegdheden voor de politie, andere veiligheidsinstanties en aanklagers en onduidelijkheid over wanneer activiteiten mogelijk buiten de wetten vallen.
- Doordat de toekomst voorspelt wordt, wordt uitgegaan van speculative intelligence boven echt bewijsmateriaal.
- Er is geen plaats delict, maar er worden hypothetische misdaden geconstrueerd om de mogelijke toekomst vast te leggen; grote rol van imagination en uitgaan van het ergste door de onzekere toekomstige dreiging.
- Focus op identiteit als primaire grond voor dwingende interventies (bijvoorbeeld focus op minderheden).

Kritiek op pre-crime
- Gevaar van self ful昀椀lling prophecy.
- Pre-crime ontneemt mensen de kans weg om hun verbetering/betrouwbaarheid te tonen.
- Vergaande consequenties voor would-be criminals.
- Invloed op rechtvaardigheidsidealen.
- Verandert het vertrouwen tussen mensen en de relatie tussen de individuen en de staat: Verdeeldheid.
- Kan nooit bewezen worden of het e昀昀ectief is, omdat het is voorkomen.
- Pre-crime kan ook juist criminaliteit en onveiligheid produceren.
- Te veel gericht op terrorisme en nauwelijks op corporate crime (bijvoorbeeld milieuschade, 昀椀nanciële schade)  Toename van selectiviteit van het veiligheidsbeleid.

Verschillen tussen pre-crime, traditioneel beleid en risicobeleid:
Traditioneel beleid Risicobeleid Pre-crime
Pakt criminaliteit uit het verleden aan Behandelt geïdenti昀椀ceerde criminaliteitsdreiging Behandelt ongeïdenti昀椀ceerde criminaliteitsdreigingen
Richt zich op voltooide of dreigende criminaliteit Focus op eerder begaande delicten Focust op niet-bedreigende criminaliteit
Doel: stra昀昀en van delicten die in het verleden zijn gepleegd Doel: voorkomen van het opnieuw begaan van een delict Doel: Voorkomen van geanticipeerde criminaliteit
Misdaden uit het verleden worden gereconstrueerd in een poging misdaden te begrijpen en op te lossen Eerdere veroordelingen worden als basis gebruikt om de future crime risk te bepalen Geanticipeerde misdaden zijn vooraf geconstrueerd om inhoud en vorm te geven aan die niet-dreigende misdaden
Guilty handelingen en guilty mind zijn essentiële elementen voor strafrechtelijke aansprakelijkheid Criminele geschiedenis is de basis voor
coercive state interventions Verdachte identiteit of verboden associations vormen de basis voor coercive state intervention en/of
strafrechtelijke aansprakelijkheid
Het proces begint met het vermoeden van onschuld (onschuldpresumptie) Het proces begint met een geschiedenis van overtredingen en het vermoeden dat deze overtredingen zich opnieuw voor zouden kunnen doen Het proces begint met vermoedens
Bewijsmateriaal vormt de basis voor
coercive state intervention Eerder veroordelingen en de overtuiging dat hij deze delicten nogmaals zal begaan zijn de vereisten voor coercive state intervention Speculatieve intelligence vormen de basis voor coercive state intervention
Bewijslast is vereist als basis voor veroordeling en straf Eerder delict gebruikt om toekomstige waarschijnlijkheid van recidive te berekenen à basis voor coercive state intervention Onzekere mogelijkheden en verbeeldingskracht ondersteunen een voorzorg benadering en rationaliseren coercive state intervention
Handelingen van crimineel gedrag zijn gespeci昀椀ceerd en duidelijk - Handelingen die potentieel crimineel zijn, zijn ongespeci昀椀ceerd en
onduidelijk

37
Q

Simmons – Quantifying Criminal Procedure

A

Big data: Grote hoeveelheden informatie uit verschillende bronnen worden verzameld en verwerkt aan de hand van statistische analyse: Gebruikt om gedrag van mensen te voorspellen, nu ook crimineel gedrag.
- De mechanische voorspellende algoritmen van big data kunnen veel nauwkeuriger besluiten nemen over een redelijk vermoeden en de waarschijnlijke oorzaak.
- De e昀케ciëntie en eerlijkheid van het systeem neemt hierdoor toe  Minder onschuldige mensen worden staande gehouden.
Verschillende manieren waarop big data gebruikt kan worden in het strafrechtelijke systeem (nemen toe in zwaarte)
1. Rechtshandhaving kan het gebruiken om te bepalen waar criminaliteit waarschijnlijk zal plaatsvinden en kunnen hier meer op focussen.
o Voorspellende algoritmen: Algoritmen die bijvoorbeeld aangeven in welke wijk meer criminaliteit wordt gepleegd dan in een andere wijk.
2. Op dit moment worden algoritmes nog gebruikt als achtergrondinformatie bij het maken van beslissingen over een verdenking. Maar hoe meer informatie er beschikbaar zal komen, hoe meer big data in het strafrechtssysteem zal kunnen worden gebruikt. Politieagenten kunnen de resultaten van de algoritmen beïnvloeden wanneer ze uit zichzelf een oordeel vellen over het bestaan van een redelijk vermoeden.
3. Politieagenten kunnen de algoritmen gebruiken in de rechtbank om een aanhouding te rechtvaardigen of om een doorzoeking aan te vragen.
o Voorspellende algoritmen als formal factors: Onderdeel van hun argumenten om een redelijk vermoeden of een waarschijnlijke oorzaak te rechtvaardigen.
o Rechters zullen hier ook meer op vertrouwen en subjectief bewijs van de politie eerder afwijzen.
4. De resultaten van algoritmen kunnen uitkomstbepalend zijn, waardoor de rechter niet verder hoeft te kijken.

Verschil tussen het gebruiken van algoritmen door politie en rechters:
1. Politie kijkt naar wat er op het moment zelf gebeurt (bijvoorbeeld waar een inbraak plaatsvindt), rechters gebruiken het voor de toekomst (recidive voorspellen).
2. De politie heeft veel minder tijd voor de toepassing van algoritmen, terwijl de rechter voldoende tijd heeft om de algoritmen te gebruiken.

De belo昀琀e om big data toe te passen is gebaseerd op twee aspecten van de mechanische voorspellingen:
1. De data zijn meestal a昀欀omstig uit openbare bronnen, waardoor het niet valt onder onderzoek.
o Wetshandhavers hebben veel vrijheid om informatie te verzamelen en hoeven hierbij niet te voldoen aan wettelijke normen als een redelijk vermoeden of waarschijnlijke oorzaak.
o Big data algoritmen kunnen worden gezien als een krachtvermenigvuldiger, waardoor de politie meer voorspellende kracht kan genereren uit dezelfde openbare informatie die altijd al beschikbaar was.
2. De mechanische voorspellingen van big data zijn nauwkeuriger dan klinische beoordelingen.
o De grotere nauwkeurigheid die big data bieden, zal leiden tot zowel grotere e昀케ciëntie als eerlijkheid; Middelen kunnen e昀케ciënter worden ingezet en onschuldige mensen zullen minder snel subject worden van interventies en maatregelen.
Drie obstakels voordat het strafrechtsysteem voorspellende algoritmen volledig kan gebruiken:
1. Algoritmen mogen niet op onjuiste, discriminatoire factoren zijn gebaseerd, zoals etniciteit.
o Dit kan onschuldig zijn, bijvoorbeeld als grote bedrijven algoritmen gebruiken om informatie te verkrijgen over hun consumenten of om nieuwe werknemers te zoeken. Maar kan ook verkeerd en zelfs illegaal zijn, indien etniciteit wordt gebruikt met betrekking tot criminaliteit.
o Etniciteit mag alleen worden gebruikt als een factor indien dit niet anders kan, en als het nauw is afgestemd op het bereiken van een dwingend staatsbelang.
o Het vereist transparantie over de gebruikte gegevens: Rechters en beleidsmakers moeten ook vragen naar de gegevens die zijn gebruikt door de algoritmen en zo beoordelen of dit geen discriminerende beslissingen of oneerlijke processen zijn.
o Racial bias in algoritmen: Doordat minderheden vaker in aanraking komen met de politie is hier meer data over, wat kan leiden tot vooroordelen (vicieuze cirkel).
2. Geïndividualiseerde verdenking is een essentieel element van een redelijk vermoeden  Algoritmen
moeten rekening houden met individuele verdenkingen of het moet als factor worden gebruikt om te bepalen of aan de wettelijke norm is voldaan.
o Een bezwaar tegen algoritmen is dat het kijkt naar een bepaalde categorie/groep mensen, in plaats van dat er wordt gekeken naar het speci昀椀eke gedrag van een individu.
o Het is juridisch en moreel onjuist om een persoon te stra昀昀en op basis van lidmaatschap van een bepaalde groep (zoals economische klasse of leeftijd), in plaats van zich te concentreren op de individuele acties van die persoon; er moet echt gekeken worden naar de speci昀椀eke eigenschappen/acties van de verdachte zelf.
3. Wettelijke normen moeten worden gekwanti昀椀ceerd zodat politie en rechters de voorspellingen van big data kunnen gebruiken bij het vaststellen van redelijke verdenkingen en oorzaken.
o Groot obstakel is het hervormen van het strafprocesrecht zodat de informatie die voortkomt uit de voorspellende algoritmen gebruikt kan worden; uitkomsten van algoritmen zijn nu onverenigbaar met de brede, 昀氀exibele standaarden van het strafrecht (normen van een redelijk vermoeden van schuld en waarschijnlijke oorzaken worden door de rechter opzettelijk vaag gehouden).
o Algoritmen kunnen en zouden moeten worden geprogrammeerd om ook mogelijk ontlastend bewijs in overweging te nemen bij het komen tot conclusies.
o Kwanti昀椀ceren van normen zal politie en rechters in staat stellen om algoritmen te gebruiken. Voordelen: Mogelijkheid om discriminerende vooringenomenheid in het systeem te verminderen, grotere aansprakelijkheid voor politieoptreden en een hogere nauwkeurigheid.

Aanpassingen die gemaakt moeten worden om algoritmen te gebruiken in het strafrecht:
1. Voorspellende algoritmen moeten voldoende transparant zijn zodat de rechter kan beoordelen of het algoritme niet afhankelijk is van ongrondwettelijke factoren zoals etniciteit of een bepaalde groep. Transparantie is ook nodig zodat rechters extra factoren aan de algoritmen kunnen toevoegen om de resultaten aan te passen aan de feiten van het speci昀椀eke geval.
2. Rechters bieden nu nog veel weerstand tegen het kwanti昀椀ceren van wettelijke normen, hier moeten ze overheen komen zodat de resultaten van de voorspellingen toegepast kunnen worden op de wettelijke bepalingen.
o Aan de hand van big data moet gekeken worden naar het kwantitatieve percentage voor vermoedelijke schuld of waarschijnlijke oorzaak (se琀ng a number) zodra dit is vastgesteld, moet worden beslist of de resultaten van de algoritmen bepalend zullen zijn voor de uitspraak, of dat het slechts een van de factoren zal zijn die rechters meenemen in hun overweging (using the number).
o Als algoritmes één van de meegenomen factoren zijn, moet er rekening mee worden gehouden dat factoren niet dubbel worden meegenomen in de beslissing. Het algoritme zou gebruikt moeten worden als uitgangspunt, waar de rechter dan andere factoren bij kan aanvullen, of corrigeren etc.
Conclusie
- Voorspellende algoritmen kunnen een revolutie teweeg brengen in het strafprocesrecht; met algoritmen kan worden voorkomen dat politie en rechters een onjuist oordeel vellen op basis van ervaring en intuïtie (onnauwkeurig, inconsistent, minder transparant en mogelijk discriminerend).
- We moeten ervoor zorgen dat voorspellende algoritme etniciteit-neutraal zijn en dat het rekening houdt met individuele verdenkingen; vereist mogelijk een nieuw soort algoritmen die speci昀椀ek ontworpen zijn om een redelijk vermoeden en waarschijnlijke oorzaak vast te stellen.
- Algoritmen moeten transparant zijn zodat rechtbanken kunnen begrijpen welke factoren zijn gebruikt door het algoritme.
- We moeten de de昀椀nities van ‘redelijk vermoeden’ en ‘waarschijnlijke oorzaak’ updaten, zodat er kwanti昀椀ceerbare waarden aan gekoppeld kunnen worden.
- Het is waarschijnlijk onmogelijk om alle discriminatie uit de bestaande database te verwijderen en politie en rechters zullen zeker fouten maken wanneer ze de algoritmen gebruiken als basisinformatie en vervolgens hun eigen, onafhankelijke waarnemingen toevoegen.
- Ook de voorspellende algoritmen zullen nog fouten maken en niet zo nauwkeurig zijn zoals we zouden willen, maar het huidige systeem bevat impliciete/expliciete vooroordelen van politie en rechters; het wordt het dat rechtbanken de verbeterde precisie en transparantie die big data en algoritmen te bieden hebben gaan omarmen.

38
Q

Schuilenburg & Soudijn – Big data policing: The use of big data and algorithms by the Netherlands Pollice

A

Big data policing verwijst naar het gebruik van grote hoeveelheden gegevens die toegankelijk worden gemaakt door middel van algoritmen en verzameld worden met als doel de samenleving veiliger te maken.
Er zijn verschillende oorzaken voor de opkomst en snelle groei van big data policing:
1. De enorme hoeveelheid beschikbare digitale gegevens die voortdurend toeneemt door dagelijks gebruik.
2. De toenemende technologische mogelijkheden voor het verzamelen, verwerken en analyseren van grote hoeveelheden gegevens, en de groeiende mogelijkheden om de resultaten te gebruiken in politietaken.
3. Het politieke en maatschappelijke klimaat heeft invloed op verschillende e昀昀ecten; van de politieke wil om bepaalde soorten criminaliteit nog eerder aan te pakken tot een sterk geloof in de technologie als oplossing voor maatschappelijke problemen zoals veiligheidskwesties.

Het gebruik van big data toepassingen om de samenleving veilig te houden is niet exclusief voorbehouden aan de politie en andere gespecialiseerde overheidsinstanties. Sommige partijen hebben veiligheids- en beveiligingstaken overgenomen van de politie of voeren deze uit in overleg met de politie.

