Materieel strafrecht Flashcards
Strafbaar feit
Strafbaar feit
1. Een persoonlijke gedraging.
2. De gedraging moet een wettelijke delictsomschrijving vervullen (legaliteitsbeginsel).
3. De gedraging moet wederrechtelijk zijn: de delictsomschrijving impliceert vaak al een schending van
een onderliggende rechtsnorm.
4. De gedraging moet aan schuld te wijten zijn
Wederrechtelijkheid begrip
Wederrechtelijk gedrag is gedrag dat strijdig is met normen van behoren, van maatschappelijke
betamelijkheid, van gebruik en gewoonte en dus met zowel geschreven als ongeschreven verplichtingen.
- Diffuus begrip: Wederrechtelijkheid is meer een algemeen normatief dan een specifiek juridisch
begrip. Het brengt tot uitdrukking wat in de maatschappij als geheel wordt afgekeurd.
- Ultimum remedium-gedachte: In beginsel worden enkel gedragingen met een hoog
wederrechtelijkheidsgehalte door de wetgever als strafbare feiten bestempeld.
De wederrechtelijkheid is in ieder geval een stilzwijgend element van het strafbare feit. Het uitgangspunt is
dat bij het vervullen van de delictsomschrijving een vermoeden van wederrechtelijkheid bestaat.
Wederrechtelijkheid als wettelijk bestandsdeel
De wederrechtelijkheid wordt als bestanddeel opgenomen in de delictsomschrijving indien het strafbaar
gestelde gedrag ook veelvuldig voorkomt als niet wederrechtelijk gedrag. Dat gebeurt om voldoende
onderscheid te maken tussen strafbaar en niet strafbaar gedrag.
Eng wederrechtelijkheidsbegrip
In iedere strafbepaling welke het begrip ‘wederrechtelijk’ bevat krijgt dit begrip een eigen, specifieke
betekenis in overeenstemming met het doel en de strekking van de desbetreffende bepaling.
- Facetwederrechtelijkheid: Het enge begrip vertegenwoordigt van het ruime scala wederrechtelijkheid
in het algemeen slechts één bepaald facet.
- In die specifieke betekenis die het begrip toekomt, zal de wederrechtelijkheid moeten worden
bewezen.
Ruim wederrechtelijkheidsbegrip
Dit begrip interpreteert wederrechtelijkheid als ‘strijd met het objectieve recht’. De betekenis van
wederrechtelijkheid als bestanddeel wordt hier min of meer gelijkgesteld aan de betekenis van het element
wederrechtelijkheid.
Wederrechtelijkheid kan worden bewezen, zodra kan worden vastgesteld dat de gedraging van de verdachte
in strijd is met normen van behoren, van maatschappelijke betamelijkheid en dus met het objectieve recht.
Wederrechtelijkheid ruime opvatting bij vermogensdelicten
De ruime opvatting wordt toegepast in gevallen waarin de daders van een vermogensdelict, ook indien zij
eventueel wel degelijk over een zeker eigen recht beschikken, gebruik maken van een methode die op
zichzelf onbehoorlijk is, zodat van de gehele gang van zaken rond het feitelijk gebeurde niet kan worden
gezegd dat deze toets van het recht in de ruimste zin van het woord kan doorstaan
Het Medemblikse Schoolhoofd-arrest
Een schoolhoofd had geld dat bestemd was voor subsidie in eigen zak gestoken. Vervolgd wegens oplichting
stelde hij ter zitting dat bij hem het ‘oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling’ had ontbroken aangezien
het geld een voorschot was op achterstallig salaris.
HR stelde dat de verdachte, door zich op listige en bedrieglijke wijze geld voor een bepaald doel te doen
geven, zich opzettelijk wederrechtelijk had bevoordeeld, nu hij dat geld niet voor dat doel, maar te eigen
bate had aangewend. De verdachte had wellicht recht op geld van het bestuur, maar niet op dít geld dat op
déze wijze was verkregen.
Hohner muziekinstrumenten-arrest
S. beweerde dat concurrent K. een verbod had geschonden van Hohnerfabriek om de instrumenten aan
particulieren te leveren. S. wilde inzicht in de papieren van K. en heeft dit stiekem gedaan. Zijn primaire doel
was dus het aan de kaak stellen van K’s gedrag, niet per se bevoordeling.
