Criminele Carriere Flashcards

1
Q

Dossier Edmund Kemper

A

Dossier Ed kemper:

Fysieke eigenschappen:
- Twee meter lang
- 130 kilo
- Bril
- Snor
- Kort donker haar
- IQ van 145

Vroeger:
- Geboren in 1948 in Burbank CA
- Gescheiden ouders
- Al vroeg sociopathisch gedrag, seksrituelen met poppen van zijn zus
- Dieren mishandeling en onthoofdingen
- Mishandeling door moeder, opsluiten in kelder
- Op 27 augustus 1964, toen hij 15 was, heeft hij zijn oma en opa doodgeschoten.
o “ik wilde weten hoe het voelde om mijn oma te vermoorden”
- Hij werd in een mentaal instituut gegooid. Hij kwam op zijn 21ste verjaardag vrij omdat zij van mening waren dat hij geen gevaar was.
- Hij kwam in de voogdij van zijn moeder, dit bleek geen goed idee te zijn.

The Co-ed killer:
- In Mei 1972 tot april 1973 vermoorde hij vijf studentes
- De eerste slachtoffers waren Mary Ann Pesce en Anita Luchessato, twee 18-jarige studentes aan de Fresno-universiteit in Californië, die op 7 mei 1972 naar huis wilden liften.
o Edmund Kemper nam de twee tieners mee in zijn auto. Maar in plaats van ze naar huis te brengen, nam hij ze mee naar een verlaten terrein in de stad Almeda, op drie uur rijden van zijn huis en vermoordde ze.
o De 23-jarige Edmund Kemper liet de lijken niet in het bos liggen. Hij nam ze mee naar het huis van zijn moeder, bij wie hij nog steeds in huis woonde.
o Voordat hij de twee meisjes in stukken sneed en in vuilniszakken op de berg de Loma Prieta in Noord-Californië dumpte, had hij seks met hun lijk.
- 11 maanden later deed hij het ook bij vier andere studentes.
- Daarna vermoorde hij zijn moeder en had seks met het hoofd. Dit noemde hij zijn oeuvre.
- Ook gebruikte hij het hoofd als dartbord en sneed de tong er uit.
- Zijn laatste slachtoffer was Sally Hallet, 59 jaar en vriendin van zijn moeder.
- Andere slachtoffers zijn: Aiko Koo, Cindy Schall, Rosalind Thorpe en Allison Liu
- Tien mensen waren uiteindelijk dood…

De popo’s:
- Hij gaf zichzelf aan
- Kreeg levenslang in 1973

Mentaal:
- Gediagnostiseerd met paranoïde schizofrenie, maar later met een persoonlijkheidseigenschap van passieve-agressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

The perfect storm: mapping the life course of serial killers (Reid, 2019)

A

Abstract
Menselijke ontwikkeling is het product van complexe transactie die bestaan tussen een
individu en hun omgeving tijdens hun leven. Dit onderzoek wil de complexiteit van de
menselijke ontwikkeling aanhalen. Er wordt gebruik gemaakt van de
ontwikkelingspsychologie als lens, dit onderzoekt traceert de mechanismen die
samenkomen en de psychopathology vormen, wat kijkt naar de motivatie van seksuele
seriemoordenaars.

Levensloop-ontwikkelings-psychologie = een studie over menselijke ontwikkeling
van geboorte tot de dood. De focus ligt op de natuur van de menselijke ontwikkeling en
niet op een gedraging of functie. Het objectief van deze psychologie genereert kennis
over de menselijke ontwikkeling door het beschrijven en het verbinden van verschillende
ontwikkelingsprocessen tijdens de levensloop.
Bevindingen en discussie:

  1. Prenatale ontwikkeling (conceptie tot geboorte)
     Drugs en alcohol blootstelling
     Prenatale blootstelling aan geweld en toxic stress
     Genen en erfelijke factoren
  2. Vroege jeugd (3 - 8 jaar)
     Kindermishandeling
     Blootstelling aan DV (het zien van geweld)
     In de steek laten van kinderen
     Moeders; een complexe relatie
  3. Middel jeugd en vroege adolescentie (9 - 15 jaar)
     Onaangepast coping (zonder ‘safe space’) kunnen ze zich niet emotioneel
    uiten
     Conceptualisering van de dood (de manier waarop ze de dood
    conceptualiseren is zeker verstoord (Ed kemper: ik doodde de kat om het
    mijn eigen te maken’ = verstoord)
     Seksuele fantasieën
  4. Late adolescentie (16 - 19 jaar)
     CD en andere psychiatrische problemen
  5. Volwassenheid (20 - 30 jaar)
     Relaties
     Psychiatrisch functioneren
     Ontstaan van strafbladen
  6. De criminaliteit ( Rond 30 jaar)
     De drang
     Herstellende psychologie (doden om hun emotionele pijn te helen
     De oorsprong voor de behoefte aan herstellende psychologie (trauma of
    psychologische ongemak

Conclusie
Door de ontwikkelingsprocessen te volgen waarmee seksuele seriemoordenaars tot een
leven van herhaald geweld komen, zijn we seksuele seriemoord gaan begrijpen als een
coping-instrument dat mis is gegaan. Het is een uiting van diep onaangepaste
psychopathologie die vroeg begon in de kindertijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Serial Killers: Subtypes patterns and motives (laurence Miller)

A

Psychopathia sexualis (Richard von Krafft-Ebing)
= het eerst uitgebreide stuk over seksuele-serie-moorden in het moderne tijdperk.
 Kenmerken van deze vorm van criminaliteit
1. Neiging tot liegen en manipuleren
2. Meenemen van souvenirs van het plaatsdelict
3. Het gebruik van ligatures? (verband, tape)
4. Het verlengen van marteling voor meer seksueel genot
5. Extreme escalatie van sadistisch gedrag
6. Het gebruik van pornografie
7. Vernederen en denigreren van slachtoffers
8. Goed plannen van de moorden om de pakkans te verkleinen
9. De daders laten vaak geen overduidelijke signalen van heftige psychopathologie
zien
10. De daden hebben vaak eigenzinnige kenmerken die de persoonlijkheid van de
seriemoordenaar weerspiegelen (dit is vaak een belangrijk gegeven in de
profilering)

Kenmerken van seriemoordenaars
 Demografisch
- Meestal witte mannen tussen 20-40 jaar
- Vaak eenlingen (ookal zijn ze vaak wel getrouwd/ in een relatie)
- Vaak komen ze over als intelligent en charmant

 Crimineel verleden
- Vaak geen strafblad maar wel in aanraking gekomen met criminaliteit
- Sommigen laten hun leven lang patronen zien van antisociaal en crimineel gegrag
- Seriemoorden gaan vaak samen met inbraak en verkrachting (dit zijn vormen van
criminaliteit waarbij inbreuk wordt gemaakt op iemands persoonlijke/ intieme
levenssfeer)

 Kenmerken van de misdaad
- Slachtoffers zijn vaak witte, jongvolwassen vrouwen
- Soms zijn mannen en kinderen ook slachtoffer
- Vaak slachtoffers van hetzelfde ‘ras’ (kaukasisch)
- Soms ook slachtoffers van andere etnische groepen
- Slachtoffers van seksuele serie moorden zijn meestal vreemden van de dader
- Vaak nemen de seriemoordenaars een ‘trofee’ mee van het plaats delict
- Als seriemoordenaars worden ontdekt komt dit meestal doordat zij in de moorden
kenmerken achterlaten die iets zegt over hun karakter/ fantasieën. Dit is te zien
aan bijvoorbeeld:
o Patronen van aanval
o Vormen van bondage en marteling, zoals piquerisme (intense, gerichte
verwonding van de borsten van het slachtoffer)
o Type moord
o Postmortale lichaamshouding
o Aan- of uitkleden
o Postmortale verminking of in stukken snijden (necrosadisme)
o Al dan niet meenemen van een trofee
- Sommige seriemoordenaars eten lichaamsdelen van de slachtoffers op en drinken
hun bloed etc. (= antropofagie/ kannibalisme)
- Sommigen hebben seks met het lijk van hun slachtoffers etc.

 Deze daden komen overeen met het gedrag van roofdieren
- Veel seriemoordenaars blinddoeken hun slachtoffers (vaak om het nog inhumaner
te maken en niet tegen identificatie van de dader)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

The Role of sexual, sadistic and msogynistic fantasy in mass and serial killing (Murray, 2017)

A

De psyche van zowel seriemoordenaars als massamoordenaars is gemarkeerd door laag
zelfbeeld; afwijzing; wanhoop; zelfhaat dat op anderen wordt geprojecteerd. Beide
soorten moordenaars kijken alleen naar anderen als het gaat om hun realistische en
verzonnen tekortkomingen.

Tijdens adolescentie gebruiken de moordenaars fantasie om te compenseren voor hun
slechte sociale relaties en hun gebrek aan seksuele relaties. Geleidelijk komt de
toekomstig moordenaar te diep in deze fantasieën en uiteindelijk wordt het een inefficiënt
copingsmechanisme: de fantasie moet werkelijkheid worden.
- Sadistische seriemoordenaars worden vaak gedreven door deze fantasieën en
zijn vrij precies en er komt mishandeling, controle en dominantie in voort. De
moord is vaak seksueel van aard. De seriemoordenaar wordt gemotiveerd door de
absolute macht over een ander persoon.
-De paar massamoordenaars waar de motivatie seksueel van aard is, krijgen zij
ook bevrediging van fantasieën of sadistisch geweld, controle en dominantie. Maar
de massamoordenaar heeft sneller generaliseerbare gevoelens vanwege het
gevoel van superioriteit en onrealistische woede of haat, wat zich uit of
vrouwelijke slachtoffers. Hierin bestaat een element van egoïstische, misplaatste
woede en schuld in de fantasie van de moordenaar.

Defining serial and mass murder

Massa moordenaars = het doden van vier of meer personen, vaak op één locatie (of
meerdere locaties dichtbij elkaar); het incident duurt slechts uren of dagen.

Seriemoordenaars = volgens de FBI bestaat er een minimum van twee slachtoffers,
waarbij het doden over een lange periode is (1 jaar of meer bijvoorbeeld) en tussendoor
kan de moordenaar zich voordoen als een normale burger.
Dus het grote verschil tussen de twee is: ligt in het temporele en ruimtelijke
verwantschap, waarbij verwantschap gaat om hoe de moordenaar zijn slachtoffers
aanvalt en uitkiest.

The role of deviant sexual fatasy: influences on

serial murderers
Voor seriemoordenaars is de fantasie de voornamelijk motivatie voor de serie, seksuele
moord. Volgens onderzoekers zijn het mannen die gemotiveerd zijn om te doden door hun
manier van denken.

Een lustmoordenaar is een seriemoordenaar die beïnvloed wordt door gewelddadige,
deviante seksuele impulsen. Deze moordenaar is voornamelijk opzoek naar pleasure in
zijn criminaliteit door seksueel martelen, verkrachten en moorden van zijn slachtoffers.
De lustmoordenaar is er niet simpelweg op uit om te doden, maar om zijn slachtoffers
sadistisch te verwoesten ofwel voor- of na de dood.

De sadistische moordenaar is verdiept in een verontrustende fantasiewereld van
dwangmatige fixatie op de absolute controle over, objectivering en het toebrengen van
pijn aan het slachtoffer.

The role of deviant sexual fantasy: Influences on mass murderers
● Doodgaan voor gezelschap en intimiteit
Het seksuele aspect van massamoorden heeft vaak te maken met vrouwenhaat en
thema’s zoals woede of wraak richting vrouwen of afwijzing. Er kan ook een
element in zitten van het erotiseren van geweld en sadistische fantasieën. De
massamoordenaar externaliseert de schuld voor zijn eigen persoonlijke
psychoseksuele en sociale gebreken richting vrouwen. (Vb. George Sodini)
● De sadistische massamoordenaar: Elliot Roder: flay them alive
Roder haatte stelletjes, omdat hij zelf nog nooit een vriendin heeft gehad. Hij
beschuldigde vrouwen voor het hem ontnemen van liefde en seks, en mannen ook
omdat zij de vrouwen van hem innamen.
Veel massamoordenaars willen wanhopig deel zijn van de samenleving en hierbij
willen ze aandacht van hun leeftijdsgenoten. Maar door het onvermogen om dit te
bereiken, geven veel massamoordenaars de conventionele betekenis van
erkenning op. Hierdoor wordt barbaars individualisme ontwikkeld. En zo komt
een massamoordenaar tot het doden van meerdere mensen.
● Misogyny, psychosis, and revenge: Jared Lee Loughner - women enjoy rape
Jared Lee Loughner is een voorbeeld van een massamoordenaar met
vrouwenhaat/seksuele fantasieën met een vorm van psychotisch paranoia. Een
seksuele ficatie en woede die gericht is op vragen: wraak voor de afwijzing die
Loughner heeft ervaring in sociale, academische en werkkringen én het effect van
een ongeholpen mentale ziekte.
Loughner is een voorbeeld hoe online forums een platform kunnen zijn waar
fantasieën worden gevormd.
● Comrades in arms/wapenkameraden
Ook zat Roder zo’n online forum. Het algemene thema van de chatroom was om
kameraden te worden met andere mannen die ook door vrouwen zijn afgewezen.
● Bruised manhood
De motivatie van Ted Bundy was macht en controle. Het doel was om de volledige
macht te hebben over de slachtoffers en hij genoot ontzettend van het feit dat hun
dood volledig aan hem te danken zou zijn.
Bundy ging op zoek naar de ideale vrouwen als zijn slachtoffers, dit was het type
vrouw waardoor hij was afgewezen. Dit doen massamoordenaars wel vaker.
● Internalized feminization of man
Gary Leon Ridway / The Green River Killer had minstens 48 vrouwen vermoord,
voornamelijk prostituees. Het wordt geloofd dat met elke moord, dat hij zijn eigen
mannelijke privilege versterkte, die hij niet kon uiten tegenover zijn arrogante
moeder die hij niet tevreden kon stellen; “de straffen voor zijn slachtoffers waren
compensatie voor de blauwe plek op zijn mannelijkheid”
Seksueel gemotiveerde wraak moorden worden door veel theoretici bekeken:
“Vrouwen worden gestraft en beschuldigd van de vervrouwelijking van de man,
hun afname van controle, impotentie en zelfs castratie????.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Serial Killers 2: Development, dynamics and forensics (miller, 2014) Jeugdkenmerken

A

Ontwikkeling van geschiedenis van seriemoordenaars
Worden seriemoordenaars geboren of gemaakt?

Jeugdkenmerken:

De fantasieën over wreedheid en seksualiteit begint vaak in de jeugd van de
seriemoordenaar en blijft zich ontwikkelen. Sommige seriemoordenaars waren illegale of
geadopteerde kinderen en vele waren kinderen van prostituees. Vaak hadden ze slechte
relaties met hun moeders, dit ging soms gepaard met moederlijke mishandeling of
aantrekkingskracht tot de moeder. Vaak zaten psychische aandoeningen in de familie.
Maar dit is niet alles zeggend. Veel seriemoordenaars groeide op in een stabiel gezin,
zonder mishandeling.
Kinderen die later seriemoordenaars worden, hebben vaak repetitief, stereotyperend en
agressief speelgedrag. Veel van hen genoot van het mishandelen van dieren. Veel van
hen groeide verlegen, alleen en erg sensitief op. Vaak voelde ze zich afgewezen,
ongeliefd en verwaarloosd.

2.2 Adolescentie en begin volwassenheid
De seriemoordenaar groeit raar en geïsoleerd op > en de sadistische, seksuele fantasieën
beginnen gepaard te worden met transvestitisme, voyeurisme, exhibitionisme en andere
fetischen. Vaak komt er ook agressieve porno bij kijken.
Vervolgens worden mensen die de persoon kent geïntegreerd in de seksuele, moordgerichte
fantasieën en gerepeteerd realistische scenario’s voor stalken, ontvoeren,
martelen en doden. De slachtoffers worden gedepersonaliseerd en gezien als objecten.
De seriemoordenaar begint de fantasieën in het echt uit te voeren, maar blijft doorgaan
omdat het in het echt nooit zo ‘perfect’ is als het scenario in de fantasieën

Volgens Simon (1996) bestaat: ‘slechte mannen doen wat goede mannen dromen’. Zulke
fantasieën zijn dus niet onmenselijk, maar er zijn er maar weinig die dit daadwerkelijk
uitvoeren. Hetgeen wat men hiertoe laat leiden is onder andere:
- Weinig schuldgevoel
- Het gevoel boven-rechtelijk te zijn (entitled)
- Sadistisch.
- Soms het hebben van narcistische en antisociale persoonlijkheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Serial Killers 2: Development, dynamics and forensics (miller, 2014) neuropsychologie

A

Neuropsychologische concepten van seriemoordenaars:

3.1 Agressie: impulsiviteit en roofzuchtig
Je hebt een verschil tussen (1) affectieve (impulsieve) agressie en (2) roofzuchtige
agressie.
1. Affectieve agressie = emotionele en fysieke opwinding en gaat vaak over het
vechten over voedsel, territorium of sociale status. Het doel is het intimideren en
domineren van rivalen waarin een sociale hiërarchie wordt gestabiliseerd. Het
komt weinig voor dat mensen hierbij echt zwaar gewond raken. Deze agressie
wordt vaak opgevolgd door spijt en interne verwarring over de motieven
2. Roofzuchtige agressie = ‘in cold-blood’. Weinig emotionele en fysieke
opwinding, gaat vaak samen met stalken. Met het doel om te moorden - it’s
business, not personal. Dit werd meer gekoppeld aan het krijgen van sociale
status en dominantie.
Affectieve en roofzuchtige agressie kunnen samengaan. Dit houd in dat het
cognitieve kenmerk van complexe planning, symbolisatie en socialisatie hierbij
komen kijken.

3.2 Neurochemie van geweld
- Serotonine: een neurotransmitter die vaak te maken heeft met het remmen en
controleren van agressie. Er bestaat ook een relatie tussen serotonine en agressie,
want serotonine zorgt ervoor dat het lichaam zich klaarmaakt om agressief te
reageren
- Gamma Amino Butyric zuur: remt agressie
- Dopamine en norepinephrine: stimuleren vaak agressie.
- Testosteron: mannelijke hormoon wordt vaak geassocieerd met aggresiviteit,
voornamelijk bij lage serotonine. Maar wordt vaak beïnvloed door sociale factoren.
- Cortisol: heeft te maken met de reactie op stress in dreigende situaties, cortisol
speelt ook een rol bij de regulatie van agressie.

3.3 Psychosociologie van geweld
Abnormaliteiten die vaak samengaan met geweld bestaan uit overmatige thetaactiviteit
= een abnormaliteit die overeenkomt met de onder-opwinding theorie van
psychopathie, wat inhoud dat psychopaten op zoek zijn naar overmatige stimulatie door
antisociaal gedrag om te compenseren voor hun lage levels van fysieke opwinding:
daarom zijn het sensatiezoekers.
Deze lage levels aan fysieke opwinding zijn te herkennen aan:
- hersenstam met lange latentie
- lagere hartslag
- verminderde huidgeleiding
- verbeterde amplitudes als ze een object hebben > bizarre focus.
Dit geeft een verklaring voor het orgasmatische gevoel dat seriemoordenaars krijgen van
moord en marteling omdat hun sensatiezoekende brein op geen enkele andere manier
aan hun trekken komt.

3.4 neuroimaging onderzoeken

De frontale kwabben van het brein zijn erg betrokken bij gedragsmatige zelfbewustzijn en
zelfcontrole, terwijl de temporale kwabben veel bevatten van structuren die emotionele
en motivationele gedragingen reguleren zoals seksualiteit en agressie.
Frontale kwab disfunctie > gewelddadige, niet seksuele aanvallen zoals moord. (Vaak ook
minder spijt en persoonlijke kenmerken van psychopaten).
Temporele kwab disfunctie > seksuele aanvallen maar niet gewelddadig.
Disfunctie van beide delen van het brein wordt geassocieerd met gewelddadige, seksuele
aanvallen zoals verkrachting.

Affectieve moordenaars zijn gebrekkig in het reguleren en controleren van agressieve
impulsen door beschadigde frontale kwabben regulatie.

Roofzuchtige moordenaars hebben het kenmerk door de frontale kwabben wel hun
activiteit te controleren en reguleren, maar dit doen ze doormiddel van hun dwang voor
sex en dominantie.

3.5 Verlangens, dwanghandelingen en ‘kindling’
De plotselinge en explosieve aard van sommige gewelddadige gedragingen heeft geleid
tot het idee dat ze een variant van epilepsie kunnen vertegenwoordigen,zoals
psychomotorische aanvallen of epilepsie van de temporale kwab
Er is een proces geïdentificeerd dat ‘kindling’ heet = gemakkelijk brandbaar materiaal
(bijv. droge bladeren of twijgen) die ontbranden wanneer verwarmd tot een kritische
temperatuur, en ga dan verder om te vergemakkelijken;
de verbranding van de hoofdbrandstof stapel. Dit proces wordt vaak aangehaald voor het
langzame, progressieve opstapeling van kwade gevoelens in mensen die uiteindelijk
komen tot geweld of depressie → een soort neuropsychologisch model voor roofzuchtig
geweld.
De dwangmatige kant van serie moorden kan een extreme subtype van verlangens,
verslavingen en dwangmatigheden vertegenwoordigen = onweerstaanbare impulsen.
→ Het kenmerk van impulse controle disorder is het falen van het weerhouden van een
impuls om iets te doen dat een ander mens pijnigd.
Daarom is het zo dat veel seriemoordenaars hun innerlijke spanning alleen kunnen uiten
door het plegen van een sadistische aanval. Dit neemt niet weg dat seriemoordenaars

Psychologische theorieën van serie moorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Serial Killers 2: Development, dynamics and forensics (miller, 2014) psychologie

A

4.1 Psychodynamische theorie
- Simon’s (1996) benadering plaatst de onderliggende psychologie van de
seriemoordenaar komt neer op zelfhaat, van waaruit de moordenaar zichzelf
ontdoent door het controleren, martelen en doden van een slachtoffer. In deze
visie zijn alleen de meest intens gewelddadige, seksueel sadistische uitbuiting van
zijn slachtoffers kan de seksuele seriemoordenaar uit een emotionele dood van
het leven, waardoor hij tijdelijk kalm en ontspannen - zo voelen ze zich normaal.
- Malmquist (1996) kijkt naar de depressie en wanhoop van de seriemoordenaars
net voordat hun volgende moord wordt gepleegd, met de onderwerping,
degradatie en langzame vernietiging van een hulpeloze mens die als een een
stemmings-verbetering fungeert voor deze moordenaars - dat is de perverse
functie hoe serie moorden kan zorgen voor minder depressie.
- Schlesinger (2000) : de psychologische dynamiek van seriemoordenaars kan ik drie
kernelementen worden opgeschreven:
o seksueel sadisme;
o Intense fantasie;
o Een dwang om deze fantasie te realiseren;
Bij elke serie moord zullen deze elementen present zijn. Schlesinger laat zien dat
wanneer een seriemoordenaar zegt dat een ‘andere persoonlijkheid het
overneemt’ niet gaat over een persoonlijkheidssootrnis. De moordenaar weet
precies wat hij doet en heeft technisch gezien controle over zijn acties, en kiest
ervoor om te doden want dat brengt

4.2 Cognitieve stijl en cognitieve vervormingen
Veel mensen hebben soms de neiging op een geweldadige handeling uit te voeren en
kunnen zich voorstellen hoe goed het voelt om alles er even uit te laten. Maar velen doen
het niet: het kan persoonlijke morele code overschrijden; ze willen niet gepakt worden; ze
willen niet naar de gevangenis/de hell ect.
Het komt er op neer dat de meeste mensen zichzelf stoppen, omdat we een soort kostenbaten
analyse uitvoeren. De seriemoordenaars doen dit ook, maar die komen op een
andere conclusie (dus het wel doden), omdat ze ‘anders denken’ dan wij. Ze kiezen er dus
voor om de moord wél te begaan.

  • Palermo en Kocsis (2005) beschrijven seriemoordenaars als mensen met een
    bepaalde cognitieve map. Hun denken zit vast in een narcistische, isolerende en
    zelfzuchtige cirkel, die draait om het vervullen van hun noodzaak om hun
    innerlijke spanning eruit te laten (door te moorden). Het begaan van de daad
    representeert de narcistische grandioosheid die wederom aanhaalt dat ze

Verder zijn er meerdere theorieën die neerkomen op het feit dat seriemoordenaars hun
gedrag rationaliseren en goedpraten:
- It’s a dangerous world: ‘De bitch heeft het verdiend, ze hebben het allemaal
verdiend’.
- Male sex drive is uncontrollable: ‘Mannen doen wat ze moeten doen’. Drie versies
van deze theorie: (1) gevoel van machteloosheid, (2) veel agressieve emoties en
(3) veel sadistische, seksuele fantasieën.
- Women are sexobjects: ‘Het zijn vrouwen, ze zijng gemaakt voor seks’.
- Entitlement: ‘Ik neem wat ik wil’.
- Women are unknowable: ‘Niemand weet toch wat vrouwen willen’. (wordt weinig
gebruikt).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Serial Killers 2: Development, dynamics and forensics (miller, 2014) sociaal-cultureel

A

Predispositie is niet predestinatie en de psychologie en biologie van een persoon kan
altijd anders uitpakken als je het tegen het licht van cultuur houd. Cultuur versterkt
antisociaal of prosociaal gedrag.
3 theorieën:
Trauma controle model
Deze theorie kijkt naar biologische, demografische en familie factoren (inc. jeugdtrauma)
die kunnen bijdragen aan criminaliteit in het algemeen. Deze theorie stelt dat er
socioculturele ‘begeleiders’ zijn die de normen en waarden van een maatschappij
beïnvloeden en leiden.

Als er bijvoorbeeld een kind is dat donkere behoeftes heeft, kunnen de socioculturele
facilitators/begeleiders dat kind een soort ‘toestemming’ geven om aan die behoeftes
gehoor te geven. Zo kan het zijn dat kinderen die een slechte jeugd hebben gehad dus
sneller kunnen toegeven aan hun behoefte aan crimineel gedrag.

Subculturele theorie:
Deze theorie stelt dat blootstelling aan gewelddadige invloeden in de subcultuur uit de
omgeving, de transitie van gewelddadige seksuele behoeftes/fantasieën naar
gewelddadig seksueel gedrag vergemakkelijkt.