Big data policing door de politie
In de 19e eeuw werd gebruik gemaakt van gegevens en statistieken; gegevens werden verwerkt met behulp van statistische technologieën om onderliggende patronen en verschillen in tijd en plaats bloot te leggen.
In de laatste twee decennia van de 20e eeuw ontstond het fenomeen ‘actuariële rechtspraak’, waarbij technieken uit de verzekeringswereld worden gebruikt in een poging om het risico op crimineel gedrag te voorspellen als ‘informatiemanagers’ en laten zien hoe ‘politiewerk onderhevig is aan intensief ; informeren’ en ‘automatisering’ of ‘fordisering’ (machinale toe-eigening van menselijke vaardigheden en arbeid).
- Intelligence-led policing: Criminaliteitstrends in bepaalde gebieden worden gevisualiseerd zodat de politie beter kan anticiperen op criminaliteit en ordeverstoring.
- Predictive policing: Gericht op het proberen te voorspellen van de kans op criminaliteit in speci昀椀eke gebieden gedurende speci昀椀eke tijdsperioden en vervolgens deze voorspellingen gebruiken om de inzet van politietoezichtteams te coördineren.

Big data policing boven de politie
Big data policing wordt gebruikt door supranationale organisaties, zoals Europol en Eurojust. Europol heeft bijvoorbeeld het Europol-informatiesysteem opgezet, dat gegevens bevat van politieorganisaties binnen de Europese Unie.
Big data policing wordt ook ontwikkeld door samenwerking tussen nationale overheden op internationaal niveau.

Big data policing onderde politie
Burgers gebruiken ook big data-toepassingen om de veiligheid te vergroten. Voorbeelden hiervan zijn apps op persoonlijke telefoons die, in combinatie met sensorgegevens van apparaten zoals slimme camera’s en geluidssensoren, verdachte bewegingen in de buurt kunnen melden.

Big data policing naast de politie
De snelle groei en toenemende populariteit van big data policing is deels te danken aan het feit dat particuliere bedrijven steeds meer digitale activiteiten ontwikkelen om de samenleving veiliger te maken.
Veel private partijen, van Amazon en Google tot Tesla, passen big data policing toe om de openbare veiligheid te vergroten, en ze zijn gebonden aan minder regels dan overheidsinstanties.
- Techbedrijven verkopen hun apparatuur en updates via hun platforms, waardoor ze het gedrag van hun klanten monitoren.
- ‘Platform policing’ is aantrekkelijk voor politiediensten, omdat ze toegang hebben tot een breed scala aan nieuwe toepassingen en technologieën.

Methode
Kwalitatieve inhoudsanalyse van de online personeelsadvertenties van de Nederlandse Politie. De site heeft gevarieerde inhoudelijke functiebeschrijvingen, biedt gedetailleerde informatie, is thematisch gegroepeerd en heeft een zoekfunctie op trefwoorden.
Uiteindelijk bleken 148 personeelsadvertenties relevant voor dit onderzoek.

Beperkingen van de methode
- Ze baseerden zich op openbaar beschikbare gegevens. Elke vacature die alleen openstond voor interne kandidaten werd dus gemist.
- Het is soms onduidelijk of de functieomschrijving overeenkomt met het werk dat de sollicitant daadwerkelijk moet uitvoeren.
o Het blijkt dat de vacatures vaak werk beschrijven dat al enige tijd wordt uitgevoerd in verschillende domeinen binnen de politieorganisatie. Het werk van de sollicitant zal daarom waarschijnlijk overeenkomen met de functieomschrijving.
- Hun onderzoek gebruikte slechts één bron, de vacaturesite van de politie.
o De vacaturesite is het o昀케ciële kanaal van Politie Nederland voor alle vacatures. Het is daarom onwaarschijnlijk dat ze externe wervingspogingen hebben gemist.
Big data toepassingen binnen de Nederlandse politie
Uit de bevindingen blijkt dat big data bij de Nederlandse politie wordt gebruikt in drie domeinen van de organisatie:
frontline policing, criminal investigations (recherche) en intelligence.

Frontline policing
Big data wordt gebruikt in predictive policing, waarbij er gebruikt wordt gemaakt van het CAS-systeem: De software tekent een raster van 125×125m op een stadsplattegrond en bepaalt per sectie het risico op het optreden van criminaliteit en ordeverstoring. Dit wordt gedaan door gebruik te maken van gegevens uit politiesystemen, waaronder processen-verbaal en criminaliteitscijfers, gecombineerd met informatie van het CBS over het aantal sociale uitkeringen per gebied, de samenstelling van huishoudens, etc.
Bovendien worden big data veel gebruikt in de gewone, dagelijkse politiepraktijk. Hier gaat het vaak juist niet om voorspellende modellen, maar om praktische toepassingen die mogelijk worden gemaakt door digitalisering. Zoals smartphones met apps die toegang bieden tot verschillende politiesystemen.

Criminal investigations
In bijna elk onderzoek is een digitaal component aanwezig, en deze componenten worden steeds belangrijker. In kleine en grote zaken laten daders een digitaal spoor achter. Er zijn mensen nodig die het e昀케ciënter maken om met deze data te werken. En om data uit verschillende bronnen te halen.

Intelligence
Business Intelligence refereert naar de collectie en analyse van alle soorten relevante data om het om te zetten in intelligence products die kunnen bijdragen aan het strafrechtelijk onderzoek, rechtshandhaving en noodhulpdiensten. BI wordt toegepast op een landelijk datawarehouse van de politie waarin de Centrale Databank met Gedeelde Informatie (BVI) is ondergebracht, een systeem dat het mogelijk maakt om via één zoekopdracht toegang te krijgen tot gegevens uit verschillende bronregisters. Het is een database waarin alle politie-informatie samen met informatie van partners en externe bronnen wordt verzameld en adequaat wordt verwerkt tot gestructureerde gegevens.

Conclusie en discussie
Er is vastgesteld dat big data applications worden gebruikt door andere partijen dan alleen de overheid: partijen boven, onder en naast de politie. In veel gevallen zijn er gezamenlijke inspanningen om veiligheidsvraagstukken aan te pakken, maar private bedrijven kunnen ook big data applications ontwikkelen op verzoek van politie.
Big data applications worden niet alleen voorspellend, maar ook in realtime en retroperspectief gebruikt. Ze worden op grote schaal gebruikt; zowel de frontline, criminal investigations en intelligence maken systematisch gebruik van big data applications.
Sommigen beweren dat deep learning-algoritmen het grootste e昀昀ect hebben op organisaties, vanwege hun gebrek aan transparantie (‘black box’) en hun vermogen om hun eigen doelstellingen en regels te genereren. Vooral wanneer er een feedbackloop ontstaat, zodat nieuwe gegevens andere resultaten genereren of verschillende politiedivisies anders reageren. Bij de Nederlandse Politie worden volledig autonome oplossingen zelden gebruikt. De inzet van big data applications leidt tot aanzienlijke verschuivingen in vaardigheden en functies binnen de politieorganisatie. Deze ontwikkeling leidt ook tot meer discretionaire bevoegdheden voor bepaalde politiefuncties.

Hierbij wordt de coding elite genoemd, welke belangrijke keuzes maakt in het design en de ontwikkeling van de technologie.

39
Q

Donkin – Preventing terrorism and controlling risk

A

Control orders: Bedoeld om te voorkomen dat mensen activiteiten ondernemen die kunnen leiden tot een terroristische aanslag. Ze leggen beperkingen of verplichtingen op aan een persoon die van terroristische betrokkenheid wordt verdacht (vorm van pre-crime).
- Kunnen in het licht van kanstheorieën en situational crime prevention worden geïnterpreteerd; ontworpen om de routineactiviteiten van een individu te beïnvloeden om de kansen tot het plegen van een misdaad te elimineren (zoals avondklok, gedwongen verhuizing, reisbeperking).
- De restricties zorgen ook voor formele controle: Verdachten zijn formeel geïdenti昀椀ceerd en hun bewegingen worden nauwlettend in de gaten gehouden om te controleren of ze zich aan de voorwaarden van hun control order houden.
- Dit is bijzonder, want ze zijn nog niet schuldig bevonden.

SCP-mechanismen in control orders
- In de aanloop naar een terroristische aanslag zal de potentiële dader een aantal kenmerken van terroristische kansen overwegen:
o Aantrekkelijkheid/kwetsbaarheid van een doelwit
o De beschikbaarheid van wapens
o Faciliterende omstandigheden
→ Deze factoren hebben onvermijdelijk invloed op de beslissing, maar de control order is niet ontworpen om al deze elementen te beïnvloeden.
- Andere restricties lijken e昀昀ectiever:
o Avondklok: Vergroten de kans op detectie bij het versterken van formele surveillance. Ook ontkrachten ze excuses door duidelijke regels te hanteren.
o Rapportagegegevens: Door tijdens de periodes waar geen avondklok is gehanteerd de mogelijke dader zich te laten melden bij de politie, zorgt het ervoor dat de anonimiteit vermindert, de formele surveillance versterkt en de rechtvaardiging wordt weggehaald door op het geweten aan te spreken.
o Reisbeperkingen: Versterking formele surveillance
o Beperkingen communicatiemogelijkheden: Zorgt voor meer inspanning om te spreken met mededaders. Ook is er formele surveillance op de apparaten.

Control orders zijn sterk afhankelijk van twee strategieën: Verhogen van risico en wegnemen van rechtvaardigingen.

Verschillen tussen control orders en SCP
Het belangrijkste verschil is dat SCP zich vaak richt op place managers of guardians, terwijl control orders zich richten op het individu die mogelijk een bedreiging vormt.

Controlling risk
De actuariële logica van risicomanagement heeft al invloed op het strafrechtsysteem sinds voor 9/11.
- Onverwachtse gevoel van kwetsbaarheid  Emotionele reacties op terrorisme en governance through fear.
- Hoewel het risico op terrorisme moeilijk is in te schatten, is de dreiging overal en wordt het risico op potentiële aanslagen gedragen door verlies van levens en eigendommen in eerdere aanslagen.
o Van overheden wordt verwacht dat zij veiligheid beiden, en op zoek gaan naar nieuwe strategieën.

Het voorzorgsprincipe (precautionary principle) heeft de focus verlengd van risico’s gebaseerd op het verleden, naar potentiële risico’s in de toekomst, en van groepen naar individuen. Van algemene interventies naar individuele interventies gericht op personen die mogelijk een risico vormen.
- Terrorisme is een misdaad met potentieel catastrofale gevolgen en beroept zich dus eerder op het voorzorgsbeginsel dan wanneer de feitelijke gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Wijkt dus van de traditionele relatie tussen ernst en controle af: Neemt exponentieel toe en maakt een sprong in het niveau van controle. Tegelijkertijd nemen de voorheen stabiele strafrechtelijke waarborgen af.

Executive handler: De persoon die SCP-mechanismen toepast om de verdachten te controleren zonder een aanklacht of veroordeling; is gerechtvaardigd op basis van het onzekere risico dat deze personen zouden vormen.
- Er bestaat een evenredig verband tussen de ernst van de overtreding en het interventieniveau: Hoe ernstiger de overtreding wordt, hoe meer de mate van controle toeneemt.

Conclusie
- Control orders kunnen (indien ze worden toegepast tijdens de pre-crime fase) criminele leefstijlen, voorbereidende criminele handelingen en groepen en netwerken verstoren.
- Gezien het groeiende bewijs voor de e昀昀ectiviteit van SCP zou het een logische conclusie zijn dat control orders ook werken.
! Dit is niet per se zo, vanwege de vele verschillen (gericht op speci昀椀eke personen). De vraag is dan ook of vrijheidsbeperkingen van het betre昀昀ende individu gerechtvaardigd zijn, want je kan de e昀昀ectiviteit ervan niet beoordelen.
- SCP is ook wijder geaccepteerd door het publiek, want het is niet discriminerend en dwingend.
- Er moet meer bewijsmateriaal worden verzameld van verdachten van terrorisme die een voldoende groot risico vormen om het opleggen van dwangmaatregelen voorafgaand aan het proces te rechtvaardigen.

40
Q

Wessels – Algorithmic policing accountability

A

Het gebruik van algoritmische politietoepassingen, te onderscheiden van de traditionele en gedigitaliseerde en geautomatiseerde vormen van politiewerk, vereist een nieuwe manier om verantwoording af te leggen en de uitdagingen ervan te begrijpen.
- Algoritmen veroorzaken een verandering in de sociotechnische praktijk van data policing omdat algoritmische toepassingen niet alleen de gegevensverzameling en besluitvorming automatiseren en standaardiseren, maar ook actief de menselijke besluitvorming beïnvloeden en sturen.

Het debat over algoritmische verantwoordingsplicht in de context van politiewerk kent twee tekortkomingen:
- Een duidelijk conceptueel model voor algoritmisch politiewerk ontbreekt. De politieliteratuur heeft de neiging om algoritmische toepassingen voor politiewerk als een enkele entiteit te benaderen, zonder rekening te houden met sociale en technologische verschillen en nuances.
- Er is beperkt inzicht in hoe algoritmische politietoepassingen uitdagingen vormen voor verantwoording.
Literatuur over verantwoording benadrukt de procedurele en relationele aard van dit concept, maar het blijft relatief onbekend hoe dit zich verhoudt tot sociotechnische elementen van algoritmisch politiewerk.

Algorithmic policing
Algorithmic policing is een proces dat automatisch (big) data verzamelt, analyseert en interpreteert met behulp van algoritmische en menselijke middelen, die vervolgens worden vertaald naar echte politieacties.

Functies van algorithmic policing
Er zijn drie categorieën van algorithmic policing functies:
1. Algoritmen die kunnen helpen om speci昀椀eke (criminele) verschijnselen te voorspellen;
o Predictive policing technieken op individuele personen zijn bedoeld om personen te identi昀椀ceren die een hoger risico lopen om slachto昀昀er of dader te worden van stra昀戀are feiten.
2. Algoritmen die kunnen helpen om realtime te identi昀椀ceren;
o Situaties of gebieden in real-time monitoren om preventief of repressief te handelen. Het bewaken van individuen, groepen of objecten om risico’s in te schatten of personen of objecten te identi昀椀ceren.
3. Algoritmen die kunnen worden gebruikt voor onderzoeken om misdrijven en eerdere misdrijven op te lossen.
o Deze systemen kunnen (onopgeloste) misdrijven aan elkaar koppelen op basis van kenmerken van het misdrijf of (biometrische) gegevens analyseren om personen te koppelen aan plaatsen delict om te helpen bij forensisch onderzoek.

Typen algoritmes gebruikt voor algorithmic policing
Er zijn drie verschillende categorieën (politie)algoritmen:
1. Rule-based algoritmes: Systemen waarbij mensen bepaalde regels in het systeem programmeren zodat het speci昀椀eke taken kan uitvoeren.
2. Machine learning algoritmes: Het doel is om de prestaties te verbeteren voor een speci昀椀ek doel dat door mensen wordt gevraagd. Hierbij leveren mensen het algoritme (grote hoeveelheden) gegevens.
3. Deep learning algoritmes: Het minst afhankelijk van menselijke training en tussenkomst omdat ze inputgegevens transformeren naar een abstracter niveau, waardoor complexe berekeningen en taken mogelijk worden. De aard van de gegevens bepaalt de manier waarop het zichzelf ontwikkelt.