De HR stelde dat er wel sprake was van wederrechtelijke bevoordeling (zijn concurrentiepositie verbeteren)
waar hij geen recht op had.
Dreigbrief-arrest
Er was sprake van poging tot afpersing met brieven, waarbij de schrijver verklaarde recht te hebben op het
geld. De HR stelt dat dit ver buiten de grenzen van het maatschappelijke betamelijke ligt, omdat hij dreigde
met wraakacties. De verdachte heeft gehandeld met het oogmerk zich wederrechtelijk te bevoordelen.
Gestolen auto-arrest
Verzekeringsmaatschappij ‘steelt’ door middel van leugens een gestolen auto terug van de garage. HR stelt
dat er sprake is van wederrechtelijkheid, namelijk handelen zonder recht op beoogde bevoordeling.
Ruime opvatting andere delicten wederrechtelijkheid
Situaties waarin hooguit enig subjectief belang in het spel is dat door de verdachte op een andere, niet
strafbaar gestelde wijze, had moeten worden behartigd. Een voorbeeld hiervan is belaging (stalking, art.
285b Sr). In het verband van deze bepaling heeft wederrechtelijkheid een eigen betekenis. De dader moet
zonder eigen subjectief recht hebben gehandeld (zoals een deurwaarder dat bijvoorbeeld doet).
Enge opvatting andere delicten wederrechtelijkheid
De Hoge Raad gaat dus veelal uit van een ruime opvatting binnen delictsomschrijvingen. Dit is niet bij ieder
delict zo. Bij bepaalde delicten wordt wel degelijk de opvatting van facetwederrechtelijkheid gehanteerd. Dit
gebeurt bijvoorbeeld waar de wetgever zelf met een andere term dan ‘wederrechtelijk’ een bepaald facet
van de wederrechtelijkheid in ruime zin in de delictsomschrijving tot uitdrukking brengt.
Uitzonderingsgebieden van wederrechtelijkheid
In de gevallen waarin de wederrechtelijkheid niet expliciet als bestanddeel in de delictsomschrijving is
opgenomen, kan toch de wederrechtelijkheid ontbreken, ondanks de vervulling van de delictsomschrijving.
Hierover bestaan twee hoofdopvattingen:
- Leer van de formele wederrechtelijk:
Degene die de strafwet overtreedt handelt ipso facto wederrechtelijk, tenzij de wet zélf de
wederrechtelijkheid met zoveel woorden opheft. Dit zijn de wettelijke rechtvaardigingsgronden of
rechtvaardigende strafuitsluitingsgronden. - Leer van de materiële wederrechtelijkheid:
Als geen van de rechtvaardigingsgronden zich voordoet, kan de materiële wederrechtelijkheid alsnog
afwezig zijn. Hiervan is sprake wanneer de wederrechtelijkheid van een daad ontbreekt op gronden
die niet rechtsreeks door de wetgever zijn voorzien. Er zijn een viertal beproefde manieren om tot het
oordeel te geraken dat de wederrechtelijkheid in materiële zin ontbreekt, zonder dat de formele wet
voorziet in een grond waarop de gedraging als gerechtvaardigd kan worden aangemerkt:
o De leer van de afwezigheid van de materiële wederrechtelijkheid, de leer van de sociale
adequatie, de leer van de subsocialiteit en de zogenoemde creatieve interpretatie.
De leer van de afwezigheid van de materiële wederrechtelijkheid
Het komt erop neer dat onder uitzonderlijke omstandigheden beroep kan worden gedaan op de
buitenwettelijke rechtvaardigingsgrond ‘afwezigheid van de materiële wederrechtelijkheid’.
- Voor de toepasselijkheid van deze leer minstens sprake zijn van een redelijk middel tot een redelijk
doel, waarbij het doel een evident voordeel voor de rechtsorde moet betekenen, of zelfs kans heeft
door de wetgever te worden erkend, waarbij zoveel mogelijk een belang wordt beschermd dat in het
verlengde van het door de wet beschermde belang ligt en waarbij het middel onmisbaar en niet
vervangbaar door een ander middel is (subsidiariteit).
o Het is dus niet genoeg als het slechts geen schade of geen nadeel voor door de wet
beschermde belangen oplevert.
o Veearts-arrest Door de wet te overtreden, wordt de aan de wet ten grondslag liggende norm
juist vervuld.