Routine activiteiten theorie
Deze theorie legt de focus op fysieke, structurele en sociale invloeden die de
moordenaars kansen om criminaliteit te plegen beïnvloeden. De volgende factoren spelen
daarbij een rol:
- Toegankelijkheid tot geschikte slachtoffers: universiteit vs. familiewijk
- Aantal schuilplaatsen: drukke stad vs. afgelegen weiland
- De dichtheid van de bevolking: druk gebied is meer slachtoffers, rustiger gebied is
meer mobiliteit
- De kenmerken van de bevolking: een hecht dorp vs. grote onbekende stad
- Demografische kenmerken van de bevolking: gescheiden single vrouwen vs.
vrouwen met een familie.
Uit onderzoek blijkt dat mannelijke seriemoordenaars moorden op basis van deze drie
kenmerken, deze spelen een rol volgens het onderzoek van Defronzo et. al (2007): (1) %
van de populatie die in de stad woont, (2) % gescheiden mensen in de staat en (3) % van
één-persoons-huishoudens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Serial Killers: subtypes, patterns and motives (laurence miller) typologieen

A

Dietz’ typologie (5 categorieën)
1. Psychopatic sexual sadists
Ook wel lustmoord of erotophonofilie genoemd
Zij halen genot uit het kwellen en vermoorden van hun slahcotffers op een
seksuele manier (bijvoorbeeld Ted Bundy)
2. Crime spree killers
Hun moorden gaan vaak samen met andere vormen van criminaliteit (vaak
beroving)
Zij halen genot uit het gevoel van autoriteit en macht wat hun daden hun geeft
(bijvoorbeeld Bonnie en Clyde)
3. Organized ccrime functionaries
“Professional hitmen”, hun moorden draaien om geld, maar ze genieten ook van
het gevoel van macht en controle die het moorden hun geeft (bijvoorbeeld
politieke moordenaars)
4. Custodial killers
Zij vermoorden kwetsbare slachtoffers waarvoor zij eigenlijk zouden moeten
zorgen
Denk aan angel of death cases waarbij verpleegkundigen hun oudere patienten
vermoorden meestal a.d.h.v. een overdosis medicatie ( deze vorm
seriemoordenaar is vaak vrouw)
5. Psychotic killers
Moorden onder invloed van een waan(idee)

Holmes typologie (6 categorieën)
1. Spatial mobility killer
Hierin wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds geogragifisch stabiele
seriemoordenaars die in hun eigen woonbuurt moorden en anderzijds geografisch
‘transient’ seriemoordenaars die verder reizen voor het plegen van hun moorden
2. Visionary serial killer
Zij moorden door wanen of commanderende hallucinaties (lijkt op de psycotic
killer van Dietz)
3. Mission serial killer
Zij moorden wegens een religieuze of politieke opvatting die zij volgen (lijkt ook op
een vorm van de psycotic killer van Dietz). Deze persoon hoeft niet enorm
psychotisch te zijn maar zal eerder gelabeld worden als iemand met een ‘delusion
disorder’ (DSM-5)
4. Comfort orientated serial killer
Zijn reden tot moorden heeft te maken met een ‘utilitair doel’, bijvoorbeeld voor
financiele voordelen (vaak gaat dit gepaard met een gevoel van wraak/
vergelding)
5. Hedonistic serial killer
Moorden wegens het seksuele genot wat hij daar uit haalt (gaat vaak gepaard met
mishandeling, necrofilie etc.)
6. Power/ control serial killer
Moorden wegens het genot wat hij daaruit haalt, maar hier ligt de nadruk meer op
controle en dominantie

Rappaport typologie (5 categorieën)
1. Spree killers
Zelfde als die van Dietz
2. Functionaries of organized criminalityZelfde als de ‘hitmen’ van Dietz
3. Custodial killers
Zelfde als de beschrijving van Dietz over medisch personeel
4. Psychotic killers
5. Sexually sadistic killers

Sewall, Krupp en Lalumiere typologie
Zij stellen dat seksuele seriemoordenaars vaak een crimineel verleden hebben inclusief
veel gewelddadige misdaden. Zij onderscheiden 3 typen seriemoordenaars:
1. Competetively disadvantage doffenders
a. Hun criminele cariere begint vroeg (vaak in jeugd)
b. Vaak zijn ze (cognitief) onderontwikkeld, sociaal onhandig en leiden ze een
gemarginaliseerde, criminele levensstijl
c. Ze passen in het spectrum van een antisociale persoonlijkheidsstoornis
d. Vaak plegen zij seksuele moorden als reactie op seksuele afwijzing
2. Psychopatic offenders
a. Hun criminele carriere begint vroeg
b. Hun cognitieve ontwikkeling is intact en vaak zijn ze in staat een stabiel
leven te leiden
c. Ze passen in het spectrum van een psychopaat
d. Hun motivatie tot moorden is hun zoektocht naar sensatie die zij vinden
door het manipuleren en domineren van mensen. Seksuele moorden
plegen zijn ook als reactie op seksuele afwijzing
3. Sadistic offenders
a. Seksuele marteling is een levensstijl voor deze mensen, dit uit zich eerst in
fantasieën en pornografie en daden tegen dieren en dit uit zich later in
daden tegen echte mensen.
b. Deze mensen hebben naast hun seksuele moord vaak geen crimineel
verleden

Deze tyopogieen samen vormen een set van 4 soort seriemoordenaars
1. Sexual sadist
2. Delusional killer
3. Custodial killer
4. Utilitarian killer

De FBI verdeelt seriemoordenaars weer op een andere manier, namelijk:
1. Organized
o Hij is erg intelligent en hij heeft het gevoel dat hij superieur is aan anderen
o Zijn misdaden zijn goed gepland en doordacht en vinden vaak plaats ver
weg van de woon-/werkplaats van de seriemoordenaar, onder invloed van
alcohol
o Hij neemt vaak een souvenir/ trofee mee van het plaats delict om het delict
op een later moment te herbeleven
o Hij komt vaak over als een normaal persoon bij collega’s en omgeving
2. Disorganized
o Deze seriemoordenaar heeft vaak een (onder) gemiddeld
intelligentieniveau
o Het zijn vaak eenlingen die zie seksueel en interpersoonlijk onadequaat
voelen
o Ze hebben een laag zelfbeeld en komen op anderen als raar en eng over
o Ze doen vaak aan seksuele activiteiten zoals voyeurisme, exhibitionisme,
lingeriediefstal en fetisjinbraken, en gebruiken sadistische en fetisjistische
fantasie en pornografie
o De misdaden zijn minder gepland en doordacht, maar juist spontaan
(trophy-taking komt minder vaak voor)

A-typische soorten seriemoordenaars
1. Sadist-masochist serial killers
Masochisme is het beleven van (seksueel) genot aan onderwerping of kleinering,
waarbij het de `masochist’ erom gaat door de partner te worden verleid/
gemanipuleerd en door hem gedomineerd, gekweld of vernederd te worden
 Gaat vaak samen met zelfverminking en wordt op verschillende manieren
verklaard:
o Het identificeren met een ouderlijk figuur die zowel agressor als slachtoffer
is geweest
o Opgevoed zijn door een seksueel provocerende en bestraffende moeder
o Een “vervangend slachtoffer” worden om plaatsvervangend de pijn van het
slachtoffer te ervaren, om het plezier van de dader te vergroten om nog
meer pijn te veroorzaken
o De seriemoordenaar neemt de identiteit van het slachtoffer zelf aan door
haar kleren te dragen, haar hoofdhuid als pruik te gebruiken of zelfs haar
huid als jas of sjaal aan te trekken om zijn controle over het slachtoffer na
haar dood uit te breiden
2. Vrouwelijke seriemoordenaars
o 15% van de seriemoordenaars in de afgelopen 200 jaar is vrouw
o Mannelijke seriemoordenaars doen dit vaak uit dwangmatige woede/ lust,
vrouwen doen dit meer voor financieel gewin of theatrale
‘aandachtzoekerij’
o Zij beginnen ongeveer rond hun 30e en gebruiken vaak middelen als gif om
vaak bekenden te vermoorden of mensen waarvoor zij moeten zorgen
o Typologie van vrouwelijke seriemoordenaars (Holmes)
 Visionary serial killers
Gedreven tot hun moorden door wanen en psychotische ziekten
 Comfort orientated serial killers
Gedreven tot hun daden door financieel of materialistisch gewin
 Power-seeking serial killers
Vrouwen die doden voor het gevoel controle
 Hedonistic serial killers
Vrouwen die doden voor seksueel genot
 Disciple serial killers
Vrouwen die doden onder leiding van een charismatische leider
(sektes)
3. Koppel seriemoordenaars
a. Dominant submissive pairs
b. Equally dominant teams
c. Extended family or group (zoals sekte families
d. Organized or ceremonial social groups (sektes die massamoorden plegen)
4. Solo vs. couple-based female serial killers
a. Solo, pupose-orientated
Zoals medische moorden, moorden voor financieel gewin, en kindmoorden
b. Partnered, pleasure-orientated
Vaak man-vrouw team waarbij de moorden worden gepleegd voor
persoonlijke bevrediging of voor het genot van de partner
5. Homoseksuele seriemoordenaars
 Typologie van Geberth
a. Interpersonal violonce-orientated disputed
Moorden van (ex)partners na escalatie
b. Porced sodomy Bevrediging door seksuele dominantie waardoor het slachtoffer (per
ongeluk) komt te overlijden
c. Lust murder
d. Power murder
e. Roberry homocide
f. Homophobic murder
 Typologie van Beauregerard en Proulx
g. Avenger
Gaat vaak gepaard met alcohol- en drugsgebruik
h. Sexual preditor
Homoseksuele lustmoord
i. Nonsexual preditor
Moord die niet voortkomt uit woede of seksuele fantasie
6. Professionele seriemoordenaars

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Monsters, madmen and myths: Hodgkinson

A

Ondanks de grote interesse in seriemoordenaars is hier weinig wetenschappelijke
literatuur over. In dit stuk worden de ‘flaws’ van de literatuur over seriemoordenaars
besproken.
De drie typen moordenaars die door de FBI worden onderscheiden zijn:
1. Mass killers
Een aantal moorden (vier of meer) die plaatsvonden tijdens hetzelfde incident,
zonder duidelijke tijdsperiode tussen de moorden
2. Spree killers
Twee of meer slachtoffers, waarbij de moorden op twee of meer locaties
plaatsvinden, zonder een ‘coolling off’periode
3. Serial killers
Twee of meer slachtoffers, waarbij de moorden op twee of meer locaties
plaatsvinden, met daar tussen een ‘coolling off’periode

Kritiek
- Er bestaat veel onduidelijkheid over deze onderverdeling
- De FBI is te veel bezig met de frequentie en de timing van de moorden, terwijl er
minder gekeken wordt naar de motivatie van de dader of de context van de moord
- Er wordt onterecht aangenomen dat de slachtoffers meestal vreemden zijn van de
daders
- Er is een definitie van ‘seriemoordenaar’ nodig waarbij ook zicht is op de motivatie
van de dader

De meest gebruikte typologie van seriemoordenaars is die van de FBI, waarbij de
georganiseerde seriemoordenaar wordt onderscheiden van de gedesorganiseerde
seriemoordenaar.

Misvattingen over seriemoorenaars
Het beeld wat de media schetst over seriemoordenaars is erg eendimesionaal. Ze
bevestigen vooral de bij mensen levende mythes over de psyche van de dader en de rol
van daderprofilering (door de FBI) De media is wat dat betreft erg Amerika-georiënteerd

Het heersende beeld over seriemoordenaars is als volgt:
- Het zijn sensatiezoekers
- Ze passen in het stereotype beeld van een witte, mannelijke, kwaadaardige,
psychopathische moordenaar
- Ze moorden zonder motivatie
- Ze worden gemakkelijk opgepakt aan de hand van de profiling methode van de
FBI
 Dit beeld zorgt voor een disproportionele angst voor victimisatie

Seriemoordenaars die wij eigenlijk niet zien als seriemoordenaars
Het heersende beeld is: de witte man die alleen handelt, maar dit is zeker niet altijd het
geval
- 25% van de seriemoorden wordt gepleegd door duo’s
- Ook zijn er vrouwelijke seriemoordenaars
- Ook zijn er zwarte serie moordenaars
De dominante benadering van onderzoek doen naar seriemoordenaars is erg individueel
ingericht, waardoor stereotypering in de hand gewerkt wordt er moet een breder kader
komen voor het onderzoek naar seriemoordenaars (een socio-culturele benadering)

Conclusie
Onze diepgewortelde overtuigingen over de seriemoordenaar zijn zeer gebrekkig en
maken ons blind voor de diversiteit van de seriemoordenaar.
In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, komt de seriemoordenaar in vele vormen
voor:
- Vrouwelijk
- Zwart
- Bejaard zijn
- Alleen of in paren of groepen handelen
- Ze kunnen doden om verschillende redenen (en dit kan in de loop van de tijd
variëren)
- ze kunnen iemand zijn die het slachtoffer kent (soms partner , vertrouwde
verpleegkundige of arts, of familielid)
- Psychische stoornis kan al dan niet aanwezig zijn, en hoewel een label van
‘persoonlijkheidsstoornis’ of ‘psychopathie’ maar al te gemakkelijk op deze
personen kan worden toegepast, kunnen deze in veel gevallen ons begrip alleen
maar verder vertroebelen

De invloed van de media op onze sociale constructie van de seriemoordenaar
beïnvloedt niet alleen ons begrip van de verschijnselen, maar wordt interessant
genoeg ook weerspiegeld in de manier waarop deze daders zichzelf bekijken en
construeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Criminal careers in organized crime and social opportunity structure (kleemans & poot) 2008

A

Methode
Er is te weinig bekend over criminele carrières binnen de georganiseerde misdaad (naast
de bestaande autobiografieën en casestudies over de maffia). Wat we wél weten over
georganiseerde misdaad is vooral afkomstig uit onderzoeken naar jeugdgedetineerden,
jongeren en veel voorkomende criminaliteit.
Binnen de ontwikkelings- en life course criminologie worden er grote stappen gemaakt,
maar ook binnen dit theoretisch kader worden volwassen daders, georganiseerde- en
witte borden criminaliteit genegeerd dit is de reden voor het onderzoek in dit artikel

Er is een grootschalig onderzoek gedaan onder 1000 daders van 80 verschillende vormen
van georganiseerde misdaad en zij werden bijgehouden (= Organised Crime Monitor).
De belangrijkste bronnen die voor dit onderzoek zijn gebruikt zijn:
- Documenten van de Nederlandse politie over onderzoeken naar criminele
groepering (data van 2 jaar of meer) kwalitatief (contextuele informatie over de
criminele carrières van de daders)
- De strafbladen van 90% van de onderzochte daders (uit het JDS) kwalitatief
(informatie over de individuele karakteristieken en justitiële documentatie)

Leeftijd en criminaliteit
Veel theoretici leggen een link tussen leeftijd en criminaliteit, waarbij vaak gesteld wordt
dat crimineel gedrag piekt rond de tienerjaren (15-17 jaar) en dan de rest van het leven
afneemt/ niet meer voor komt (zoals Gottfredson en Hirschi).
In de theorie van Moffitt komt een tegengestelde benadering naar voren:
1. Adolescence-limited offenders
Crimineel gedrag komt voornamelijke voor rond de adolescentie en neemt daarna
af (grootste groep)
2. Life course persistent offenders
Crimineel gedrag begint op vroege leeftijd en houdt het hele leven aan/ ontwikkelt
door (kleine groep)
 Dit is vooral te wijten aan psychologische/ biologische factoren (lage
intelligentie, lage zelfcontrole, hoge impulsiviteit)

Leeftijd en georganiseerde misdaad
De vraag is vervolgens of deze theorieën toepasbaar zijn op criminele carrières binnen de
georganiseerde misdaad de onderzoekers stellen van niet, omdat er te veel verschil zit
in de populaties waarop deze theorieën in eerste instantie zijn gebaseerd:
- In dit onderzoek gaat het om (voornamelijk) mannen van 30-50 jaar oud
- In dit onderzoek komen geen jongeren voor (en dit is wel de populatie waar de
meeste studies hun resultaten, theorieën en bevindingen op baseren)

Verschillen veel voorkomende criminaliteit en georganiseerde misdaad
1. Veel voorkomende criminaliteit staat vaak open voor iedereen, terwijl dat bij
georganiseerde misdaad niet het geval
2. Voor georganiseerde misdaad zijn sociale relaties/ banden belangrijker
 Denk aan toegang tot leveranciers/ bereik van klanten, vertrouwen (gezien de
financiële risico’s die vaak met georganiseerde misdaad gepaard gaan)
3. Georganiseerde misdaad heeft vaak een transnationaal karakter
 Denk aan mensen-/ drugssmokkel
4. Logistiek gezien is georganiseerde misdaad een stuk complexer
 Dit maakt het vinden van medeplegers binnen de georganiseerde misdaad van groot belang om criminele successen te behalen

 Voor al deze punten zijn tussen sociale banden nodig en die heeft niet iedereen
(sommigen krijgen deze op latere leeftijd):
- Social opportunity structure
= sociale banden geven toegang tot winstgevende criminele kansen
 Aan de hand hiervan kan betrokkenheid binnen criminele organisatie verklaard
worden
Door de aard van georganiseerde misdaad is maar ongeveer 1 op de 3 daders van deze
vorm van criminaliteit bekend bij justitie.
Binnen dit onderzoek waren de meeste daders ongeveer 27 toen ze voor het eerst een
strafblad kregen (dit is best oud als je kijkt naar de age crime curve).

Manieren waarop men betrokken raakt bij georganiseerde misdaad
1. Door sociale banden
Criminele organisaties werven ‘outsiders’ om hun criminele klusjes te doen. Die
outsiders klimmen steeds hoger op binnen de criminele organisatie als zij hun
werk goed doen  dit is de traditionele theorie over sociale bindingen
Kleemans en van de Bunt (1999) stellen dat sociale bindingen en de overdracht
van kennis en contacten meer werken als een sneeuwbal effect Hoe verder
iemand komt binnen de criminele organisatie, hoe minder zij afhankelijk zijn van
die sociale bindingen met anderen
2. Door werk en sociale banden
Veel vaardigheden die nodig zijn voor een criminele organisatie, leert men op de
(legale) werkvloer. Zoals kennis over transport, financieen, wetten etc.
3. Door activiteiten in de vrije tijd
In hun vrije tijd ontmoeten mensen van verschillende sociale werelden elkaar
(denk aan barretjes, het nachtleven an sich, motorclubs etc.) dit zijn plekken
waar mensen van de ‘onderwereld’ en mensen van de ‘legale wereld’ elkaar
kruisen
4. Door life events
Vaak wordt het krijgen van een baan en trouwen binnen de life-course criminologie
gelinkt aan desistance. Hetgeen wat binnen dit onderzoek het meest aanleiding
lijkt te geven tot het betreden van een criminele organisatie zijn faillissementen,
schulden etc.
5. Door werving
Soms vindt er werving plaats vanuit criminele organisaties

Criminele carrières van leiders en topmannen binnen de criminele organisatie
Probleemgedrag voor de meeste Life persistend offenders (Moffitt) is vaak een indicator
voor crimineel gedrag op latere leeftijd, maar dit geldt vaak niet voor leiders van
criminele organisatie
 Uit dit onderzoek blijkt dat 54% namelijk 20 jaar of ouder was toen zij voor het eerst in
aanraking kwamen met justitie
 Ook passen zij niet binnen het plaatje van ‘dropping out from school’ en werkloosheid,
maar zijn zij juist vaak werkzaak (geweest) bij legale bedrijven
- Dit zijn bijvoorbeeld import/ export bedrijven en de zakelijke sector vanuit daar
zijn ze de georganiseerde misdaad ingerold (denk aan fraudezaken)
- Soms wordt er ook een switch van de legale naar illegale sector door de
winstgevendheid binnen georganiseerde misdaad. Vaak blijft het principe van het
werk voor die mensen hetzelfde (zoals legale handel en illegale handel), maar het enige verschil is het geld wat ermee verdiend wordt en de risico’s die erbij komen
kijken.

Local hero’s: de kansen en beperkingen
= Mensen die dankzij hun sterke sociale ‘roots’ betrokken raken bij criminele activiteiten.
Zij kunnen vaak alleen succesvol zijn in hun eigen regio waardoor zij slechts ‘lokale
helden’ zijn

 Progressie kan echter gemaakt worden op verschillende manieren, namelijk:
1. Specialisatie
Bijvoorbeeld wanneer een XTC producent zich gaat focussen op X-port
(woordgrapje) op deze manier wordt een in beginsel ‘local hero’ succesvol op
(inter)nationaal niveau doordat zij betrokken raken bij georganiseerde misdaad
2. Kapitaal accumulatie
Activa die is verkregen door veel voorkomende criminaliteit zoals diefstal, kan
gebruikt worden om te onderhandel over de overgang naar georganiseerde
misdaad
Geld is dus een belangrijk opstapje naar georganiseerde misdaad (investering)
3. Vaardigheden, contacten en netwerken
Wanneer iemand bepaalde vaardigheden bezit die nodig zijn voor anderen (binnen
de criminele organisatie) iemand die zulke vaardigheden bezit, kan zich
gemakkelijker opwerken binnen een criminele organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

The truck driver who bought a cafe: offenders on their involvement mechanisms for organized crime (van koppen & poot, 2013)

A

Definitie georganiseerde misdaad
Criminele organisatie die betrokken is bij een complex aan illegale activiteiten. Hierbij
komt kijken:
- Het maken van illegale winst
- Het systematisch plegen van misdaden die de samenleving schade toebrengen
- Hun criminele activiteiten kunnen zij goed verborgen houden voor de autoriteiten

Kansen en capaciteiten voor georganiseerde misdaad
Nederlandse georganiseerde misdaad betreft veel illegale en transnationale activiteiten
(denk aan drugs export) en wordt gekenmerkt door ‘cross-border’ handel dit maakt
communicatie tussen medeplegers complex
 De aard van georganiseerde misdaad is zodanig dat men er niet zomaar bij betrokken
raakt. De juiste vaardigheden en ervaring zijn daarvoor nodig (daders met een groot
crimineel verleden zijn bijvoorbeeld geschikt

Daders binnen georganiseerde misdaad beginnen vaak op latere leeftijd (volwassen) met
hun criminele carrière en passen daarom niet echt binnen de algemene theorie van life
consistend offenders.

Verklaringen late begin van hun criminele carrière:
- Criminaliteit vormt later in het leven een aantrekkelijk alternatief
- Men ‘rolt’ de criminaliteit in door kansen die zich op een bepaald moment
voordoen (soms gebeurt dit pas later in het leven)
- Life events (zoals het verliezen van een baan) kan ervoor zorgen dat men
criminele organisaties betreedt
- Het hebben van een stabiele baan kan in sommige gevallen een deur openen naar
georganiseerde misdaad

Resultaten
Kansen in conventionele settings: Adult-onset daders
- De meeste daders in dit onderzoek hebben een normale, stabiele baan (soms
zorgde deze baan voor toegang tot criminaliteit)
- Mensen worden benaderd door andere criminelen die ervoor zorgen dat de
persoon ook crimineel gaat handelen (The truck driver who bought a café; “He
should know people, maybe he wants to”)
- Wat een dader geschikt maakt voor een criminele organisatie is afhankelijk van
het type georganiseerde criminaliteit

Een carrière in criminaliteit: Early-onset daders
- Een kleiner deel van de daders in dit onderzoek was veroordeeld voor hun 18e
- Zij waren vaak al meerdere keren betrokken geweest bij geweldsdelicten, voordat
ze betrokken raakten bij georganiseerde criminaliteit
= early-onset
- De helft van deze early-onset daders hadden een problematische jeugd, de andere
helft had een zorgeloze jeugd
o Kansen voor georganiseerde criminaliteit voor daders met een vroege start
in criminaliteit zijn duidelijk aanwezig, kijkend naar hun criminele
geschiedenis en criminele contacten criminaliteit is voor hen een leefstijl.

Verschillende intenties, hetzelfde resultaat: Early- en Adult-onset daders
- Het verschil tussen early- en adult-onset daders zit in de intenties die ze hadden
bij het betrokken raken bij georganiseerde criminaliteit
o Early-onset daders hebben illegale intenties bij het deelnemen aan een
criminele organisatie
o Adult-onset daders hebben vaak legale intenties bij, bijvoorbeeld, het
opzetten van een bedrijf en daarbij kwamen criminele kansen op hun pad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Comparing criminal careers of organized crime offenders and general offenders (kloppen, poot, blokland, 2010a).

A

Georganiseerde vs algemene criminaliteit
Criminaliteit = gedrag dat een focus heeft op onmiddellijke bevrediging van behoeftes.
Algemene criminaliteit heeft weinig moeite, planning en voorbereiding nodig en je hebt er
bijna nooit echt specifieke vaardigheden of contacten voor nodig. Resulterend zijn de
beloningen van algemene criminaliteit relatief laag. De algemene criminele worden vaak
gecategoriseerd als impulsief, kortzichtig en risico-nemend.

(Nederlandse) georganiseerde criminaliteit = gefus op het verkrijgen van illegale
winst, systematische criminaliteit dat serieus schade kan leiden aan de maatschappij en
is vaak goed mogelijk om de criminele activiteiten achter te houden voor de
overheid/autoriteiten. Georganiseerde criminaliteit lijkt een bepaald level van intelligentie
nodig te hebben en er is vaak nauwe samenwerking nodig met andere criminelen. Ook
zijn sociale contacten erg belangrijk, ze geven iemand toegang tot andere criminelen,
kopers en leveranciers. Vaak hebben deze criminelen een wat meer conventionele
carrière belopen, hieruit hebben ze deze vaardigheden geleerd.

Theorieën georganiseerde criminaliteit
 Crimineel-gefocuste theorieën
Persoonlijkheidstheorieën verklaren criminaliteit door individuele karakteristieken
en lange-termijn risicofactoren. Hierin staat zelf-controle erg centraal, hoe minder
zelfcontrole hoe groter de kans op criminaliteit.
Gottfredson en Hirschi stellen dat er maar één type crimineel is, die in principe in
staat is om alle soorten criminaliteit te plegen, daarom zouden er geen aparte
theorieën ontwikkeld moeten worden. Maar, andere crimineel gefocuste theorieën
stellen dat er wel verschillen zijn (bv. georganiseerd en niet-georganiseerd). →
Vanuit deze redenering zou het zijn dat georganiseerde criminelen minder delicten
plegen dan algemene criminelen.
 Situatie-gefocuste theorieën
Crimineel-gefocuste theorieën negeren vaak het belang van situaties en
mogelijkheden bij het uitleggen van criminele carrières. Maar er komt steeds meer
aandacht voor de situationele context als uitleggende factor voor criminaliteit.
Theorieën over georganiseerde criminaliteit leggen de nadruk op situationele
factoren, omdat deze criminaliteit vaak ontstaat uit al bestaande sociale
netwerken. Kleemans en Poot hebben een theoretische concept geïntroduceerd:
sociale mogelijkheden structuur - sociale banden die voorzien in winstgevende
criminele mogelijkheden. Volgens deze auteurs kunnen vaardigheden,
mogelijkheden of contacten door werk en activiteiten ervoor zorgen dat er
mogelijkheden zijn om over te gaan van legale tot illegale activiteiten.
Situationele factoren spelen hier dus een grote rol in.
 Middenweg-theorieën
Gedrag is vaak een functie die staat tussen persoonlijkheid en situationele
context. In dit licht, is zowel de crimineel-gefocuste als de situatie-gefocuste
theorie niet adequaat, vandaar de middenweg-theorie.
Piquaro en Benson hebben een middenweg-verklaring welke zij: onderbrokensituationele
afhankelijkheids theorie van crimineel gedrag. Deze theorie gaat
ervan uit dat witteboordencriminelen pas crimineel actief worden tijdens de
volwassenheid. Veel algemene criminele stoppen uiteindelijk met criminaliteit als
ze ouder worden, witteboordencriminele ook, maar die beginnen in tussen 30-40
toch weer.
Externe factoren zoals persoonlijke- of werkgerelateerde crisissen kunnen zorgen
voor mogelijkheid waaruit criminaliteit kan voortkomen. Volgens deze theorie zijn
georganiseerde criminele in hun jonge jaren erg vergelijkbaar met algemene
criminelen, maar verschillen wanneer ze ouder worden, wanneer ze opnieuw
criminaliteit gaan plegen.

Dataverzamel plekken
 Nederlandse georganiseerde criminaliteits monitor.
 Juridische geschiedenis van de Nederlandse juridische documentatie systeem.

Resultaten
Criterium geval
Algemene criminelen zijn vaker mannen dan vrouwen, dit verschil is nog groter bij
georganiseerde criminelen.
Georganiseerde criminele krijgen veel vaker een gevangenisstraf dan algemene
criminelen. Maar de tijd dat georganiseerde criminele vastzitten is veel langer dan
algemene criminelen.
Eerdere misdaden
Ongeveer de helft van georganiseerde criminelen hebben eerdere delicten gepleegd, dit
staat tegenover maar 31% bij algemene criminelen. Georganiseerde criminelen hebben
ook meer tijd in de gevangenis gespendeerd dan algemene criminelen. De misdaden van
georganiseerde criminelen waren ook serieuzer dan die van algemene criminelen.
Eerste juridische contact
De leeftijd dat georganiseerde criminelen in aanraking komen met justitie, komt erg
overeen met de leeftijd dat algemene criminelen in aanraking komen met justitie.

Ondanks deze overeenkomst, hebben georganiseerde criminelen vaak tot 2x vaker vast
gezeten na het juridische contact dan algemene criminelen.
Er zijn wel veel verschillen gevonden in de serieusheid van de criminaliteit.
Georganiseerde criminele plegen vaak meer ernstige criminaliteit dan algemene
criminelen. Deze resultaten komen overeen met de middelweg-theorie:
 Aan de ene kant zijn georganiseerde criminelen even oud en net zo crimineel
actief (soms actiever) dan algemene criminelen.
 Aan de andere kant bevindingen over de serieusheid van de criminaliteit laat zien
dat georganiseerde criminelen serieuze criminaliteit plegen na hun eerste contact
met justitie dan algemene criminelen.
Fraude en drugs
Criminele die als kritische criminaliteit fraude hebben, zijn gemiddeld 4 jaar ouder dan
criminelen die te maken hebben met drugs tijdens hun eerste aanraking met justitie.
Verder is er weinig leeftijdsverschil.
Georganiseerde drugs-criminelen worden vaker achter de tralies gezet na hun eerste
aanraking met justitie dan algemene drugscriminelen. Vaak moeten ze ook 2x

Discussie en conclusies
Samenvattend geven de resultaten van ons onderzoek aan dat georganiseerde criminelen
vanaf het begin zwaardere criminaliteit plegen. Hoewel het criminele gedrag van
georganiseerde criminelen minder geconcentreerd lijkt aan het begin van hun criminele
carrière en ze daarom hardnekkiger lijken, laten georganiseerde criminelen toch geen
vroeg problematisch gedrag zien! Algemene verklaringen voor hardnekkige criminele
carrières die kijken naar individuele karakteristieken lijken daarom niet generaliseerbaar
voor georganiseerde criminelen. Er moet dan eerder gekeken worden naar ervaringen die
georganiseerde criminelen hebben gehad tijdens hun volwassen leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Criminal trajectiories in organized crime (koppen, poot, kleemans & Nieuwbeerta) 2010B

A

Introductie
De twee basis onderzoeksvragen zijn:
1. Welke trajecten kunnen worden onderscheiden in de juridische carrières van
daders die betrokken zijn bij georganiseerde misdaad?
2. Is er een relatie tussen verschillende trajecten
a. en verschillende rollen van daders in criminele groepen;
b. en verschillende soorten criminele activiteiten waarin de daders betrokken
zijn.
Het is belangrijk om te erkennen dat veel kanten van de georganiseerde misdaad in
Nederland neer komt op transitcriminaliteit (internationale illegale handel).
Transitcriminaliteit verschilt heel erg van de georganiseerde criminaliteit die de noordamerikaanse
literatuur domineert: ‘Maffia’-organisaties die controle hebben in bepaalde
economische sectoren en als een alternatieve overheid handelen.