Typen data gebruikt voor algorithmic policing
Big data is het resultaat van de combinatie van verschillende gedigitaliseerde datasets. Er worden drie typen data gebruikt in algorithmic policing:
1. Gerichte gegevens die worden verzameld door bewakingstechnologie die zich richt op speci昀椀eke objecten of onderwerpen;
2. Geautomatiseerde gegevens die worden verzameld door het gebruik van speci昀椀eke technologie door de gebruikers, automatisch verzameld door (sensorische) technologie die deel uitmaakt van de omgeving, of door machine leesbare objecten;
3. Vrijwillige gegevens die proactief worden gegenereerd door gebruikers voor een speci昀椀ek doel of retroactief waarbij door gebruikers gegenereerde gegevens worden gebruikt voor een ander doel dan de gebruiker oorspronkelijk voor ogen had.

Algorithmic policing als input-throughput-output model
Bij het ontwerpen en implementeren van politietoepassingen hebben rechtshandhavingsinstanties een reeks organisatorische en technische keuzes. Daarom kunnen algoritmische politietoepassingen worden gezien als een con昀椀guratie van verschillende sociale en technische componenten die samen leiden tot een algoritmisch politieproces. Dit kan worden begrepen door algoritmisch politiewerk te zien als een input-output model.
1. Algoritmische politiemethoden zijn afhankelijk van de gegevens die worden gebruikt als input voor de algoritmische toepassingen. Er worden ontwerpkeuzes gemaakt met betrekking tot de selectie van gegevenstypes die worden gebruikt voor berekeningen, wat wordt bepaald door menselijke besluitvorming.
2. Politieprofessionals gebruiken deze statistische berekeningen om hun eigen (menselijke) besluitvorming of acties te informeren. Algoritmisch politiewerk is voornamelijk een proces waarin mensen de output van algoritmen interpreteren om hun besluitvorming en acties te informeren, beschreven als een gemengd besluitvormingsproces. De mate van menselijk handelen in dit proces hangt af van de plaats die technologie inneemt in het politieproces.
3. Menselijke agenten voeren deze beslissingen uit en handelen in de echte wereld. Een van de belangrijkste doelstellingen van politieoptreden door traditionele politieorganisaties is ordehandhaving en wetshandhaving, wat kan worden bereikt door verschillende politieacties en de toewijzing van politieagenten.

Om de uitdagingen op het gebied van verantwoordingsplicht te begrijpen, is het nodig om te kijken naar de input van het gegevensmodel dat wordt gebruikt voor de algoritmische berekeningen (input), hoe de gegevens worden gebruikt in het besluitvormingsproces door zowel algoritmische toepassingen als menselijke actoren (throughput), en hoe dit wordt gebruikt voor acties op het gebied van data policing (output).

Algorithmic policing accountability challenges
Algoritmische verantwoording is afhankelijk van de gebruikte informatie, de uitleg of rechtvaardiging van de beslissingen die met behulp van algoritmen zijn genomen, en het vellen van een oordeel en het bieden van de mogelijkheid om deze beslissingen te herzien.

Uitdagingen voor verantwoording van algoritmisch politiewerk: Input
1: Het gebrek aan transparantie rond de kwaliteit van datasets die gebruikt worden in algoritmische politietoepassingen toepassingen schaadt de verantwoordingsplicht.
- De kwaliteit van data is van cruciaal belang omdat deze rechtstreeks van invloed is op de output en het resultaat van de besluitvorming.
- Als menselijke agenten zich niet expliciet bewust zijn van de risico’s, kunnen ze onbewust bevooroordeelde beslissingen nemen en discriminerende politieacties uitvoeren.
- Als politieorganisaties niet kunnen uitleggen wat en waarom bepaalde gegevens worden gebruikt en hoe ze de kwaliteit ervan controleren, kunnen ze hun gedrag niet uitleggen aan andere fora (zoals rechtbanken).

2: Het gebruik van gerichte, geautomatiseerde en vrijwillige politiegegevens hee昀琀 impliciete en onbedoelde tekortkomingen die de verantwoording van algoritmisch politiewerk belemmeren.
- Directed data wordt verzameld als gevolg van (eerder) menselijk handelen. Politiegegevens kunnen al speci昀椀eke impliciete vooroordelen bevatten die uiteindelijk tot discriminerende uitkomsten kunnen leiden wanneer ze door algoritmen worden verwerkt. Dit wordt dirty data of dataomissie genoemd.
- Automated policing data worden vaak verzameld door het gebruik van sensoren die zich op speci昀椀eke plaatsen bevinden, wat onbedoelde gevolgen kan hebben zoals het versterken van de verdeeldheid van sociale groepen binnen geogra昀椀sche gebieden.
- Met volunteered data moet worden beoordeeld of de gegevens vooroordelen, onnauwkeurigheden en onvolledigheden bevatten, omdat dit bestaande sociale en geogra昀椀sche verdeeldheid kan versterken.

3: Het ontbreken van traceerbaarheid van hoe datasets worden geselecteerd bij de ontwikkeling en uitvoering van algoritmische politietoepassingen belemmert de controleerbaarheid van algoritmisch politiewerk.
- Traceerbaarheid stelt actoren in staat om te begrijpen en te beoordelen waarom speci昀椀eke datasets in het systeem zitten en hoe de variabelen zijn gede昀椀nieerd. Algoritmen zijn niet neutraal of objectief omdat ze door mensen worden ontwikkeld en (impliciet) bevooroordeelde ontwerpkeuzes kunnen bevatten.

  • De selectie van variabelen die door een algoritme worden gebruikt, berust vaak op menselijke beslissingen uit het verleden, die impliciete aannames kunnen bevatten.
    Uitdagingen voor verantwoording van algoritmisch politiewerk: throughput
    4: De controleerbaarheid van algoritmische politieprocessen wordt belemmerd door complexe en ondoorzichtige algoritmische modellen.
  • De controleerbaarheid van algoritmisch politiewerk hangt af van de ondoorzichtigheid en complexiteit van het algoritme, de rol van het algoritme in organisatorische processen en de interactie tussen mensen en machines.
  • Complexe en ondoorzichtige algoritmische systemen vormen een risico voor de menselijke besluitvorming aangezien end-users de berekeningen van het algoritmische systeem niet kunnen begrijpen of beoordelen.

5: Hoge algoritmische agency, hiërarchische politiecultuur en interactie-e昀昀ecten belemmeren de controleerbaarheid van algoritmisch politiewerk.
- De algoritmische agency en organisatorische inbedding in het politieproces kunnen technische tekortkomingen versterken als ze niet worden gecontroleerd of onderdrukken als mensen zo in het besluitvormingsproces worden geplaatst dat ze algoritmische beslissingen kunnen overrulen of corrigeren.
- Dit vereist echter een evenwicht tussen algoritmisch en menselijk handelen, wat een uitdaging vormt vanwege de contextualiteit van de bestaande politiecultuur en de interactie-e昀昀ecten die kunnen optreden.
- Als gevolg van de hoge en hiërarchische algoritmische agency, kan de verantwoordingsplicht verschuiven van politieprofessionals naar andere organisatieniveaus en organisaties die betrokken zijn bij de ontwikkeling en het gebruik van de algoritmische politietoepassingen.

Uitdagingen voor verantwoording van algoritmisch politiewerk: output
6: Het gebruik van algoritmische politietoepassingen kan leiden tot post-ante redenering en rechtvaardiging van politieacties, in plaats van ex-ante redenering.
- Een parallelle constructie kan vergaande gevolgen hebben voor de verantwoordingsplicht, omdat het lijkt alsof de gegevens speci昀椀eke beweringen ondersteunen en daardoor objectiveren, maar in werkelijkheid menselijke vooroordelen versterken en daarmee de verantwoordingsplicht verminderen.

7: Gemengde besluitvormingsprocessen voor het controleren van gedrag en complexe systemen belemmeren de mogelijkheid voor (externe) forums om algoritmische beslissingen te herstellen of te weerleggen.
- De output van algoritmische systemen zijn menselijke politieacties en de toewijzing van capaciteit in de echte wereld. Algoritmische besluitvorming biedt een beperkte mogelijkheden om in beroep te gaan tegen algoritmische politieacties, wat een cruciaal aspect van verantwoordingsplicht is.

8: Impliciet en contextueel gebruik van algoritmische systemen bemoeilijkt het uitleggen van de toegevoegde waarde van de algoritmische toepassing uit te leggen en het gebruik ervan te rechtvaardigen.
- Rechtshandhavingsinstanties zien algoritmen vaak als hulpmiddelen die het werk van politieprofessionals aanvullen en versterken. Dit maakt het echter moeilijk om de impact van algoritmische systemen te isoleren en zo hun toegevoegde waarde te verklaren.

Conclusie
Algorithmic policing wordt gede昀椀nieerd als het vergroten van de veiligheid in de samenleving door het gebruik van algoritmische systemen om politieacties te informeren of te sturen.
Verantwoordingsrisico’s kunnen het gevolg zijn van verschillende sociale en technische componenten van algoritmische controle.
De technische dimensies (datasets, variabelen en algoritmische analyses) van algorithmic policing vormen potentiële risico’s voor de verantwoordingsplicht van rechtshandhavingsinstanties, maar bieden tegelijkertijd een onvolledig beeld van verantwoordingsrisico’s, omdat er ook aandacht moet zijn voor uitdagingen die voortkomen uit sociale en organisatorische factoren.
Verantwoording a昀氀eggen is een proces dat bestaat uit meerdere stappen die afzonderlijk moeten worden bekeken om de uitdagingen onder de loep te nemen.

41
Q

Mugari & Obioha – Predictive Policing and Crime Control in The United States of America and Europe

A

In de afgelopen jaren is predictive policing als een proactieve datagestuurde politiestrategie opgekomen. Over het algemeen maakt predictive policing gebruik van informatietechnologie, gegevens en analysetechnieken om waarschijnlijke plaatsen en tijdstippen van toekomstige misdrijven te identi昀椀ceren of personen die een hoog risico lopen om een misdrijf te plegen of slachto昀昀er te worden van een misdrijf.

Dit artikel is gericht op de volgende drie onderzoeksdoelstellingen:
1. Het documenteren van de aard van predictive policing initiatieven in verschillende landen;
2. Het beoordelen van de e昀昀ectiviteit van predictive policing initiatieven;
3. Het documenteren van de obstakels voor de e昀昀ectieve invoering van predictive policing.

Methode
Een meta-analyse van artikelen en documenten over predictive policing van 2010 tot 2020.
- De onderzoeker selecteerde 52 documenten, waaronder wetenschappelijke artikelen, onderzoeksrapporten, nieuwsartikelen, een rapport van een internationale niet-gouvernementele organisatie en een thesis.

De昀椀nitie en reikwijdte van predictive policing
Predictive policing is een politiemodel dat historische criminaliteit en socio-demogra昀椀sche gegevens uit verschillende bronnen gebruikt om toekomstige misdaden te voorspellen met behulp van geavanceerde computerapplicaties.
- Drie belangrijke aspecten zijn: het belang van historische criminaliteitsgegevens, de essentie van computergebaseerde toepassingen en het anticiperen op toekomstige criminaliteit.
- Een andere belangrijke observatie betreft het gebruik van uitgebreide gegevens uit verschillende bronnen, en dat sommige gegevens niet noodzakelijk betrekking hebben op criminaliteit, maar op andere
sociodemogra昀椀sche aspecten.

Het is ook noodzakelijk om de reikwijdte van predictive policing te bespreken.
- Gegevens over eerdere misdaden en daders worden in een computersysteem ingevoerd met als doel te voorspellen waar en wanneer toekomstige misdaden zullen plaatsvinden.
- Gegevens over slachto昀昀ers van misdrijven zijn net zo belangrijk, omdat ze nodig zijn voor het voorspellen van waarschijnlijke toekomstige slachto昀昀ers van misdrijven.
- Andere belangrijke omgevingsfactoren, zoals bevolking en demogra昀椀e, moeten worden meegenomen in de analysefase, omdat ze van grote invloed zijn op de aard van criminele activiteiten in een gemeenschap.

Men kan stellen dat predictive policing drie primaire facetten heeft: Het voorspellen van de misdaad, het voorspellen van de dader en het voorspellen van het slachto昀昀er.

Predictive policing benaderingen in verschillende landen
De verenigde Staten
- PredPol: Het softwareprogramma was gericht op het identi昀椀ceren van plaatsen waarvan werd verwacht dat er in een bepaald tijdsbestek verhoogde niveaus van criminele activiteiten zouden plaatsvinden, en het baseerde zich op drie belangrijke variabelen, namelijk type misdaad, datum en tijd, en plaats.
- Risk Terrain Modelling (RTM): Een geospatiaal analyse-instrument voor criminaliteit dat is ontworpen om omgevingsrisicofactoren te onderzoeken die verband houden met criminaliteit en om de gebieden te identi昀椀ceren waar hun ruimtelijke invloed verband houdt met kwetsbaarheid voor crimineel gedrag.
- HunchLab: Er wordt rekening gehouden met een aantal aspecten, waaronder onderliggende criminaliteitscijfers, bijna-herhalingspatronen, sociaaleconomische factoren, temporele factoren en sociale gebeurtenissen. De informatie wordt ingevoerd in een algoritme voor machine learning en er komen updates voor elke politieploeg. Met behulp van machine learning-technieken analyseert HunchLab de misdaadgegevens door middel van training en testen van de gegevens voordat de gegevens worden gemodelleerd voor gebruik in voorspellingen, die vervolgens worden gebruikt voor patrouilletoewijzingsvoorstellen.
o HunchLab is ingebouwd in mobiele apparaten waarmee politiepatrouilleagenten in realtime de gebieden kunnen bekijken waar waarschijnlijk criminele activiteiten plaatsvinden.

  • Geavanceerde voorspellende analyses hebben politieafdelingen ook in staat gesteld om nuttige informatie te verzamelen over verdachte criminelen en misdaadsyndicaten, evenals over slachto昀昀ers.
    Duitsland
  • Predictive policing is voornamelijk gefocust op wooninbraken.
  • PreMap: Gebaseerd op een near-repeat aanpak van criminaliteit. De resultaten van de analyse maken het mogelijk om meer te patrouilleren in gebieden met een verhoogd risico op criminaliteit. Bovendien zouden potentiële daders worden afgeschrikt of gearresteerd bij een poging tot inbraak.
    o PreMap biedt ook een zogenaamde Crime Radar die misdrijven in kaart brengt die relevant zijn voor openbare ruimten in de afgelopen vier weken.
  • PRECOBS: Ontwikkeld om de waarschijnlijkheid van toekomstige inbraken te voorspellen en gebaseerd op de vooronderstelling dat criminele incidenten meestal worden gevolgd door meer incidenten in de directe nabijheid (‘near-repeat’ fenomeen).