De leer van sociale adequatie
De leer van de sociale adequatie is primair rechtssociologisch van aard en neemt als vertrekpunt de
menselijke handeling in de sociale context waartoe deze behoort en waaraan deze zijn betekenis ontleent.
- Een bepaalde maatschappelijke functie brengt een zekere vrijheid van handelen met zich mee, mits
dit handelen functioneel bijdraagt aan, of past in het maatschappelijke patroon.
o Dit kan een functie zijn die beroepshalve wordt uitgeoefend, maar kan ook op grond van een
bepaalde sociale positie bij het verrichten van een speciale maatschappelijke taak.
Bijvoorbeeld een tandarts die in je mond boort, handelt niet wederrechtelijk.
o Wederrechtelijkheid in deze zin betreft het aannemen van een rol die niet wordt waargemaakt
in de formele structuur oftewel het inadequaat handelen binnen de sociale context.
Gedragingen die een bepaalde rol of functie op een specifiek terrein volkomen
waarmaken, dienen niet onder het bereik van de strafwet te vallen.
- Het sociaal adequate karakter van een bepaalde gedraging is in veel gevallen niet voldoende grond
om deze gedraging te rechtvaardigen en daarmee de strafbaarheid van het feit op te heffen.
o Wel kan het een reden zijn om te komen tot een lagere of minimale bestraffing.
o Het zijn de bijzondere bedoelingen van de wetsovertreder in het kader van diens sociale
verantwoordelijkheid die daartoe de doorslag geven.
De leer van de subsocialiteit
Naast wederrechtelijkheid en schuld wordt een derde algemene voorwaarde voor strafbaarheid onderkend.
- Het element subsocialiteit van een delict is het gevaar dat door de verwerkelijking ervan door de
samenleving in het leven is geroepen. Het is samengesteld uit verschillende ‘lagen’:
o Het gevaar voor herhaling door de dader zelf
o Het gevaar voor onvoldaanheid van het slachtoffer
o Het gevaar voor navolgingsdrang bij derden
o Het gevaar voor ontdaanheid bij vierden (maatschappelijke reactie)
- Waarom wordt in sommige gevallen wederrechtelijk gedrag niet vervolgd en in andere gevallen juist
zeer zwaar?
- “Als er geen gevaar is, zouden we niet moeten veroordelen”.
Wederrechtelijkheid creatieve interpretatie
De vorige drie benaderingen zijn juridisch te vrijblijvend en te bevorderlijk voor rechterlijke willekeur.
Een betere oplossing om wederrechtelijkheid te betwisten, is dat de rechter in een delictsomschrijving één
of meer aspecten ‘inleest’, alsof het wettelijke bestanddelen zijn, op grond van normen die worden
ontleend aan andere rechtsgebieden, algemene rechtsbeginselen of rechtsgewoonten.
- Deze normen kunnen aan strafbaarstelling ten grondslag liggende normen aanvullen, inkrimpen of
vervangen.
o Terzijdestelling strafrechtelijk beschermde norm: Contrariërende norm (zoals het dienst nemen
bij de vijand tijdens de oorlog, om vaderlandslievende belangen te dienen).
o Inlezing van extra aspect van wederrechtelijkheid in delictsomschrijving: Interveniërende norm.
De herkomst hiervan kan uit:
1. De strafwet zelf
. Uit andere wetten
3. Ongeschreven maatschappelijke normen (bijvoorbeeld burgerlijk recht)
- Voordeel van deze benadering:
o De rechter blijft dichter bij de wettekst; minder risico op maatschappelijke discussies.
o De methode leidt tot een strikte wettoepassing
o De wet wordt niet zonder meer terzijde gesteld, maar op grond van juridische argumentatie
geïnterpreteerd.
o De bewijslast wordt beter verdeeld; creatieve interpretatie scherpt de delictsomschrijving aan
waardoor minder snel alle bestanddelen zijn vervuld.
Instemming van de gelaedeerde
Volenti non fit iniuaria: Met eigen instemming van de betrokkene kan deze geen onrecht worden aangedaan.
Dit is relevant voor zover de betrokkene inderdaad zeggenschap of beschikkingsmacht heeft over het
rechtsgoed dat in het geding is. Zodra de handeling andere belangen raakt, is die beschikkingsmacht
nauwelijks tot niet aanwezig.