Er zijn verschillende redenen waarom de criminele carrières van georganiseerde
criminaliteit anders zijn dan die van grootschalige misdaad. Veel criminaliteit, zoals stelen
en mishandeling, is open voor iedereen. Maar dat is complexer bij georganiseerde
criminaliteit. Kleemans en Poot (2008) onderscheiden drie overeenkomstige kenmerken
van transitcriminaliteit:
1. Het grote belang van sociale relaties in georganiseerde criminaliteit, dit brengt
leverancier, medeplegers en winstgevende mogelijkheden.
2. Het transnationale karakters van vele criminele activiteiten.
3. De criminaliteit die wordt gepleegd zijn logistiek gezien complexer dan die van
grootschalige misdaad.

Levensloopcriminologie en criminele carrières van oudere daders
Het voornamelijke verwaarlozen van onderzoek naar daders die als volwassene beginnen
met criminaliteit kan worden gewezen op twee grote factoren:
1. Het meeste onderzoek naar trajecten legt de focus op een klein (jong) leeftijds
kader en sluit daarom oudere daders al uit;
2. Veel onderzoek naar criminele carrières legt de nadruk op grootschalige
criminaliteit, waarbij volwassene starter daders zeldzaam zijn;

Gebaseerd op een onderzoek naar witteboordencriminaliteit hebben Piquero en Benson
(2004) een theorie voorgesteld: onderbroken situationeel afhankelijke criminaliteit
= gaat ervan uit dat witteboordencriminelen crimineel actief zijn tijdens adolescentie, dan
stoppen en vervolgens weer doorgaan als ze in de jaren 30 of 40 zijn. Externe factoren
verklaren dit. Er zijn twee verklaringen:
 Een persoonlijke of werkgerelateerde crisis die de dader meemaakt;
 Of het komt neer op de mogelijkheden die de dader op een bepaald moment in
zijn leven worden gepresenteerd.

Paden in het leven van georganiseerde criminaliteit
 Persoonlijkheidskenmerken
Veel theorieën leggen de focus op persoonlijkheidskenmerken, zoals lage
zelfcontrole, impulsiviteit, taak-gericht, risiconemend, zelf gecentreerd,
individualistisch ect. Deze kenmerken zouden opkomen in competitieve situaties,
zoals georganiseerde criminaliteit.
 Situationele kenmerken
→ maar er zijn ook onderzoeken die tegen persoonlijkheidsonderzoeken zijn en de
focus leggen op situationele aspecten. Gezien het feit dat veel daders van
georganiseerde criminaliteit vrij normaal zijn en normale banen hebben.
Situationele factoren zouden dan betrokkenheid in georganiseerde criminaliteit
moeten verklaren. KLeemans en Poot (2008) hebben een theoretisch concept van
sociale mogelijkheden structuur - sociale banden zorgen voor winstgevende
criminele mogelijkheden - dit zou dan de latere betrokkenheid verklaren van
mensen die een normale baan hebben en overstappen naar georganiseerde
criminaliteit. In dezelfde studie van Kleemans en Poot laten zij zien dat criminele
uit georganiseerde criminaliteit niet passen binnen klassieke levensloop theorieën,
ook concluderen ze dat oudere daders een grote groep zijn binnen georganiseerde
criminaliteit.

Uit het hierboven genoemde onderzoek kunnen er vier rollen en drie typen criminele
activiteiten onderscheiden worden:
De vier rollen:
1. Leiders, zij geven de bevelen
2. Coördinators, zij plannen en organiseren criminele activiteiten
3. Verdachte met minder gezag, zij voeren concrete daden uit
4. Andere, zoals facilitators, ondergrondse bankiers, financiële en juridische
adviseurs of daders waarvan de rol niet duidelijk is
De drie typen criminele activiteiten:
1. Drugshandel
2. Georganiseerde fraude (bvb belastingfraude)
3. Andere criminele activiteiten zoals smokkelen van immigranten, mensensmokkel
en andere illegale goederen.

Resultaten
 Algemene karakteristieken van de dader populatie
o De gemiddelde leeftijd tijdens de kritische daad is 38, en 68% is tussen de
30 en de 50, een stuk ouder dan algemene criminelen.
o 11% van de daders kon worden gezien als de rol als leider. En meer dan de
helft (55%) van de daders waren verdachten met minder gezag, dus de
grootste groep van de rollen.
o 67% was betrokken bij drugshandel, 8% bij fraude en 25% bij andere
soorten criminele activiteiten.
 Algemene maatstaven van de juridische geschiedenis
o De gemiddelde leeftijd van de eerste daad van de daders was 26 jaar.
o De gemiddelde hoeveelheid daden voor de kritische daad was 7,
gedurende een periode van 12 jaar. Dit verschilt niet heel erg met
algemene daders.
 Trajecten van criminaliteit
o 19% had nog geen criminele carrière voor de kritische daad (zij zijn de
first-offenders). Zij worden niet meegenomen in het overzicht.
Verder heb je vier groepen:
1. Vroege beginners (early starters) (11%)
2. Doorzetters (persisters) (30%)
3. Daders die beginnen in volwassenheid (40%)
4. Beginners (19%)
Zie figuur voor uitleg van de carriere trajecten van deze groepen.
 Trajecten, criminele activiteiten en rollen
Aan de ene kant zou je kunnen stellen dat de vroege beginners sneller leiders
zullen worden, aan de andere kan kan je stellen dat zo’n prominente positie
educatie, vaardigheden en legale mogelijkheden vereist, dus dat dit meer
weggelegd is voor de daders die beginnen in volwassenheid.
Maar volgens het onderzoek is er geen duidelijke relatie tussen de rollen en de
groepen met verschillende criminele trajecten.

Discussie
Het meest interessante dat er is gevonden is dat er een substantiële groep binnen
georganiseerde criminaliteit bestaat die pas als volwassene is begonnen met criminaliteit
(40%). Deze bevinding is een scherp contrast met de klassieke age-crime-curve.
Het vroeg beginnen met criminaliteit blijkt uit deze studie geen vereiste te zijn voor
chronische en serieuze criminaliteit.
Grootschalige misdaad is niet hetzelfde als georganiseerde criminaliteit in meerdere
aspecten:
 De rol van sociale relaties die zorgen voor winstgevende criminele activiteiten;
 Het transnationale karakter van criminele activiteiten en de logistieke complexiteit
van deze activiteiten;
 Niet voor iedereen is er de mogelijkheid voor deze criminele activiteiten in alle
fasen van hun leven
 Latere fasen van het leven geven mensen bepaalde karakteristieken die nodig zijn
om te corresponderen met lange termijn risicofactoren die centraal staan.
Vanad dit perspectief zijn daders die als volwassene beginnen en alternatieve carrière
paden bewandelen niet zo verrassend als andere theorieën die focussen op persoonlijke
karakteristieken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

(Hoorcollege 1) twee paradigma’s

A
  1. Life history narratives
    - De Chicago School: Epicentrum van de Amerikaanse stadssociologie;
    - Sociale ecologie centraal: De moderne stad als sociaal laboratorium
    o Concentric zones (Burgess)
    o Differential association (Sutherland)
    o Multiple/Mixed methods: Biografie, etnografie, statistiek, etc.
    - Life-history narratives
    o Retrospectief zoeken naar patronen in crimineel gedrag in de levensloop (dmv gesprekken)
    o Vertrekpunt: Sociologie & kwalitatief onderzoek
    o “From the inside out”: Levensloop én zelfreflectie; het samen opschrijven van de levensverhalen
    van mensen.
  2. Life-course criminology/developmental criminology
    - Veranderingen in crimineel gedrag van individuen over de tijd (leeftijd) heen.
    - Vertrekpunt: (ontwikkelings)psychologie en kwantitatieve onderzoeksmethoden.
    o Vaak grote onderzoekspopulaties, longitudinaal onderzoek.
    - Focus op:
    o Jeugdige ontwikkeling (levensfasen)
    o Risico- en beschermende factoren: Opvoeding (verwaarlozing, gebrek aan toezicht), invloed van
    peers etc.
    o Transities en turning points (op latere leeftijd)
     Transities: Voorspelbare life-events: Afstuderen, verhuizen, baan krijgen, huwelijk, kinderen
    etc.
     Turning points: Onvoorspelbare life-events: Traumatische gebeurtenissen (slachtofferschap,
    auto-ongeluk), interventieprogramma’s, straf/detentie, bekering, pro-social network.
     Turning: Verandering van richting.
     Point: Momentum of serie van events.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

(Hoorcollege 1) criminele carrieres en leeftijd

A

Criminele carrières en leeftijd
Age crime curve (Quetelet)
- Initiatie rond 12 jaar
- Piek tussen 18-21 jaar
- Desistance rond 20-30 jaar

Kritiek op de curve
- Assumptie van homogeniteit:
o Voor alle typen daders?
o Gender?
- Is gebaseerd op officiële statistieken: bias/selectie, focus op jeugd.
o Universeel?
o Westers onderzoek, Westerse curve?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Dossier kevin Mitnick

A

Voor Kevin Mitnick was het hacken een spel; een soort wedstrijd. Hij vond zelf niet dat hij
ethisch onverantwoord bezig was omdat hij dacht de tekortkomingen van een bedrijf bloot te
leggen. Hij besefte pas dat het illegaal was toen hij gezocht werd door de FBI. Verklaringen
voor zijn hack-gedrag kwamen voort uit zijn jeugd: hij groeide op zonder vader, had geen
grote vriendengroep, had overgewicht en hoorde er nooit echt bij. Een biologische verklaring
was dat hij verslavingsgevoelig was en dus ook verslavingsgevoelig voor hacken. Hij
transformeerde van een black-hat hacker naar een white-hat hacker en werkt nu voor
beveiligingssystemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Aiken, M., Davidson, J., & Amann, P. (2016). Youth pathways into cybercrime verklaringen

A

Cybercrime = een breed aantal criminele activiteiten waarbij computers, digitale apparaten
en het internet worden gebruikt.
1. Computergestuurd: computers als hulpmiddel (bv. oplichting, cyberspionage)
2. Computergericht: software is het doelwit (bv. hacken)

Hacken = overkoepelende term voor verschillende menselijke activiteiten die de juiste
werking van computersystemen en -netwerken verstoren, zoals spionage, verkrijgen van data
en wachtwoorden allemaal zonder autorisatie.

Vier verklaringen voor de criminele carrières van jongeren in de cybercriminaliteit

(1) Criminologie = hacken is een criminele handeling waarbij op dezelfde manier als bij
andere vormen van criminaliteit naar ‘hoe’, ‘wat’ en ‘waarom’ moet worden gekeken.
- Rationele keuze theorie: gemotiveerde dader, geschikt/ zwak doelwit en afwezigheid
van toezicht komen samen in cyberspace en tijd.
- General Theory of Crime: criminele sociale banden en gebrek aan zelfcontrole
reguleren antisociaal gedrag en criminaliteit + gebrek aan regulering in cyberspace.
- Theory of Reasoned Action: gedragsintenties zijn voorloper op gedrag en de
verwachting op een bepaalde uitkomst, maar gedrag kan escaleren en versterken.
- Algemene afschrikkingstheorie: individuen worden afgeschrikt door het gebruik van
tegenmaatregelen (negatieve prikkels en sancties).
- Neutralisatietechnieken: hackers ontkennen dat de slachtoffers zijn geschaad of hen
onrecht is aangedaan en ze overtuigen zichzelf dat het ‘verdiend’ is.

2) Ontwikkelingspsychologie =
- Storm en stress: stemmingswisselingen, impulsiviteit en problemen met autoriteit zijn
voorspellers voor antisociaal gedrag en criminaliteit.
- Persoonlijkheidstheorie en ecologische systemen: fluctuaties in persoonlijkheid op
jonge leeftijd worden beïnvloed door echte en virtuele kenmerken (sociaal leren).
- Morele ontwikkeling: verwarring over onderscheid tussen ‘echte wereld-normen’ en
‘online-normen’ stellen de identiteit vast.

3) Neurobiologie
- Dopamine beloningssysteem: frequent en snel succes online koppelen aan antisociaal
gedrag en criminaliteit, waardoor het wordt versterkt.
- Internetverslavingsgedrag: moeilijkheden bij het stoppen van criminaliteit leidt soms
tot escalatie van antisociaal gedrag.
Functionaliteit van de prefrontale cortex en frontale kwab: slechte besluitvorming en
impulsiviteit bij slechte functionaliteit door blootstelling aan technologie

(4) Cyberpsychologie
- Online disinhibition effect: individuen zijn meer vatbaar voor antisociale activiteiten in
cyberspace door de integratie van anonimiteit en minimalisatie van autoriteit online.
- Online syndication effect: antisociaal gedrag was beperkt in bereik, maar is nu online
binnen een paar klikken bereikbaar (psychologisch ondergedompeld houdt in dat
cybercriminelen hun gedrag samen kunnen rationaliseren en faciliteren).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Aiken, M., Davidson, J., & Amann, P. (2016). Youth pathways into cybercrime karakteristieken

A

Individuele karakteristieken van (jonge) hackers
1. Volwassen (meest voorkomend)
2. Hoog IQ
3. Zeer computervaardig en nieuwsgierig naar technologie
4. Brede reeks sociale klassen
5. Sociaal geïsoleerd maar vaak netwerken met een groep gelijkgestemde volwassenen
6. Enige kwetsbaarheid, sociale ongemakkelijkheid en teruggetrokkenheid
7. Hoge behoefte aan online aansluiting en bevestiging

Gemeenschappelijke criminele carrières van (jonge) hackers
1. Aanleg voor technologie
2. Bereidheid tot deelname aan illegale internetactiviteiten die later escaleren
3. Verandering in verhoogde criminele activiteit ten opzichte van vroege, kleine activiteiten
4. Intrinsiek plezier van de verhoogde criminele activiteiten
5. Online reputatie bij peers compenseert voor gebrek aan zelfvertrouwen in echte wereld
6. Online is een plaats zonder toezicht waar de wet kan worden omzeild met de juiste
vaardigheden, dus wordt cybermisbruik beperkt
7. Online criminaliteit kan verslavend werken
8. Online netwerk met peers normaliseert en moedigt crimineel gedrag aan
9. Online hiërarchie met testen op hogerop te werken
10. Doel is niet altijd financiële winst, maar ook sociale reputatie
11. Online reputatie zorgt voor grote cognitieve en emotionele investering

Implicaties voor preventie
1. Besluitvorming: interventies op de manier waarop jongeren keuzes maken
2. Publieke gezondheid: bewustwording onder jongeren voor verantwoordelijkheid
3. Stranger danger: jongeren waarschuwen voor de gevaren op het internet
4. Rolmodellen: communiceren met een white hat hacker
5. Cyberbeveiliging: kennis en bewustzijn over de risico’s en de beveiliging
6. Cyberbewustzijn: bewustzijn voor kwetsbare groepen
7. Vaardigheden: nieuwsgierigheid aanmoedigen en vaardigheden in legale richting sturen

Implicaties voor de praktijk
Menselijke factoren
1. Online activiteit: ouders moeten bewust zijn van online activiteit van hun kind
2. Toezicht houden: ouders moeten toezicht houden op de online activiteit van hun kind
Technologische factoren

Implicaties voor rechtshandhaving
1. De rol van beleid
2. Consequenties: bewustwording voor ernst en consequenties
3. Minimalisering en status van autoriteit
4. Cybersecurity supply: werven personeel met expertise om jongeren te bereiken
5. Protocollen en waarschuwingen: bescherming van bedrijven
Conclusie van het artikel is dat jongeren, ouders en de samenleving als geheel geïnformeerd
moeten worden over de risico’s van cybercriminaliteit en er moet gestimuleerd worden om
hun internet vaardigheden indien ze die bezitten voor positieve, niet-illegale doeleinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Yar, M. (2005) Computer hacking: just another case of juvenile delinquency?

A

Hacker = rationele denker: kiest bewust voor deelname aan illegale activiteiten met een
bepaalde beloning in het vooruitzicht: verschillende motivaties lopen erg uiteen.
1. Outsider: enerzijds kwaadwilligheid, vandalisme en drang om te vernietigen: anderzijds
nieuwsgierigheid, thrill-seeking en hebzucht.
2. Insider: intellectuele nieuwsgierigheid, drang om kennis te vergroten, inzet tot vrije
stroom en uitwisseling van informatie, verzet tegen politieke autoriteit en
bedrijfsdominantie, het verbeteren van computerveiligheid door het blootstellen van de
laksheid.

Hacken verklaren als een verslaving = verklaren vanuit krachten die binnen/buiten de hacker
zelf liggen.

Internet Addiction Disorder = vanuit een individualistisch perspectief verklaren
sommige psychologen hacken als een uitbreiding van dwangmatig computergebruik
waarover de actor beperkte controle heeft: medicalisering van hacken als oplossing.

Slibbery slope = onschuldige hackactiviteiten kunnen gemakkelijk overgaan in
ernstigere overtredingen (net als dat gebruik van softdrugs gemakkelijk overgaat in
gebruik van harddrugs).

Hacken verklaren vanuit het perspectief ‘boys will be boys’ = verklaren vanuit sociaalculturele
factoren en psychologische factoren.
Psychologisch
- Aangeboren verschil dat mannen meer gefascineerd zijn door wiskunde en
logischerwijze probleemoplossend.
- Compenseren van de machteloosheid in eigen sociale relaties door sneller te gaan
hacken.
Sociocultureel
Een groter verlangen voor ‘hard mastery’ bij mannen is de wil en controle over
machines.
- De culturele hegemonische mannelijkheid door via hacken dominantie en controle te
bewijzen en af te dwingen.

Hacken verklaren als een jeugdprobleem = verklaren vanuit sociaal-culturele factoren en
psychologische factoren.
Psychologische factoren
- De adolescentie is een psychologische periode van onrust en crisis, wat leidt tot
ethische achterstand en zich uit in antisociaal gedrag en criminaliteit.
- De ontwikkelingspsychologie stelt dat met de leeftijd men meer moralen leert en je
stopt met criminaliteit.
Socioculturele factoren
- Problematische familieachtergronden, zoals verwaarlozing en moeilijkheden in het
gezin waardoor hacken als uitlaatklep dient.
- Differentiële associatie binnen een sociale criminele subcultuur, waardoor crimineel
gedrag sociaal wordt aangeleerd door peers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Turgeman-Goldschmidt, O. (2008). Meanings that Hackers Assign to their Being a Hacker.

A

Labellingtheorie: het label ‘hacker’ heeft zich ontwikkeld van positief naar negatief
1. Positieve deviantie: getalenteerde personen met extra kennis en erkenning
2. Negatieve deviantie: outsider die zichzelf anders zien dan de mainstream

Drie soorten hackers
1. Pirates: illegale software distribueren en verspreiden
2. Crackers: inbreken in computersystemen, virussen, stelen van informatie
3. Phreaks: technologie of creditcardnummers om interlokale kosten te omzeilen

Onderscheid in hackers
1. Good hacker: degenen die vanuit enthousiasme en interesse de details van
computersystemen willen achterhalen (technische bekwaamheid).
2. Bad hacker: degenen die zichzelf beschrijven als hackers met een wilde en begaafde
persoonlijkheid, voortgekomen uit een nature doorgroei vanuit hun jeugd.
3. Hackers die de ‘bad hacker’ verlaten: transformeren naar professionele counseling
binnen dezelfde carrière, maar via conventionele waarden en overtuigingen.

Overeenkomstig tussen good en bad hackers
- Hackers zien zichzelf niet als criminelen (tegenspraak met labellingtheorie)
- Hackers interacteren met gelijken die hetzelfde gedrag vertonen
- Hackers bestempelen zichzelf als positieve deviantie: capabel om te doen wat de
normale mens niet kan doen

22
Q

Van der Wagen, W., ’t Zand, E.G. van, Matthijsse, S.R. & Fischer, T.F.C. (2019). Cyberdaders: uniek profiel, unieke aanpak? Een onderzoek naar kenmerken van en passende interventies voor daders van cybercriminaliteit in enge zin

A

Van positieve dader (helden van cyberspace die de mogelijkheden van computertechnologie
wilden exploreren) naar criminele dader.
Dit onderzoek richt zich op het beeld dat hackers van zichzelf hebben en welke rol labelling
speelt in hun leven. Hier is weinig onderzoek naar gedaan, wel door Turgeman-Goldschmidt
(2008): labelling pakt bij hackers mogelijk anders uit dan bij de klassieke outsiders. Hackers
verzetten zich wel tegen hun stigma, maar ondervinden nauwelijks negatieve
sociaalpsychologische implicaties van labelling.

Labellingbenadering: gericht op de wijze waarop de reactie van de maatschappij (formeel
door sanctionering/informeel door stigmatisering) invloed uitoefent op het zelfconcept en de
sociale identiteit van de gelabelde (Becker). Als iemand zijn stigma internaliseert, leidt dit tot
een geschonden identiteit (Goffman). Dit kan vervolgens leiden tot deviante groepsformatie
en verdergaand delinquent gedrag (secundaire deviantie).

Gelden de aannames uit de labellingbenadering (negatief zelfbeeld, secundaire deviantie,
sociale uitsluiting) ook voor hackers?

(1) Hoe denken hackers dat zij worden aangenomen door de buitenwereld?
- Kloof digitale kennis: buitenstaanders begrijpen hackers niet en kunnen dit ook niet
- Vooroordelen: buitenstaanders denken dat hackers enkel slechte doelen hebben
- Stereotypering: van nerds tot gevaarlijke mensen (in de media)
- Beeld: hackers worden als criminele organisatie gezien
- Behandeling: nadeel van de twijfel bij hackers, want ze zijn een ‘groot gevaar’

(2) Hoe zien hackers zichzelf als ‘de ander’?
- Hackers zien zichzelf als een aparte gemeenschap
- Hackers beschouwen zichzelf als anders aangeboren met deze kennis
- Hackers zoeken mensen met soortgelijke kennis op
- Hackers zien hun online- en offlinewerelden los van elkaar
- Hackers zien zichzelf als positieve deviant en helper

(3) Hoe zien hackers zichzelf ten opzichte van ‘de anderen’?
- Exclusiviteit: niet iedereen is zomaar een hacker
- Scriptkiddies: onderscheid tussen amateur en echte hacker
- Privé chatkanalen: selecte vriendengroep afgezonderd van buitenstaander
- Hackers distantiëren zichzelf van cybercriminelen: andere intenties en plan
- Labelling onderling: tussen black hat (fout doen + illegaliteit) en white hat (goed doen
+ legaliteit)

Het positieve zelfbeeld dat hackers van zichzelf hebben, de (online) gemeenschap waartoe zij
zich rekenen en het duidelijke morele kader waarbinnen zij hun handelingen betekenis
geven, kunnen mogelijk verklaren dat zij zich als het ware boven de negatieve oordelen van
de buitenwereld kunnen plaatsen.

Vier fasen van hacken:
1. Affectie computers
2. Nieuwsgierig exploitatie
3. Illegale excursie
4. Criminele exploitatie

hacker?
Kwalitatief onderzoek:
- Diepte-interviews
Kwantitatief onderzoek:
- Literatuuronderzoek in vier gebieden: criminologie, ontwikkelingspsychologie,
neurobiologie en cyberpsychologie
- Analyse strafdossiers met computervredebreuk
Gedownload

23
Q

Dossier Bernard Madoff

A

De economische situatie in de wereld was slecht. Door middel van mond op mond reclame
werd hij beroemd en omdat hij veel vertrouwen uitstraalde kreeg hij een goede positie om
witteboordencriminaliteit te plegen. Bernard Madoff kwam uit een middenklasse gezin
waarbij de ouders ook al fraude gepleegd hadden (hij had het hier dus van kunnen leren).
Zijn manier van WBC was ponzifraude; omdat mensen hun geld terug wilden, kwam het uit
dat hij ze opgelicht had. Zijn drijfveer om de fraude te plegen was geld.

24
Q

Onna, J.H.R. van, Geest, V.R., van der, Huisman, W. & Denkers, A.J.M. (2014). Criminal Trajectories of White-collar Offenders.

A

WBC-onderzoek focust vooral op omstandigheden van de overtreding zonder te kijken naar
de criminele ontwikkeling in het leven. Hier moet verandering in komen, want WB criminelen
hebben een andere levensloopcriminologie dan algemene daderpopulaties: op latere
leeftijd, lange carrière en op latere leeftijd weer stoppen.

Drie soorten WB criminelen
1. Crisis responders (lage frequentie delicten): criminaliteit als reactie op een waargenomen
crisis.
2. Opportunity seekers (medium frequentie delicten): leven stabiel leven, volgen een vast
patroon van overtreden wat suggereert dat ze kansen zoeken om criminaliteit te plegen.
3. Stereotypical criminals (hoge frequentie delicten): actieve criminele carrière, onstabiel
leven, lage zelfcontrole.

Sociaal demografisch-daderprofiel
- Middelbare mannen met gemiddeld inkomen (middenklasse)
- Functie bij bedrijven en salaris uitbetaald als werkgever, zelfstandig ondernemer

Misdaadkarakteristieken
- Meerdere overtredingen met gematigde frequentie (lange criminele carrière)

Levensloopcriminologie en age-crime curve
- Adolescentie: geen criminaliteit m.u.v. vermogensdelicten
- Jongvolwassene: substantieel deel pleegt vermogens-, geweld- en verkeersdelicten
- Volwassene: belastingfraude en financieel-economische delicten (piek)
- Late volwassene: deels witteboordencriminaliteit

Ontwikkelingstrajecten bestaande uit vier trajectgroepen
1. Stereotypische witteboordencriminaliteit: geen criminaliteit als jongvolwassene
- Hoog inkomen
- Begint mid-30
2. Adult-onset offender: jongvolwassene en toename tot veertig jaar
- Veelzijdige pleger
- Middenklasse
3. Adult persistent: adolescentie en toename tot veertig jaar
- Hoog tempo criminaliteit
- Geen specialisatie
- Laag inkomen
4. Stereotypische criminelen: adolescentie en toename tot eenendertig jaar
- Verschillende overtredingen
- Veelzijdige pleger
- Laag inkomen

25
Q

Piquero, N., and M. Benson (2004). White Collar Crime and Criminal Careers: Specifying a Trajectory of Punctuated Situational Offending.

A

(1) Levensloopcriminologie (niet van toepassing op WBC) = focus op zowel de ontwikkeling
van adolescenten als op volwassenen (life-events, werk, huwelijk, dood). De life events
(legaal of illegaal) vinden plaats en hebben invloed op leeftijdsafhankelijke (1) trajecten en
(2) veranderingen die plaatsvinden tijdens het hele leven van een individu.
1. Trajecten: volgorde van gelinkte gebeurtenissen binnen een conceptueel gedefinieerd
gebied/rijk van gedragingen of ontwikkelingen.
2. Veranderingen: turning points in de staat van het traject.

Vier aspecten van trajecten
1. Begin van daderschap
2. Duur van criminele carrière
3. Afstand nemen van daderschap
4. Patronen in de typen delicten

(2) Ontwikkelingstheorieën (niet van toepassing op WBC) = focus op ontwikkeling
(opvoeding, invloed van peers, etc) van jeugd en adolescenten in verschillende levensfasen.
Criminaliteit verklaren in de context van levensloop, ervan uitgaande dat factoren die invloed
hebben op een dader mee veranderen met de leeftijd van die dader.

Moffitt: antisociaal gedrag begint in de vroege of adolescentie jaren. Hierbij wordt een
onderscheid gemaakt tussen life-course persistent ofenders en adolescence limited
ofenders. Het onderscheid tussen crimineel gedrag dat begint op jonge leeftijd en het hele
leven voortzet en crimineel gedrag dat begint op latere, maar jonge leeftijd en een keer
piekt.

Sampson & Laub: age graded theory of informal social control = zwakke sociale binding
zorgt voor delinquentie in de adolescentie en dit is een belangrijke voorspeller voor
criminaliteit in de volwassenheid.

Thornberry: interactionele theorie = sociale controle en sociale leertheorieën samennemen
waaruit drie modellen van adolescenten die criminaliteit plegen vormen:
1. Vroege (11-13): familie belangrijk
2. Midden (15-16): peers belangrijk
3. Late (18-20): intieme relaties belangrijk

Hagan: strain en subculturele perspectieven = delinquente jeugdige subcultuur staat latere
adolescenten toe om te ontsnappen aan sociaaleconomische nare gevoelens, in zulke mate
dat de jongeren het niet meer doorhebben dat ze negatieve emoties hebben. Hierdoor
komen deze emoties pas later in het leven naar de oppervlakte = sleeper effect.

(3) Punctuated situationally dependent ofending (wel van toepassing op WBC) = WBC
volgen dezelfde ontwikkelingstrajecten in delinquentie en criminaliteit zoals meeste mensen
dat doen, alleen pakken zij na een tussenstop de draad weer op d.m.v. het plegen van WBC.
Hierbij wordt de herstart getriggerd door externe factoren buiten de dader zelf om
(situationeel): (1) na het verkrijgen van een bepaalde positie of beroepsfunctie of (2) individu
ondervindt crisis in privé- of beroepsleven die motivatie biedt voor het plegen van WBC.

Fear of failing = falen in de carrière en/of plan
Fear of falling = van bovenop terugvallen naar onder aan de ladder

26
Q

Shover, N., Coffey, G.S. & Sanders, C.R. (2004). Dialing for Dollars: Opportunities, Justifications and Telemarketing

A

Fraude = mispresentatie of misleiding gebruiken om oneerlijk en wederrechtelijk voordeel te
behalen, meestal door het creëren en uitbuiten van een uiterlijk van routine transacties.

Telemarketing fraude = klant ontvangt een telefoontje van een verkoper die veel druk zet en
wie fondsen wendt of producten verkoopt o.b.v. valse beweringen of aanlokkelijke claims >
klant ontvang of niets of een minder goed product dan beloofd.