Nederland
- CAS: Voorspelt criminaliteit door analyse van statistieken uit drie bronnen: Centrale Databank Criminaliteit, Gemeentelijke Basisadministratie en Demogra昀椀sch Statistisch Nederland. CAS combineert criminaliteitsgegevens met demogra昀椀sche en sociaaleconomische gegevens in zijn voorspelling.
o CAS is een ruimtelijk-temporele voorspeller die hotspots en hot times van criminaliteit identi昀椀ceert, evenals individuen die risico lopen op slachto昀昀erschap.
- System Risk Identi昀椀cation (SyRI) is een andere voorspellende politietool in Nederland, hoewel het ook door andere overheidsdepartementen wordt gebruikt.

Het Verenigd Koninkrijk
- Op dit moment implementeren de meeste politieafdelingen in het Verenigd Koninkrijk voorspellende karteringssystemen die “intern” zijn ontwikkeld.
- Gang Matrix: Potentiële leden van misdaadbendes identi昀椀ceren en scores toekennen aan bendeleden op basis van het gepercipieerde risico dat ze vormen voor gemeenschappen.
- National Data Analytics Solution (NDAS): Combineert statistieken en kunstmatige intelligentie (AI) om vast te stellen hoe groot de kans is dat iemand een vuurwapen- of mesgerelateerd delict pleegt of er het slachto昀昀er van wordt.
- Qlik: Het doel is om de waarschijnlijkheid te voorspellen dat een individu een bepaald misdrijf zal plegen, maar ook om de waarschijnlijkheid te voorspellen dat een persoon gewelddadig wordt als hij of zij door de politie wordt aangehouden.

De langdurige uitdagingen van predictive policing
- De e昀昀ectiviteit; er zijn uiteenlopende resultaten wat betreft de e昀케cacy van predictive policing en er is ook niet vastgesteld dat predictive policing een signi昀椀cante impact heeft op criminaliteitsvermindering.
o Veel studies zijn uitgevoerd door de software bedrijven, wat een con昀氀ict of interest is.
- Er is zit een limiet aan het bereik van criminaliteit dat de software kan voorspellen.
o Kost veel geld om software te ontwikkelen die veel soorten criminaliteit kan voorspellen.
o Technologie blijft zich ontwikkelen, de algoritmes kunnen dit misschien niet bijhouden.
o De analytische data wordt ook gebruikt door criminelen om hun operaties te verbeteren.
- Omdat bedrijven ook met commerciële doelen software ontwikkelen, kan predictive policing duur zijn.
o In-house ontwikkeling is de oplossing.
- Er is twijfel geuit over de nauwkeurigheid van misdaadgegevens die worden gebruikt voor predictive policing.
o In sommige gevallen zijn predictive policing systemen ontwikkeld op basis van onjuiste gegevens.
o Als de voorspellingen gebaseerd zijn op onnauwkeurige en bevooroordeelde data, zal dit uiteindelijk leiden tot bevooroordeelde en onwettige policing praktijken.
- Er is bezorgdheid over de bevooroordeelde aard van sommige predictive policing systemen.
o Predictive policing systemen zijn gevoelig voor een runaway feedbackloop, waarbij de politie herhaaldelijk wordt teruggestuurd naar dezelfde buurten ongeacht de werkelijke criminaliteit.
o Ondanks dat het systeem geautomatiseerd is, is er nog steeds behoefte aan menselijke intuïtie bij het ontwikkelen en scoren van de variabelen en parameters.
- Er is bezorgdheid geuit over de publieke transparantie en de sociale en juridische gevolgen.

o De ontwikkeling van software door private actoren schermt algoritmes af van openbaar onderzoek.
o Voorspellingen worden resultaten van een proces dat verborgen zit in een black box, waardoor het moeilijk te begrijpen is voor burgers en beleidsmakers.
De toekomst van predictive policing
- Wetshandhavers moeten pro昀椀teren van de positieve aspecten van predictive policing.
o Geen van de studies beveelt aan om te stoppen met dit moderne politie-initiatief. Ze wijzen eerder op een aantal gebieden die verbetering behoeven, met als belangrijkste de betrouwbaarheid van de gegevens, bias, transparantie en de gevolgen voor de mensenrechten.
- De aanpak van predictive policing moet niet worden gezien als een op zichzelf staande strategie, maar als onderdeel van een alomvattende strategie voor misdaadpreventie.
- Beleidsmakers en politieafdelingen moeten iets doen aan de zorgen die in eerdere empirische onderzoeken naar voren zijn gekomen.
o Er is behoefte aan maatregelen om de ontwikkeling en implementatie van predictive policing transparanter te maken.
o Internal and external mechanisms should be put in place to evaluate predictive policing systems.
- De noodzaak om de ethische en juridische kwesties rondom predictive policing aan te pakken.
o Gegevens voor input in de voorspellende algoritmen moeten worden geëvalueerd op echtheid en nauwkeurigheid.
- Ontwikkelaars van predictive policing software en rechtshandhavers moeten rekening houden met burger- en privacy rechten.

Garland – The Culture of Control
Tekenen van verandering
- Rol van de burgersamenleving en de commercialisering van criminaliteitsbestrijding: Vervaging van de lijn tussen privaat en publiek  private, commerciële bedrijven zijn betrokken bij de software ontwikkelign.

Angstcultuur: Alles wordt als risico bestempeld en gevaarlijke groepen mensen worden buitengesloten. Controle staat centraal.
Dreiging apartheidssysteem: Bepaalde klassen worden als gevaarlijk bestempeld en daarom meer controle op deze groepen. Door bias en discriminatie. Er wordt in ‘probleemwijken’ meer gepatrouilleerd, dus er ontstaat een grotere scheiding tussen groepen die in vrijheid leven en groepen die streng gecontroleerd worden.

Boone – E昀昀ectiviteit van stra昀昀en Recidive risico gebaseerd op algoritmes. RNR model moet worden afgestemd op de dader, dat gebeurt ook aan de hand van data.

Van der Woude – (On)veiligheid en e昀케cacy als stabiel kompas voor het strafrechtelijk criminaliteitsbeleid Het zo vroeg mogelijk herkennen en vervolgens zo lang mogelijk monitoren van potentiële veiligheidsrisico’s is een belangrijke waarborg geworden voor de maatschappelijke veiligheid (risicojustitie). Vooral bescherming van collectieve veiligheid dat ten koste kan gaan van de individuele rechtsbescherming.
Reisgegevens van Nederlanders opslaan om het reisgedrag van Jihadisten te monitoren, deze gegevens kunnen ook met andere Europese landen worden gegeeld.

42
Q

Gastcollege veilig thuis

A

Huiselijk geweld: Geweld dat wordt gepleegd door iemand uit de huiselijke kring. Structureel onveilig patroon met acute momenten.

Aanpak Veiligheid Voorop
Waarom?
- Niet lineair, maar circulair: Partijen niet na elkaar een gezin helpen, maar gelijktijdig.
- Werken over eigen organisatiegrenzen heen
- Informatie en betrokken professionals zo vroeg mogelijk bij elkaar brengen
- Gezamenlijke afweging: Welke maatregelen zijn nodig om voor een veilige situatie te zorgen
- Vroegtijdige samenwerking: Beweging naar de ‘voorkant’

Wat houdt het in?
- Legt een basis voor een betere aanpak van HGKM
- Ontwikkelagenda met landelijke doelstellingen, regionaal maatwerk implementatie en uitvoering
- Aansturing en ontwikkeling ligt bij RNZS
- LNZS coördineert en faciliteert Aanpak Veiligheid Voorop
- Basis: Visie Gefaseerd samen werken aan veiligheid
1. Eerst geweld stoppen (directe veiligheid)
2. Herhaling en escalatie voorkomen (risicogestuurde zorg)

  1. Schade beperken (herstelgerichte zorg)
    - Systeemgericht werken
    o Geweld vanuit bepaalde dynamiek in het gezin en interactie tussen gezinsleden.
    o Problematiek/hulpvraag van individu wordt beschouwd en behandeld in samenhang met problemen van alle andere leden van het gezin/huishouden.
    o Focus op het gehele systeem: Slachto昀昀er én pleger.
    o Integrale, multidisciplinaire aanpak nodig: Straf én zorg.
    - Verbeterslagen in de aanpak van HGKM waar het samenloop zorg-straf betreft.
    o Intensieve samenwerking op 4 belangrijke momenten van afstemmen: 4 verbeteractiviteiten
    o Samen op in Acuut: bij (vermoeden van) acute onveiligheid in crisissituaties
    o Actieoverleg: Bij dreigend gevaar of risico op gevaar, als er geen verdachte is aangehouden.
    o Gezamenlijk aanpak HG door VT en ZSM: Als verdachte is gehoord of aangehouden.
    o Samenwerken bij stra昀戀are KM: Bij vermoeden van of geconstateerd psychisch of lichamelijk letsel bij kinderen.

Ervaringen tot nu toe
- Impactanalyse
o Elkaar sneller vinden en beter gebruik maken van elkaars expertise
o Minder langs elkaar werken, beter op de hoogte van elkaars inzet, meer duidelijkheid over wie aan zet is
o Regionale verschillen
o Verankering vraagt tijd en inspanning  capaciteit
o Zachte samenwerkingsfactoren zijn cruciaal: Goede verbinding en collegialiteit  Kost tijd
o Informatiedeling is randvoorwaarde
- Betere afweging en afstemming straf/zorg
- Betere duiding van onveiligheid
- Sneller de juiste hulp inzetten
- Best practices worden gedeeld
- Voornaamste knelpunt op dit moment: Druk op verankering in de praktijk gebrek aan capaciteit
- Samen op in Acuut: betere veiligheidsbeoordelingen, minder late meldingen, toename van alertheid op
signalen, beter acceptatie van hulp door betrokkenen
- Actieoverleg: Betere kwaliteit en versterking van de samenwerking tussen professionals. Heeft ook buiten Actieoverleg positieve invloed op de samenwerking.
- VT en ZSM: Inhoud wordt verrijkt en er is sprake van een betere afdoening. Meer aandacht voor HG op ZSM

  • Stra昀戀are KM: Vanuit een completer beeld wordt een betere afweging tussen straf en zorg gemaakt.
43
Q

Gastcollege Ai en ethiek

A

Veel waarde aan publiek vertrouwen; wat wil de samenleving?

In fysieke wereld eerst dader pakken, dan berechten etc
In digitale wereld eerst erkenning voor slachto昀昀erschap, dan schadevergoeding. Niet per se dat de dader wordt gepakt.
Ethiek heeft bij de politie voornamelijk betrekking op veiligheid.

Wat doen we met AI?
- Gebruikersperspectief: Gaat de frontline het gebruiken
- Strategisch perspectief: Bereik je je doelen er mee
- Planmatig perspectief: Binnen 1 jaar opgeleverd, omdat digitale technologie zich snel ontwikkeld
- Kosten-baten perspectief: Gebruik van overheidsgeld
- Technisch perspectief: Is het te maken
- Juridisch/ethisch perspectief: Mag het en moeten we het willen?  Nog vrijwel geen wetgeving wat betreft verantwoord AI.

Biometrie: Bijvoorbeeld facial recognition, facescans
- Extreem speci昀椀ek en herleidbaar richting een persoon

Drie algoritmen:
1. Gericht op of iemand een dader wordt (ProKid)
2. Gericht op slachto昀昀ers (ProVict)
3. Gericht op of er een stra昀戀aar feit gaat komen (CAS)

CAS
CAS ontvangt data van alle datasystemen van de politie. Deze informatie wordt aangevuld met gegevens van o.a. CBS. Hieruit volgen algoritmen die patronen herkennen. Voorspellingen in rasters op kaart.
Er kan een bias in de data zitten. Self ful昀椀lling prophecy kan je niet voorkomen. Veel shifts
Niet meer kijken naar bijvoorbeeld alleen uitbuiter/dealer, maar ook naar de afnemer.
BAEsic
4 beginselen:
1. Respect voor de menselijke autonomie
2. Preventie van schade
3. Rechtvaardigheid

  1. Verantwoording
    - Onderliggend beginsel: Respect voor menselijke waardigheid

Transparant: Uitlegbaar
Technische robuustheid en veiligheid: Model moet betrouwbaar en accuraat zijn Diversiteit, non-discriminatie en rechtvaardigheid
Verantwoording
Privacy en datagovernance
Menselijke toezicht en menselijk controle Maatschappelijk en milieuwelzijn

ProKid
Veel risicofactoren/indicatoren werken op elkaar in en versterken elkaar. Docu: Mothers

ProVict
Veel mensen willen juist niet weten dat ze gevaar lopen/slachto昀昀er kunnen worden. Veiligheidsgevoel wordt minder.

AI Ethiek binnen de politie
- Mens centraal: Controleerbaar door mens, toezicht erop (op proces in ieder geval)
- Proportionaliteit en subsidiariteit
- Begeleidings-ethiektafels met mensen op wie een AI tool impact heeft
- Waardenkaart
- Ethische vereisten
- Multidisciplinair

Vraagstukken
- De昀椀nities zijn oud
- Transparantie: Heel veel is ook con昀椀dentieel
- Wanneer predictive policing en wanneer pre-crime?
- Wel juridisch verantwoord, maar niet ethisch, of andersom?

44
Q

Hoorcollege 1.1

A

Penologische klassiekers
- Durkheim: Manier van stra昀昀en weerspiegelt ontwikkeling maatschappij.
- Weber: Rationalisering van de straf.
o Bureaucratisering is iets positief
- Elias: Van Fremdzwang naar Selbstzwang impliceert civilisering van de straf.
o De manier waarop we stra昀昀en loopt parallel met ons idee over de beschaving.
o Afscha昀케ng van lijfstra昀昀en en doodstra昀昀en.
- Foucault: Geen humanisering maar doel-verschuiving straf.
o Andere kijk op de functie van de gevangenis; meer controle over ‘lagere klasse’.

Émile Durkheim
Betekenis van straf primair voor de maatschappij, niet voor de delinquent
- Door te stra昀昀en laten we zien waar de grens ligt.
= Collectief geweten (conscience collective): Vaststelling goed en kwaad.
o Uitgedrukt in de straf: Laten zien dat we iets erg vinden.
o Versterkt door bestra昀케ng: Bevestigt de norm.
→ Strafrecht is een manier om de normen en waarden te institutionaliseren.