- Het menselijke leven en de integriteit van het leven zijn één van de meest gewaardeerde
rechtsgoederen, die niet alleen het individu, maar ook de gemeenschap als geheel aangaan. Daarom
zal toestemming niet leiden tot een rechtvaardiging.
- Als het om lichtere feiten gaat, zal de instemming rechtvaardigend werken wegens de ‘onmiskenbare
vrijheid van het individu om binnen zekere grenzen te bepalen wat hij lijden wil’.
Sport en spel
Instemming mag als legitimerend worden beschouwd in de setting van sport en spel. Dit hangt samen met de
vrijwilligheid waarmee men zich onderwerpt aan principes als ‘all in the game’. Hierbij zijn deelnemers
gebonden aan spelregels en zijn risico’s nu eenmaal niet uit te sluiten mits deze binnen de sfeer van de op
zichzelf geoorloofde handelingen rijzen.
In sommige situaties ondanks ‘toestemming’ toch wederrechtelijkheid aangenomen:
- Leestafel zooien: Er was hier sprake van zeer gevaarzettend handelen (gezien de kleine ruimte, aantal
deelnemers en het alcoholgebruik) en niet van een door duidelijke spelregels afgebakend spel.
- Sliding: Het handelen is niet binnen de grenzen van het spel gebleven en van hetgeen deelnemers van
elkaar te hebben verwachten; gevaarlijk spel en ernstige overtreding van de regels. Een dusdanige en
gevaarlijke schending van de spelregels dat van het ontbreken van wederrechtelijkheid geen sprake
kan zijn.
Tuchtingsrecht
Vroeger was het recht van ouders en opvoeders (onderwijzers etc.) om kinderen zo nodig lichamelijk te
tuchtigen algemeen erkend.
- Tegenwoordig moeten de grenzen van subsidiariteit en proportionaliteit scherp in het oog worden
gehouden, en moet het zeker geen routinegedrag van de opvoeders worden.
o Het strafrecht komt pas in beeld als er sprake is van mishandeling, dit zal vermoedelijk
afhangen van de omvang van de tuchtiging.
- Art. 1:247 lid 2 BW luidt dat ouders in het kader van hun plicht en hun recht om hun minderjarig kind
te verzorgen en op te voeden géén geestelijk of lichamelijk geweld of vernederende behandeling
zullen toepassen.
De uitoefening van het beroepsrecht
Bijvoorbeeld euthanasie en het beroepsrecht van artsen. Op grond van de medische professie wordt medisch
handelen niet als mishandeling gekwalificeerd, mits dit met uitdrukkelijke toestemming van de patiënt
gebeurt. Het onjuist of disproportioneel medisch handelen wordt ook gezien als mishandeling.
Euthanasie is gemedicaliseerd:
- Hierbij moet de arts de overtuiging hebben gekregen dat de patiënt een vrijwillig en weloverwogen
verzoek heeft gedaan en dat de patiënt uitzichtloos en ondraaglijk lijdt.
- De arts moet de patiënt hebben voorgelicht over zijn situatie en hij moet samen met de patiënt
hebben geconstateerd dat er geen andere redelijke oplossing voor diens situatie was.
- Hij moet tenminste één onafhankelijke arts hebben geconsulteerd die de patiënt heeft gezien.
- Hij moet de euthanasie zorgvuldig hebben uitgevoerd.
o Art. 293 lid 2 en art. 194 lid 2 Sr: Een arts wordt bij euthanasie en hulp bij zelfdoding van
strafbaarheid uitgesloten, indien hij heeft voldaan aan de zorgvuldigheidseisen. Ditzelfde
geldt voor abortus (art. 296 lid 5 Sr).
Sliding-arrest
Een Spartavoetballer had op het voetbalveld een ‘sliding’ uitgevoerd met een gestrekt been op ongeveer een
halve meter hoogte, waardoor zijn tegenspeler die net de bal had weggeschopt dicht onder de knie werd
geraakt met als gevolg een gecompliceerde open beenbreuk. De Spartavoetballer werd veroordeeld wegens
zware mishandeling.
Rechtsvraag
Is er, gelet op de sport- of spelsituatie, sprake van voorwaardelijk opzet en kan het bewezenverklaarde in dit
geval kan worden gekwalificeerd als mishandeling?