Werkwijze: twee of meer individuen nodig, maar vaak formele organisaties met veel
werknemers, omdat het zo moeilijk te onderscheiden is van legitieme organisaties.

Werknemers: van jongs af aan in contact met bedrijfsleven door ouders en bevonden zich op
latere leeftijd in economisch onzekere omstandigheden en morele marginaliteit (eerder in
aanraking gekomen met criminaliteit).

Beloning: naast financieel gewin (materieel) ook gewin in machtsgevoel en zelf-definiëring
(immaterieel) waar controle uitoefenen op en manipuleren van anderen bijkomen.

Neutralisatietechnieken van Sykes en Matza: denial of the victim (hij verdient het) en
normalisatie (geen verschil met legitieme verkopers).

27
Q

Stadler, W., & M. Benson (2012). Revisiting the Guilty Mind: The Neutralization of White-Collar crime.

A

Witteboordencrimineel = respectabele individuen met hoge sociale status die deelnemen
aan illegale gedragingen.

Relevant voor WBC want deze criminelen zijn meer toegewijd aan conventionele waarden: ze
moeten zich vrij maken van conventionele normen. Uitzoeken of neutralisatie bij WB
criminelen verschilt van andere criminelen in hoe ze hun criminaliteit verantwoorden en er
op reageren na ervaring rechtssysteem en opsluiting.

Sociaal demografisch-daderprofiel
- Blanke mannen, getrouwd
- Grote sociaaleconomische status
- Grote kans om werkzaam te zijn

Diferentiële associatietheorie = crimineel gedrag wordt aangeleerd in interactie met
intieme groepen in een proces van communicatie door overmaat aan positieve associaties
met criminaliteit binnen de cultuur.

Neutralisatietechnieken van Sykes en Matza:
- Denial of responsibility: externe factoren
- Denial of injury: criminele actie geen merkbare schade
- Denial of victim: criminele actie geen merkbare invloed op slachtoffer
- Condemnation of the condemners: afschuiven op politie of andere sociale groepen
- Appeal to higher loyalties: bedrijf verzekeren, familie beschermen, vrienden helpen

Ontkenning
- Externe schuld: schuld wordt niet ontkend (!) in tegenstelling tot niet WBC-plegers
- Erkennen schuld: uiten schuld niet
- Ernst misdaad: misdaad wordt iets (!) serieuzer genomen dan niet WBC-plegers
- Verdiende straf: van mening dat ze straf niet verdienen
- Accepteren label: zien het als een eenzame afwijking en geen crimineel label
- Volledige ontkenning: één op de vijf ontkent enige betrokkenheid

Er blijkt weinig verschil te zijn tussen WB criminelen en andere typen criminelen in het
gebruik van neutralisatietechnieken, maar wel verschil in crimineel denken: WB criminelen
zijn minder geneigd schuld uit te drukken, te geloven dat ze een gevangenisstraf verdienen of
het label crimineel te accepteren.

Welke methoden worden gebruikt om inzicht te krijgen in de criminele carrière van
witteboordencriminaliteit?
Kwalitatief onderzoek:
- Gestructureerde interviews
- Zelf-rapportage met enquêtes
- Psychologische beoordelingen
Kwantitatief onderzoek:
- Analyseren van daderprofielen
- Bronnen over slachtoffers

28
Q

Criminal Pasts, Terrorist Futures – Basra & Neumann (2016)

A

De zaak van Mesa Hodzic laat zien hoe wazig de scheidslijnen tussen misdaad en extremisme zijn geworden: hij
was drugsdealer en lid van de Islamitische Staat (IS). Was hij crimineel, terrorist of beide? Hij was geen uniek
geval, twee derde van Duitse buitenlandse strijders waren voordat ze naar Syrië afreisden bekend bij de politie.
In België was dit de helft. In Noorwegen en Nederland was dit minstens 60%. Ze zijn in het artikel van mening
dat het verband tussen misdaad en terrorisme is onderbelicht. Het doel van dit artikel is om de aard en
dynamiek ervan te beschrijven. De paden van de 79 jihadisten worden geanalyseerd en hun motivaties en actie
om kernfactoren en dynamieken te vormen. De convergentie van criminele en terroristische milieus (wat de
nieuwe misdaad wordt genoemd = terreur nexus) is reëel en heeft ingrijpende gevolgen voor de manier waarop
jihadistische groepen in Europa opereren. De data os gehaald uit overheidsrapporten, strafzaken en
krantenartikelen. Daarnaast zijn er interviews gehouden met voormalig functionarissen van
terrorismebestrijding

Database bevat personen die:
1. Hebben gereist, of hebben geprobeerd te reizen naar buitenlands slagfront als jihadistische buitenlandse
strijder en/of betrokken zijn geweest bij terrorisme in Europa
2. Een geschiedenis van misdaad voorafgaand aan hun extremisme had
3. Actief zijn geweest als jihadisten na begin van huidige golf in 2011

Resultaten
Uit de steekproef komt geen unuform profiel naar voren, hoewel het wel mogen is patronen te onderscheiden
 alle individuen zijn mannelijk en overwegend jongen (gemiddeld 25 jaar). Twee derde heeft geprobeerd naar
Syrië te reizen. De intensiteit van criminaliteit varieert van eenmalig tot herhaalde criminaliteit. Meer dan de
helft heeft minstens 1x in de gevangenis gezeten

Radicalisering en werving
Er zijn naar schatting 5000 Europeanen naar het Midden-Oosten afgereisd om zich aan te sluiten bij een
jihadistische groep. Zowel terugkeerders als thuisblijver hebben een prominente rol gespeeld in de recente
terroristische aanslagen in heel Europa  beide groepen hebben vaak een crimineel verleden = persoonlijke
omstandigheden, ervaringen, verhalen, netwerken en andere factoren verklaren hun geweld
 Het verlossingsverhaal = dit kwam veel terug, dit is een cognitieve opening zoals een schokkende
gebeurtenis of persoonlijke crisis die hen ertoe bracht hun leven opnieuw te beoordelen en open te staan
voor radicale verandering  het ‘goed’ maken van zonden. Dit vormde de reden voor wending tot religie
en rechtvaardigde de betrokkenheid bij jihadistische groepen. Jihadisme bood verlossing van misdaad en
bevredigde tegelijkertijd dezelfde persoonlijke behoeften en verlangens die hen ertoe brachten erbij
betrokken te raken bijvoorbeeld macht, geweld, avontuur en hen een identiteit geven
 Criminaliteit legitimeren = ‘stelen van de ongelovigen is door Allah toegestaan’ (neutralisatietechnieken)
 Werving = over het algemeen zijn de inspanningen van extremisten om criminelen te werving (door
propaganda of directe gezichtsbetrokkenheid) beperkt, er is geen bewijs voor hoe succesvol dergelijke
benaderingen zijn geweest. Dit suggereert dat hun propaganda niet systematisch is, maar eerder een
resultaat van de merging van criminele en jihadistische milieus. Zowel criminelen als jihadisten worden
gerekruteerd uit hetzelfde demografische milieu

29
Q

Ljujic, V., van Prooijen, J. W., & Weerman, F. (2017). Beyond the crime-terror nexus: socio-economic status, violent crimes and terrorism

A

Terrorisme: Een wijd scala aan criminele delicten die gepland, voorbereid en/of gepleegd zijn met een
terroristisch motief. Vanuit het juridische perspectief zijn terroristen criminelen die geweld gebruiken (of
dreigen daarmee) om bepaalde politieke of ideologische doelen te bereiken.

Vier golven van internationaal jihadisme
1. The inspirational wave: Betrokkenheid van internationale Mujahadeen strijders in het conflict tussen
Afghanistan en de Sovjet-Unie.
2. The elite wave: De opkomst van hoogopgeleide immigranten uit het Midden-Oosten (zoals 9/11).
3. The third wave: Lokale Jihadisten geïnspireerd door de oorlog in Irak.
4. The fourth wave: Immigranten gangs die jihadisme met gangstercriminaliteit mengen. Deze wave bracht
netwerken van criminele actoren naar voren (sporadische criminelen en gefragmenteerde terroristen)

Sociaal-economische factor die kan bijdragen aan radicalisering
- Een slechte sociaal-economische positie (zoals slechte educatie en weinig kansen op de arbeidsmarkt)
kunnen ertoe leiden dat iemand kwetsbaar is voor geweld.
- Dit kan zorgen voor weerstand tegen de-radicalisering en resocialisatie, waardoor crimineel recidivisme
toeneemt.

Beschrijvende kenmerken van terroristen
- Tweede generatie immigranten
- Laag opgeleid
- Geen stabiele baan
- Voorheen betrokken bij geweldsdelicten
- 1/3e
was geradicaliseerd in de gevangenis

strained collectivity scheidt terrorisme van andere vormen van criminaliteit
Onderzoeksvraag, data en methode
Dit artikel onderzoekt de sociaaleconomische kenmerken van daders van geweldsdelicten en terrorisme. Het
doel van het onderzoek is om een beter inzicht te geven in de sociaaleconomische kenmerken van strain in de
context van geweldsdelinquentie en terrorisme. Er zijn drie databronnen gebruikt:
 CBS
 Empirische literatuur van Bie (2016)
 Open-access bronnen over werk en school van Europese terroristen.

Discussie en conclusie
Het vergelijken van de Europese onderzoeksgroep met de Nederlandse groep laat opvallende verschillen zien:
Alle jihadistische terroristen uit de Europese onderzoeksgroep zijn mannelijk. Bij de Nederlandse
onderzoeksgroep is minstens een vierde van de geweldsdelinquenten en terroristen vrouwelijk. Ook met
betrekking tot leeftijd verschillen de groepen. Deze verschillen kunnen deels verklaard worden door de
verschillen in metingen: de leeftijd van de Nederlandse daders was op het moment van het gewelddadige delict
en/of het tijdstip van wanneer personen zich bij een terroristische groepering in het buitenland aansloten (of
dit probeerde). Van de Europese terroristen is alleen de leeftijd op het moment van de aanval opgenomen
Kort gezegd bepaalt een vicieuze cirkel van strain en nadelen in de samenleving de criminele levensgeschiedenis
van een persoon, en terroristen vormen hier geen uitzondering op. Criminele activiteiten in naam van het
jihadisme bloeien op door ernstige strain en onzekerheid. Mensen delen een fundamenteel verlangen om ertoe
te doen, oftewel, ze streven betekenis na. Ernstige strain kan aanleiding geven tot sterke gevoelens van
kwaadheid en frustratie, wat leidt tot extreme ideologieën die zouden kunnen dienen om de balans tussen
macht en de bronnen van strain te herstellen
Het doel van dit artikel is het ontwikkelen van een theoretisch kader voor de rol van politiek-religieuze culturen
en verschillende soorten marginalisering die betrokken zijn bij het proces van ‘jihadi worden’. De theorie van
Bourdieu met field, habitus en sociaal en cultureel kapitaal wordt hierbij toegepast

Gevangenis
Europese gevangenissen staan in de schijnwerper als plaatsen waar extremistische radicalisering (werving)
heeft plaatsgevonden. 27% van de degene die in de gevangenis hebben gezeten radicaliseerde daar.
Gevangenissen zijn relevanter geworden als plaatsen waar criminelen en terroristen zich mensen
 Kwetsbaarheid = gevangenissen zijn plaatsen waar nieuwe gedetineerden mentaal en fysiek kwetsbaar zijn
en waar cognitieve openingen worden ervaren, de bereidheid en het verlangen om zich te identificeren
met nieuwe ideeën, overtuigingen en sociale groepen. Niet alleen zijn gedetineerde kwetsbaar om
cognitieve openingen ook hebben ze de neiging deel uit te maken van demografie die jihadistische groepen
graag aantrekken: jonge mannen met moslimachtergrond, impulsief, bereid risico’s te nemen en al in
conflict zijn geweest met gevestigde autoriteit. Criminele verleden heeft hen ongevoelig gemaakt voor het
breken van de wet en geweld. Probleem gevangenisautoriteit: lastig om onderscheid te maken tussen
legitieme religieuze bekering en mogelijke problematische radicalisering
 Netwerken = de gevangenis is een plek waar criminele en terroristische milieus met elkaar samenkomen en
hierdoor kan er een verbinding tussen de twee ontstaan, dit is meer dan in de buitenwereld
 Post-release = in alle gevallen eindigde de radicalisatie niet in de gevangenis, het wat begonnen in de
gevangenis maar na de vrijlatig vervolgde het jihadistische pad

Overdracht van vaardigheden
Een van de meest verontrustende aspecten van het nieuwe verband tussen misdaad en terreur is de
mogelijkheid dat criminele vaardigheden worden overgedragen aan terroristen, er zijn drie thema’s:
 Wapens = de individuen met een crimineel verleden hebben gemakkelijker toegang tot wapens zoals
pistolen, dus door de verbinding tussen criminelen en terroristen wordt het makkelijker voor terroristen
om aan wapens te komen en worden wapens makkelijker verspreid. Terroristen zouden het moeilijker
hebben om aan middelen te komen als ze geen crimineel verleden hebben
 Onder de radar blijven = dit omvat bijvoorbeeld het gebruik van valse documenten en toegang tot veilige
huizen waardoor terroristen de autoriteiten kunnen ontwijken en daarmee de kans vergroten dat een
complot uitmondt in een succesvolle aanval. Dit zijn geen specifieke vaardigheden maar hun toegang tot
criminele netwerken waarmee zij deze tools kunnen krijgen
 Ervaring en vertrouwdheid met geweld = 65% van de personen was betrokken bij geweldsmisdrijven, het is
voor hen laagdrempeliger om geweld te gebruiken als terrorist zijnde. Voor iemand die bekend is met
geweld en ongevoelig is geworden voor hen gebruik ervan kan de sprong naar het plegen van een
terroristische daad kleiner zijn hierdoor is het proces van mobilisatie sneller en makkelijk

Financiering
Criminele verledens maken terrorismefinanciering mogelijk, dit doormiddel van leningen, particuliere donaties,
bankfraude, bedrijfsfraude en ook kleine criminaliteit. Financiering door middel van criminaliteit zal belangrijker
worden:
1. Voor meerderheid van terroristische aanslagen in Europa geen grote sommen geld nodig
2. Jihadisten hebben het gebruik van gewone criminaliteit aangemoedigd om fondsen te werven
3. Jihadisten blijven doen waar ze bekend mee zijn, en daarom zal het financieren van terrorisme met
criminele middelen waarschijnlijk belangrijker worden naarmate het aantal jihadisten met een crimineel
verleden toeneemt
 Strategie = jihadisten bemoedigen Westerse supporten om aanvallen uit te voeren die relatief goedkoop en
makkelijk zijn zoals het zelf maken van een bom of het kopen van een pistool. Aanvallen zijn hierdoor niet
duur om uit te voeren en criminelen kunnen dit gemakkelijk financieren door middel van werk of leningen
(of de criminaliteit die ze al pleegde)
 Ideologie = jihadisten moedigen hen aan om criminele activiteiten te plegen = ideologische indoctrinatie,
die beweert dat het stelen van ongelovigen goed is (niet slecht toegestaan)
 Continuïteit = mensen met een crimineel verleden gaan vaak verder met wat ze al deden, doorgaan met
criminaliteit plegen maar nu worden de opbrengsten gebruikt om terroristische aanslagen te
financieren/plegen of om tripjes naar Syrië te plannen

30
Q

Thijs, F., Rodermond, E., & Weerman, F. (2018). Verdachten van terrorisme in beeld: achtergrondkenmerken,’triggers’ en eerdere politiecontacten

A

Betrokkenheid bij criminaliteit van terrorismeverdachten
De centrale vraag in dit hoofdstuk is of verdachten van terrorisme eerder betrokken zijn geweest bij
criminaliteit, voorafgaand aan het uitgangsdelict ofwel de verdenking van een terroristisch misdrijf. Gekeken
wordt om hoeveel en wat voor misdrijven het gaat en hoe de criminele carrière is verlopen tot aan het moment
van het uitgangsdelict

Methode
Voor het in kaart brengen van de betrokkenheid bij criminaliteit zijn CBS- gegevens gebruikt die aangeven of en
hoe vaak de individuen in de onderzochte populatie eerder werden verdacht van een misdrijf. Het
microdatabestand met deze informatie loopt van 2005 tot en met 2016 en is gebaseerd op het
registratiesysteem GIDS van de politie

Delicten voorafgaand aan de verdenking van een terroristisch misdrijf en type delict
Als het gaat om de criminele carrière tot aan het jaar voor de verdenking van een terroristisch misdrijf, was
ongeveer twee derde van de verdachten al eens eerder verdachte van een delict waarbij een aanzienlijk deel
meermaals verdachte was. Uit dezelfde data blijkt dat een derde van de verdachten een jaar voor het
uitgangsdelict ook al verdacht was van een delict, al gaat het hier vooral om relatief ‘veelvoorkomende’ delicten
en niet om delicten die in verband worden gebracht met ernstige of georganiseerde misdaad

Detentie
In de periode van 2005 tot en met 2016 heeft 58,8% uit de onderzochte groep in detentie gezeten. Een klein
deel van de verdachten heeft zes of meer keren vastgezeten. In het jaar voor de terrorismeverdenking heeft
9,9% van de 233 verdachten in detentie gezeten. Tussen 2005 en het jaar voor het uitgangsdelict heeft 22,3%
van de verdachten tijd in een penitentiaire inrichting doorgebracht

Subgroepen uitgelicht
Vrouwelijke verdachten
62,9% van de 35 vrouwen in de onderzochte periode is geregistreerd als verdachte van een delict. Binnen deze
groep werd de meerderheid maar één keer verdacht. Dit is een kleiner percentage dan bij de mannen. Verder
blijkt dat vrouwelijke verdachten van een terroristisch misdrijf vooral tussen de 18 en 25 jaar oud zijn als voor
het eerst van een delict worden verdacht; bij de mannelijke verdachten is dit niet het geval. Vrouwen vervullen
vaak belangrijke rollen, veel belangrijker dan dat er gedacht werd

Meervoudige verdachten van terroristische misdrijven
Zestien personen kunnen als veelpleger worden aangemerkt, een kleine minderheid van de verdachten. Deze
veelplegers vielen vaker dan de rest van de groep binnen de twee jongste leeftijdscategorieën, en behoren bijna
allemaal tot de tweede
generatie personen met een migratieachtergrond. Ook waren de veelplegers vaker dan
de andere verdachten al eerder verdachte van andersoortige misdrijven

Voor en na de opkomst van ISIS
De verdachtengroep sinds ISIS blijkt kwalitatief anders dan de verdachten van terrorisme in eerdere periodes.
Sinds de opkomst van ISIS zijn er relatief meer personen als terrorismeverdachte aangemerkt, zijn deze
verdachten gemiddeld jonger, vaker werkloos, hebben vaker een strafblad en behoren vaker tot de tweede
generatie immigranten dan verdachten van vóór ISIS

Multivariate analyse: welke factoren en triggers verhogen de kans dat iemand
terrorismeverdachte wordt?

Demografische factoren
Voor wat betreft demografische factoren laten de resultaten zien dat personen met een migratieachtergrond
een aanmerkelijk grotere kans hebben om verdachte te worden van een terroristisch misdrijf dan anderen, en
dit geldt voor zowel de eerste als de tweede generatie
Samenwonen met een partner, samenwonen met een partner en kind of de verandering van een alleenstaande
situatie naar een niet-alleenstaande situatie heeft geen effect. Personen die lid zijn van een institutioneel
huishouden (bijvoorbeeld een verzorgingstehuis of penitentiaire inrichting) hebben echter wel een grotere kans
om in het jaar daarop verdachte van een terroristisch feit te zijn

Sociaaleconomische factoren
Met betrekking tot sociaaleconomische factoren blijkt dat personen die enkel lager onderwijs hebben genoten
een grotere kans hebben om verdachte van terroristische misdrijven te zijn dan personen die hoger onderwijs
hebben gevolgd. Ditzelfde geldt voor personen die een uitkering hebben. Voor personen zonder werk is het
resultaat niet significant, voor het geheel ontbreken van een inkomen (bijvoorbeeld ook geen inkomsten via
uitkeringen) is het effect bijna significant

Wanneer gekeken wordt naar veranderingen (potentiele triggers) in sociaaleconomische factoren, valt met
name op dat personen die werkloos zijn geworden een duidelijk grotere kans hebben om als terrorismeverdachte
te worden aangemerkt dan personen bij wie geen verandering plaatsvond. Interessant is dat voor
de tegenovergestelde situatie geen effect wordt gevonden (niet positief maar ook niet negatief); personen
die werk hebben gekregen, lopen vervolgens geen hogere of lagere kans om in het jaar erna
terrorismeverdachte te zijn dan personen waar geen verandering optrad hierbij past dat ze jihadisme als
werk zien kan naast elkaar staan en sociale binding

Criminele en detentiegeschiedenis
Wanneer gekeken wordt naar de criminele en detentiegeschiedenis, blijkt dat personen die in het voorafgaande
jaar verdacht werden van het plegen van een delict een sterk verhoogde kans hebben om een jaar later
terrorismeverdachte te worden. Opmerkelijk genoeg blijkt ook dat personen die zijn gestopt met het plegen van
traditionele delicten in het voorgaande jaar, een grotere kans hebben om terrorismeverdachte te zijn dan
personen bij wie geen verandering plaatsvond met betrekking tot traditionele vormen van criminaliteit. Verder
blijkt dat de variabelen die te maken hebben met het detentieverleden geen significant effect hebben op de
kans om verdachte te worden van een terroristisch misdrijf

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat met name afkomst (eerste- en tweede generatie migranten),
een lager opleidingsniveau, werkloosheid en eerder gepleegde delicten als risicofactoren kunnen worden
beschouwd voor het betrokken raken bij terroristische misdrijven

Conclusie
Kenmerken van verdachten van terroristische misdrijven
 Voornamelijk mannen
 Gemiddelde leeftijd van 30 jaar
 Oververtegenwoordiging van eerste- en tweede generatie migranten in de verdachtenpopulatie
 Een vijfde van de verdachten heeft een Nederlandse achtergrond o Meer dan de helft van de verdachten
is geboren in Nederland
 Ongeveer een derde van de verdachten woonde nog in het ouderlijk huis een jaar voor de verdenking.
Bijna een kwart woonde met een partner, al dan niet met kinderen, en een vijfde van de verdachten was
alleenstaand
 Slechts 4% van de verdachten heeft een vorm van hoger onderwijs afgerond
 De helft van de verdachten had een baan in het jaar voor de verdenking, de rest had een uitkering of geen
inkomen
Over het geheel genomen gaat het om een groep verdachten met een relatief slechte sociaaleconomische
positie. De groep lijkt wat dit betreft sterk op verdachten van misdrijven in het algemeen: ook zij hebben
gemiddeld gesproken een relatief slechte sociaaleconomische positie. Dit betekent dat de risicofactoren voor
terroristische misdrijven deels niet specifiek zijn, maar overlappen met die voor traditionele vormen van
criminaliteit

Criminele carrière tot aan het jaar voor de verdenking
- Ongeveer 2/3 van de verdachten was al eens eerder verdachte van een delict, waarbij een aanzienlijk
deel meermaals verdachten was.
- 1/3 van de verdachten was een jaar voor het uitgangsdelict ook al verdacht van een delict.
o Het vaakst ging het om bedreiging, gevolgd door misdrijven tegen de openbare orde,
mishandeling en winkeldiefstal  Relatief ‘veelvoorkomende’ delicten en niet delicten die in
verband worden gebracht met ernstige of georganiseerde misdaad.
- Verklaringen voor de crime-terror nexus: Connectie tussen criminaliteit en terrorisme.
o Criminaliteit gepleegd om middelen voor terroristische misdrijven te verwerven.
o Gewone criminaliteit en terroristische feiten kunnen worden gezien als resultaat van
gemeenschappelijke onderliggende factoren, zoals behoefte aan spanning en avontuur.
o Criminaliteit kan een beginstadium zijn van het radicaliseringsproces, waarbij radicalisering
begint waar ‘gewone’ criminele carrière eindigt, en betrokkenheid bij terrorisme alternatieve
zingeving kan bieden, of een manier voor individuen om in het reine te komen met zichzelf.

Risicofactoren en triggeractoren
- Migratieachtergrond (1e
en 2e
generatie);
- Laag opgeleid;
- Uitkering;
- Verliezen van baan (microniveau);
- Verschuiving in huishoudenssituatie potentiële trigger;
- Lid zijn van een institutioneel huishouden (verzorgingstehuis, kindertehuis, penitentiaire inrichting)
- Grotere kans om terrorismeverdachte te worden voor personen die eerder al verdacht werden van het
plegen van één of meer delicten anders dan misdrijven met een terroristisch oogmerk;
o Ook stoppen met criminaliteit kan juist een stap zijn in het radicaliseringstraject.
o Redemption narrative
- GEEN onafhankelijk effect voor het detentieverleden.

31
Q

Ljujic, V., van Prooijen, J. W., & Weerman, F. (2017). Beyond the crime-terror nexus: socio-economic status, violent crimes and terrorism.

A

‘Terrorisme’ = een wijd scala aan criminele delicten die gepland, voorbereid en/of gepleegd zijn met een
terroristisch motief. Vanuit het juridische perspectief zijn terroristen criminelen die geweld gebruiken (of
dreiging daarmee) om bepaalde politieke of ideologische doelen te bereiken

In de literatuur over terrorisme wordt de link tussen terroristische daden en criminele daden de ‘crime-terror
nexus’ genoemd. Hierbij wordt het gebruik of de dreiging van geweld gezien als het instrument om illegitieme
doelen na te streven. Het verschil tussen terrorisme en georganiseerde criminaliteit is dat ze verschillende
doelen hebben: terroristen gebruiken criminele activiteiten om hun politieke of ideologische doelen te bereiken,
georganiseerde criminelen houden zich bezig met terroristische activiteiten om illegale winst te maximaliseren.
Daarnaast hebben ze ook overeenkomsten en ondersteunt het een het ander.
De crime-terror nexus is een dynamisch fenomeen, dat sterk beïnvloed wordt door zeitgeist

Dit wordt geïllustreerd aan de hand van het lineaire historische overzicht van Sageman, met vier golven van
internationaal jihadistisch terrorisme:
1. The ‘inspirational’ wave = de betrokkenheid van internationale Mujahadeen strijders in het conflict tussen
Afghanistan en de Sovjet-Unie
2. The ‘elite’ wave = de opkomst van hoogopgeleide immigranten uit het Midden-Oosten (bijvoorbeeld 9/11)
3. The third wave = lokale jihadisten die geïnspireerd raakten door de oorlog in Irak
4. “The Fourth Wave” = immigranten gangs die jihadisme met gangstercriminaliteit mengen’. De vierde wave
bracht losse netwerken van criminele actoren naar voren, zoals sporadische criminelen en
gefragmenteerde terroristen
In dit artikel wordt gefocust op de sociaaleconomische context van de vierde wave in de crime-terror nexus

De strain benadering met betrekking tot geweldsdelicten en terrorisme
Merton’s (1938) strain theorie legt een grotere nadruk op sociale doelen in plaats van op werkelijke legitimiteit
en adequatie van middelen die de strain veroorzaken waardoor mensen zich gedwongen voelen om bepaalde
normen van sociaal geaccepteerd gedrag te overschrijden. In de General Strain Theory van Agnew (1992) wordt
deze theorie geüpdatet door er sociale bronnen aan toe te voegen waar bepaalde strains of stressors vandaan
kunnen komen. De grootste motivatie van criminaliteit is een negatieve emotie, welke geassocieerd wordt met
een verlies van positieve stimulans (zoals de dood van een naaste), negatieve levenservaringen (zoals
slachtofferschap) en onbekwaamheid om bepaalde doelen te kunnen bereiken (zoals rijkdom en status)

In 2010 introduceerde Agnew een GST van terrorisme. Deze theorie stelt dat terrorisme voortkomt uit
‘collectieve strains’ die groot in omvang zijn, onrechtvaardig en toegebracht door machtige mensen.
Vergelijkbaar met de persoonlijke strains dragen deze collectieve strains bij aan negatieve gevoelens zoals
woede en frustratie, en voeden zij een verlangen om wraak te nemen. Echter dient strained collectivity ook als
een sociale identiteit dat een fundamentele zin van saamhorigheid en collectieve oriëntatie voedt en verhoogt.
De perceptie van strained collectivity scheidt terrorisme van andere vormen van criminaliteit

collectivity scheidt terrorisme van andere vormen van criminaliteit
Onderzoeksvraag, data en methode
Dit artikel onderzoekt de sociaaleconomische kenmerken van daders van geweldsdelicten en terrorisme. Het
doel van het onderzoek is om een beter inzicht te geven in de sociaaleconomische kenmerken van strain in de
context van geweldsdelinquentie en terrorisme. Er zijn drie databronnen gebruikt:
 CBS
 Empirische literatuur van Bie (2016)
 Open-access bronnen over werk en school van Europese terroristen.