Poenale evolutie volgens Durkheim
- Geringere verkiesbaarheid (lesser eligibility): Condities in de gevangenis moeten altijd iets slechter zijn dan in de samenleving.
o Het was al zwaar om in de vrije wereld te overleven, dus het moest niet aantrekkelijk worden om naar de gevangenis gaan en daar een dak boven het hoofd te hebben.
o Iemand moet na zijn straf wel weer in de samenleving kunnen terugtreden zonder functioneringsproblemen.
- Opkomst gevangenis omdat ‘vrije tijd’ na industriële revolutie centraler staat dan lichaamskracht: Stra昀昀en van de geest.
o Vrije tijd als middel om te stra昀昀en; iemand anders bepaalt wat je doet met je tijd.
o Lijfstra昀昀en zijn minder zinvol, omdat het lijf minder centraal staat in het ‘arbeidsproces’.
- Daarnaast: Paradox utiliteit straf op hoger niveau: Niet ten aanzien van de dader, maar de maatschappij.
o Heeft stra昀昀en nut? Wat is het nut van stra昀昀en?
o Voor de samenleving is stra昀昀en nuttig, want zonder straf weten we niet wat goed en kwaad is.

Waarom is Durkheim weer relevant?
- ‘Irrationele’ kant van straf te weinig aandacht voor rationalisering van stra昀昀en.
- Normbevestiging probleem in seculiere, technische samenleving: Gaat niet meer om goed en kwaad, maar om de vraag of de juiste procedure is gevolgd. Leidt tot onbegrip bij bevolking.
o Te weinig over de rationaliteit van stra昀昀en en te veel over of de juiste procedure is gevolgd.
- Ook nu verandert manier van stra昀昀en: Ander soort samenleving?
o We leven nu in een dienstensamenleving met een brede arbeidsmarkt.
o Gevangenis is enorm duur, dus er zit ook een economisch component aan de manier van stra昀昀en.

David Garland’s penologische theorie
Garland’s idee van cultural agency
Garland (1990) integreert in Punishment and Modern Society:
- Durkheim – Normbevestiging
- Weber – Vertehen en rationalisering
- Elias – Uitgewerkt door Franke en Spierenurg
- Foucault – Panoptische samenleving

Centrale boodschap: Bestra昀케ng (penalty) draagt boodschap uit en geeft betekenis aan normen.

Het belang van Foucault hierbij
- Surveiller et Punir (1975): Discipline, toezicht en straf
- Drie historische fasen
1. Tortuur: Bestra昀케ng van het lichaam
o Overheid was niet sterk genoeg om iedereen te bereiken. De straf moest zo erg afschrikken dat niemand dit nog doet.
2. Hervorming: Bestra昀케ng van de geest
o Vanuit religieus oogpunt. Oorsprong van de gevangenis is het eenzaam opgesloten worden met de Bijbel.
3. Discipline: Productie van volgzame burgers
o Niet meer hoogstaande idealen, zoals het beter maken van de mens. Daarvoor is in de plaats gekomen dat iedereen zijn plaats moet kennen en doen wat ze vertelt wordt.
Centrale ideeën Foucault
- ‘Grote opsluitingsgolf’ gaat gepaard met rationalisering van straf.
- Strikte verdeling ruimte en tijd als middel tot disciplinering: Straf ‘produceert’ volgzame mensen.
o Hoe ziet Foucault de rationalisering: De gevangenis wordt ingedeeld volgens strakke tijd en ruimteschema’s. Tijd en ruimte zijn middelen om te disciplineren. De hele dag wordt gepland en je hebt er zelf niks ver te vertellen. Ook al je activiteiten hebben een vaste plaats waar ze zich moeten afspelen.
o Voorspelbaarheid van de dag wordt gecreëerd door een strakke bepaling van tijd en ruimte.
- Samenleving zelf gaat steeds meer lijken op een gevangenis.
o We reproduceren allerlei disciplineringsmechanismen (bijvoorbeeld naar een college gaan, maar ook bij de belastingdienst).
o Preventie en repressie loopt tegenwoordig steeds meer door elkaar.

Elias-these: Herman Franke
Gaat meer over wat we als samenleving afpreken wat beschaafd gedrag is. Niet expliciet afgesproken.
- Penologisch beschavingso昀昀ensief vanaf 1789:
o Minder mensen opgesloten
o Minder externe dwang
o Meer zelfdwang; je hebt geen externe dwang meer nodig, omdat je het geïnternaliseerd hebt.
▪ Je moet zelf meedoen aan de executie van de straf om een betere leefsituatie krijgen. Door goed gedrag kom je in een beter regime.
- Afnemende moralisering, toenemende rationalisering
o Zedenkundig Handboek 1828
▪ Gevangenis was vooral een religieuze onderneming. Tijd van de oprichting van de Reclassering: Zedenkundig genootschap.
▪ Dominee en koopman als pijlers voor de reclassering.
o Bajesboek 1982
▪ Gedetineerden als rechtssubjecten met rechten.
Neo-Durkheimiaan Hans Boutellier versus Eliasiaan Herman Franke Kernvraag: Wat verstaan beiden onder beschaving?
- Franke: Fatsoenlijk omgaan met ‘buitenstaanders’, dus ook met de mensen die iets verkeerds gedaan hebben.
o Er is een emancipatie geweest van de gedetineerde.
- Boutellier: Bieden van adequate bescherming voor de burger.
o Niet alleen ogen voor de kwetsbare dader, maar ook voor de kwetsbare slachto昀昀ers.
o Er is een emancipatie geweest van het slachto昀昀er (denk aan spreekrecht, slachto昀昀erhulp etc.).
! Wie slachto昀昀er is staat niet duidelijk in de wet geregeld, wie verdachte is wel. De boze burger voelt zich een slachto昀昀er, en is degene die geëmancipeerd is. Maar wat moeten we daarmee in strafrechtelijke en criminologische zin. Het idee van slachto昀昀er is enorm opgerekt.

Kern straf volgens Garland:
- ‘Depiction of social authority’: Vaststellen hoe de maatschappelijke verhoudingen liggen
- Gevangenis ontleent betekenis niet aan nuttig e昀昀ect op criminaliteit, maar aan boodschap die zij uitzendt.
- Heropleving vergeldingsdenken vanwege teleurstelling over utilitaire doelen.
o Uiteindelijk is het vergeldingsdenken teruggekomen omdat de rationele doelen van mensen geresocialiseerd in de samenleving te laten komen zijn mislukt. Dan blijft er over dat we weer terug moeten naar vergelding.
Van gevangenis naar maatschappij
Beweging van politiek naar bestuur: Ook hier wees Foucault al op: Idee gouvernementalité
1. ‘Dispersal of social control’ (Cohen, 19979): Sancties steeds meer in de samenleving ten uitvoer gelegd.
o Panoptische systemen worden overal in de samenleving teruggevonden.
2. Van Panopticon tot Disneyworld: Geen dwang vanuit centraal punt, maar drang vanuit vele kanten (Shearing & Stenning, 1984).
o Je gaat niet mensen stra昀昀en, maar mensen nudgen.
o In Disneyworld zorgen de werknemers op een vriendelijke manier dat mensen zich netjes gedragen. De omgeving is zo ingericht dat het moeilijk wordt om je niet aan de regels te houden (bijvoorbeeld looproutes etc.).
3. Van schuld naar risico (Feeley & Simon, 1992).
o We denken niet meer in termen van schuld, maar meer in termen van risico. Een risico dat er iets slechts gebeurt. Daarom steeds meer voorzorgsmaatregelen.
o Om te begrijpen hoe we stra昀昀en.
o We komen er niet met het traditionele strafrecht; er worden voorzorgsmaatregelen genomen om het risico tegen te gaan.
Stanley Cohen 1979
- ‘The Punitive City’ bouwt voort op laatste hoofdstuk Foucault’s Surveiller et Punir – over de ‘carcerale samenleving’
- Dispersal of social control: Doorwerking van beheersingsmechanismen in de samenleving.
- Netwidening: Steeds meer soorten sancties, waardoor ook een grotere groep onder overheidscontrole komt.
- Mesh-thinning: Door kleinere mazen worden er meer kleine ’visjes’ gevangen.

Stanley Cohen’s onderscheid social control
1. Formele en informele sociale controle
o Afhankelijk van de procedure vastlegging van het soort ingrijpen.
2. Publieke en particuliere sociale controle
o Afhankelijk van het feit of zij wordt uitgeoefend door de overheid of door burgers of particuliere instellingen.
3. Reactieve en proactieve sociale controle
o Afhankelijk van de vraag of zij achteraf of vooraf plaatsvindt.
4. Expliciete en impliciete sociale controle
o Afhankelijk van de vraag of zij wordt afgedwongen of dat het om gedragsbeïnvloeding door middel van overtuiging gaat.
5. Buitensluitende en binnensluitende sociale controle
o Afhankelijk van de vraag of de gedragsbeïnvloeding plaatsvindt door de ‘deviant’ buiten de maatschappelijke orde te plaatsen of juist door op assimilatie gerichte maatregelen.
6. Sociale controle in de openbare ruimte of in de privésfeer.

Discipline à la Disney World
- Panopticon: Bentham’s ‘ideale’ gevangenis, zien zonder gezien te worden.
- Panoptische samenleving: Foucault’s idee dat de staat alles in de gaten houdt.

  • Disney World als metafoor: Shearing & Stenning’s idee van aanwezige sociale controle niet meer vanuit een centraal punt.

Disney orde van sociale controle
- Sociale controle in attractiepark is zeer e昀케ciënt en e昀昀ectief: Model ook gebruikt voor organisatie samenleving.
- Gericht op vriendelijke overreding (nudging) en ‘designing out crime’ (het moeilijk maken om regels te overtreden).
- Dwang altijd dicht onder de oppervlakte.
- Privatisering sociale controle.
o Private security, private policing, etc.

Van schuld naar risico
- Feeley & Simon: Actuarial justice naar analogie verzekeringsbedrijf
o Stra昀昀en is een berekening geworden van kosten en baten ten opzichte van het overheidsapparaat.
- Risicotaxatie: Statistische logica (risicogroepen, -situaties en -plaatsen).
- Vroegtijdige interventie (constructie verdenking op grond van risicoanalyse).
- Metafoor visserij: Van sleepnet tot sonar.

45
Q

Hoorcollege 1.2

A

Trends in veiligheidsbeleid
- Belangrijke trends die Garland, Cohen en Freeley & Simon beschrijven:
o Resocialisatie als doel  risico/recidivebeperking als doel
o Slachto昀昀errechten en belangen meer centraal
o E昀케ciëntere inzet van middelen/responsabilisering
- Hoe zien we die terug in het Nederlands Veiligheidsbeleid?
o In de wijze van berechting en bestra昀케ng
o Via preventie aan de voorkant

Waarom stra昀昀en we? Consequentiële/utilitaristische benadering Voorkomen (=veiligheid):
- Afschrikking (speci昀椀ek/general)
- Re-integratie (recosialisatie)
- Uitschakeling
- Normen bevestigen of stellen

Retributieve benadering Herstellen:
- Vergelding
- Schadeherstel

Proportionaliteit: Straf staat in verhouding met het delict.
Subsidiair: Er is geen betere, minder ingrijpende straf mogelijk.

Belangrijke Strafrechtelijke interventies in Nederland
- (Hoofd)stra昀昀en
- Voorwaardelijke veroordelingen (VV/VI)
- Maatregelen
o Stra昀昀en voor mensen die wel een delict hebben gepleegd, maar niet schuldig bevonden kunnen worden wegens ontoerekeningsvatbaarheid etc.

  • Bijkomende stra昀昀en
  • Nazorg

Stra昀昀en: Uitschakeling / afschrikking / vergelding / normbevestiging / re-integratie / schadevergoeding

Voorwaarden (vaak met Toezicht eventueel met EM)
- Algemene voorwaarde: Geen recidive
- Bijzondere voorwaarden:
o Herstellende voorwaarden (vergoeding of herstel schade)
o Vrijheidsbeperkende voorwaarden (contactverbod, locatiever/gebod, meldplicht)
- Gedragsveranderende voorwaarden (drugs/alcohol verbod, opname in zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen, deelname gedragsinterventie).

Maatregelen
- Vermogensmaatregelen
o Onttrekking aan het verkeer (van voorwerpen)
o Ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel
o Schadevergoeding slachto昀昀er
- Vrijheidsontnemende maatregelplaatsing in psychiatrisch ziekenhuis
o Terbeschikking stelling (TBS)
o Plaatsing in instelling stelselmatige dader (ISD)
o Jeugd: PIJ en GBM
o Recent vrijheidsbeperkend: Gedragsaanwijzing OvJ

Bijkomende stra昀昀en
- Openbaarmaking rechtelijke uitspraak
- Ontzetting uit bepaalde rechten (ambt/beroep)
- Verbeurdverklaring (verlies eigendomsrecht)
- Ontzegging rijbevoegdheid

E昀케cëntieproblemen en afstemmingsproblemen omdat er bij alle verschillende soorten stra昀昀en verschillende actoren meespelen met verschillende doelen.

Rol van ‘penal welfare professionals’ in strafrecht
- Twee gedragsdeskundigen voor TBS en PIJ advies
- Advisering door reclasseringswerkers
- Begeleiding en toezicht door reclasseringswerkers
- Veel bijzondere voorwaarden uitgevoerd in zorg (klinisch of ambulant)
o Hebben een geheimhoudplicht, mogen niet alles melden bij reclassering.

Ontwikkelingen bestuurlijke maatregelen
Vroeger Overzichtelijk:
- Misdrijven in Wetboek van Strafrecht
- Bevoegdheden en sancties in Wetboek van Strafvordering
- Administratieve boetes via het strafrecht of via 昀椀scaal recht

Recente ontwikkelingen
- Opmars bestuurlijke overheden en private partijen
o Meer bevoegdheden en sanctiemogelijkheden
o Meer toezichtinstanties
▪ Instanties opgericht die kunnen stra昀昀en zonder dat daar een rechter aan te pas komt; Douane,
FIOD, Keuringsdienst, Belastingdienst
o Responsibilisering; reactie op het handhavingstekort

  • Verbestuurlijking van de strafrechtelijke overheid
    o Met name bij het OM
  • Terugtrekkende beweging corrigerende rol rechtspraak (‘bescherming tegen de staat neemt af’).

Perspectief verschuiving
Strafrechtelijke maatregel Bestuurlijke maatregel
Strafrechter legt op Rechter als beroepsinstantie
Zwijgrecht/onschuldig tenzij Initiatief onschuld bij ‘pleger’
Normatief Instrumenteel (doelmatig)
Achteruit kijken Toekomstgericht
Bestuurlijke maatregelen
Steeds meer bestuursrecht in de handhaving

Malsch, 2018
Terugtrekkende beweging corrigerende rol rechtspraak
- Normvervaging bij politie en OM
- Onjuiste rechtelijke beslissingen
- Verlies legitimiteit?

Ook (Niet in Malsch):
- Een copingstrategie complexe werkelijkheid (schaarste, complexiteit, mondige en veeleisende burgers).
- De wereld van ‘street level bureaucrats’.