Overwegingen
- De omstandigheid dat een gedraging is verricht in een sport- of spelsituatie is geen zelfstandige
factor om te beoordelen of sprake is van opzet.
- In dit geval heeft verdachte door zijn gedraging bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aan zijn
tegenspeler pijn of letsel zou toekomen. De Sparta-voetballer had zich als ervaren profvoetballer van
de grote risico’s van zijn gedragingen bewust moet zijn geweest.
Daarnaast is verdachte met zijn handelen niet binnen de grenzen gebleven van hetgeen spelers van elkaar
hebben te verwachten.
Hoewel deelnemers aan sport, zoals voetbal, over en weer tot op zekere hoogte gevaarlijke gedragingen
waartoe heb spel uitlokt hebben te verwachten, kan naar de mening van de Hoge Raad een speler de
spelregels op dusdanige wijze schenden en zo gevaarlijk handelen dat van het ontbreken van
wederrechtelijkheid geen sprake kan zijn.
Dus in sport- en spelsituatie is wederrechtelijk:
- Handelingen die buiten het spel plaatsvinden (bv scheidsrechter heeft spel al stilgelegd);
- Handelingen die de spelregels dusdanig schenden en gevaarlijk zijn.
Leestafel zooien-arrest
Feiten
‘Leestafel zooien’ houdt in dat een 5 meter lange leestafel als een stormram wordt gebruikt om een deur
open te rammen, waarna deze de sociëteit uit wordt gedragen, hetgeen het zittende moet zien te
voorkomen op straffe van te moeten aftreden. Eén van de aanwezigen werd ernstig geraakt, waarbij hij twee
gebroken polsen opliep.
De verdachte werd vervolgd op grond van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld (Art. 308
Sr).
Rechtsvraag
Valt de aard en de ernst van het letsel binnen het risico dat door het slachtoffer door deelname aan het ‘spel’
redelijkerwijs moet worden geacht te zijn aanvaard?
Overwegingen
Wanneer letsel veroorzakende gedragingen hebben plaatsgevonden in een min of meer reguliere sport- of
spelsituatie, is van schuld, zoals bedoeld in art. 308 Sr, in de regel minder snel sprake dan wanneer dezelfde
gedragingen buiten zo’n situatie plaatsvinden.
De HR is het eens met het Hof dat in casu geen sprake was van een spelsituatie op grond van het feit dat in
dit geval sprake was van zeer gevaarzettend handelen (mede gezien de kleine ruimte, de massaliteit van de
deelnemers en het alcoholgebruik) en niet van een door duidelijke spelregels afgebakend spel
Doodslag (art 287 Sr)
Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan doodslag, gestraft met
gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie.
- Doleus delict (opzet).
Dood door schuld (307 Sr)
Lid 1: Hij aan wiens schuld de dood van een ander te wijten is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten
hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
Lid 2: Indien de schuld bestaat in roekeloosheid, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier
jaren of geldboete van de vierde categorie.
- Culpoos delict (schuld).
5 verschillende betekenissen van schuld
- Het fysieke aspect van iemands betrokkenheid bij de daad. Een verdachte is niet schuldig als hij het
niet heeft gedaan. - De schuld kan ook de ‘geestesgesteldheid’ en ‘intentie’ betekenen waarmee een bepaalde strafbare
gedraging is verricht of waarmee een strafbaar gevolg in het leven is geroepen. - Van de wettelijke schuldvormen opzet en culpa, wordt culpa de schuld in enge zin genoemd.
- Schuld in de zin van verwijtbaarheid, ook wel het fundamentele schuldbegrip. Verwijtbaar handelen
houdt in dat hij het kon helpen dat een norm is overtreden. - De schuld vorm in samenhang met de ernst van het feit de grondslag voor de straftoemeting.
Wat is opzet?
Dolus: Willens en wetens met volledig bewustzijn handelen. De wil om het feit te plegen dat de wet strafbaar
stelt. Het opzet moet op het moment dat het delict wordt gepleegd bestaan. Het mag wel daarvoor al zijn
gevormd.
Hoe zie je opzet in de wet?
Hoe is het opzetvereiste in de wet geformuleerd
- In veel delicten is het begrip ‘opzettelijk’ of ‘met opzet’ letterlijk als zodanig verwoord (art. 287 Sr of
art. 261 Sr).