Beschrijvende kenmerken van geweldsdelinquenten en (Europese) terroristen
Totaal waren 65% van de terroristen geboren in Frankrijk of België. Vergelijkbaar met geweldsdelinquenten was
een grote meerderheid van de terroristen (70%) tweede generatie immigranten. Minstens 50% van de Europese
terroristen had alleen de middelbare school of minder als hoogst behaalde opleiding. Maar drie personen
hadden een universitaire opleiding genoten en twee personen HBO. 70% had geen stabiele baan op het
moment van de aanval. De helft van de onderzoeksgroep was voorheen betrokken geweest bij geweldsdelicten
of hadden zich aangesloten bij jihadistische strijdersgroepen in het buitenland. Een derde was geradicaliseerd
toen ze in de gevangenis zaten Opvallend genoeg werkten veel van de daders samen met hun broers of zussen. De personen hebben vaak een
geschiedenis van criminele veroordelingen en een laag opleidingsniveau

Discussie en conclusie
Het vergelijken van de Europese onderzoeksgroep met de Nederlandse groep laat opvallende verschillen zien:
Alle jihadistische terroristen uit de Europese onderzoeksgroep zijn mannelijk. Bij de Nederlandse
onderzoeksgroep is minstens een vierde van de geweldsdelinquenten en terroristen vrouwelijk. Ook met
betrekking tot leeftijd verschillen de groepen. Deze verschillen kunnen deels verklaard worden door de
verschillen in metingen: de leeftijd van de Nederlandse daders was op het moment van het gewelddadige delict
en/of het tijdstip van wanneer personen zich bij een terroristische groepering in het buitenland aansloten (of
dit probeerde). Van de Europese terroristen is alleen de leeftijd op het moment van de aanval opgenomen
Kort gezegd bepaalt een vicieuze cirkel van strain en nadelen in de samenleving de criminele levensgeschiedenis
van een persoon, en terroristen vormen hier geen uitzondering op. Criminele activiteiten in naam van het
jihadisme bloeien op door ernstige strain en onzekerheid. Mensen delen een fundamenteel verlangen om ertoe
te doen, oftewel, ze streven betekenis na. Ernstige strain kan aanleiding geven tot sterke gevoelens van
kwaadheid en frustratie, wat leidt tot extreme ideologieën die zouden kunnen dienen om de balans tussen
macht en de bronnen van strain te herstellen
Het doel van dit artikel is het ontwikkelen van een theoretisch kader voor de rol van politiek-religieuze culturen
en verschillende soorten marginalisering die betrokken zijn bij het proces van ‘jihadi worden’. De theorie van
Bourdieu met field, habitus en sociaal en cultureel kapitaal wordt hierbij toegepast

32
Q

Ilan, J., & Sandberg, S. (2018). How ‘gangsters’ become jihadists: Bourdieu, criminology and the crime–terrorism nexus.

A

Het doel van dit artikel is het ontwikkelen van een theoretisch kader voor de rol van politiek-religieuze culturen
en verschillende soorten marginalisering die betrokken zijn bij het proces van ‘jihadi worden’. De theorie van
Bourdieu met field, habitus en sociaal en cultureel kapitaal wordt hierbij toegepast

Van de straat tot de jihad
De crime-terror nexus beschrijft de link tussen georganiseerde criminaliteitsgroepen en terroristen. Traditioneel
gezien refereert het naar terroristen die criminaliteit gebruiken als middel om hun doelen na te streven en het
partnerschap tussen georganiseerde criminaliteit organisaties met terroristen groeperingen. Door nieuwe
ontwikkeling worden terroristen vaak gerekruteerd vanuit georganiseerde criminaliteit organisaties waardoor
deze twee groeperingen overlap gaan vertonen

Gewelddadig jihadisme kan twee verschillende rollen aannemen voor straatcriminelen:
 Enerzijds kan het een manier zijn om criminele activiteiten te rechtvaardigen door te stellen dat stelen of
het moorden van vijanden in dar al-hard (landen van oorlog) een vorm van jihadisme is.
 Anderzijds kan het ook als ‘redemption narrative’ gebezigd worden voor straatcriminelen, soms als deel van
een oprecht proces van religieuze bekering
 Dit is een van de factoren waardoor gevangenissen gezien worden als ‘recruiting spaces’.

Criminologie van Bourdieu
Dit artikel stelt dat de theorie van Bourdieu kan helpen bij het verklaren van waarom kleine straatcriminelen
vanuit een conventionele of geconformeerde Moslim achtergrond de transitie maken naar gewelddadig
jihadisme. Dit perspectief past de ‘thinking tools’ van field, habitus en capital toe om te kunnen begrijpen hoe
individuen reageren op sociale structuur bij het worden van criminelen
Het werk van Sandberg en Pedersen beschouwde straatcultuur als een field van sociaal leven en competitie
waarin het gemarginaliseerde streven naar succes, voordeel en status door inzet van het ‘straat kapitaal’ dat ze
tot hun beschikking hebben

Bourdieu’s theorie toegepast op jihadisme

Straat field = wordt geconceptualiseerd als een heterodoxe arena van het sociale leven, waar opvattingen
over waarde, waarde en legitimiteit verschillen van die op reguliere gebieden. Wat een persoon op straat
tot voordeel zal zijn, zal hun positie vaak verslaan in orthodoxe velden van het sociaaleconomische leven
 Belangrijk is dat fields worden afgebakend door de werking van de mechanismen voor wetshandhaving
van de staat en de dagelijkse werking van de samenleving/economie waarbij bepaalde demografische
groepen kunnen worden uitgesloten (door criminalisering of marginalisering) of ingesloten
Veld is een vlak binnen maatschappij dit kan baan, hobby of school zijn, daarbinnen een veld heeft
iedereen dezelfde normen en waarden. Als je hiervan afwijkt stap je naar een ander veld

De werking van sociale velden doorsnijdt de individuele habitus = de opeenstapeling van ervaringen uit het
verleden die een persoon oriënteren op toekomstige gebeurtenissen, een duurzame set van gewoonten en
verworven disposities die vormgeven aan interpretaties, acties en reacties. Habitus is ontstaan uit een
wisselwerking tussen strategisch agentschap en structuren, maar gereproduceerd ‘zonder enig opzettelijk
streven naar samenhang’ of ‘zonder enige bewuste concentratie’.
 Mensen die zich inzetten voor straatcultuur houden zich ook bezig met andere sociale gebieden,
bijvoorbeeld door scholing en gezinsleven. Er zou nog steeds reden zijn om te verwachten dat een sterke
straatgewoonte, met een ontwikkeld vermogen tot interpersoonlijk geweld, overdraagbaar tussen
heterodoxe velden zal zijn
Wat je doet leert binnen sociaal veld, juist ervaring marginalisatie vormt kijk op de wereld

Straatkapitaal = de eigenschappen en middelen die iemand in staat stellen te gedijen op straat: een
vermogen om interpersoonlijk geweld aan te pakken, het vermogen om er ‘goed’ uit te zien (om de
maniertjes te hebben) en stijl die passende hardheid communiceren, om op gepaste wijze mentale
behendigheid (of ‘slimmigheid’) in te zetten om het beste uit transacties en interacties te halen, en om hun
ervaringen en aspiraties op de juiste manier te vertellen
 Het belang van ‘straat sociaal kapitaal’: de voordelen die beschikbaar zijn via netwerken van straat
culturele contacten
 Het proces van ouder worden en het veranderen van levensfasen kan mensen ertoe aanzetten om te
investeren in verschillende vormen van kapitaalverwerving en -uitgaven, waarin wordt uitgelegd hoe
sommige mensen ‘age-out’ can criminaliteit raken omdat ze kansen krijgen om verschillende kapitaal te
cultiveren en te besteden in de normale fields van werk en zelfstandig huishoudelijk leven
 Bourdieu’s theorie creëert een manier om de omgang van cultuur, ideologie en sociaaleconomische
factoren in terrorisme te verklaren
Kapitaal = wat nodig is om macht te verwerven binnen veld

Conclusie
In de straatcultuur volstaat het niet dat geweld wordt belichaamd en aangeduid door houding (hoewel dit ook
belangrijk is) – de capaciteiten om effectief geweld af te schaffen zijn ook noodzakelijk. Evenzo is het niet
voldoende om de criminele daad te plegen, maar zijn criminele competenties belangrijk
Een aspect van straatkapitaal is het vermogen om zowel op het gebied van streetwear-mode als de trend
behoorlijk stoer en trendmatig te lijken. Zulke individuen kunnen actief een breder cohort van jonge mensen
aantrekken, wat extra rekrutering nog gemakkelijker zou kunnen maken

Straat sociaal kapitaal
Bourdieu definieert sociaal kapitaal als ‘het geheel van de feitelijke of potentiele hulpbronnen die gekoppeld
zijn aan het bezit van een duurzaam netwerk van min of meer geïnstitutionaliseerde relaties van wederzijdse
bekendheid of erkenning’
In de context van gemarginaliseerde jonge mannen die betrokken zijn bij straatcultuur, kan dit bestaan uit
andere stoere jonge mannen die een beroep kunnen doen op het stimuleren van aantallen in het geval van
conflicten, of contactpersonen die de toegang tot criminele markten kunnen vergemakkelijken. De dynamiek van
straatvriendschappen en de voordelen van straatnetwerken vergemakkelijken de overgang van straatcultuur
naar gewelddadig jihadisme

Nesser (2015) laat zien hoe goed ingeburgerde netwerken van jihadisten cruciaal zijn voor het begrijpen van
radicalisering en het vaststellen van terroristische complotten. In de Emwazi-zaak werd hij door andere mannen
met wie hij bevriend was en die zelf verbonden waren met overzeese organisaties, naar de gewelddadige jihad
geleid

Straat habitus
Voor Bourdieu is habitus een ‘systeem van duurzame, transponeerbare disposities’ dat individuen op de praktijk
richt. Een straatgewoonte vormt een reeks van lichaamshoudingen, wijzen van spreken, manieren om de wereld
te interpreteren en patronen van ‘instinctief’ gedrag die zowel mensen markeren als gemarginaliseerd en
misdaad en geweld lijken te zijn als geschikte reacties op specifieke situaties. Omdat de habitus het product is
van opgebouwde ervaring en op een pre-bewust niveau opereert, zijn de manieren van zijn en de manieren van
gedrag die het vergemakkelijkt moeilijk bewust te ‘uitvoeren’ (of ‘op te zetten’).
Waar een gewelddadige habitus aldus moet worden ‘gegroeid’ in tegenstelling tot ‘geselecteerd’, wordt het
duidelijk dat straat culturele individuen een aantrekkelijk geval zijn voor jihadistische recruiters als individuen
wier dispositie onmiddellijk kan worden ingezet.

Straat habitus is nauw verbonden met straatkapitaal door uit te leggen waarom mensen met een achtergrond
in ‘gewone’ misdaad, geweld en drugsgebruik jihadisten worden. De traagheid van habitus kan ook helpen
verklaren waarom ze niet meer veranderen als ze eenmaal zijn toegetreden. Het lijkt erop dat nieuw
geradicaliseerde personen uit de straatcultuur veel van hun oude straatstijl en oude straatpraktijken behouden,
terwijl ze toegewijd zijn aan politiek-religieus geweld

Straat field
Bourdieu definieerde ‘field’ als ‘de ruimte waarin individuen strijden voor positie’. Fields belichamen de logica
en regels die de kapitalen hun waarde geven en ze vormen en vormen voortdurend de habitus. Elk individu
bestaat op meerdere fields, bijvoorbeeld op het gebied van educatie, werkgelegenheid, religieuze toewijding,
consumentisme

Shammas en Sandberg (2016) ontwikkelden het concept van het straatfield waarin afwijkende
handelingen en het belichamen van straatcultuur individuen in staat stellen om hun status te verwerven.
Belangrijk is dat ze beargumenteren dat actie door de staat (in het bijzonder het
creëren en handhaven van de wet) het straatbeeld schetst door individuen te laten voelen dat hun
belangen het best gediend zijn met investeringen buiten het reguliere leven

33
Q

(Hoorcollege 2) The general theory of crime (gottfriedson en hirschi

A

Kern: Zelfcontrole
- “Concern for the long-term consequences of one’s acts”
- Zelfcontrole leer je in de eerste levensfasen (tot 8 jaar), vooral via opvoeding (aanleren en monitoren)
en blijft stabiel.
- Falen je ouders/verzorgers, dan word je:
o “Impulsive, insensitive, physical risk-taking, short-sighted an non-verbal, and they will tend
therefore to engage in criminal and analogous acts”
- Criminaliteit = Instant gratification and quick thrills.

Lage zelfcontrole
- Ingrediënten voor een criminele carrière: Impulsief, risicovol gedrag, kortetermijndenken, ongevoelig,
egocentrisme, weinig (zelf)beheersing.
o Weinig weerstand tegen criminele mogelijkheden, maar ook alcohol- en drugsgebruik,
promiscuïteit, etc.
→ Er moet dan wel ‘gelegenheid’ zijn (RAT).

Kritiek
1. Relatie low self-control en criminaliteit niet sterk.
o Sommige onderzoeken bevestigen relatie, sommige verwerpen.
o Wat is ‘self-control’ dan precies?
2. ‘General’ theory: Geldt dit voor alle vormen van criminaliteit?
o Sommige onderzoekers: “Alleen voor gewelds- en vermogensdelicten, niet voor bijvoorbeeld
witteboordencriminaliteit”.
3. Zelfcontrole is niet stabiel, want kijk maar naar de age crime curve.
4. Focus op microniveau, geen aandacht voor meso- (peers, significant others) en macroniveau (structuur).
5. Impulsief, risicovol gedrag, kortetermijndenken, ongevoelig, egocentrisme en weinig (zelf)beheersing
kunnen ook leiden tot ‘maatschappelijk geaccepteerd’ gedrag.
o Bijvoorbeeld skydiven, topsporters, aandelenwereld.
! GTC: “Why people don’t offend”, maar niet “Why they do”.

34
Q

(Hoorcollege 2) Age-graded theory of informal social control (Sampson & Laub, )

A

Bedoeld als een ‘general theory of crime’ (algemene verklaring voor alle criminaliteit).
- Longitudinaal onderzoek
o ‘Crime in the Making’ (1993): Dataverzameling van Eleanor en Sheldon Glueck bestaande uit 500
mannen; periode 1940-1960.
o ‘Similar Beginnings, Divergent Lives’ (2003): Mannen uit het onderzoek waren al in de 70.

Sociale controlemechanismen nemen over het algemeen toe naarmate mensen ouder worden.
- Banden met sociale instituties worden steeds sterker (gezin, school, werk).
- Blootstelling aan informele sociale controle wordt sterker (positieve sociale relaties, positieve sociale
verwachtingen, etc.) wat leidt tot meer beschermende factoren.
o Normconformiteit/naleven van normen en waarden.
- Maar : Sociale controle kan ook op latere leeftijd afnemen, waardoor kans op criminaliteit ontstaat.

Vergelijking GTC: Verandering in de levensloop is wel mogelijk.
- Transities/turning points: Veranderingen in de levensloop bevorderen/verstoren van de sociale banden
en sociale controle: afstuderen, huwelijk, werk, etc.

35
Q

(Hoorcollege 2) Moffit’s theory of offending types (dual taxonomy theory)

A

Robin’s continuity paradox (1978)
- Hoewel de meeste ‘antisociale kinderen’ geen ‘antisociale volwassenen’ worden,
= Er is over het algemeen discontinuïteit van antisociaal gedrag, maar
- Is bij antisociaal gedrag van volwassenen in feite antisociaal gedrag in de kindertijd vereist.
= Continuïteit bij een specifieke subgroep.

Moffitt: Dit is geen paradox maar dit zijn twee verschillende groepen.:

  1. Adolescence limited offenders (AL)
    o Crimineel gedrag begint iets later, stijgt snel in de vroege adolescentie en daalt scherp na het 18e
    levensjaar, gevolgd door desistance in de vroege volwassenheid.
    → De meeste antisociale kinderen worden geen antisociale volwassenen.
    o Verklaringen:
     Maturity gap: Ervaren gat tussen biologische en sociologischer volwassenheid: Biologisch
    volwassen, maar niet gezien als volwassen, want geen toegang tot aantrekkelijke status en
    mogelijkheden van volwassenheid  Leidt tot strain.
     Vb: alcohol- en drugsgebruik, autorijden, autonomie, fulltime werken.
     Social mimicry: Invloed van de peer social context. Ervaren tegelijkertijd dezelfde strain.
     Vertonen van antisociaal/crimineel gedrag om strain te verminderen en toch als
    volwassenen te zijn.
     Volwassenheid: Alles mag, strain verdwijnt, geen risicofactoren/multiproblematiek (van
    LCP’ers).
  2. Life-course persistent offenders (LCP)
    o Crimineel gedrag begint op jonge leeftijd (vaak genetische en neurologische afwijkingen) en houdt
    gedurende het leven aan.
    → Bij antisociaal gedrag van volwassenen in feite antisociaal gedrag in de kindertijd vereist.
    o Oorzaak:
     Risicofactoren vaak gezocht in de jeugd (GTC en AGTISC) en wel in het gezin en
    neurologische en genetische ‘problemen’.

Emerging adulthood (Arnett)
Pubertijd en periode daarna is een tijd van ontwikkeling. Identiteitscrisis, onzekerheid. Deviant gedrag ‘hoort
erbij’. 1

36
Q

(hoorcollege 2) Voortzetting en escalatie

A

Ontwikkeling
1. Voortzetting ontstaansfactoren
o Gebrekkige zelfcontrole blijft stabiel (Gottfredson & Hirschi)
o Zwakke sociale controle blijft langer aan en/of negatieve transities en turning points volgen
(sampson & Laub)
o Gevolgen risicofactoren in de familie of aangeboren/psychologische afwijkingen bij LCP’ers werken
door in latere leven (Moffitt)
o Andere criminologische verklaringen.
2. Escalatie van ontstaansfactoren
o Cumulative continuity: Problemen bij LCP’ers stapelen zich op (Moffitt)
o Zwakke sociale controle blijft stabiel of wordt nog zwakker (Sampson & Laub)
o Escalatie/cumulatie van andere criminogene factoren
3. Escalatie door nieuwe factoren
o Andere factoren komen erbij: Strain, differential association, subcultural,
maatschappelijke/strafrechtelijke reacties.

Secundaire deviantie
Thomes theorema: Invloed van sociale reacties/definiëringsprocessen
- Onderzoek naar gedragsproblematiek
- Psychologische en biologische factoren én sociaal leren
- “If men define situations as real, they are real in their consequences.”
- De basis/kern van de labelingtheorie.

Dramatization of evil: Versterken van het label
- Frank Tautenbaum
- Onderzoek naar jeugddelinquentie
- Delinquent = Niet-delinquent, dus oorzaak moet ergens anders liggen
- Focus naar definiëringsproces (sociale constructies): “Good kids, doing bas things”.

Edwin Lemert
- Primaire deviantie : Primaire criminele gedragingen veroorzaakt door criminogene factoren als slechte
opvoeding, slechte familiesituatie, zwakke sociale binding, lage zelfcontrole, ervaren strain, aangeleerd
gedrag (differential association).
- Secundaire deviantie : Secundaire criminele gedragingen als reactie op:
o Formele reacties: Politie, justitie (OvJ, DJI, etc.), rechterlijke macht, hulpverleners, etc.
o Informele reacties: Ouders, familie, vrienden, collega’s, buurtbewoners, studiegenoten, docenten,
etc.

Typeringen:
Basistypes
- First offenders: Eenmalige plegers of slechts beperkte periode van criminaliteit.
- LCP/persistent/chronic/repeat offenders: Beginnen vroeg in hun jeugd, blijven voortdurend criminaliteit
plegen tot in de late volwassenheid; verantwoordelijk voor substantieel deel van de totale criminaliteit.
- Early starters: Beginnen heel vroeg in hun jeugd (zegt niets over verloop, maar hebben wel groot risico
om LCP te worden).
- Adolescence onset: Beginnen in hun adolescentie met crimineel gedrag (zegt niets over verloop).
- Adolescence limited offenders (AL): Beginnen wat later in hun jeugd, pieken in de adolescentie en
stoppen voordat/als ze volwassen worden (maturity gap/emerging adulthood)
- Late bloomers/late blooming offenders (LB): Beginnen laat in de adolescentie en blijven dan
voortdurend criminaliteit plegen.
- Adult onset offenders/late starters (AO/LS): Beginnen pas tijdens volwassenheid, pieken vervolgens in
de late volwassenheid en stoppen in de late volwassenheid.
- Resisters/abstainers/non-offenders: Plegen nooit criminaliteit.
- Desisters: Stoppen met criminaliteit (versus persisters); zegt niets over initiatie en ontwikkeling.

37
Q

Gastcollege Martin

A

Gastcollege  hij is 35

  • Veertien jaar geëist heeft 8 jaar gekregen en uiteindelijk 5,5 jaar gezeten en 2,5 met enkelband rondgelopen. Twee weken tijd om na te denken voordat hij zijn vonnis kreeg.
  • In groep 8 begonnen het al met labels van juf: “je gaat het toch niet kunnen” “je doet het niet goed” “jij gaat de 2e klas niet halen”, “je komt zekerweten in detentie terecht”.
  • Komt uit Katendrecht. Was vroeger een hoerenbuurt. Hoerenbuurt had pooiers en mensen met veel geld en dus dieven
  • In de buurt veel dealers en gebruikers waar hij mee in contact kwam dus soort van cultuur heerste er waar Matin in opgroeide.
  • Omschrijft dat hij in een “brutaal” groepje vrienden opgroeide. Ze daagde elkaar uit om dingen te stelen en als je het niet deed hoorde je er niet bij. Ongeveer 7 jaar.
  • Begonnen met dingen uit tuinen stelen voor het bouwen van een boomhut, vervolgens op school dingen uit etuis stelen.
  • Hij benoemd dat status een belangrijk motief was.
  • Kreeg in groep 7 status “probleem jongen” en ging zich daarnaar gedragen.
  • Moeder is 1e generatie immigrant uit Suriname en vond het belangrijk om niet op te vallen. Thuis was Martin de “perfecte zoon”.
  • Ze hadden een muurtje in het klaslokaal waar hij achter moest zitten als er niet direct lesgegeven werd gegeven.
  • Hij heeft zijn vmbo-diploma gehaald.
  • Juf is een grote bijdragende factor geweest in afzettend gedrag.
  • Vader steeds minder betrokken bij zijn leven
    o Martin heeft twee broers en drie zussen

Na basisschool
* Hij had een oma (? Advocaat van de buurt/ oma van de buurt/ oma van een vriend van hem) die veel criminele contacten had
* In 1e klas kwam hij al in contact met coke
* Slinge was waar verslaafde metodon kregen en op dinsdag kregen ze uitbetaald. Hij ging op weg naar school bij metrostation Slinge coke voor die oma verkopen.
* Hij leerde vanzelf hoe laat hij moest verkopen, hoe groot de bolletjes coke moesten zijn, waar hij het beste kon verkopen.

Escalatie
- Hij heeft 1.100 euro gestolen met een vriend(?)
- Hij heeft zijn school afgemaakt.
- Ging steeds meer drugs verkopen met als grootste motivatie financieel gewin
- Na ruzie met moeder uit huis gegaan

  • Hij kreeg op een gegeven moment steeds meer criminele contacten waarmee hij een soort business netwerk kon opzetten.

Escalatie deel 2: overvallen (17/18 jaar)
- Hij kreeg van een contact te horen dat hij echt heel weinig verdiende dus toen ging hij over op gewapende overvallen bij mensen thuis (?)
o Deze mensen waren dealers en kopers van een vriend van hem (hij krijg hun adressen ook van diezelfde vriend)
o Toen ging hij 25.000 euro per overval verdienen
- Overvallen van huizen ging over naar overvallen van casino’s

Desistance:
- Hij is gesnitched door een vriend van hem die 1x mee mocht bij een overval
- Hij toen in hogerberoep van 6 naar 8 gegaan omdat hij een grote bek had tijdens zijn zitting
- Hij was 19 toen hij gepakt werd en de gevangenis inging.

Detentieschaamte
- Eerste 3 maanden in beperking gezeten
- Hij is tijdens zijn straf gestoken in zijn hoofd tijdens een ruzie in de gevangenis
- Dit was voor hem een keer punt omdat hij zich besefte dat het leven zo voorbij was
- Hij zag veel ex-gedetineerde die naar buiten gingen met enkelband weer na 3 maanden terugkomen in de gevangenis.
o Dit is voor hem een factor geweest om zijn organisatie op te zetten

38
Q

Beyond sexual recidivism – Lussier & Cale (2013)

A

Het probleem van seksueel recidivisme
Seksueel recidivisme: Het gevaar van zedendelicten. Opnieuw zedendelicten plegen na veroordeling.
- Lang geconceptualiseerd als maat om crimineel gedrag van zedendelinquenten te beschrijven.
- Gekeken naar percentage zedendelinquenten die een nieuw zedendelict hebben gepleegd tijdens een
follow-up periode, met hulp van indicatoren als een nieuwe arrestatie of nieuwe veroordeling.
- Kritiek: Fundamentele vragen blijven onbeantwoord:
o Onset leeftijd, patronen, stabiele frequentie, desistance een proces of een event, specialisatie?
! Door deze onduidelijkheden is het moeilijk met risicofactoren te voorspellen hoe toekomstig
crimineel gedrag van individuele zedendelinquenten.

Prevalentie
Lastig vast te stellen. Onder andere door de ongeschiktheid van slachtofferschap surveys, de vage
operationalisatie van gebruikte definities en de focus op volwassen slachtoffers.

Leeftijd onset
Seksuele delinquentie in de adolescentie lijkt eerder de uitzondering dan de regel onder volwassen
zedendelinquenten.
- De onset leeftijd gebaseerd op zelfrapportage data is jonger dan die gebaseerd op officiële data.
o De onset leeftijd verschilt per type overtreder:
 Tegen vrouwen eind 20/begin 30.
 Tegen kinderen eind 30/begin 40.
- Gat tussen de officiële en de zelfgerapporteerde onset leeftijd door vertraagde rapportage en detectie

Frequentie (Volume) en Lambda
- Frequentie van seksuele overtredingen kan worden geconceptualiseerd op twee manieren:
1. Het aantal slachtoffers die een overtreder heeft gemaakt.
2. Het aantal sekscriminaliteit events.
- Overtreders kunnen ook verschillende strategieën hebben:
1. Slachtoffer-georiënteerde strategie: In beperkte gevallen overtreden tegen verschillende
slachtoffers.
2. Event-georiënteerde strategie: Tegen een beperkt aantal slachtoffers vaker overtreden.
- Zelfgerapporteerde informatie onthult meer slachtoffers dan die op basis van officiële gegevens.

Continuïteit
- De meeste jeugdige overtreders worden geen volwassen overtreders. Hun overtreden is gelimiteerd tot
de adolescentie.
o Het aandeel jeugdige zedendelinquenten die op volwassen leeftijd doorgaan met plegen, neemt
geleidelijk toe met een langere follow-up periode op volwassen leeftijd.
- Er lijkt sprake te zijn van een aanzienlijke discontinuïteit in seksueel delinquent gedrag tussen
adolescentie en volwassenheid. Met daar tegenover een kleine mate van continuïteit.

Criminele veelzijdigheid
- De veelzijdigheid kan op twee manieren worden geconceptualiseerd:
1. In de context van de algemene criminele activiteit van de zedendelinquent. Er wordt gekeken
naar de criminaliteitsmix of de aard van de verschillende typen criminele activiteiten.
2. In de context van seksueel overtreden. Patronen van verandering kunnen zich voordoen langs
verschillende dimensies als leeftijd, geslacht, relatie, aard van handelingen en het niveau van
dwang.
- Zedendelinquenten plegen vaak niet-seksuele misdaden voor en na hun seksueel delict.
- Een substantiële minderheid laat veelzijdigheid zien in seksueel overtreden zelf.
- Veelzijdigheid in seksueel overtreden zelf heeft positieve samenhang met veelzijdigheid bij het plegen
van niet-seksuele delicten.
- Zedendelinquenten die gekarakteriseerd zijn door life-course persistent antisocial tendency laten meer
crime-switching patronen zien in seksueel overtreden.

Specialisatie
- Specialisatie kan op twee manieren worden geconceptualiseerd:
1. Of zedendelinquenten specialiseren in het type zedendelict dat ze plegen.
2. Of zedendelinquenten specialiseren in zedendelicten ten opzichte van hun algemene criminele
activiteit.
- Zedendelinquenten tegen kinderen hebben een hoger aandeel van zedendelicten in hun criminele
repertoire dan zedendelinquenten tegen vrouwen.
- Significante minderheid van volwassene zedendelinquenten heeft geen criminele geschiedenis en gaat
ook niet verder na het eerste delict.

Desistance
Desistance geconceptualiseerd op het moment waarop zedendelicten stoppen.
- De rol van ouder worden staat hierbij centraal en levert twee hypothesen op:
1. De statisch-maturale hypothese: Rijpingstheorie. Het recidiverisico van recidiveren is onderhevig
aan een rijpingseffect, aangezien dit risico meestal volgt op de age-crime curve.
2. De statische-propensiteitshypothese: Door historische en relatief onveranderlijke factoren
kunnen volwassen seksdaders worden onderscheiden op basis van hun kans op recidive.

39
Q

The adolescence-adulthood transition and Robins’s continuity paradox – Lussier & Blokland (2014)

A

Criminele carrière benadering wijkt af van traditioneel onderzoek naar zedendelinquenten
1. CC focust op data gebaseerd op het overtreden en op de populatie; ZD vooral gebaseerd op individuele
klinische samples wat generalisering lastig maakt.
2. CC kijkt naar verleden en toekomstig overtreden en de link hiertussen; ZD focust naar verleden óf
toekomstig overtreden en nauwelijks naar de link hiertussen.
3. CC bekijkt het hele spectrum misdaden gepleegd door de dader en niet een specifiek type; ZD focust
enkel op zedenmisdrijven, wat de impressie geeft dat ze alleen zedenmisdrijven plegen.