De rol van het OM
Wet op de rechtelijke organisatie (art. 124-144)
- De o昀케cier van Justitie is onderdeel van de rechtelijke macht, de o昀케cier is rechterlijk ambtenaar en dus op zaaksniveau onafhankelijk.
- Op beleidsniveau valt OM onder uitvoerende macht en dus onder het gezag van de minister.

Het OM in de strafrechtketen

Verbestuurlijking strafrecht: ZSM
ZSM een stukje geschiedenis
- Start ontwikkeling 2011 en pilotfase OM, politie
- 2012-2013 landelijke uitrol werkwijze en aansluiting 3RO, SHN & RvdK
- Totstandkoming werkenderwijs (organisch evoluerend/bottom up)
- Kernprincipes:
o Parallel werken in plaats van volg tijdelijk
o Samen werken op 1 werkvloer

o Doorwerken buiten kantooruren
o Regie door OvJ
- 2016 einde ketenprogramma en start ZSM werkwijze als onderdeel primaire proces en lijnverantwoordelijkheid in de organisaties.
- Anno 2018 stroom 70% van alle strafzaken op ZSM in.
- 2017 VVE-ZSM opgericht (vereniging van eigenaren ZSM)

Evaluatie ZSM, Simon et al., 2016: Snel, Betekenisvol, Zorgvuldig
- Professionals die ZSM dagelijks vormgeven zijn zeer positief.
- Ketensamenwerking zeer positief ervaren: Niemand wil situatie van voor ZSM.
- Verschillende perspectieven zeer waardevol.
- Snelheid was zeker in het begin dominant ten koste van zorgvuldigheid  Kritiek uit praktijk, strafrechtadvocaten en wetenschap.
- Daarna meer aandacht voor Betekenisvol en Zorgvuldig.

Spanningsveld Betekenisvol Betekenis vol is:
“Maatwerk bezien vanuit slachto昀昀er, dader, maatschappij en medewerker”. “Strafzaken die op een voor de maatschappij ‘herkenbare’ wijze worden afgedaan”.

Maar:
Maatwerk zoals bijvoorbeeld buiten justitieel afdoen (Assumptie: Resocialiserend voor dader) is voor de maatschappij niet altijd herkenbaar.

Zorgvuldigheid
- Eisen rechtsstatelijkheid
o Recht op rechtsbijstand
o Wettelijke eisen bij stra昀戀eschikking
- Kanttekeningen vanuit Strafrecht op ZSM in verband met balans Snel en Zorgvuldig.
o Snel afdoen of routeren gaat vaak niet samen met verlenen rechtsbijstand.
o Zorgen over kwaliteit stra昀戀eschikking.
→ Wijzigingen werkwijze per 1/10/2015
→ Sinds najaar 2019 rechtsbijstand in ZSM zaken geregeld (op papier).

Evaluatie ZSM: Snel, Betekenisvol, Zorgvuldig
- Veel voorwaarden voor goede samenwerking nog niet gerealiseerd.
o Onduidelijkheid over selectie van zaken.
o Grote variëteit aan zaken en ontbreken indeling van bijbehorende werkwijzen.
o Regionale verschillen.
- Problematische informatieverstrekking en voorziening/ICT.
- Noodzakelijke Snelheid staat werkelijk sparren in de weg.
- Verschillende 昀椀nanciering en prestatienormen partners.
- Aansluiting advocatuur en rechtspraak belangrijk, maar deels gerealiseerd:
o Snelheid maakt betekenisvol afdoen door rechter beter mogelijk.
o Door snelheid ook veel incomplete dossiers naar de rechter wat zorgt voor vertraging of erger.
o Advocatuur belangrijke aandrager om rol te spelen bij afdoening.
o Krijgen te weinig informatie om rol te spelen bij afdoening.
- Persoon (OvJ) die regie heeft is sterk bepalend voor de kwaliteit.

Conclusie ZSM, Simon et al., 2016
- Evaluatie in het algemeen positief
- Aandacht van ‘Snel’ nu ook verschoven naar ‘Betekenisvol’ en ‘Zorgvuldig’.
- Blijvende aandacht nodig voor balans tussen de drie.
- Speciale aandacht voor zorgvuldigheid en rechtsbijstand.

  • Grote zorgen om capaciteitsproblemen.
  • Slotopmerkingen:
    o Toenemend aantal ‘niet-vastzaken’ maken snel afhandelen moeilijker.
    o Schijnbaar eenvoudige zaken krijgen in context ‘Betekenisvol’ meer aandacht dan ze eerder zouden krijgen (Net widening?).
    o Bottom up gestuurde proces is niet meer afdoende.
46
Q

Hoorcollege 2.1

A

Doel internationale vergelijkingen
- Beter zicht op waar je zelf staat.
- Laat mechanismen die hoogte detentiecijfer bepalen (per 100.000 bevolking) goed zien.
o Genomen als de maatstaf om punitiviteit te vergelijken.
o De hoogte van het detentiecijfer is vooral een ‘spiegel’ van hoe de samenleving is ingedeeld, en veel minder van de hoeveelheid criminaliteit.
- Venster op de wereld.

VS sinds eind jaren 70 ver bovenaan
Strenger stra昀昀en begon pas half jaren ’70. Hier zie je duidelijk de e昀昀ecten van het ontmantelen van de verzorgingsstaat. De ontmanteling van het sociale netwerk. Mensen zijn ‘vreemden’ van elkaar, er is meer angst. Schoolsysteem is van een laag niveau. Overheidsuitgaven in de sociale sector gaan permanent naar beneden. De uitgaven voor politie, justitie en gevangeniswezen blijven stijgen. Mensen hebben niets meer te verliezen.
→ American exceptionalism.

Afrika betrekkelijk lage detentiecijfers
Er is een hoog dark number en geen goed functionerend overheidssysteem; corruptie. Er is ook geen geld voor gevangenissen.
Er is een bepaald welvaartsniveau nodig om überhaupt gevangenissen te bouwen en onderhouden.

Zuidoost Azië versus Ex-Sovjet republieken
Hele verschillende soorten beleid. India is een democratie, China niet en Rusland nog veel minder. Een heel autoritair geregeerd land heeft altijd hoge detentiecijfer en democratieën juist lagere.
Ook hier is te zien dat rijkere landen hogere cijfers hebben.

Binnen Europa: Oost versus West
Alle landen die tot de val van de Sovjet Unie tot het Warschaupact behoorden hebben hoge detentiecijfers.
Er is nog steeds sprake van een ‘autoritaire erfenis’, waar ze nog niet van af komen.
De totalitaire geschiedenis van de Sovjet Unie-tijd, gekoppeld aan een nationalistisch populisme (conservatief nationalistisch geregeerd).

Verklaring Oost-Europese detentiecijfers
- Totalitaire geschiedenis gekoppeld aan ‘nieuw’ nationalistisch populisme (Orbán of Kaczynski/Morawiezki; Polen).
- Electoraal belang ‘harde hand’ groot.
o Kiezer hoort graag dat er harder gestraft wordt; ze hebben vaak zelf toch al een afstand van de gevangenis en hebben er te weinig direct mee te maken om zich er een voorstelling van te maken. Daardoor kunnen mensen er makkelijker ongenuanceerde standpunten aannemen.

  • Speci昀椀ek gericht op de nationale zondebok; ‘Zigeuners’ (Roma, Sinti), in toenemende mate Oekraïners.
  • Wantrouwen in de overheid.
    o Daardoor ook een roep om strenger stra昀昀en. Als je wel vertrouwen hebt, zou je eerder verlangen naar bijvoorbeeld bouwen van scholen.
  • Geen sterk mensenrechtendiscours als tegenwicht, zoals in veel andere posttotalitaire landen (wederom Hongarije en Polen meest in het oog springende voorbeelden).

Waar kent men de doodstraf nog?

Ondanks laag detentiecijfer, kunnen er nog steeds hoge cijfers van doodstraf zijn, wat wel duidt op punitiviteit.

VS ook hier een uitzondering

Wat zeggen detentiecijfers over punitiviteit?
- Laagste cijfers per 100.000 in Congo (22), Nauro (23), Burkina Faso (23) en Nepal (26), met Irka (35) in de lagere regionen.
o Allemaal landen met een slecht functionerende overheid.
- Lage detentiecijfers maar wel de doodstraf?
- In Europa: Faeroër Eilanden (15), IJsland (61), Bosnië (61) en Kosovo (63).
- ‘Niet punitieve’ samenlevingen zijn of erg klein en geïsoleerd of het is onwaarschijnlijk dat het een vreedzame samenleving weerspiegelt.

Is ‘punitiviteit’ dus een mythe?
Ja, zegt Roger Matthews in Theoretical Criminology, 2005:
- Slecht geoperationaliseerd begrip.
- Te eendimensionaal: Er zijn altijd tegenstrijdige ontwikkelingen; punitieve en non-punitieve ontwikkelingen vinden tegelijkertijd plaats.
- Publieke opinie over straf te eenvoudig weggezet als ‘penal populism’, terwijl de visie van de professionele elites te axiomatisch voor juist wordt gehouden.
- Detentiecijfers zijn geen goede indicator voor punitiviteit.

Heeft hij gelijk?
- Matthews gaat niet in op de literatuur waarin een empirische operationalisering van punitiviteit wordt gegeven, bijvoorbeeld ICVS, Lappi Seppälä.
- Uitzonderingen bevestigen de regel.
- Er is wel degelijk steun voor het idee dat emoties een (te) grote rol in het hedendaagse politieke debat spelen, zie ook Garland’s The Culture of control.
o Emotie gaat meestal boven feiten en data.

  • Detentiecijfers correleren meestal vrij aardig met andere indicatoren van punitiviteit.

Ergo:
- In volwassen democratieën van een zekere omvang, lijkt het toch wel wat te zeggen.
- Hoge detentiecijfers lijken helemaal een aardige indicator van punitiviteit.
- Lappi-Seppälä: Hoog detentiecijfer correspondeert meestal met andere mogelijke indicatoren van punitiviteit.

Wat verstaan we onder punitiviteit?
- ICVS-de昀椀nitie: Wat op te leggen bij inbraak?
- Pratt: Combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve elementen.
- Straf als ‘automatische’ eerste reactie op criminaliteit.
o Niet als ultimum remedium. We zijn erg geneigd om meteen te stra昀昀en.
- Expressieve waarde van straf wordt beklemtoond.
o “Dat zal ze leren” (just deserts).
- Straf met vooral onplezierig zijn.
- Selectieve bestra昀케ng ‘risicogroepen’ (selective incapacitation).
o Onschadelijkmaking.
o In Nederland bijvoorbeeld speciale bestra昀케ng van recidivisten: ISD-maatregel. Strenger regime tegen terrorisme.
Belangrijkste correlatie: Type samenleving
(Van hoog naar laag detentiecijfer)
1. Neo-liberale samenlevingen met kleine (verzorgings-)staat: VS.
2. Samenlevingen in transitie na autoritair regime: Rusland, Oost Europa, Zuid Afrika.
3. Neo-liberale landen met ‘afgeslankte’ verzorgingsstaat: Engeland
4. Corporatistische landen met verzorgingsstaat: Duitsland, Nederland, Japan.
5. Sociaaldemocratiën: Scandinavische landen.

Relatie detentie- en criminaliteitscijfers onduidelijk
Polen:
- Lage geregistreerde criminaliteit, hoge detentiecijfers.
Nederland:
- Afnemende detentiecijfers bij licht stijgende geregistreerde criminaliteit (’70).
- Langzaam toenemende detentiecijfers bij zeer sterk stijgende geregistreerde criminaliteit (’80).
- Enorme toename detentie bij stabiliserende criminaliteit (‘02-‘05).
- Afname detentie bij redelijk stabiele criminaliteitscijfers (vanaf ’05).

Detentiecijfers worden dus niet door de hoogte van de criminaliteit veroorzaakt!

Sterke correlatie detentie en angst voor criminaliteit
Criminaliteit zelf kan stabiel zijn, maar de angst voor criminaliteit kan toenemen. Detentie is dus ook een heel emotioneel proces; angsten reguleren.

Over het algemeen geldt dat een hoge angst voor criminaliteit correleert met een hoog detentiecijfer.

Sterke correlatie hoogte stra昀昀en en detentiecijfers
Het beslag dat iemand legt op de gevangeniscapaciteit wordt groter naarmate de straf langer duurt. Als de stra昀昀en worden verhoogd zullen veel meer mensen op hetzelfde moment in de gevangenis zitten, waardoor er meer gevangenissen moeten komen.

Sterke correlatie detentiecijfers en vertrouwen in rechtssysteem
Als mensen het rechtssysteem niet vertrouwen, zijn ze voor meer stra昀昀en. Als mensen het rechtssysteem wel vertrouwen, vertrouwen ze dat er ook andere middelen zijn waarmee de overheid de samenleving kan handhaven.

Vertrouwen in instituties als de overheid en de wetenschap is erg centraal.

Nederland 1975-2005: Jaren van expansie
- Van laagste detentiecijfers naar top 3 West Europa (na VK en Spanje).
- Meer dan 7 keer meer mensen achter de tralies: Van 18 per 100.000 in 1975 tot 134 in 2005.
- Enorme uitbreiding van:
o Taakstra昀昀en
o Andere sancties en maatregelen
o Steeds repressievere preventiemaatregelen
→ Door een aantal factoren die de angst voor criminaliteit hebben aangewakkerd.

Detentiebeleid vanaf midden jaren’80
- ‘Bescherming van de samenleving’ wordt centraal strafdoel, resocialisatie raakt meer op de achtergrond.
- Taakstra昀昀en niet langer bedoeld als alternatief voor de vrijheidsstraf, maar als zelfstandige straf, met punitieve elementen.
- Streng en sober als politiek discours; ‘denial’.
- Bedrijfsmatig denken (managerialism), risicotaxatie (actuarialism) en ‘evidence based’ beleid (what works?) als ‘adaptive strategies’.
- Onderscheid preventie-bestra昀케ng vervaagt: ‘prepressie’.
o Repressie verkleedt met preventie en preventie verkleedt met punitieve aspecten.
o Preventie is punitiever en straf is preventiever.

Afname detentiecijfers 2005
- Cellenoverschot: Tilburg werd verhuurd aan België, Norgerhaven aan Noorwegen (nu niet meer).
- Afname vooral bij TBS passanten, vreemdelingen bewaring en jeugddetentie.
1. Minder klinieken gebouwd: wachttijden om in de kliniek te komen.
2. Verdachten kregen steeds vaker het advies niet mee te werken aan psychische observaties; zou levenslang kunnen duren.
- Afname criminaliteit… moeilijk verband.
o Nog wel sprake van net widening dan?
- Meer met taakstraf afgedaan… idem.
- Foutieve prognoses benodigde cellen op grond van politieke druk.
- Rol rechters: Vooral afname lage stra昀昀en en percentage afgestraften.