JSO: Juvenile-onset Sex Offender / Jeugdige zedendelinquenten
ASO: Adult-onset Sex Offender / Volwassen zedendelinquenten

Algemeenheid van overtreden
- De meerderheid van JSO recidiveert na vrijlating; onduidelijk of dit enkel gebeurt tijdens adolescentie.
- JSO die recidiveren wordt vaak gearresteerd en veroordeeld voor een niet-seksueel delict.
- De helft van JSO hebben een geschiedenis met niet-seksuele delicten.

Kortdurige zedendelicten carrière
- Seksuele recidivecijfers van JSO zijn relatief lager, ook als volwassenheid wordt meegenomen.
- Twee algemene opmerkingen kunnen worden gemaakt:
1. Seksuele criminele activiteit van JSO lijkt kortdurig en beperkt tot de adolescentie.
2. Het is ondenkbaar om te beweren dat de kleine groep JSO die doorgaat tot de volwassenheid een
substantieel deel uitmaken van de zedendelicten gepleegd door volwassenen.

Prospectieve identificatie van volwassen zedendelinquenten
- JSO niet de groep met het hoogste risico om zedendelicten te plegen als volwassenen (4%)
- Totale aantal politiecontacten is betere voorspeller van het plegen van zedendelicten als volwassenen.
o Chronische overtreders hebben een groter risico dan JSO (life-course persistent, Moffitt).
- JSO en ASO zijn verschillende fenomenen.

Resultaten
Zedendelinquenten en niet-zedendelinquenten
Jeugdigen
- JSO begonnen vroeger dan eenmalige overtreders, maar later dan chronische overtreders.
- JSO waren actiever dan eenmalige overtreders, maar minder dan chronische overtreders (registraties).
- Van JSO had 57% ook een registratie in de volwassenheid, van chronische overtreders 87%.
- De frequentie van algemeen overtreden zegt iets over het risico van continuïteit in de
volwassenheid,
maar niet voor jeugdige zedendelicten.
Volwassenen
- ASO begonnen vroeger dan eenmalige overtreders, maar later dan chronische overtreders.
- ASO waren actiever dan eenmalige overtreders, maar minder dan chronische overtreders (registraties).
- Van ASO had 29% minstens één registratie in de adolescentie, bij eenmalige overtreders had 12.6% dit
en bij de chronische overtreders had 63% dit.

Continuïteit in zedendelicten
- Klein deel van de jeugdige zedendelinquenten worden volwassen zedendelinquenten.
- Het grootste deel van volwassen zedendelinquenten waren geen jeugdige zedendelinquenten.

Volwassen zedendelinquentie vereist geen jeugddelinquentie (seksueel of niet). Tegen de achtergrond van
discontinuïteit, illustreren de bevindingen dat naarmate de frequentie van algemeen delinquent gedrag in de
jeugd toeneemt, ook de waarschijnlijkheid op volwassen zedendelinquentie toeneemt.

JSO, ASO en persisters
- JSO en persisters jongere beginleeftijd voor algemeen overtreden dan ASO.
- JSO en persisters waren betrokken bij andere typen criminaliteit in de jeugd.
- Geen significante verschillen in aantal registraties.
- Persisters plegen meer zedendelicten dan JSO en ASO.
- Bij alle drie de groepen waren meer niet-zedendelicten geregistreerd dan zedendelicten.

Prospectieve identificatie van volwassen zedendelinquenten
Twee significante voorspellers van volwassen zedendelinquenten:
1. Het plegen van een zedendelict in de jeugd.
2. Delinquente status (recidivist of chronische overtreder zijn).

Voor het grootste deel zijn jeugdige zedendelinquenten en volwassen zedendelinquenten twee verschillende
fenomenen: Het grootste deel van de jeugdige zedendelinquenten stopt op een gegeven moment met
overtreden en het grootste deel van volwassen zedendelinquenten begint met overtreden in de
volwassenheid.
→ JSO en ASO zijn twee verschillende fenomenen.

Er moet duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen:
- Adolescent-limited zedendelinquent (grootste groep JSO).
- Adult-onset zedendelinquent (grootste groep ASO).
- Persistent jeugdige zedendelinquent (kleine groep JSO).

Robins’s continuity paradox
Terwijl de meeste asociale kinderen geen antisociale volwassenen worden (discontinuïteit in overtreden),
vereist antisociaal gedrag bij volwassen wél antisociaal gedrag tijdens de kindertijd (continuïteit voor een
subgroep individuen).
→ Onderzoek vond juist veel discontinuïteit tussen JSO en ASO.

40
Q

The Criminal Career Paradigm and Its Relevance to Studying Sex Offenders – Blokland & Lussier (2015)

A

Seksuele delinquenten worden vaak als één type dader beschouwd. Echter verschillen alle
zedendelinquenten en zedendelicten van elkaar.

Door het opdelen van de criminele carrières van seksuele delinquenten in verschillende dimensies en het
verkrijgen van inzicht in de causale processen die aan deze dimensies ten grondslag liggen, kunnen we
strategieën ontwikkelen om seksuele misdrijven effectiever en efficiënter aan te pakken.

Criminele carrière: Longitudinale volgorde van misdaden gepleegd door een individuele dader.
Vier dimensies:
1. Deelneming: Onderscheid tussen wel en niet in criminaliteit deelnemen.
2. Frequentie: Mate van criminele activiteit.
3. Ernst van misdaad.
4. Lengte van de carrière: Actieve duur.

Criminele carrière benadering toegepast op zedendelinquenten
Sociologische benaderingen populair voor het verklaren van algemene criminaliteit:
1. Regels breken komt vaak voor en het is daarom moeilijk te begrijpen dat dat voort zou komen uit enkel
pathologische problemen.
2. Criminaliteit in onevenredig verdeeld over leeftijd, waardoor het moeilijk te verklaren is aan de hand
van pathologie waarom deze mensen later in hun leven er weer mee stoppen.
3. Bepaalde vormen van criminaliteit hebben geen ‘serieuze’ consequenties waardoor het pathologische
onderscheid tussen delinquenten en niet-delinquenten (wij/zij) moeilijk te maken is.

Wat betreft onderzoek naar zedendelinquenten, ligt de focus op biologische en psychologische factoren. De
ernst van veel seksuele delicten en de morele verontwaardiging maken het lastig om te identificeren met de
dader, wat het makkelijk maakt pathologische verklaringen te accepteren.
- Vaak gefocust op kenmerken als cognitieve stoornissen, weinig empathie en slechte hechting.
o Is beperkend voor longitudinaal onderzoek over de criminele carrière.
- Of zedendelinquenten algemene (seksuele en niet-seksuele delicten) of gespecialiseerde (alleen
seksuele delicten) overtreders zijn, heeft invloed op de behandeling.
- Verklaringen toe te passen op seksueel groepsgeweld?

Criminele carrière benadering invloed op beleid
Voornaamste doel van het beleid van nu is het voorkomen van recidive, het opnieuw plegen van een
zedendelict, via rehabilitatie, afschrikking en neutralisatie.
- Kritiek: Geen inzicht over prevalentie, onset, volume (individuele frequentie), de ernst of de desistance

Criminele carrière benadering kan voordelen bieden voor beleid:
- Betere preventie als uit onderzoek blijkt of zedendelinquenten algemeen zijn of specialisten.
- Richten op bepaalde groepen kan ervoor zorgen dat preventie beter werkt.
- Wanneer duidelijk is of zedendelinquenten steeds erger worden in hun gedrag of dat dynamische
veranderingen invloed hebben, kan hierop de preventie toegespitst worden.
o Maturational theories (rijping/steeds erger wordend gedrag): Preventie vanaf het begin van de
criminele carrière inzetten, voordat de drang om te handelen te erg wordt.
o Dynamische theorieën: Meer ruimte voor preventie over tijd heen.
o Typologische theorieën: Richten de preventie op de lange-termijn en handelingsonbekwaamheid.
- Ook op externe factoren richten in plaats van alleen individuele factoren.

Empirische bevindingen over criminele carrières
Farrington
1. Groter aandeel jonge overtreders dan volwassen overtreders (prevalentie in adolescentie).
2. Start criminele carrière in vroege adolescentie en eindigt in twintig tot dertigste levensjaar.
3. Er is een continuïteit van overtreden in de gehele levensloop (eenmaal begonnen dan doorgaan).
4. Een vroege start in criminele carrière voorspelt een relatief lange duur en hoge frequentie.
5. De vroege starters zijn verantwoordelijk voor een disproportioneel deel van alle criminaliteit.
6. Diversiteit in de soorten delicten.
7. Bepaalde soorten delicten zijn veelvoorkomend in bepaalde leeftijdsgroepen.
8. Begaan van criminaliteit is vaak onderdeel van een groter gedragsrepertoire (drugs, roekeloos rijden).
9. Met toenemende leeftijd een verandering van groepscriminaliteit naar solo delicten.
10. Motivaties tot criminaliteit lijken minder diversiteit te tonen (utilitaristische motieven).

Gottfredson & Hirschi – General Theory of Crime
Kritiek op Farrington: Niet nodig om dimensies van criminele carrières te onderscheiden, omdat deze
dimensies allemaal intrinsiek verbonden zijn op een zodanige manier dat het rangschikken van daders op
deze verschillende dimensies hetzelfde resultaat oplevert voor elke dimensie.
- Delinquent gedrag ontwikkelt zich vergelijkbaar voor alle daders.

Sampson & Laub
Veranderingen in crimineel gedrag gedurende de levensloop kunnen begrepen worden als resultaat van
veranderingen in de mate van sociale controle die individuen ervaren.
- Wanneer de sociale controle laag is, is crimineel gedrag waarschijnlijker. Belangrijke
levensgebeurtenissen en overgangen gaan vaak gepaard met veranderingen in de mate van controle
die men ervaart, waardoor deze overgangen potentiële keerpunten kunnen zijn in de criminele carrière
van het individu.
- Cumulatief nadeel: BV na veroordeling minder sociale banden, wat kans op criminaliteit verhoogd.

Moffitt – tweepaden model
Twee typen daders:
- Adolescence-limited offenders: Behoefte aan persoonlijke autonomie
- Life-course persistence offenders: Neuropsychologische tekortkomingen die de vroege ouder-kind
interacties belasten.

Dimensies en strategieën voor Crime Control
Drie algemene oriëntaties voor crime control:
1. Preventie : Iemand die nog nooit gepleegd heeft, proberen te voorkomen van criminaliteit.
2. Verandering van de carrière : Een dader proberen te weerhouden van opnieuw plegen.
3. Onbekwaamheid : De hoeveelheid misdaden door de dader te verminderen door een deel van de
criminele carrière weg te nemen.
o Algemeen/collectief: Vaker gevangennemen of gevangenneming verlengen.
o Selectief: Op aparte groepen van frequente daders richten.

In hoeverre kunnen levenslooptheorieën zedendelinquenten carrières verklaren?
In hoeverre vloeien between-individuele verschillen in criminele carrières voort uit reeds bestaande
individuele verschillen in termen van stabiele risicofactoren die samen de criminele neiging van het individu
vormen, en in hoeverre oefenen endogene factoren en belangrijke levensloopovergangen een onafhankelijke
invloed uit op het criminele traject van het individu?

Zijn zedendelinquenten anders dan of hetzelfde als normale daders (die geen zedendelicten plegen)?
- Anders: Nieuwe verklaringen en aparte risicofactoren nodig.
- Hetzelfde: Zelfde verklaringen en vergelijkbare risicofactoren toepasbaar

41
Q

An Integrated Life-Course Developmental Theory of Sexual Offending – Smallbone & Cale (2015)

A

Voor bevindingen zie foto

Overige bevindingen
1. Over-representatie van mannelijke overtreders.
2. De setting van seksuele misdrijven:
o Dader en slachtoffer kennen elkaar vaak al.
o Seksueel misbruik van kinderen gebeurt meestal in de familie of in settings waar de volwassenen
een autoritaire en verzorgende relatie hebben met de kinderen.

Desistance
- Gepakt worden (belangrijkste reden).
- Veranderingen in gelegenheidsstructuren (ontslagen op werk).
- De realisatie dat doorgaan ervoor zorgt dat hij gepakt wordt.
- Het was onbevredigend.
- Het maakte de dader gevoelig voor de ervaring van het slachtoffer.
- Toenemende sociale controle.

Types
- Adult-victim offenders
- Child-victim offenders
- Non-familial offenders
- Familial offenders
- Chronic sexual offenders

The Integrated Theory

Zie foto

Zeven beweringen
1. De menselijke evaluatie zorgt voor de potentie voor prosociaal en antisociaal gedrag.
2. Positieve socialisatie beperkt – maar elimineert niet – de biologische potentie voor antisociale motivaties
en gedrag, inclusief seksueel geweld en misbruik.
3. Positieve socialisatie is zowel nodig om het potentieel van mannen om deel te nemen aan seksueel
geweld en misbruik te beperken, als om sociaal verantwoorde en emotionele en fysieke intimiteit
mogelijk te maken.
4. Primaire (ouderlijke) gehechtheidsrelaties vormen de ontwikkelingsbasis voor menselijke socialisatie.
Veilige (secure) hechtingen zorgen voor de cognitieve en affectieve basis voor de ontwikkeling van
positieve peer- en sociale banden, die dienen als belangrijke informele sociale controles op antisociaal
gedrag. Veilige hechtingen maken ook emotionele intimiteit en koestering mogelijk.
5. Risico- en beschermende factoren voor zedendelicten kunnen op verschillende niveaus van ecologische
systemen worden gelokaliseerd, waarin de potentiële dader en het potentiële slachtoffer
maatschappelijk zijn ingebed. Systemen die dichterbij de dader staan, hebben een grotere invloed op het
gedrag.
6. De situationele elementen waaruit de directe setting bestaat, presenteren de meest proximale, en
oefenen daarom de meest directe en krachtige invloed uit op seksueel misbruik.
7. Doorgaan met seksueel misbruik is waarschijnlijker als het lonend wordt ervaren en als gunstige
mogelijkheden en omstandigheden zich blijven voordoen.

Biologische factoren
Biologische factoren zijn relevant om te verklaren waarom er een over-representatie van mannen is.
- Mannen zijn eerder geneigd tot agressie en hun gedrag is minder ver ontwikkeld.
- Mannen ervaren verzorgende motivaties na seks, maar in hun zoektocht naar seksuele partners hebben
zij agressieve motivaties

Sociaal-cognitieve ontwikkeling
Hechtingen zijn de belangrijkste factoren bij zelfbeheersing, omdat ze zorgen voor empathie, emotionele
regulatie, morele overtuigingen, zelfvertrouwen, vertrouwen en sociale vaardigheden. Hierdoor leren ze om
geen zedendelicten te plegen. Daders leren dus niet het plegen van seksuele delicten, maar falen om te leren
dat het niet mag.
- De piek in adolescentie kan verklaard worden door de productie van testosteron in de puberteit en de
tijd die wordt doorgebracht met kinderen of het moeten oppassen op kinderen.
- De tweede piek kan worden verklaard door het moeten verzorgen van kinderen die de risicoleeftijd
voor slachtofferschap bereiken.

Ecologische systemen
Risico- en beschermende factoren voor zedendelicten kunnen op verschillende niveaus van ecologische
(gezins-, peer-, organisatie-, buurt- en sociaal-culturele) systemen worden gelokaliseerd, waarin de potentiële
dader en het potentiële slachtoffer maatschappelijk zijn ingebed. Systemen die dichterbij de dader staan,
hebben een grotere invloed op het gedrag.

Situationele factoren
Bepaalde situaties kunnen seksueel misbruik bevorderen.
- Omdat ze bepaalde mogelijkheden presenteren (RAT).
- Omdat ze dynamische eigenschappen bevatten die inwerken op potentiële dader om criminele
motieven te produceren. In een andere setting zouden zij geen criminaliteit hebben gepleegd.

Onset en verder
Seksueel recidivisme na een veroordeling is laag. Toch is een kleine groep persistent (theorie Moffitt). Dit
komt, omdat bij het leren van gedrag consequenties van belang zijn.

42
Q

How ‘Gendered’ Are Gendered Pathways into Prison? – Joosen et al. (2016)

A

Typologieën van mannelijke en vrouwelijke daders
1. Street women: Meestal mishandeld in hun kindertijd en renden weg van huis om uiteindelijk op
straat te gaan leven. Ze ontwikkelden vaak een drugsverslaving, die ze zouden ondersteunen door
prostitutie, diefstal en drugshandel.
2. Harmed-and-harming women: Ze groeiden op in abusieve en chaotische gezinssituaties die
resulteerden in gewelddadige uitbarstingen, welke verband hielden met drugs en alcohol of met het
onvermogen om met levensomstandigheden om te gaan.
3. Drug-connected women: Drugs verkopen of gebruiken in verband met partners of familieleden.
4. Battered women: Belandden in de rechtszaal vanwege hun gewelddadige wraakacties tegen
mishandelende partners.
5. Other women: Vrouwen die niet in de andere vier profielen pasten en wiens misdaden economisch
gemotiveerd leken te zijn.

Daly ontdekte dat de mannelijke delinquenten drie trajecten vertoonden die vergelijkbaar waren met die van
de vrouwelijke delinquenten: street men, harmed-and-harming men en drug-connected men.
Daarnaast beschreef ze de categorie Costst and excesses of masculinity, met subgroepen van gewelddadig
explosieve mannen, mannen met pech en mannen voor wie straatcriminaliteit meer een recreatieve
activiteit met vrienden was

Resultaten
Gender-verschillen in achtergrondkenmerken en blootstelling aan potentiële risicofactoren
- Mannen hadden significant meer kans dan vrouwen op het melden van: een eerste overtreding voor de
leeftijd van 18 jaar, een actueel geweldsdelict, vroeg eerste drugsgebruik, het gebruik van soft- en/of
harddrugs voorafgaand aan detentie en psychologische behandeling voorafgaand aan detentie.
- Vrouwen waren significant meer geneigd dan mannen om gedetineerd te worden voor een drugsdelict,
om een kind te hebben en werkloos te zijn, schulden te hebben en in een relatie te zitten voorafgaand
aan detentie.
- De resultaten vertoonden geen significant gender-verschil voor de variabelen vermogensdelict,
wegrennen, ouderlijke afwijking, dakloosheid en uitkeringen.

Discussie
Er bleek een aanzienlijke overlap tussen de mannelijke en vrouwelijke subgroepen van gedetineerden.
De resultaten lieten vier klassen zien die vergelijkbaar waren voor zowel mannen als vrouwen:
1. Multi-problem property offenders
2. Multi-problem violent offenders
3. Drug-connected offenders
4. Offenders with low-risk exposure

Voor de eerste drie groepen overlappen de labels niet alleen, maar dat gold ook voor een aantal kenmerken
die de mannelijke en vrouwelijke klassen definieerden:
- Zowel mannelijke en vrouwelijk multi-problem property offenders worden gekenmerkt door
drugsgebruik, geestelijke gezondheidsproblemen, werkloosheid, uitkeringen en schulden.
- Multi-problem violent offenders hebben een hogere kans op een vroege start van delinquentie,
weglopen van huis, blootstelling aan ouderlijk deviant gedrag, schulden en drugsgebruik.
- Voor zowel gedetineerde mannen als vrouwen impliceert het zijn van een drug-connected offender de
hoogste waarschijnlijkheid om kinderen te krijgen en om schulden en relaties te hebben voorafgaand
aan arrestatie.

Ondanks de aanzienlijke overlap tussen mannelijke en vrouwelijke klassen, kwamen er toch een aantal
sekseverschillen naar voren:
- Voor de mannen bestaan de offenders with low-risk exposure uit twee afzonderlijke groepen (low-risk
property offenders & low-risk violent offenders). Voor vrouwen worden de offenders with low-risk
exposure niet gekenmerkt door vermogens- of geweldsdelicten. Het is mogelijk dat deze vrouwen
vastzitten voor andere misdrijven zoals onbetaalde boetes.
- Vier van de vijf mannelijke klassen worden gekenmerkt als vroege starters, terwijl dit slechts voor één
van de vier vrouwelijke klassen het geval is (multi-problem violent offenders).
- Het is opvallend dat alle vrouwelijke klassen worden gekenmerkt door schulden en relaties, terwijl dit
het geval is voor slechts drie van de vijf mannelijke klassen.
- Waar slechts één mannelijke klasse een hoge score heeft op de variabele ‘kinderen’, is dit het geval
voor drie van de vier vrouwelijke klassen.
- Hoewel percentages moeilijk te vergelijken zijn wanneer het totale aantal klassen verschilt, is het
duidelijk dat voor de mannen de grootste groep die van multi-problem violent offenders is, terwijl voor
de vrouwen de offenders with low-risk exposure de grootste subgroep vormt.
- Bovendien lijkt de groep drug-connected offenders aanzienlijk groter onder de vrouwen dan het geval is
voor de mannen (28% en 12%).

Het voorkomen van potentiële risicofactoren
- Mannelijke gevangenen hadden meer kans op vroege starters en waren vaker opgesloten voor een
gewelddadige overtreding in vergelijking met vrouwelijke gedetineerden.
- Een aanzienlijk hoger percentage mannen dan vrouwen waren vroege first-time druggebruikers.
- Tijdens detentie hadden vrouwen twee keer zoveel kans om in de gevangenis geestelijke
gezondheidszorg te zoeken en te krijgen dan mannen.
- Aandoeningen zoals antisociale persoonlijkheidsstoornissen komen vaker voor bij mannelijke dan
vrouwelijke gevangenen en kunnen, vanwege de externaliserende aard van de symptomen, vaker
leiden tot (gedwongen) psychiatrische behandeling.

Gendered pathways to offending
Gendered pathways to lawbreaking: Een onderzoeksgebied dat zich richtte op de levensgebeurtenissen en
ervaringen die leidden tot delinquentie en desistance onder mannen en vrouwen.
- Blurred boundaries: Wanneer de reacties van meisjes op ervaringen van slachtofferschap zowel in de
kindertijd als op volwassen leeftijd gecriminaliseerd worden, wat leidt tot een complexe relatie tussen
slachtofferschap en delinquent gedrag.

43
Q

GENDERED PATHWAYS – Salisbury & Van Voorhuis (2009)

A

Slachtofferschap in de kindertijdmodel
Bevat metingen van slachtofferschap als kind, geschiedenis van psychische aandoeningen, geschiedenis van
middelenmisbruik, huidige depressie/angst, en dynamisch middelenmisbruik.
- Gaat ervan uit dat net als de gevolgen van kindermishandeling, het ontstaan van geestelijke ziekten
voorafgaat aan middelenmisbruik.
- Hoewel verslavingsgedrag vooraf kan gaan aan geestelijke stoornissen na misbruik in de kindertijd,
beschrijven vrouwelijke delinquenten vaker zelfmedicerend gedrag om depressies en symptomen
gerelateerd aan posttraumatische stressstoornis te beheersen - of het begin van verslaving nadat
geestelijke stoornissen zijn vastgesteld.

Resultaten
- Hoewel kindermishandeling geen directe invloed had op de recidive van vrouwen, creëerde het vijf
indirecte paden naar voortgezet crimineel gedrag door de psychologische en gedragseffecten.
- Symptomen van voortdurende depressie en angst en betrokkenheid bij middelenmisbruik leidden
direct tot gevangenisstraf voor vrouwen.
- Deze effecten werden gevonden ongeacht het type meting van slachtofferschap in de kindertijd dat
werd gebruikt.

Relationeel model
Er wordt verondersteld dat disfunctioneren in intieme relaties leidt tot verminderde self-efficacy en een
grotere waarschijnlijkheid van slachtofferschap als volwassenen, gevolgd door worstelingen met
depressie/angst en middelenmisbruik.
- Volgens de relationele theorie worden de identiteit, de eigenwaarde en het gevoel van empowerment
van een vrouw bepaald door de kwaliteit van haar relaties die ze heeft met anderen.
o Disfunctionele relaties van vrouwen met significante anderen kunnen leiden tot gevoelens van
hopeloosheid en intense gevoelens van schaamte, zelfverwijt en schuld, welke op hun beurt
kunnen leiden tot drugsgebruik.

Resultaten
- Vrouwen die pijnlijke, niet-ondersteunende en onbevredigende intieme relaties hadden waarin ze
weinig persoonlijke inspraak of macht hadden, liepen een indirect risico op aanhoudend delinquent
gedrag.
- Zulke disfunctionele relaties bevorderden de recidive van vrouwelijke delinquenten door een verhoogd
risico op slachtofferschap als volwassene, verminderde self-efficacy, depressieve en angstige gevoelens
en verslavingsgedrag.

Sociaal en menselijk kapitaalmodel
Risico-/behoeftefactoren in dit pad zijn onder andere sterke punten in het onderwijs, disfunctioneren van
relaties, steun van de familie, self-efficacy, en werkgelegenheid en financiële problemen.
- Het onderzoekt hoe de sociale relaties van vrouwen (met intieme anderen en familie) menselijk
kapitaal produceren (leerprestaties, self-efficacy, en minder werkgelegenheid/financiële behoeften) om
mogelijkheden te creëren om af te zien van criminele activiteiten.

Resultaten
- Het model onthulde zinvolle verbanden tussen sociaal en menselijk kapitaal in het leven van
vrouwelijke delinquenten en hoe verminderingen in beide bijdroegen aan het voortdurende
delinquente gedrag van vrouwen.
- De traditioneel sekseneutrale risicofactoren van werkgelegenheid en financiële problemen samen met
lagere onderwijsprestaties droegen inderdaad direct bij aan de opsluiting van vrouwen.
- Maar deze behoeften, met name werkgelegenheid en financiële behoeften, werden echter verergerd
door seksegebonden constructies waaronder een gebrek aan steun in hun romantische en familiaire
relaties en hun verminderde self-efficacy

Pathways perspectieven
Het pathways perspectief erkent verschillende biologische, psychologische, en sociale realiteiten die uniek
zijn voor de vrouwelijke ervaring en brengt deze sleutelfactoren samen in belangrijke theoretische trajecten
die vrouwelijke daderpopulaties beschrijven.
- In deze literatuur wordt gesteld dat de criminele ontwikkeling en recidive van vrouwen gebaseerd is op
factoren die ofwel (a) typisch niet voorkomen bij mannen, (b) typisch voorkomen bij mannen maar nog
vaker voorkomen bij vrouwen, of (c) relatief even vaak voorkomen maar duidelijke persoonlijke en
sociale gevolgen hebben voor vrouwen.

Sociaal en menselijk kapitaal perspectieven
Vrouwelijke delinquenten zijn grotendeels een groep met een tekort aan zowel sociaal als menselijk kapitaal
en komen vaak uit zeer kansarme en straatarme milieus die gekenmerkt worden door weinig sociale
netwerken en dus weinig sociaal kapitaal.

Sociaal kapitaal
Het vermogen om voordelen te verwerven op grond van lidmaatschap van sociale netwerken of andere
sociale structuren. Twee componenten (Bourdieu):
1. De sociale relatie die individuen in staat stelt toegang te krijgen tot gewenste hulpbronnen.
2. De kwantiteit en kwaliteit van deze hulpbronnen.
Sociaal kapitaal is een middel om een bron van support te verwerven, welke bijdraagt aan de educatie en
ontwikkeling van een kind. Een gebrek aan sociaal kapitaal heeft een invloed op kinderen tot de
volwassentijd en kan negatieve gevolgen hebben voor educatie en werk.

Menselijk kapitaal
De interne kennis, vaardigheden en capaciteiten die individuen in staat stellen om op nieuwe manieren te
handelen.
- Menselijk kapitaal kan ook worden gezien als self-efficacy, of persoonlijk vertrouwen om te handelen in
het belang van het bereiken van specifieke doelen. Deze self-efficacy is een centraal element van
vrouwelijke desistance van criminaliteit.

44
Q

Gender Differences in Desistance From Crime – Abrams & Tam (2018)

A

Er wordt onderzocht in hoeverre sociale banden een verschillende invloed hebben op de desistance van
mannen en vrouwen.

Theoretische perspectieven voor desistance van vrouwen
1. Het huwelijk als een turning point
Het is echter onduidelijk of dit ook geldt voor relaties buiten het huwelijk.
2. De aanwezigheid van genderverschillen in sociale banden
Bij vrouwen zouden persoonlijke relaties een grotere rol spelen bij de desistance en bij mannen statusgerelateerde factoren zoals succes in hun werk.
3. Desistance als een minder ‘gendered’ proces
Bij zowel mannen als vrouwen zouden interne en externe factoren een proces van desistance inzetten.
Ze zouden hiervoor pro-sociale banden zoeken.

Resultaten
De relatie met vrienden
Voor zowel mannen als vrouwen was de relatie met vrienden van belang voor de desistance. Vrouwen zetten
vriendschappelijke relaties echter wel hogerop dan mannen. Er zijn daarnaast een aantal verschillen met
betrekking tot de stabiliteit en beschikbaarheid van support door vrienden.
- Jonge vrouwen: Inconsistentie en zelfredzaamheid
Vrouwen beschouwen de band met vrienden als inconsistent, waardoor ze het belang van
zelfredzaamheid ervaren om om te kunnen gaan met deze inconsistentie en de potentie voor
teleurstelling. Ze hebben de neiging om niet om hulp te vragen.
- Jonge mannen: Wederkerigheid en isolatie
Mannen ervaarden geen inconsistentie en ook geen zelfredzaamheid.
o Wederkerigheid: Mannen zijn in staat te steunen op vrienden, omdat ze denken dat ze ooit
hetzelfde terug kunnen doen.
o Isolatie voor overleving: Sommige mannen beëindigen veel vriendschappen, omdat deze hen
juist verleiden tot criminaliteit.

Romantische relaties
Romantische relaties zijn vaak stabiliserend en bevorderen desistance bij mannen. Voor vrouwen bleek dit
niet het geval te zijn.
- Jonge mannen: Steunen van doelen en zorgen voor een veilige haven
Voor mannen was de romantische relatie van groot belang bij desistance, omdat ze steun kregen van
hun partner. Bij vrouwen wordt de desistance vaak gecomprimeerd door romantische partners.
- Jonge vrouwen: Vriendjes, riskante zaak en onbetrouwbare steun
Romantische partners van vrouwen hadden vaak hun eigen associaties met gangs of criminele
activiteiten. Dit bemoeilijkt de desistance van vrouwen.

45
Q

Out of prison, out of crime? – Rodermond (2018)

A

Desistance
Moederschap en romantische relaties
Er zijn aanwijzingen dat het huwelijk, of in het algemeen het hebben van een intieme relatie in het algemeen,
en het krijgen van kinderen een positieve invloed heeft op de inspanningen van vrouwen om af te zien van
criminaliteit.
- Informele sociale controle perspectief: Het hebben van een relatie en moeder worden kan gevoelens
van hechtheid en een belang bij conformiteit meebrengen, waardoor deze vrouwen worden
weerhouden van verder crimineel gedrag.
- Intern proces van identiteits-gerelateerde veranderingen: Relaties en moederschap staan centraal in de
volwassen identiteit van vrouwen en beïnvloeden dus hun desistance-inspanningen

Er wordt gesteld dat het belangrijk is om te kijken naar specifieke omstandigheden waaronder een prosociaal
impact plaatsvindt. het is namelijk tegenstrijdig dat veel onderzoeken een positief effect vinden tussen
desistance en moederschap, maar de meerderheid van de vrouwen in de gevangenis één of meer jonge
kinderen hebben.
- Consistentie moederschap en desistance: Kans op desistance nam toe als zwangerschap gewenst was.
- Kinderen kunnen desistance tegelijkertijd aanmoedigen en tegenwerken na detentie: Ze zorgen voor
sociale bindingen, maar brengen ook praktische uitdagingen met zich mee die desistance hinderen.

Huwelijk wordt vaak aangewezen als vorm van sociale support voor vrouwen, maar hierbij is de kwaliteit van
de relatie wel belangrijk.
- Langere relaties en relaties van hogere kwaliteit dragen bij aan een afname van crimineel gedrag.
- Voor andere vrouwen kan het juist weer behulpzaam zijn om een romantische relatie te vermijden.

Resultaten
Romantische relaties
- Veel vrouwen zaten in negatieve, abusive, relaties in de periode voor de detentie.
- De meerderheid van de vrouwen zat in een positieve relatie in de periode na de detentie.
o Actieve stappen genomen om negatieve relatie te beëindigen na eye-openers.
- Een deel van de desistance van vrouwen met een liefdevolle relatie na detentie, kwam omdat ze
‘normaal’ wilden zijn.
- Desisters hadden vaker een stabiele, lange relaties dan persisters.
o De relatiestatus van persisters veranderde vrij frequent gedurende de follow-up periode.
→ Deze bevindingen benadrukken het belang van agency in de beginfase van desistance, waardoor de
vrouwen de mogelijkheid krijgen om voordeel te verkrijgen uit een nieuwe, ondersteunende relatie.

Moederschap
- Bijna alle moeders hadden liefdevolle gevoelens voor hun kinderen en gebruikten kun kinderen als
‘katalysator voor verandering’, met de potentie om bij te dragen aan de eerste fase van desistance.
- Veel vrouwen beschreven echter ook meerdere factoren gerelateerd aan moederschap die desistance
juist bemoeilijkten:
o Financiële moeilijkheden
o Instabiele gezinssituaties
 Kinderen in de pleegzorg
 Kinderen die bij andere familieleden of bij de vader leefden, tegen de wil van de moeder in
o Traumatische gebeurtenissen gerelateerd aan het verlies van een of meer kinderen, waardoor ze
onverschillig werden over hun levens.
o De band met hun kinderen was veranderd doordat de moeder in detentie zat of doordat de
moeder drugs gebruikte.
- Bijna alle desisters die deze moeilijkheden ervaarden, rapporteerde dat het steeds beter ging. Ze zagen
het welzijn van hun kinderen als kernmotivator om hun leven om te gooien en namen actieve stappen.
- De meeste desisting moeders hadden enige vorm van steun, resulterend in meer mogelijkheden om
een betere moeder te zijn.

Full family package (huisje, boompje, beestje)
- Weinig vrouwen uit de onderzoeksgroep hadden een liefdevolle relatie met een partner én kinderen.
De vrouwen die dit wel hadden, droegen bij aan het begrip over hoe het hebben van een full family
package bij kan dragen aan desistance.
- Veel vrouwen verlangen naar normaliteit en het vormen van een stabiel gezinsleven.
o Microperspectief (identiteit): Vrouwen hechten waarde aan hun identiteit als ‘gezinsvrouw’, door
meer criminaliteit te plegen zouden ze afwijken van deze rol.
- Echter, als de banden niet sterk genoeg zijn neemt het effect hiervan op desistance af.
o De kwaliteit van de full family packagemoet ook hoog zijn om een effect te hebben op desistance.

46
Q

Blokland, A., Van Hout, L., van der Leest, W., & Soudijn, M. (2019). Not your average biker; criminal careers of
members of Dutch outlaw motorcycle gangs

A

De soms verreikende beleidsmaatregelen voor outlaw-motorbendes worden gerechtvaardigd met het argument
dat de bendes broeinesten van criminaliteit zijn en de leden disproportioneel bezig zijn met overtredingen.
OMCG’s delen overeenkomsten met zowel straatbendes als georganiseerde misdaadgroepen: leden de
criminele kansenstructuur bieden die hen verleidt om zich schuldig te maken aan criminaliteit of die ertoe leidt
dat zij langer op hun criminele manier blijven volharden dan anders het geval zou zijn geweest (aan de andere
kant zullen vooral criminelen lid worden, en zal hun carrière dus niet zo veel veranderen).

Huidig onderzoek is bedoel om veel van de tekortkomingen te overwinnen die voorafgaand onderzoek hebben
geplaagd. Onderzoeksvraag: Wat zijn de belangrijkste criminele carrière-eigenschappen van leden van
Nederlandse outlaw-motorbendes en hoe verhouden deze criminele loopbaankenmerken zich tot die van nietleden?

Methode: officiële criminele gegevens over 601 leden van Nederlandse outlaw-motorbendes en gegevens van
een willekeurige steekproef van 300 Nederlandse motorbezitters. Criminele carrières van beide groepen zijn
geëvenaard op verschillende criminele carrièredimensies, inclusief participatie, begin, frequentie en
misdaadmix.

OMCG, straatbendes en georganiseerde misdaadgroepen
Doel van het onderzoek is om vast te stellen dat OMCG’s duidelijk overeenkomsten vertonen met zowel
straatbendes als georganiseerde misdaadgroepen.

Straatbende lidmaatschap en criminele carrières
Voor veel straatbende leden is intergang rivaliteit, en de gewelddadige houding die ermee verbonden is, een
cruciaal onderdeel van hun sociale identiteit. Bendes hebben vaak criminele activiteiten. Bendeleden ervaren
over het algemeen ook een eerder start en een hogere frequentie van delinquentie in vergelijking met nietbendeleden.
Het verschil tussen bendeleden en niet-leden is het sterkst voor ernstige en gewelddadige
misdaden. Ten slotte hebben jeugdbende leden een verhoogd risico op langdurige criminele betrokkenheid en
opsluiting van volwassen.

Thornberry identificeerde drie causale mechanismen waardoor het lidmaatschap van een straatbende kan
worden geassocieerd met verhoogde niveaus van crimineel gedrag.
1. Selectie: stelt dat bendes ofwel jongeren rekruteren die een neiging hebben getoond tot misdaad en
geweld, of dat die soorten jongeren zelf onevenredig aangetrokken zijn tot bendelid. Deze jongeren
zijn waarschijnlijk betrokken bij criminaliteit ongeacht of ze bendelid zijn. Op basis van het
selectiemodel zou men verwachten dat bendeleden hogere niveaus van criminele betrokkenheid
vertonen voor, tijdens en na hun periode in de bende.
2. Sociale facilitatie: bendeleden zijn niet intrinsiek verschillend van niet-bendeleden, maar een bendelid
krijg een duw richting misdaad (resultaat van de structuur en sociale processen van een bende). Het
criminele gedrag van bendeleden zal frequenter en serieuzer zijn dan dat van niet-bendeleden.
3. Enhancement (uitbreiding/verbetering), combinatie selectie en sociale facilitatie: misdaadgevoelige
personen worden onevenredig aangetrokken door straatbendes, maar terwijl ze zich in de bende
bevinden, neemt ook het criminele gedrag van deze personen tijdelijk toe en bereikt ze een hoger
niveau dan degenen die ook geneigd zijn tot misdaad, maar geen bendeleden zijn.

Georganiseerde misdaad en criminele carrières
In tegenstelling tot straatbendes zijn georganiseerde misdaad groepen meestal minder opvallend en meer
gericht op (il)legale zaken. De groepen zijn uit op winst en opereren via een georganiseerde structuur. Logistiek
is het vaak complex bij georganiseerde misdaad (vaardigheden nodig).

Eén op de drie georganiseerde misdaaddelinquenten was ouder dan 40 jaar ten tijde van de georganiseerde
misdaad. Het merendeel van de daders waren al meer dan 10 jaar crimineel actief. De gemiddelde leeftijd van
aanvang voor deze daders was 27 jaar (bij algemene daders 20 jaar). Verschil in de ernst en duur van overtreden
tussen algemene en georganiseerde misdaad daders (meer en langer bij deze daders).
 Twee mechanismen die in verband staan met de deelname aan georganiseerde misdaad en de
criminele carrière: (a) situationeel afhankelijke overtredingen; (b) sociale kansenstructuur.

OMCG-lidmaatschap en criminele carrières
OMCG’s vertonen kenmerken van zowel straatbendes als van georganiseerde misdaadgroepen. Fysieke
aanwezigheid (kleding), initiatieperiode (‘ontgroening’) en intergangconcurrentie (toename risico op
criminaliteit en geweld leden). En net als bij georganiseerde misdaad is de club niet voor iedereen toegankelijk,
OMCG’s hebben ook te maken met ondernemerschap

Resultaten
Verschillen OMCG-leden van motoreigenaren?
- Overeenkomsten: de overgrote meerderheid is van Nederlandse oorsprong en de gemiddelde leeftijd
is halverwege de veertig.
- 82% van de OMCG-leden heeft ten minste één registratie in het gerechtelijk systeem (2,5 keer meer
dan motoreigenaren).
- Gemiddeld zijn OMCG-leden 8,5 keer veroordeeld (motoreigenaren 4,4 keer).
- Van de veroordeelde OMCG-leden is ten minste 79,4% drie keer veroordeeld en 27,7% is elf keer of
vaker veroordeeld (motoreigenaren: meestal één of twee keer en 78,3% vijf keer of minder).

In hoeverre kunnen verschillen in criminele carrières van OMCG-leden en motorrijders worden verklaard?
- Misdaadgevoelige personen voelen zich aangetrokken tot OMCG’s
- Percentage OMCG-leden dat op zijn minst één keer is veroordeeld voor de leeftijd van 25 is meer dan
2,5 keer zo hoog dan motoreigenaren.
- Geen verschil in het begin van de criminele carrière (behalve bij OMCG-leden met een uitgebreide
carrière, die beginnen eerder).
- OMCG-leden die ten minste één keer voor hun 25e zijn veroordeeld verschillen van jeugdige/vroege
volwassen daders in de vergelijkingsgroep in de frequentie van hun overtreding. Ook is het percentage
jeugdige/vroege volwassen overtreders veroordeeld voor een geweldsmisdrijf minstens één keer hoger
bij OMCG-leden dan bij de motoreigenaren.

In hoeverre kan in criminele carrières van OMCG-leden en motorrijders worden verklaard door facilitatie?
- OMCG-leden overtreden vaker en ernstiger dan motoreigenaren.
- Gemiddelde leeftijd OMCG-leden is hoger en de duur van hun carrière langer.
- De carrières van OMCG-leden verschillen dus aanzienlijk van motoreigenaren

In hoeverre kan in criminele carrières van OMCG-leden en motorrijders een verbetering worden verklaard?
Vroeg gewelddadig overtreden, het hebben van een volwassen criminele carrière en zowel het geweld voor
volwassenen als drugsmisbruik het OMCG-lidmaatschap aanzienlijk voorspellen. Het hebben van een
jeugd/jongvolwassen record is niet langer voorspellend voor een lidmaatschap, rekening houden met een
volwassen strafblad.

Conclusie
Outlaw-motorbendes worden steeds meer gezien als een bedreiging voor de openbare veiligheid in Nederland
en sinds 2012 worden er gecoördineerde inspanningen geleverd om de aantrekkingskracht van de outlawmotorbendes
te verminderen.

De bevindingen van het onderzoek tonen aan dat, zoals straatbende lidmaatschap, het OMCG-lidmaatschap
positief geassocieerd wordt met het hebben van een strafblad, evenals de lengte en de ernst van dat record.
OMCG-leden hebben meer dan tweemaal zoveel kans om ten minste één keer te worden veroordeeld en
worden vaker veroordeeld voor de leeftijd van 25 jaar. Ze hebben ook meer kans om ten minste ééngeweldsdelict te hebben gepleegd voor die leeftijd en veroordeeld te worden voor geweld en drugsdelicten na
die leeftijd.

Toekomstig onderzoek: vergelijkingsgroep maken die overeenkomt met criminologische relevantere variabelen,
zoals opleidingsniveau en sociale status. Gegevens verkrijgen over de precieze timing bij het binnenkomen en
verlaten van de OMCG.

47
Q

Densley, J. A. (2014). It’s gang life, but not as we know it: The evolution of gang business.

A

Onderzoeksvraag: wat is de business van bendes?
 Meer in het bijzonder, in welke mate bendes proberen de productie en distributie van een of meer
bepaalde goederen of diensten op onwettige wijze te reguleren en te beheersen?
Het artikel draagt bij aan langdurige discussies over de vorm en functie van bendes buiten de VS, de aard en
omvang van bende-evolutie en organisatie, en of bendes een vorm van georganiseerde misdaad vormen.

Literatuur
Zeer weinig bendes voldoen aan de essentiële criteria voor classificatie als georganiseerde misdaad. De meeste
straatbendes zijn losjes gestructureerd, met tijdelijk leiderschap en lidmaatschap, gemakkelijk overstegen codes
van loyaliteit, en hebben informele in plaats van formele rollen voor de leden. Sommigen stellen dus dat bendes
voornamelijk functioneren als recreatieve groepen die hun leden in staat stellen deel te nemen aan ‘overdreven
versies van typisch adolescentengedrag’, zoals ongehoorzaamheid aan hun ouders

Bendes en volwassen criminele groepen kunnen door onmerkbare gradaties in elkaar overvloeien (natuurlijke
evolutie). Bendes vormen zich spontaan maar hebben planning en regelmatig face-to-face contact nodig om
relaties te ontwikkelen. Een gangorganisatie is gevormd door interactie in sociale settingen.
 Bendes ‘bootsen’ de conventies van georganiseerde misdaad na. Er is een voorliefde voor collectief
crimineel gedrag.
 De meerderheid van de bendes zijn echter beperkt in hun inspanningen om zich te organiseren omdat
ze vatbaar zijn voor willekeurig geweld en hun leden nog in ontwikkeling zijn.

Methode
- Waarnemingen van twaalf verschillende bendes.
- Face-to-face interviews met 52 bendeleden en 17 bendevrienden
 Overwegend mannen (77%) met een culturele achtergrond (zwarte jongeren
oververtegenwoordigd)
 Gemiddelde leeftijd was 20 jaar
 Gemiddelde periode van 3 tot 4 jaar van ernstige bendevereniging
- Criteria bendes in dit onderzoek: (a) het zijn zelf-gevormde associaties van gelijken die een
gemeenschappelijke naam of andere waarneembare signalen van lidmaatschap hebben; (b) ze bestaan
uit personen die elkaar als leden van een bende herkennen; (c) ze zijn niet volledig open voor het
publiek en veel informatie over hun bende blijft binnen de groep beperkt; (d) geschillen binnen de
groep kunnen niet worden beslecht door derden; (e) ze zijn betrokken bij illegale activiteiten.
- Bendelid: een persoon die zichzelf identificeert als lid van een bende en deze identiteit wordt bevestigd
door een ander bendelid.
- Bendemedewerkers: potentiële bendeleden, die door praten en hun gedrag een specifiek verlangen
hebben getoond om lid te worden van een bende.

De evolutie van bende business
Bendes beginnen als puur recreatief, maar na verloop van tijd bereiken ze verschillende functies en breiden ze
hun goederen en diensten uit. De vier fasen van recreatie, criminaliteit, ondernemingszin en bestuur sluiten
elkaar niet uit, maar elk stadium bouwt voort op het vorige (huismetafoor).

Recreatieve fase
Vorming van identiteits- en belangengroepen is normaal peer-gedrag van adolescenten. Etnische minderheden
en jonge immigranten die een emigrant-identiteit in zich verenigen, gebundeld rond een gemeenschappelijk
cultureel erfgoed, gedeelde ervaringen van culturele vervreemding en als antwoord op herhaaldelijk, soms
racistisch, pest en slachtofferschap op school of op straat.
 De situatie brengt de groep bijeen
 Sociale steun en peer bevestiging bij de bende (familienetwerk)
 De bende zorgde voor activiteiten en een sociaal leven (bijv. muziek luisteren, roken, alcohol drinken,
activiteiten die hetzelfde zijn als van andere leeftijdsgroepen). Wat in de eerste fase anders is, is dat delinquentie puur opportunistisch is en zelfden een verworvenheid. Delinquente ‘avonturen’ of
‘oefeningen’, zoals vechten of daden van klein vandalisme, zijn lonend omdat ze uitstel van verveling
bieden en endorfine in de hersenen vrijmaken

Criminele fase
In dit stadium veranderen bendes vaak hun naam om beter hun criminele componenten weer te geven. De
reputatie van de bende in deze fase belangrijk. Ze beheersen hun territorium (mijn huis, mijn regels). Respect
en erkenning zijn veel grotere prikkels voor de meer openlijke criminele activiteit van bendeleden dan geldelijk
gewin.
 Werkend in syndicaat (ambt, belangengroepering) werden straatovervallen een middel om niet alleen
de individuele en collectieve bendegaranties te verbeteren, maar ook om een ‘voorlopige accumulatie
van fondsen’ te genereren, die uiteindelijk terug kon worden geïnvesteerd in criminele goederen zoals
drugs en wapens

Ondernemingsfase
Londense bendes werden voor het eerst echt ondernemend in het midden van de jaren negentig tot vroeg in de
2000s. Dit was een tijdperk van gemakkelijk consumentenkrediet en een toenemend technologisch
materialisme, dat de schijn van welvaart onder de middenklasse gaf.

De grenzen tussen bendes en georganiseerde misdaad worden steeds vager. Naarmate bendes evolueren,
vertonen ze minder persoonlijke oriëntatie en meer doeloriëntatie specifiek een verbintenis tot financiële
doelen met criminaliteit als middel niet het einde. Binnen deze fase wordt er zorgvuldig gewerkt (codenamen,
meerdere mobiele telefoons etc.). Er is een hiërarchie tussen ouderen en jongeren qua werkzaamheden, macht
en verdiensten.

Governance fase (handeling of wijze van besturen, de gedragscode, het toezicht op organisaties)
Bendes in dit stadium bestaan uit individuen voor wie betrokkenheid bij criminaliteit om persoonlijk gewin gaat.
Sommige bendes evolueren naar een nog hogere staat van zijn en voldoen daarmee aan meer robuuste
normen voor definitie. Niet alleen zijn ze bijv. leveranciers van illegale goederen en diensten, maar ze willen ook
de enige leveranciers in een bepaald domein zijn.
 Bijv. eigenaren van kleine bedrijven (kappers, caféeigenaren, krantenwikkels) afdringen die op hun
terrein werken.
 Geweld wordt gebruikt om drugsmarkten te beschermen wanneer ze worden bedreigd en om te
voorkomen dat anderen in concurrentie treden met gevestigde drugsdealers.
 De bendes komen terecht in legitieme zaken (platenlabel, kledinglijn, kapperszaak, andere
investeringen).
 De bendes gaan verder dan het onmiddellijke lidmaatschap (bewoners van de gemeenschap
beschermen, financieel onderhouden, activiteiten organiseren).
 Investeren in bronnen van geweld, territorium, geheimhouding en intelligentie om de distributie van
goederen en diensten te reguleren.
 Het vermogen van een bende om informatie te verzamelen, maakt deel uit van zijn reputatie.
Reputatie is verbonden met controle en invloed die een bende heeft binnen de lokale en grotere
gemeenschap.

Discussie en conclusie
Recreatie, criminaliteit, ondernemingszin en bestuur zijn geen afzonderlijke bende-activiteitencategorieën,
maar eerder actualiseringsstadia waarmee bendes vorderen. Elke fase bouwt voort op de vorige, het overstijgt
en omvat zijn voorgaande. Bendes evolueren van relatief ongeorganiseerde buurtgroepen naar meer
bedrijfsentiteiten in reactie op krachtige prikkels en een commitment aan financiële doelen. Wanneer bendes
hun hoogste ontwikkelingsstadia bereiken, lijken ze op georganiseerde misdaad.

Het is onduidelijk voor toekomstig onderzoek of huidig onderzoek een product is van de stad London of een
methodologie. Het evolutionaire proces speelt zich zeker af.

Een beperking van de gegevens is dat het een dwarsdoorsnede is en deels gebaseerd op retrospectieve
gegevens. Er zijn longitudinale gegevens nodig om te testen of de bendes opeenvolgend door de stadia
heengaan.

48
Q

Gottschalk, P. (2017). Maturity levels for outlaw groups: the case of criminal street gangs.

A

Inleiding
- Een straatbende ontwikkeld zich vaak tot een permanente organisatie met een herkenbare structuur
en herkenbaar gedrag.
- De meerderheid van de bendestudies zijn uitgevoerd in de VS met behulp van Amerikaanse datasets.

De ontwikkeling van criminele straatbendes tot geavanceerde organisatie kan worden bestudeerd in termen
van volwassenheidsniveaus in de tijd. Door het toepassen van groeifase-stadia met verschillende kenmerken
van elk volwassenheidsniveau, kunnen bevindingen suggereren dat verschillende outlaw-groepen kunnen
worden ingedeeld in verschillende volwassenheidsniveaus. Volwassenheidsmodellen zoals die voor
straatbendes die in dit artikel zijn geïntroduceerd, kunnen verschillende belangrijke doelen dienen:
1. Een voorwaardelijke aanpak van wetshandhaving houdt in dat de politie en andere
overheidsinstanties passende maatregelen kunnen nemen, afhankelijk van het volwassenheidsniveau
van een specifieke outlaw-groep.
2. Rechtshandhaving kan onderscheid maken tussen benaderingen voor de bestrijding van nietvolwassen
bendes versus volwassen bendes.
3. De evolutie van bendes biedt in de loop van de tijd inzicht in de mechanismen die bendes steeds
gevaarlijker en bedreigender maken voor de samenleving.
In het algemeen vormen stadia van groeimodellen in termen van volwassenheidsniveaus een krachtig concept
om inzicht te krijgen in een fenomeen zoals criminele straatbendes.

Straatbendes
Een bende is een lastige groep van steeds terugkerende individuen die over het algemeen worden gezien als
een verschillende aggregatie door anderen in de buurt. Een straatbende is een groep die controle over het
territorium claimt en zichzelf als een ‘gemarkeerde’ groep herkent (bijna altijd met groepsnaam).

Een criminele straatbende is een groep die betrokken was bij een aantal delinquente incidenten en die zich
voortdurend individueel en collectief bezighoudt met gewelddadig en illegaal gedrag. Bendeleden zijn meestal
gewelddadige, jonge, stedelijke mannen met tatoeages of andere zichtbare symbolen (eigenlijk iemand die
gevreesd moet worden). De criminele straatbende is gemakkelijk te herkennen en roept veel reacties van
publiek op.  Kenmerken: de groep moet..
1. Een gevoel van samenwerking en solidariteit hebben dat hem onderscheidt van een maffia.
2. Een neiging om te reageren op bedreigingen van buitenaf.
3. Een gedeeld groepsgevoel hebben.
4. Een bepaald geografisch gebied of territorium hebben, dat zo nodig met geweld wordt verdedigd.
5. Een duurzaam bestaan hebben als een identificeerbare groep voor een substantiële periode.
6. Gedrag vertonen dat angst en bezorgdheid bij het publiek oproept.
7. Betrokken zijn bij delinquentie en illegale activiteiten die de wet schenden.

Betrokkenheid bij illegale activiteiten is onderdeel van de groepsidentiteit van een groep, dit onderscheid de
criminele straat bende van andere sociale groepen.
Gangactiviteiten kunnen zowel op fysieke territoria als op virtueel (sociale media, internet) plaatsvinden.

Management - Regels voor het uitvoeren van illegale handel - Doelen voor het bedrijfsleven

Organisatie - Netwerk-, matrix- en ondersteuningsgroepen - Hiërarchie en dochterondernemingen

Recruitment - Succesvolle misdaad en vergelijkbare levensstijl - Arbeidsmarkt gebaseerd op opleiding en
ervaring

Leiderschap - Beheersen van ledenactiviteiten en levensstijl - Beheersing van werkresultaten en prestaties

Relaties - Strakke broederschap gebaseerd op
gemeenschappelijke waarden
- Lossen banden gebaseerd op samenwerking op
het werk

Financiën - Contacten en rekeningen in onstabiele
geheimhoudingsstaten
- Begrotingen en rekeningen in stabiele staten

Marketing - Steekpenningen, bedreigingen en avonturen - Advertenties, corruptie en machtsspelletjes

Criminele organisaties
Het concept van crimineel ondernemerschap
Een criminele organisatie wordt beschouwd als een onderneming gebaseerde op illegaal ondernemerschap.
Sommige straatbendeleiders zijn ondernemers, pragmatische leiders, gedreven door de ondernemingsgeest en winst. Hij houdt zich bezig met geld en status en beschouwt de misdaad als een handige manier om zijn doel
van winst te bereiken (mist legitieme manier en heeft een alternatief-illegale manier).

Gemak theorie (convenience theory)
Drie dimensies die misdaad verklaren: (a) een motief voor winst om kansen te verkennen en pijn te vermijden;
(b) organisatie dimensie waar de bende een platform is voor het uitvoeren van criminaliteit; (c) een
gedragsregel dimensie waar afwijkend gedrag de norm is in een bende.
 Gemak is hier een attribuut van een illegale actie (waargenomen besparing in tijd en moeite).

Bendeleiders worden beschouwd als egoïstische en egocentrische individuen met weinig solidariteit voor
andere bendeleden. Hij is niet perse gedreven door een criminele levensstijl, maar wel door het zijn van een
succesvol en invloedrijk persoon.

Typen bendeleiders
1. De ondernemer
2. De profeet: houdt zich bezig met een hogere roeping. Toegewijd en trouw aan het gangbegrip en ziet
de redding van de leden als zijn verplichting.
3. De realist: heeft verschillende plasticiteit en flexibiliteit afhankelijk van de situatie bij de hand. Hij is
pragmatisch door te identificeren wat haalbaar is om te doen.
4. Het slachtoffer: een slachtoffer van de samenleving die niet in staat is zijn eigen lot te beheersen. Dit
type leider past een aantal neutralisatietechnieken toe voor zijn gedrag.

Bendesoorten
1. Traditionele bendes
2. Neo-traditionele bendes
3. Samengedrukte bendes
4. Collectieve bendes
5. Speciale bendes: gespecialiseerd in een paar soorten misdrijven en heeft de neiging klein te zijn op een
duidelijk afgebakend territorium.

Straatbendes verschillen van motorclubs
Straatbendes zijn anders dan andere soorten criminele groeperingen zoals criminele motorclubs. Motorclubs
hebben de neiging een sterk kernleiderschap te behouden, waarbij elk hoofdstuk een handvest heeft en een
duidelijk omschreven taakverdeling tussen lokale en internationale medewerkers.

Straatbendes zijn niet noodzakelijk complete organisaties
Complete organisaties worden gekenmerkt door elementen zoals lidmaatschap, hiërarchie, monitoring en
sancties. Sommige bendes hebben een duidelijk uitgesproken ideologie (bijv. racisme, nationalisme of
autonomie) maar de meeste bendes verschijnen als niet-politiek en zonder ideologische oriëntatie. Sommige
bendes hebben een expliciete organisatiestructuur met leiders en formele regels, maar de meeste bendes
hebben een impliciete of diffuse organisatiestructuur zonder formeel leiderschap en met beperkt vermogen om
te plannen en activiteiten te coördineren.
 Vanwege de grote variatie in straatbendes qua structuur en gedrag is nuttig om de variatie in termen
van discrete volwassenheidsniveaus te conceptualiseren. Een stadia van groeimodel wordt in het
volgende gepresenteerd om een contingente benadering van wetshandhaving tegen criminele
straatbendes mogelijk te maken.