Afnemende criminaliteitscijfer
- Wanneer we concluderen dat criminaliteitscijfers een geringe relatie hadden op de toename van het aantal gevangenisstra昀昀en, waarom zouden e dan wel een relatie hebben met afnemende detentiecijfers?
- De criminaliteitscijfers nemen af in (vrijwel) de gehele Westerse wereld, maar lang niet overal dalen de detentiecijfers.

  • In Nederland speelt vooral een rol:
    o Afname ernstige geweldsdelicten
    o E昀昀ect preventiemaatregelen
    o Sterke afname aantal harddrugsverslaafden
    o Afgenomen waarde gestolen goederen
    o Afnemend aantal jongeren

Andere mogelijke factoren
- Minder voorlopige hechtenis voor geringe delicten.
- Minder onvoorwaardelijke gevangenisstra昀昀en voor vermogensdelicten.
- Minder TBS-passanten, zowel vanwege capaciteit als minder opleggingen.
- Verplaatsing criminaliteit van de straat naar het internet; nog geringere pakkans.
- Met eerste economische crisis en daarna vluchtelingencrisis speelt criminaliteit een geringe rol in verkiezingscampagnes.
- Media-aandacht meer op falen justitie (Teeven-deal, gerechtelijke dwalingen, verkeerde planning celcapaciteit, etc.) en minder op criminaliteit als zodanig.

We weten wel steeds meer over deze mogelijke verklaringen, maar nog steeds niet volledig onderzocht… zo dat al mogelijk is.

Is Nederland vanaf 2005 minder punitief geworden?
- Afname detentiecijfers na 30 jaar toename.
- Meer sancties in de samenleving: Prepressie, punitive city, surveillance maatschappij.
- Nieuwe interpretatie resocialisatiebeginsel op basis van levensloop-criminologische inzichten, vooral ten aanzien van relatief ongevaarlijke, witte gedetineerden.
- Sterke symboolmaatregelen, zoals terroristenvleugels, terwijl Nederland nauwelijks terroristische aanslagen had.
- Debat over privatisering in vergelijk met bijvoorbeeld Engeland gering, maar blijft terugkomen.

Conclusie
- Punitiviteit heeft een andere vorm gekregen.
- Als we alleen naar de detentiecapaciteit kijken, dan is de punitiviteit afgenomen, maar als we alle sancties (en het publieke debat daarover) samennemen niet.
- Soberheid en veiligheid blijven het dominante beleidsuitgangspunt.
- Een illusieloos pragmatisme domineert op het politieke niveau, terwijl praktijkmensen hun best blijven doen om mensen voor te bereiden op hun terugkeer in de samenleving.
- De surveillance samenleving zelf begint inderdaad steeds meer op een gevangenis te lijken

47
Q

Hoorcollege 2.2

A

Noorwegen
Meer gericht op resocialisatie en re-integratie.
Ze worden behandeld met respect. Ze hebben meer skills als ze terugkeren, omdat ze ook leren in de gevangenis. Ze kunnen werken in de gevangenis.

Polen
Sober regime; alles wordt bestraft. Hele strenge regels en controle. Aan d ebeloning zit ook weer een controle vast.

Ontwikkelingen in Nederland
2011 – Programma ‘Modernisering gevangeniswezen’
Eigen verantwoordelijkheid nemen door gedetineerden als belangrijke voorwaarde voor resocialisatie, stra昀昀en van onverantwoordelijk gedrag is een belangrijk middel  ‘promoveren en degraderen’.
2018 – Visiedocument: Recht doen, kansen bieden. Naar e昀昀ectievere gevangenisstraf. Drie uitgangspunten:

  1. Straf is straf.
  2. Gedrag telt.
  3. Werken aan een veilige terugkeer.

2020 – Beoordelingskader ‘Wijziging Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerd’
- Stoplichtmodel wordt zwart-wit systeem (gewenst/ongewenst gedrag).
- Categorie ‘ontoelaatbaar gedrag’ geïntroduceerd.
- Rapportages en het multidisciplinair overleg worden veelbetekenend. 1 juli 2021 – Wet stra昀昀en en bescherming
- Voorwaardelijke invrijheidstelling (vi)
o Verkort naar maximaal 2 jaar
o OM gaat beslissen of vi al aan de orde is; geen beoordeling door rechter.
- Verlof minder vanzelfsprekend.
o Alleen als het bijdraagt aan veilige terugkeer (reïntegratieverlof).
o Gedrag tijdens detentie, veiligheidsrisico’s en slachto昀昀erbelangen.
- (Zeer) beperkt beveiligde inrichtingen (BBI en ZBBI) vervangen door BBA.
- Penitentiair Programma (PP) alleen nog voor stra昀昀en korter dan 1 jaar.
- Arbeidsrecht en arbeidsplicht vervallen.

Maartje Schrauwen, scriptie onderzoek (IMARC)
Hoe geven gevangeniswerkers betekenis aan penologisch beleid en hoe gaan ze ermee om?
- Etnogra昀椀sch veldwerk in de gevangenis.
o Vanuit rol Methodisch begeleider
- Enquête onder methodisch begeleiders (N=23)

De verschillende rollen en functies van gevangenispersoneel
Rolverschillen tussen casemanagers, penitentiair inrichtingswerkers en werkmeesters.
- Verschillend werkaspiraties met betrekking tot de Wet S&B.
- Veranderende machtspositie van PIW’ers.
o Verkiezen van dynamische veiligheid over het uitoefenen van so昀琀 power.
- Pappen en nathouden versus ‘prikken’.
o Zorgt voor frustratie tussen de verschillende disciplines.

Deze verschillende rollen zitten elkaar vooral in de weg en versterken elkaar niet. Iedereen probeert vanuit zijn eigen positie zijn doelen te bereiken, die dus niet overeen hoeven te komen met de doelen van de organisatie.
- PIW’ers zijn veel minder bezig met resocialisatie dan caseworkers.

Het idee van responsabilisering in de realiteit van de gevangenis
- Wet Stra昀昀en en Beschermen is gericht op maatwerktrajecten voor gedetineerden door middel van gedrags- en re- integratiedoelen, maar bemoeilijkt maatwerk tegelijkertijd met strakke kaders.
- Gevangeniswerkers zijn of voelen zich ontoereikend om zelf dergelijke doelen te stellen.
- Te maken met gedetineerden die:
o Zich niet kunnen of willen conformeren aan een bepaalde levensstijl.
o Lijden aan cognitieve, psychische of verslavingsstoornissen.
o Zich bevinden in het circuit van verharde criminaliteit en daardoor ongemotiveerd zijn voor een dergelijk leven.
o Alle basisvoorwaarden al op orde hebben.
- Gevangeniswerker; gedetineerde relatie staat hierdoor onder druk.
- Gevangeniswerkers betwijfelen de doeltre昀昀endheid van responsabilisering, het opstellen van doelen wordt een ‘checkbox exercise’.

Conclusie
Inzicht in de rol en functie van verschillende gevangeniswerkers in de Penitentiaire Inrichting.

  • De rollen van casemanagers, penitentiair inrichtingswerkers en arbeidsfunctionarissen zijn verschillend van aard.
  • De frustraties en moeilijkheden die deze disciplines ervaren bij de uitvoering van het beleid nemen een andere vorm aan.
  • Weerstand op de werkvloer van de penitentiaire inrichting drijft een wig tussen gevangeniswerkers met verschillende rollen, omdat zij verschillende ambities en werktaken hebben.
  • Het uitoefenen van so昀琀 power heeft gevolgen voor de dynamische veiligheid die penitentiaire inrichtingswerkers nastreven.

Inzicht in de manier waarop verschillende gevangeniswerkers hedendaags penitentiair beleid vertalen naar praktijk
- Penitentiaire inrichtingswerkers geven voorrang aan de handhaving van dynamische veiligheid boven de uitoefening van soft power.
- Dit wordt weerspiegeld in de frustratie van andere disciplines in de samenwerking met Penitentiaire inrichtingswerkers bij de uitvoering van het beleid.
- Het idee van responsabilisering dat ten grondslag ligt aan het hedendaagse beleid lijkt alleen te passen bij de ‘ideale gedetineerde’.
- De ‘one size 昀椀ts all’ benadering van het beleid lijkt gebrekkig en tegenstrijdig aangezien de gevangenisbevolking uit zeer complex individuen bestaat.
- Het gebruik van uitgebreide gedragsrapporten en het stellen van gedrags- en re-integratiedoelen lijkt een bureaucratische afvinkoefening te zijn geworden, in plaats van een zinvolle betrokkenheid bij het persoonlijke detentie- en re-integratieproces van gedetineerden.
- De legitimiteit van het systeem wordt in twijfel getrokken omdat de doeltre昀昀endheid ervan door zowel gedetineerden als gevangenispersoneel wordt betwist.

Inzicht in de manier waarop gevangeniswerkers navigeren binnen het veranderende penitentiaire beleid
- Vermoeidheid onder gevangenispersoneel door de vele en snelle veranderingen binnen het beleid.
- Het gebrek aan fysieke middelen, voldoende personeel en tijd verhindert gevangenispersoneel om het hedendaagse beleid naar tevredenheid uit te voeren.
- Gevangenismedewerkers voelen zich machteloos door slecht gede昀椀nieerde beleidskaders, waardoor hun werk onnodig ingewikkeld wordt en gedetineerden hun legitimiteit in twijfel kunnen trekken omdat het evenwicht tussen orde, bewaring, zorg en rechtvaardigheid is verstoord.
- Het gevoel overheerst dat hun harde werk onvoldoende waarde heeft.

Hoe worden de gevolgen van de wet verder onderzocht?

In algemene zin lijken de maatregelen in de Wet S&B, in vergelijking met het visiedocument, meer nadruk te leggen op de eerste pijler ‘straf is straf’ en minde rop de pijlers ‘gedrag telt’ en ‘werken aan een veilige terugkeer’.
Daarnaast bestaan verschillen tussen het visiedocument en de Wet S&B in de inhoudelijke focus van maatregelen binnen de pijlers.

In de eerste (en tweede) pijler in de Wet S&B komen, naast de voorwaardelijke invrijheidsstelling, het penitentiair programma en de verlofregeling aan bos. Het visiedocument focust binnen deze pijler(s) vooral op de voorwaardelijke invrijheidsstelling. Deze drie modaliteiten van detentiefasering hangen in de wet bovendien nadrukkelijker samen met de tweede pijler dan in het visiedocument.
Binnen de derde pijler zijn de verschillen tussen het visiedocument en de wet het duidelijkst: De maatregelen in de wet zijn beperkt tot de bevoegdheden die nodig zijn om de samenwerking tussen gevangeniswezen en (met name) gemeenten mogelijk te maken. Het visiedocument bevat maatregelen gericht op de vorm en organisatie van de samenwerking tussen ketenpartners.

Een analyse van de beleidslogica’s en de doelstellingen leidt tot de conclusie dat een e昀昀ectevaluatie te hoog gegrepen is. Hoofd- en hogere doelen zijn te abstract geformuleerd en een causale relatie (met een versterking van een veilige terugkeer) is niet vast te stellen, omdat deze door te veel omstandigheden en factoren wordt beïnvloed.

Een evaluatie met de methode van de realistische evaluatie (met een nadruk op werkzame elementen in de beleidslogica’s) stuit op de beperkte onderbouwing van de beleidslogica’s. De evaluatie zal daarom naar verwachting een focus hebben op de uitvoering van de maatregelen, de resultaten (zonder de ambitie van uitspraken over causaliteit) en de nevene昀昀ecten. Het onderzoek krijgt daarmee het karakter van een procesevaluatie over de implementatie van de maatregelen.

Wat de resultaten betreft zal de nadruk naar verwachting liggen bij de geoperationaliseerde doelen en niet bij de hogere en hoofddoelen. Verwacht mag worden dat de evaluatie kwantitatieve gegevens (uit registraties, dossiers en eventueel enquêtes) en kwalitatieve gegevens (uit interviews, groepsgesprekken, casestudies en/of observaties) zal gebruiken.

Voor toekomstige monitoring en evaluatie zijn voor de maatregelen in alle pijlers van de beleidslogica’s indicatoren opgesteld (zie bijlage 6). In dit onderzoek is de nulsituatie in kaart gebracht aan de hand van deze indicatoren.
Hiervoor zijn uitsluitend kwantitatieve registerdata van verschillende ketenpartners gebruikt en is dus niet in dossiers gemeten; evenmin zijn andere (kwalitatieve) gegevens verzameld of benut. De nulmeting geeft slechts beperkt zicht op de nulsituatie, ook al omdat niet over alle indicatoren kwantitatieve informatie in registraties beschikbaar is.

Beleidstheorie achter de wet gaat uit van bepaalde mogelijkheden van de werkers. Ze moeten de gedetineerden begeleiden, aanbevelingen doen etc. , maar tegelijkertijd moeten ze de ‘rust’ etc. op de afdeling bewaren. Het ‘schuurt’ enorm tussen de verantwoordelijkheden van de werkers.

48
Q

Hoorcollege 3.1

A

Mears & Cochran (2018)
Achtergrond
Geeft veel informatie over de achtergrond van trends in het denken over daders en stra昀昀en. Daarin zitten ongetoetste aannames. Dat worden de hypothesen.

Hypothesen:
H1: Bij 昀椀rst o昀昀enders zorgen punitieve sancties voor een lager-recidive-risico.
H2: Bij recidivisten zorgt een toename in de strengheid van de straf voor een lager risico.

→ Toetsen of er een afschrikkingse昀昀ect uitgaat van strenger stra昀昀en.

Methode: Vergelijken recidive van ‘vergelijkbare plegers’ (PSM) met verschillende stra昀昀en (gevangenis, hvb, intensief toezicht, toezicht).

Propensity score matching
Vaak zit je op een ‘twijfelvlak’, waar je bijvoorbeeld net zo goed straf als toezicht kunt toepassen.

Ze verzamelen risicofactoren en maken hier een schaal van. Er worden mensen gezocht die op bepaalde kenmerken dichtbij elkaar zitten. Individuen worden gematched aan een ander die een gelijke kans heeft om te recidiveren.
Je hebt uiteindelijk twee groepen die vergelijkbaar zijn qua risico, maar krijgen een andere straf opgelegd. Zo kan je de interventies en hun e昀昀ecten onderzoeken.
De twee extreme kanten van de schaal zijn moeilijk te onderzoeken/matchen. Omdat iemand die bijvoorbeeld iets ergs heeft gedaan en een hoog risico heeft om te recidiveren niet alleen toezicht als interventie krijgt. Net als dat iemand met een minder heftig delict en een laag recidive-risico niet zomaar gevangenisstraf krijgt.
Je kan alleen uitspraken doen over de groep die gevangenisstraf en teozicht beide zouden kunnen krijgen.

First time felons:
Binnen de toezichtsvormen leidt de strengere toezicht tot minder recidive en binnen vrijheidsstraf leidt prison tot minder recidive. Maar over het algemeen leidt toezicht tot minder recidive dan vrijheidsbenemende stra昀昀en.

Second time o昀昀enders
Als je nu intensief toezicht hebt en eerst gewone toezicht, verminder de recidive. Als je eerst intensief toezicht had en daarna vrijheidsbeneming, vermindert ook de recidive. Eerst jail en daarna prison, dan is dit ook verminderend op de recidive.
Maar: Als je eerst prison had en daarna toezicht in plaats van vrijheidsbeneming werkt dit vaker verminderend op de recidive.

Belangrijke resultaten/conclusies:
- Slechts in sommige gevallen leidt een toename in strengheid van stra昀昀en (met name bij recidivisten) tot lagere recidiverisico’s (bijvoorbeeld IP in eerste straf en daarna vrijheidsstraf).
- Variatie in stra昀昀en lijkt wel te werken.
→ Afschrikkingshypothese niet overtuigend ondersteund.
→ Vraagtekens bij het nu van streng stra昀昀en en toenemend streng stra昀昀en.

Tollenaar et al. (2019). E昀昀ecten van ISD
- Kijkt zowel naar incapacitatie e昀昀ect als e昀昀ect op recidive (ISD versus TAU; Treatment as Usual).
- Onderzoekt verschillen in e昀昀ecten:
o Tussen instroomcohorten (veranderingen in ISD).
o Naar kenmerken ISD’ers.
o Invulling ISD (wel/niet forenische zorg).
- Behalve recidive ook andere uitkomstmaten (inkomensbron, schulden).
- Methode Propensity Score Matching en Regressietechnieken.
o Vergelijkbare daders worden gematcht, waarbij de één ISD opgelegd krijgt en de ander TAU.
- Conclusie interessant: ISD e昀昀ectief, ISD met zorg e昀昀ectiever!
- Maar geen e昀昀ecten van verbetertraject: Na de uitbreiding niet een duidelijke verbetering.

Pettrich et al. (2021), meta-analyse
- Ook hier is lezen van achtergrond zeer relevant voor het vak.
o Escalatie van punitieve politiek zonder empirische kennis over e昀昀ect van straf.
o Vanaf 1990 en vooral 2000 wel studies naar recidive ex-gedetineerden.
- Theorieën Criminogene e昀昀ecten: Sociaal Leren, General Strain, Labeling
- Meta-analyse op 55 studies naar vrijheidsstra昀昀en versus alternatieve stra昀昀en.
- Aandacht voor moderatoren (onderaan p. 9):
o Type en lengte straf;
o Samenstelling onderzoekspopulatie (leeftijd/geslacht);
o Kwalitatief onderzoek.

Conclusie:
- Vrijheidsbenemende stra昀昀en geen of een criminogeen e昀昀ect ten opzichte van alternatieve stra昀昀en.

  • Ook geen subgroepen van studies (op basis van moderatoren) waar vrijheidsstra昀昀en recidiveverlagend werken.

Boone (2016). E昀昀ectiviteit van stra昀昀en
- Nothing works  What works
- Uitleg van what works
- Ontwikkeling van het Good Lives Model
- Bifurcatie
o Alleen de mensen die al gemotiveerd zijn, discipline en positief gedrag vertonen, krijgen de mogelijkheid om hieraan mee te doen. Mensen die hier niet zelf voor zorgen, krijgen dit niet
- Stromingen in evaluatie onderzoek (experiment en realistic evalueren)
- Ongewenste e昀昀ecten van streven naar e昀昀ectiviteit van stra昀昀en

Meta-analyse versus Systematic Review
- Systematisch review is een verzamelnaam voor studies met:
o Een duidelijke onderzoeksvraag;
o Op basis van bestaande empirische literatuur;
o Systematische en goed beschreven zoekstrategie;
o Vooraf vastgestelde criteria voor inclusie van studies;
o Duidelijke methodebeschrijving over hoe resultaten samengevat worden (variabelen);
o Systematische presentatie van de kenmerken van de studies.
- Meta-analyse
o Vorm van een systematic review (dus alle bovenstaande kenmerken), plus;
o Gebruik van strategische methoden om resultaten samen te vatten;
o Vaak zelfstandig gebruikmakend van databestanden achter de ge-analyseerde studies.

NL: Modernisering sanctietoepassing (2002)
- Doel: E昀昀ectiviteit van stra昀昀en verhogen.
- Maatregelen:
- Betere aansluiting nazorg;
o Speci昀椀eke aanpak veelplegers (werd ISD);
o Optimalisering voorwaardelijke sancties (community sanctions);
o Intramural: Programma terugdringing recidive (TR)
- Uitgangspunten: What works traditie
o Verbeterde diagnosestelling  RISc
o Opgelegde interventies worden bepaald door RNR
o Theoretisch/methodologisch sterke interventies  ‘Evidence-based’
Risk Needs Responsivity-model (RNR)
- Risico, Criminogene Behoeften, Responsiviteit
- Enorme invloed op vormgeving interventies
o Cognitieve gedragsinterventies/social leren
o Motiverende begeleidingstechnieken/methodiek (GLM aspecten)
o Diagnose instrument RISc
- Veel onderzoek naar e昀昀ecten
o Hoge interne validiteit
o Beperkte externe validiteit (andere landen/tijden/groepen)

Principes behandeling: risico, behoeften, responsiviteit
Andrews et al. (1990)
- Grotere e昀昀ecten bij hoog-risico-groepen
o Intensievere programma’s bij hoger risico
- Inspelen op criminogene behoeften
o = dynamische risicofactoren, zoals verslaving
o Behandeling aanpassen op type delict.

  • Interventie moet aansluiten op mogelijkheden  responsiviteit
    o Bijvoorbeeld verstandelijke vermogens, leerstijl

Centrale rol reclassering in advisering/toezicht
- Adviesrol
o Reclassering levert advies aan OvJ en rechter
o Risico’s op recidive en strafadvies
o Belang voor maatwerk
- Toezichtrol
o Controle op naleven bijzondere voorwaarden
o Toezicht op uitvoeren werkstraf
o Begeleiding in re-integratieproces

Evidence based interventies:
Erkenningscommissie Justitiële Interventies toen (2005)
1. Theoretische onderbouwing (op basis van onderzoek)
2. Selectie van justitiabelen (duidelijke speci昀椀catie)
3. Gericht op dynamische criminogene factoren en protectieve factoren
4. Methoden die aantoonbaar e昀昀ectief of veelbelovend zijn
5. Mede gericht op vaardigheden
6. Aansluiten bij problematiek deelnemer
7. Motivatie stimuleren
8. Continuïteit na interventie
9. Interventie-integriteit: Uitgevoerd zoals bedoeld
10. Evaluatie van de interventie met goede wetenschappelijke methoden

Uitwerking: Deelname gedragsinterventies
- 50% kandidaten neemt niet deel aan interventie
- 20% van de deelnemers valt uit
o Gaan dus onbehandeld de samenleving in
o Uitval is selectief
o Selectiviteit vertekent e昀昀ectiviteitsstudies
o Ine昀케ciënt (kosten)

Verschillende erkenningsmogelijkheden nu

Who works en de Werk-alliantie
- Hybride werken van controle en begeleiding is complex
- De werkalliantie lijkt in grote mate de e昀昀ectiviteit te bepalen

49
Q

Hoorcollege 4.1

A

De rol van omgeving in de criminologie
Chicago School:
Leefomgeving in buurten als voedingsbodem voor daders:
- Gebrek aan toezicht op jeugd.
- Gebrek aan kansen/hoop
Ruimtelijke Criminologie:
Leefomgeving in buurten als grond voor criminele gelegenheden:
- Fysieke ruimte biedt veel gelegenheden.
- Gebrek aan collective e昀케cacy. Nothing Works (Martinson)
Ontwikkeling theorie
Dadertheorie  Situationele benadering
Routine activiteiten benadering: Gemotiveerde dader, geschikt doelwit, gebrek aan bescherming/toezicht.
Rationele keuzegedrag van daders
Criminology of everyday life

Gelegenheidsbeperking
Eck Clarke (2019) Situational Crime Prevention
- Begin jaren ’70 start CPTED (Je昀昀ery; Newman ‘defensible space’)
- SCP omvat veel meer vormen van gelegenheidsbeperking

Theoretische basis SCP:
Macro niveau: Routine activiteiten theorie Meso niveau: Crime Pattern Theory
Micro niveau: Rationele keuzetheorie

Van sociaal leren naar rationele keuze als belangrijk kernconcept Clarke’s hoofdcategorieën van SCP:
- Verhogen van inspanning
- Verhogen van risico
- Verlagen van opbrengst
- Wegnemen van provocaties
- Wegnemen van excuses
→ Begrijpen hoe de criminaliteit gepleegd wordt.
→ SCP komt voort uit action research model.

Place managers Douglas & Welsh

Kerneigenschap: Beschikbaar en bereidwillig om milde vormen van toezicht(surveillance) uit te oefenen naast en ondergeschikt aan andere taken die ze op die high-crime plek hebben.

Theorieën: RAT, RCT, CPT

Vier functies van place managers passend bij hun rol en helpend voor crime reductie:
1. Het organiseren van de ruimte
2. Reguleren van gedrag, promoten of inperken van activiteiten
3. Controleren van toegang tot de plek
4. Verwerven van hulpbronnen (omzet/donaties/verdeling van budgetten)
! Maar ook: Vergroten van sociale cohesie in de gemeenschap en collective e昀케cacy.

E昀昀ectiviteit
Grote e昀昀ectiviteit, maar er wordt ook gesproken over het waterbede昀昀ect.

Ontwikkeling theorie
Dadertheorie  Situationele benadering Recenter: Combinatie dader en omgevingsfactoren Micro/macro  Multi-niveau theorieën
Voorbeeld tentamenvraag probleem 3
Uit de studie van Braga, et al. (2014) naar de e昀昀ecten van Hotspot policing komen redelijk consistente conclusies over de bestudeerde e昀昀ecten naar voren. De uitkomsten uit een andere studie naar situationele preventie namelijk de studie over CPTED van Cozens & Love (2015) zijn veel minder consistent.
a. Leg aan de hand van 2 verschillende argumenten uit hoe het komt dat er uit de eerste studie wel duidelijke conclusies kunnen worden getrokken over de e昀昀ectiviteit van de bestudeerde interventies en uit de andere studie niet.
o Verschillend studiedesign (Braga sterker: Quasi-experimenteel)
o Gestandaardiseerder vragen naar uitkomsten
o CPTED interventies zijn moeilijker af te bakenen en intrinsiek moeilijker te bestuderen.
b. Uit het artikel van Braga, et al (2014) komt naar voren dat de grootste positieve e昀昀ecten bestaan voor de interventie ‘problem oriented policing’. Geef een voorbeeld van een interventie uit de Nederlandse praktijk waarbij sprake is van ‘problem oriented policing’ en bespreek de hoofdcategorie of categorieën van situationele preventie zoals beschreven door Clarke die in die interventie een rol spelen.
o Trappen versmallen op centraal tegen zakkenrollers (risico verhogen)

Voorbeeld tentamenvraag probleem 2
In verschillende artikelen wordt de groeiende praktijk van strafrechtelijke controlemaatregelen buiten de gevangenis (community control) besproken. Werkstra昀昀en en bijzondere voorwaarden zijn voorbeelden van zulke controlemaatregelen. Hoewel deze maatregelen in het algemeen als minder punitief worden beschouwd dan vrijheidsstra昀昀en, wijzen auteurs op verschillende punitieve e昀昀ecten in de feitelijke praktijk van de maatregelen.
- Leg uit waarom werkstra昀昀en en bijzondere voorwaarden in de praktijk punitiever zijn dan ze op het eerste oog lijken te zijn.
o Stigmatiserend, blurring the boundaries, vernederend
o Problematische rechtsbescherming

De rol van risicotaxaties/diagnoses bij interventies
- Waarom belangrijk?  De juiste interventie bij de juiste persoon (controle niveau en type interventie).
- Hoe worden risico’s bepaald en waarvoor worden de inschattingen gebruikt?
- 3 fasen in ontwikkeling risicodiagnoses
1. Klinisch ongestructureerd
2. Actuarieel
3. Gestructureerd klinisch Hoe risicotaxatie?

  1. Klinisch ongestructureerd
    o Psychiater/psycholoog is zelf het instrument
    o Onduidelijk op basis waarvan iemand wordt beoordeeld
  2. Actuarieel
    o Lijsten met bekende risicofactoren
    o Scoren met bijvoorbeeld 0=niet, 1=enigszins, 2=sterk aanwezig
    o Eventueel weging factoren (groot/klein belang)
    o Geen professional die er holistisch naar keek. Mensen konden zichzelf niet verdedigen.
  3. Gestructureerd klinisch
    o Hetzelfde als actuarieel, maar met interpretatie, weging, eindoordeel professional en vaak meer klinische items.

Klinische risicotaxatie ongestructureerd Psychiater/psycholoog/ander is zelf het instrument:
- Betrouwbaarheid (nauwkeurigheid) beperkt
- Evaluatie en verbetering beperkt mogelijk Maar biedt wel:
- Verklarende/intermediërende kenmerken.
- Aanknopingspunten risicomanagement.

Actuariële risicotaxatie
Nauwkeurigheid voorspellingen relatief groot, maar:
- Geen aanknopingspunten risicomanagement
- Bias in modellen leidt tot systematisch foute beslissingen (discriminatie)
→ Verbetering mogelijk en noodzakelijk vandaar de ontwikkeling naar klinisch gestructureerd

Systematische en dynamische factoren
- Statische factoren:
o Historische of demogra昀椀sche factoren
o Onveranderbaar
- Dynamische factoren:
o Klinische en omgevingsfactoren
o Potentieel beïnvloedbaar

Empirie statische/dynamische factoren
- Statische factoren goede voorspellers.
- Dynamische factoren:
o Hangen wel samen met geweld maar voegen vaak weinig toe aan de voorspelling
o Dynamische factoren dragen wel extra bij aan predictive recidive.

Klinisch gestructureerde risicotaxatie
Als actuarieel maar met interpretatie, weging, eindoordeel professional en vaak meer klinische items.
- Voorkomt blinde vlekken
- Systematisch gebruik van wetenschappelijke inzichten mogelijk
- Professional geeft eindoordeel (meer/minder holistisch)

Maar wel:
- Clinici voelen zich soms te veel aan banden gelegd
- Afname gestructureerde lijsten met risicofactoren slecht voor relatie met cliënt.
- Grote administr

50
Q
A