Stadia van groeimodellen
Volwassenheid beschrijft de overgang van initiële (in ontwikkeling) naar een meer geavanceerde (gevorderde)
staat. Volwassenheidsmodellen identificeren opeenvolgende, hiërarchische en cumulatieve niveaus voor
ontwikkeling in de tijd. Ze gaan uit van voorspelbare patronen, geconceptualiseerd in stadia.
 Kernthema’s over groeifasen:
1. Beslissen over het aantal fasen
2. De dominante problemen voor elke fase identificeren
3. Identificeren van werkbare ijkpunt variabelen
4. Paden van evolutie

Model voor volwassenheidniveaus:
Geeft volwassenheidsniveaus aan voor criminele samenwerking gebaseerd op patronen van criminele
organisaties en elementen van maatschappelijke organisaties. Criminele organisaties kunnen zich in de loop van
de tijd door vier stadia ontwikkelen, zoals figuur 1. In het begin selecteert de bende willekeurig doelen voor
criminaliteit en voert ze hun activiteiten uit zonder plan of coördinatie. Op het hoogste niveau van een op
waarden gebaseerde organisatie delen bendeleden kernwaarden en bepalen hoe en waarom ze doen wat ze
doen, gebaseerd op competentie en een strategie.

Level 1 - activity based
level 2 - competence based
level 3 - strategy based
level 4 - value based

Zie foto voor tabel

Een model voor straatbendes
Fase 1: wordt gekenmerkt door het werven van leden van de bende.
Fase 2: wordt gekenmerkt door het verkrijgen van territoria zowel geografisch als in termen van illegale
markten.
Fase 3: wordt gekenmerkt door binnenkomst in samenwerkingsverbanden met andere bendes alsook met delen
van de samenleving door het runnen van legale bedrijven en het onderhouden van professionele relaties met
banken, advocaten en vertegenwoordigers van de overheid, terwijl ze tegelijkertijd zorgen voor geheimhouding
rond hun criminele bendeactiviteiten.

ZIE PROBLEEM 8!!!!!!!!!!!!!!!!!!

Conclusie
Het inzicht in volwassenheidsniveaus is vooral belangrijk voor toezicht op de bendes. Wanneer
wethandhavingsinstanties een voorwaardelijke aanpak toepassen op criminele straatbendes, dan wordt van
hen verwacht dat ze succesvoller zijn in de strijd tegen criminele organisaties. De beschreven fasen-modellen
kunnen nationale en lokale gemeenten helpen identificeren waar verschillende delen van het land zich moeten
bevinden bij het bestrijden van criminele straatbendes.
- In de fase van territorialisering moeten individuen worden opgespoord en vervolgd, zodat ze zo lang
mogelijk buiten bedrijf blijven.
- In de consolidatiefase zouden drugshandel en andere illegale activiteiten minder winstgevend moeten
worden gemaakt door geld op te sporen en hard te werken aan asset recovery (terugwinning van
activa).
- In de vestigingsfase moet de organisatie als zodanig worden bestreden door eigendom van de eigenaar
en toegang tot restaurants en andere openbare plaatsen te weigeren.

49
Q

Roks, R. A., & Densley, J. A. (2019). From Breakers to Bikers: The Evolution of the Dutch Crips ‘Gang’.

A

Introductie
Een straatbende is een duurzame, straatgerichte jeugdgroep wiens betrokkenheid bij illegale activiteiten deel
uitmaakt van haar groepsidentiteit.
De bendes hebben hun levensduur te danken aan het vermogen om te evolueren. In dit artikel wordt getoond
hoe de bende in de loop van de tijd evolueerde van een breakdancing-ploeg naar een criminele bende tot een
outlaw-motorclub om te voldoen aan de leeftijdsafhankelijke behoefte van haar leden. Er wordt onderzoek
gedaan hoe de Nederlandse Crips voortdurend innoveerden, zoals door namen te veranderen of samen te
voegen met andere bendes, om hun nalatenschap te garanderen.

Europese bendes
In Europese bendes is minder dodelijk geweld (deels als gevolg van minder gebruik van vuurwapens) dan in
Amerikaanse bendes. Overtredingen en drugsgebruik even hoog onder Nederlandse als Amerikaanse
bendeleden. Een andere studie suggereerde dat de niveaus en de ernst van bende gerelateerd geweld door
jongeren over het algemeen lager waren in Europese landen dan in Amerika. Desalniettemin zijn vooral thema’s
als migratie, marginalisatie en buurt prominent aanwezig in de bendes.

Vijf functies: (a) materiële functie, consumptie; (b) een symbolische functie, macht en erkenning; (c) een
politieke functie, sociaal conflict; (d) een psychologische functie, zelfrespect; (e) een identiteitsfunctie, deel
uitmaken van een geschiedenis

Amerikaanse bendes in Europa: branding en mythevorming
De mythe van de Amerikaanse bende doemt op bij Europese bendestudies. Bendes zouden beïnvloed worden
door bijv. gangsterfilms. Wereldwijde verspreiding van bendes zoals de Crips.

De evolutie van de Nederlandse Crips
Evolutie van verschillende fasen, meestal overeenkomend met een verandering in de groepsnaam. Vier thema’s
die centraal lopen door elke van de respectieve fasen: de identiteit van de groep, de organisatie van de groep,
de aard van de criminele activiteiten en branding.

CUC: van ‘Call us Cool’ naar ‘Crazy Undaground Criminals’ (1983-1988)
Raymond werd in 1970 in Suriname geboren, toen hij drie jaar was emigreerde hij met zijn ouders naar
Nederland. Het gezin woonde in een kleine wijk in Den Haag waar veel andere Surinaamse gezinnen woonden.
Raymond is de oudste zoon uit een gezin van vier zonen en twee dochters. De vier broers vormden samen al
een soort bende, ze waren onafscheidelijk en speelden een cruciale rol bij het leggen van de basis voor de
huidige bende. Het begon als een breakdance groep, hierin konden de jongeren uitblinken en het was een
manier om geld te verdienen. Ook gingen ze naar gevechten in andere steden, ze wilden in alles het beste zijn,
dansen, vechten en bonzen. Veel jongeren waren op jonge leeftijd al getuige van criminaliteit.

In 1985 veranderde de afkorting CUC naar Crazy Undaground Criminals. De groep ontwikkelde zich tot een
rapgroep. Ook gingen ze zich bezig houden met andere activiteiten: inbraken, gevechten, steekpartijen, diefstal,
vandalisme en het bezit van wapens (maar nog niets schokkends).

Criminal Undaground Crips (1988-2003)
Basis van de groepsidentiteit was de wereldwijde hiphopcultuur. De transformatie naar Criminal Undaground
Crips komt door de film Colors (over rivaliserende zwarte bendes in LA). De jongeren identificeerde zichzelf met
de film. Ze claimden de Crip bende-stijl.

Een incident op 2 april 1989 markeert een beslissend moment in de ontwikkeling van de Nederlandse Crips.
Nadat een gevecht was uitgebroken tijdens een rapperformance door leden van CUC eerder die dag, escaleerde
een tweede gevecht in een club in Den Haag. Deze vechtpartij resulteerde in een dodelijk steek gepleegd door
de jongere broer van Raymond. Vanaf toen was de bende geen zomaar gevormde bende meer, ze werden
bedreigd en gingen zichzelf verdedigen. De zwakke jongeren vielen af en de sterkere en meer criminele
jongeren sloten zich aan. “Je wist niet alleen hoe je moest vechten, maar je moest ook bereid zijn om voor de
homies te sterven, om te doden voor de set.” In de nasleep van het steken, bleef echt de kern over, sommige
jongeren vertrokken uit zichzelf, anderen onder druk van familie.

In 1994 probeerde de CUC een crimineel uit de gevangenis te bevrijden door een helikopter te kapen, dit
mislukte. Vier leden kwamen vast te zitten, Raymond ontmoette veel toekomstige leden tijdens deze tijd. CUC
werd echter minder actief op straat gedurende deze periode, door het ontbreken van een leider. In 1997 heeft
Raymond CUC een nieuw leven ingeblazen met zijn ervaringen en netwerkbanden uit de gevangenis.

Rollin 200 Main Traid Neighborhood Crips (2003-2016)
In 2003 veranderde de naam naar Main Traid Crips, omdat er zoveel mensen waren gestopt, was het belangrijk
om de eenheid opnieuw te benadrukken. De bende werd strak georganiseerd, gedisciplineerd en had een
duidelijk doel: hunzelf en hun mensen als een set kunnen ondersteunen. In 2003 waren er 19 doden en in 2007
waren er 13. Het actieve aantal leden daalde ook van 60 (2003) tot 50 (2007).

In 2008 bezocht de bende de leden van de Main Triad Crips in LA. Na dit bezoek veranderen ze hun naam naar
de Eastside Rollin 200 Main Triad Neighborhood Crips. In 2009 kwam de film Strappes ’N Strong die de basis
vormde van een enorme uitbreiding van de set, deels omdat het voormalig vrij strikte lidmaatschapsbeleid dat
was verlaten. Tegen het einde van 2013 liep het lidmaatschap van Rollin 200 Crips snel terug. In 18 maanden
tijd verlieten bijna twintig leden de bende, waarbij het tot een kern van ongeveer twaalf leden werd verwoest,
van de meesten sinds de late jaren tachtig of vroege jaren negentig de Crips hadden opgeëist.

Caloh Wagoh Main Traid MC (2016-heden)
De snelle veranderingen binnen de leeftijdsopbouw in de bende vielen samen met grote ontwikkelingen in de
Nederlandse straatcultuur. Bendeleden voelden zich verouderd en het fenomeen van de Nederlandse Crips als
straatbende begon te vervagen. In 2016 kwam er een fusie met een lokale OMCG, al vanaf 2011 waren er
contacten tussen de leden van de clubs. De fusie kwam waarschijnlijk door een conflict binnen en buiten de
motorclub, waarbij leden van de Crips een centrale rol hebben gespeeld bij het oplossen daarvan.

In 2018 waren de Caloh Wagoh Main Traid MC in meerdere steden in Nederland, België, het Verenigd Koninkrijk
en Suriname. De Crips hadden hun ledenprobleem opgelost, maar de overgang naar een OMCG diversifieerde
ook de criminele activiteiten waar leden van de Caloh Wagoh Main Triad MC naar verluidt bij betrokken waren.
 Door straatbende en OMCG-stijlen en symboliek te combineren, hebben de Nederlandse Crips een
nieuwe, modieuze, intimiderende en op leeftijd passende groepsidentiteit gevestigd.
 De opkomst van OMCG’s in de afgelopen jaren heeft ertoe geleid dat het Nederlandse ministerie van
Veiligheid en Justitie prioriteit aan hen gaf en meer repressieve misdaadcontrolebeleid en -praktijken
tegen OMCG’s instelde.

Conclusie
In dit artikel zijn de geschiedenis en ontwikkeling van de Nederlandse Crips in kaart gebracht, van het speelse,
recreatieve begin in de jaren tachtig tot en met criminele en ondernemersstadia in de jaren 90 en vroege jaren
2000 tot de incarnatie ervan als een OMCG in de huidige tijd.

De evolutie van bendes is belangrijk voor een volledige beoordeling van wat bendes zijn en wat hun leden
doen, en vooral hoe het belangrijkste kenmerk van de bende van ‘duurzaamheid’ wordt bereikt. Straatbendes
hebben de neiging om jongere leden te hebben, kortere periodes in de groep en zich bezig te houden met een
diversiteit aan misdaad. Motorclubs hebben meestal oudere leden, zijn mee georganiseerd en gericht op een
kleiner bereik van strafbare feiten (winstgedreven).
 De huidige studie suggereert dat het mogelijk is dat bendes en motorclubs zich aan verschillende
uiteinden van de leeftijdsgroep bevinden (op groepsniveau), of deel uitmaken van een continuüm van
criminele groepsformaties
Relaties tussen OMCG’s en straatbendes in Nederland. Hybride groepen zoals ‘broederschappen’, boks-clubs en
supportclubs, die de organisatiestructuur van de OMCG lijken te combineren met traditionele OMCG-symboliek
en straatbendemanieren.
 Veel leden van Nederlandse OMCG’s hebben verschillende etnische achtergronden (in andere landen is
dit homogener).

50
Q

Hoorcollege 3: vier relaties

A
  1. Werk voorkomt criminaliteit
    - Anomietheorie (Merton): Criminaliteit is de uitkomst van het onvermogen om legaal werk te kunnen
    vinden die kan leiden tot cultureel en materieel succes.
    - Sociale bindingentheorie (Hirschi): benadrukt het belang van werk in twee bindingen; goede
    baanperspectieven (opportunity) en betrokkenheid in legitieme activiteiten zoals werk (involvement).
    - Differentiële associatie (Sutherland): Mensen leren positieve normen, waarden, attitudes en gedrag
    in interacties met andere op het werk.
    - Secundaire deviantie (Lemert): Het stigma van de ‘ex-crimineel’ beperkt toegang tot werk en
    vergroot hiermee de kans op herhaling van crimineel gedrag.
    - Rationele keuzetheorie (Cornish & Clarke): Inkomen reduceert motieven voor criminaliteit.
    - Age-graded theory of social control (Sampson & Laub): Sociale controlemechanismen nemen toe:
    Banden met socialeinstituties en blootstelling aan informele sociale controle worden sterker = werk.
    - Routine activiteiten theorie (Cohen & Felson): Mensen die werken hebben minder gelegenheid en
    staan meer onder sociale controle binnen een formele omgeving.
    - The general theory of crime (Gottfredson & Hirschi): Mensen me teen lage zelfcontrole kunnen
    bevrediging niet uitstellen en kiezen dan voorcriminaliteit in plaats van legaal werk dat verlate
    bevrediging bidet.

Empirisch bewijs voor verband?
Jeugd
- Effect werk op uitblijven criminaliteit.
o Empirisch bewijs niet heel sterk.
- Effect werkloosheid op criminaliteit.
o Minder sociale controle, life events; overgang naar criminaliteit.
- Effect ‘te veel werken’ op criminaliteit.
o Geen duidelijke verklaring voor.

Volwassenen
- Effect ‘goed werk’ op desistance.
- Effect werkloosheid/’slecht werk’ & criminaliteit.
- Effect sociale binding door werk op desistance.

Longitudinale studies bevestigen positief effect van werk op criminaliteit, maar het effect is afhankelijk van
kwaliteit van werk, stabiliteit en de leeftijd waarop iemand werkt:
- Individuele en contextuele factoren
- Kwaliteit/tevredenheid/salaris
- Wekloosheid/weinig werk
- Te veel werk
- Leeftijd (25+)

  1. Criminaliteit belemmert werk
    - Werk vermindert kans op recidive.
    - Maar: Gedetineerden ervaren grote problemen bij het (opnieuw) betreden van de arbeidsmarkt.
  2. Kunnen meestal niet terug naar oude werkgever.
  3. Gebrek aan specifieke vaardigheden.
     Of juist het leren van criminele vaardigheden in de gevangenis.
  4. Gebrek aan goede referenties.
  5. Gebrek aan informeel sociaal netwerk met arbeidsmogelijkheden.
  6. Stigma: Ex-crimineel (strafblad, VOG, etc).
  7. Werk leidt tot criminaliteit
    - “Crime committed by a person of respectability and a high social status in the course of his
    occupation”(Sutherland, 1939).
  8. Work place crime (werknemerscriminaliteit): Criminaliteit gepleegd door werknemers ten
    behoeve voor het eigen gewin en veelal ten koste van de organisatie (beroep niet altijd
    noodzakelijke voorwaarde).
  9. Corporate crime (organisatiemisdaad): Criminaliteit die wordt gepleegd namens de
    organisatie en ten behoeve van het bereiken van organisatiedoelen.

Motivationele verklaringen
- Individu : Persoonlijkheidskenmerken (gebrek aan normen en waarden, persoonlijke integriteit,
loyaliteit etc.).
- Organisatie : Rol van organisatiecultuur en ethisch klimaat binnen bedrijf/organisatie (differentiële
associatietheorie, neutralisatie, strain).

Gelegenheidsstructuren
- Aanwezigheid van een geschikt doelwit – geld, goederen, maar ook bijvoorbeeld een procedure.
- Afwezigheid van toezicht – informeel (collega’s) versus formeel (instanties).

  1. Criminaliteit als werk
    - Een manier om inkomsten te verwerven: “Illegal activity may seem a rational choice not unlike
    choices made among legitimate occupational pursuit”.
    - Voor verschillende vormen van criminaliteit ook specifieke vaardigheden of vakkennis nodig,
    reputatie/imago, planning, procedures, victim management, gevangenis als opleiding, risk
    assessment, etc. (inbreker en overvallers).
    - Gastcollege Martin:
    o Mensen kunnen een ‘carrièreswitch’ maken binnen de criminaliteit: ‘van dealer tot
    overvaller’.
    o Professionalisering/efficiëntie: ‘beter versnijden’ en ‘winst over na treinrit?’
    - Maar: Er zijn ook wel degelijk verschillen tussen criminaliteit en reguliere arbeid – Criminaliteit heeft
    bijzondere aantrekkingskracht.

Crime-as-work perspective (criminal career paradigm)
Biedt een alternatief kader om crimineel gedrag te begrijpen, en alternatieve inzichten in de motivaties,
persistentie en patronen van crimineel gedrag.
- Bijvoorbeeld de rol van economische prikkels, vaardigheden en sociale netwerken.

51
Q

Hoorcollege 4: key-event of proces?

A

Key event
Process
“Termination [of offending] is the point when criminal activity stops and desistance is the underlying causal
process” (Sampson & Laub)

Desistance: Aan iedere carrière komt een eind…?
“Aging out of crime is the norm – even the most serious delinquents desists” (Sampson & Laub)
- Desistance: Stoppen door life events (bijvoorbeeld trouwen).
- Geen desistance: Stoppen omdat iemand levenslang vastzit of is overladen.

Drie fasen van desistance
1. Primaire desistance (Maruna & Farrall)
Act desistance (Nugent & Schinkel)
Het concreet beëindigen van het criminele gedrag: Een delictloze periode (“Ik pleeg geen delicten meer”).
2. Secundaire desistance (Maruna & Farrall)
Identity desistance (Nugent & Schinkel)
Het aannemen van een niet-criminele//pro-sociale identiteit: Een verandering in de self-identity (“Ik ben
geen crimineel meer”)
3. Tertiaire desistance (McNeill)
Relational desistance (Nugent & Schinkel)
De erkenning van anderen dat je bent veranderd, gepaard gaand met het ontstaan van een sense of
belonging tot ‘de gemeenschap’
- Sequentieel?

Verklaringen
1. Statische verklaringen ( maturational)
- Leeftijd en ouder/volwassen worden
- Niet sociale of culturele factoren zijn verklarend (overal anders, dus niet overal van toepassing), maar
biologische: onontkoombaar proces van ouder worden.
2. Dynamische verklaringen
- Wel sociaal-culturele factoren.
- Daling age-crime curve: Turning points en veranderingen (age-graded theory of social control).
- Transities in de levensloop brengen nieuwe sociale controle instituties en instanties met zich mee
(opvoeding, school, peers, partners, werk etc.)
3. Narratieve identiteitsveranderingen
- Narratieve veranderingen in de sociale identiteit.
- Nadruk op secundaire en tertiaire desistance.
- Focus op complexiteit binnen het proces: Terugvallen, verleidingen, twijfels, problemen.

Twee soorten scripts (Maruna, 2001)
1. Desisters: Redemption scripts
1. Eigen ‘goedheid’ en ‘gewoonheid’ vast-/herstellen; slechts slachtoffer van maatschappij.
2. Nu daadwerkelijke levensdoel weten te bereiken.
3. Vanuit dankbaarheid nu iets teruggeven aan de maatschappij (making good/redemption).
2. Persisters: Condemnation scripts
- Deterministisch en fatalistisch.
- Feedback loop van slachtoffer-denken.

Criminele ‘carrière’: Een belangrijke kanttekening
“The image of the delinquent I wish to convey I one of drif: an actor neither compelled nor committed to
deeds not freely choosing them; neither different in any simple or fundamental sense from the law abiding,
nor the same; conforming to certain traditions in American life while partially unreceptive to other more
conventional traditions”.
“The delinquent transiently exists in a limbo between convention and crime, responding in turn to the
demands of each, flirting now with ne, now the other, but postponing commitment, evading decision. Thus,
he drifs between criminal and conventional action”.
Drift theory
- Criminelen en net-criminelen zijn hetzelfde.
- Criminelen zijn niet altijd crimineel.
- Normconformiteit (normaal leven).
- Accepteren algemene normen en waarden/delen de meerderheidscultuur.
- Hun crimineel gedrag is slechts een drif: Een situatie waarin de zelfcontrole/algemene normen
worden geneutraliseerd en sociale factoren (zij het conventionele of criminele) meer invloed hebben.
- Criminaliteit is tijdelijk en fluïde (contextafhankelijk)

52
Q

Gastcollege vrouwen en criminaliteit

A

Aard en omvang criminaliteit vrouwen
- 20% van de verdachtenpopulatie is vrouw.
o Verschilt per delict; bij vermogensdelicten meer vrouwen.
- 5% van de gedetineerdenpopulatie is vrouw.

Criminele carrières van vrouwen
- Startleeftijd ergens tussen 8 en 14 jaar, gemiddeld iets later dan jongens.
- Afname criminaliteit vrouwen over jaren groter dan bij mannen.
- Meeste vrouwen niet verder gevolgd dan jongvolwassenheid.
o In veel steekproeven worden vrouwen niet meegenomen.
- Vroeg startend ernstigere en langere carrière dan laat startend.
- Relatief veel laat startende vrouwen; meer dan mannen (boven 20/30).

Paden naar criminaliteit
Vrouwen plegen dezelfde typen delicten, maar het verschil zit in de context (ernst, middelen en methode).
Vrouwen komen niet altijd in de criminaliteit via mannen.
- Veel laat startende vrouwen komen wel via hun partner in de criminaliteit. Dit komt dus niet overeen
met de theorie van Sampson & Laub.
Vrouwen die criminaliteit plegen hebben niet altijd een psychische stoornis.
- Problematiek als depressie speelt bij gedetineerde meisjes vaak wel een rol.
- Morele ontwikkeling is bij gedetineerde jongens juist een probleem.
- Self-harm, slachtofferschap van fysieke mishandeling in thuissituatie en seksueel misbruik zijn onder
gedetineerde meisjes vaker gerapporteerd dan onder jongens.
Psychiatrische problemen
Jongens worden vaker geassocieerd met externaliserende problemen.
Meisjes worden vaker geassocieerd met internaliserende problemen (angststoornis, depressie, PTSD).

Verschillen tussen de seksen
- Teveel benadrukt?
- Te weinig aandacht voor variatie binnen groepen vrouwen en mannen.
o Geen homogene groep.
o Aandacht voor subgroepen.

Gendered pathways to crime
- Onderzoek naar paden van vrouwen vaak kwalitatief.
- Aandacht voor levensgeschiedenissen van meisjes en vrouwen om de relatie te begrijpen tussen
ervaringen in jeugd en ervaringen en delictgedrag in volwassenheid.
Gendered pathways (Salisbury & Van Voorhis)
- Slachtofferschap in jeugd model
o Slachtofferschap jeugd  psychische klachten, middelengebruik, depressie  detentie
- Relationeel model
o Dysfunctionele relaties  misbruik in volwassenheid, gebrek aan zelfvertrouwen, depressie,
angst, middelengebruik  detentie.
- Sociaal kapitaal model
o Problemen school, dysfunctionele relaties, geen support familie, gebrek zelfvertrouwen,
werkeloosheid en financiële problemen  detentie
Gendered pathways (Jones et al., 2013)

Meisjes
- Gendered path (48%)
o Misbruikt, uit huis gezet, armoede, weggelopen, psychische problematiek
- Antisociaal pad (52%)
o Criminele opvattingen, impulsiviteit, antisociale leeftijdsgenoten, verwijdering, school,
problemen met gezag ouders
Jongens
- Gemengd pad (25%)
o Verwijdering school, impulsiviteit, uit huis gezet, misbruik, antisociale opvattingen,
psychische klachten
- Antisociaal pas (59%)
o Antisociale leeftijdsgenoten, problemen met ouderlijk gezag, middelenmisbruik, geweld

Verklarende mechanismen
Feministische theorieën
- Gender sociaal construct waarin ongelijkheid een rol speelt, nadruk op patriarchaat, maar ook
female pathways met nadruk op relatie tussen slachtofferschap en daderschap.
Ontwikkelingscriminologische theorieën
- Differential vulnerability hypothese (sensitiviteit)
o Risicofactoren hangen sterker samen met delinquentie van meisjes dan van jongens of
andersom.
- Differential exposure hypothese (blootstelling)
o Meisjes en jongens worden verschillend blootgesteld aan risicofactoren.
 Moffitt

Desistance
Theoretische verklaringen
- Gottfredson & Hirschi: Aging  maturation
- Sampson & Laub: Age graded theory of informal social control
- Giordano et al., Maruna: Cognitive transformation, emotions, agency

Wat zou anders kunnen zijn voor vrouwen?
- Meegemaakte life events
- Economische marginalisatie
- Geschiedenis van misbruik, geweld
- Mars versus Venus
o Iets met emoties, gevoel… wie ben ik

Literatuur over vrouwen en desistance
Factoren binnen het individuele, gezins- en sociale domein
- Individueel: Motivaties, persoonlijke transformatie, drugs, financiële onafhankelijkheid.
- Gezin: Kinderen, partner, steun vanuit gezin.
- Sociaal: Ondersteunend netwerk, werk.

Conclusie desistance vrouwen
- Identiteitsverandering
- Prosociale relaties
- Nadruk op beschermende (desistance) factoren: Zinvol voor behandeling en re-integratie?
- Bevorderen van motivatie tot verandering.

Feministische perspectieven
- ‘Vrouwen en criminaliteit’ onderbelicht in criminologie  androcentrische focus.
- ‘Feminisme’ is een verzamelterm.
- Gemeenschappelijk aan de perspectieven:
o Mannen vormen de dominante groep
o Zij maken en handhaven regels
o Dit ten nadele van vrouwen

Sekse versus gender
- Criminology is ‘male’stream
- ‘Gender effecten’, maar vaak slechts een analyse van sekse verschillen
o Sekse verschillen tussen mannen en vrouwen in criminaliteit, slachtofferschap en
strafrechtelijke handhaving.
o Gender verschillen in masculiniteit en femininiteit in criminaliteit, slachtofferschap en
strafrechtelijke handhaving.

Feministische stromingen – sociale context
Twee feministische golven:
1. 1860 – WO1 (1914-1918): Gelijkheid voor de wet (onderwijs, eigendom, stemrecht).
o Nederland: Aletta Jacobs
2. 1960 – Roep om maatschappelijke transformatie
o Nederland: Dolle Mina’s

Feministische stromingen
- Liberaal feminisme (gelijke rechten)
o Ondergeschiktheid vrouwen onderzocht als onderdeel sociale structuren en ongelijkheden
- Radicaal feminisme (patriarchie)
o Hiërarchische relaties tussen mannen en vrouwen

Vrouwen en criminaliteit’ is een onderbelicht onderwerp in criminologie
Drie problemen:
1. Gender ratio
2. Generaliseerbaarheid
3. Andere behandeling door het strafrechtelijk systeem?
Gender ratio
- Vanwaar de kloof tussen mannen- en vrouwencriminaliteit?
- Waarom plegen vrouwen vooral bepaalde vormen van criminaliteit?
- Wat verklaart verschillen in geregistreerde criminaliteit?

Liberaal feminisme en criminaliteit
Hypothese: Als gender ongelijkheid verminderd wordt door emancipatie dan mannen en vrouwen evenveel
criminaliteit.
Problemen:
- Stijging van criminaliteit eerder dan emancipatie beweging.
- Criminaliteit meestal op plekken waar weinig sprake van emancipatie was.
- Gendergap is iets kleiner geworden maar niet veel.
Freda Adler (1975) Sisters in Crime
- ‘Door de verkregen vrijheid gaan vrouwen meer op mannen lijken’
Rita Simon (1975) Women and Crime
- ‘Door de verkregen vrijheid hebben vrouwen meer kansen om criminaliteit te plegen’
Radicaal feminisme en criminaliteit

Kunnen ‘male’stream theorieën vrouwencriminaliteit verklaren?
Rol van gender in criminaliteit?
Gendered Lives
- Hoe meisjes & vrouwen hun leven leven, keuzes maken in vergelijking tot jongens & mannen
(‘thinkable ways of action’).
Gendered Pathways
- Levenservaringen die meisjes/ jongens tot criminaliteit brengen.
Gendered Crime
- Sociale organisatie (bijv. drugshandel, prostitutie, fraude) & situationele context van criminaliteit
(stelen makeup, vechten).

Doing gender: masculiniteiten
Invloed op ‘male’stream criminologie.
- Messerschmidt: Criminaliteit biedt de mogelijkheid om masculiniteit te ‘doen’.
o Mannelijkheid kan worden gedefinieerd aan de hand van misdaad.
- Gender (niet biologisch) → vrouwen kunnen ook ‘masculiniteit doen’.

Algemene conclusies
- Onderzoek naar criminaliteit vrouwen (en mannen) waarbij gendersensitieve factoren betrokken,
nog steeds schaars.
- Verklaringen liggen binnen het bio-psycho-sociaal model; maar ook gendered framewrok.
- Onderzoek variatie binnen groepen- person centered.
- Gendersensitieve factoren belangrijk in paden van vrouwen maar ook in die van mannen.