- Andere formuleringen zijn ‘wetende dat’ (art. 363 Sr), ‘wist’ (art. 416 Sr) of ‘oogmerk’ (art. 310 Sr).
- Het gebruik van werkwoorden die uit hun aard opzet omvatten. Het opzet is ingeblikt in
werkwoorden als ‘opruien’ (art. 131 Sr), ‘zich verzetten’ (art. 180 Sr) en ‘mishandeling’ (art. 300 Sr).
- Het opzet zit in het middel, zoals het ‘met geweld of bedreiging met geweld’ dwingen van een
ambtenaar (art. 179 Sr).
- Soms is een speciaal ‘oogmerk’ geëist, dat is dan een verbijzondering van het opzetvereiste.
- Bij een strafbare poging moet er sprake zijn van een ‘voornemen des daders’ (art. 45 Sr).
Bestanddelen met opzet
Voor de strafbaarheid is het noodzakelijk dat het opzet gericht is op alle bestanddelen van de
delictsomschrijving en niet alleen de handeling zelf (na ‘opzettelijk’ in de delictsomschrijving).
- Indien een bestanddeel is geobjectiveerd is deze onttrokken aan de opzeteis. Dit geldt bijvoorbeeld
voor door het gevolg gekwalificeerde delicten.
o VB: voor mishandeling met de dood tot gevolg is geen opzet vereist voor de dood.
- Als opzettelijk en wederrechtelijk worden verbonden door het woord ‘en’ hoeft het opzet niet te zijn
gericht op de wederrechtelijkheid. Indien ‘en’ ontbreekt, moet het opzet hier wél op zijn gericht.
Opzet is kleurloos
Voor het aanwezig achten van opzet is het niet nodig dat wordt vastgesteld dat de betrokkene wist dat wat
hij deed wederrechtelijk is en ook wettelijk strafbaar gesteld is.
- Boos opzet (dolus malus) is alleen vereist als in de delictsomschrijving het bestanddeel
wederrechtelijk is opgenomen na het bestanddeel opzet en zonder dat beide bestanddelen door het
woordje ‘en’ aan elkaar zijn verbonden, of als de wetgever anderszins te kennen heeft gegeven bij
wijze van uitzondering toch boos opzet te vereisen.
Drie gradaties van opzet
Het opzet wordt gekenmerkt door een cognitief element (het weten) en een volitief element (het willen).
Willens en wetens
Handelen overeenkomstig bedoeling, plan, toeleg of voornemen met het volle besef van zijn eigen wil en van de strekking van zijn handelen die in het verlengde van de wil is gelegen. De volle opzet impliceert dat men
doelbewust een gevolg of voltooiing van een handeling nastreeft.
- Willen is meer dan alleen denken/veronderstellen/hopen/wensen. Het gaat om het kiezen van een
bepaalde handeling. De dader wil het gevolg niet, maar hij wil het als concreet mogelijk voorzien
gevolg ook niet vermijden.
- Weten draagt in zich: begrijpen/beseffen/het bewustzijn hebben van iets.
Zekerheids- of noodzakelijkheidsbewustzijn
Iemand handelt willens en wetens primair met het oog op een bepaald begeerd gevolg, terwijl een ander
strafbaar gevolg, hoewel niet primair bedoeld, wel uit die handeling zó noodzakelijkwijs/zo zeker voortvloeit
dat de betrokkene daarvan bewust had moeten zijn (dolus indirectus).
Mogelijkheidsbewustzijn/voorwaardelijk opzet
Hierbij verricht iemand een handeling die tot een bepaald gevolg leidt, dat noch primair gewild is noch was
te beschouwen als noodzakelijk aan de handeling verbonden. De verdachte heeft zich willens en wetens
blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden.
→ Hoornse taart: De aanmerkelijke kans was aanvaard dat iemand anders in het huis van de vergiftigde
taart zou eten.
→ Cicero: Willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een bepaald gevolg intreedt of
een bepaalde omstandigheid zich voordoet.
- Voor het bewijs van voorwaardelijk opzet is vereist dat het bewijs wordt geleverd van een:
q1. Risicocomponent: Er moet een aanmerkelijke kans zijn op een strafbaar gevolg of een strafbare
omstandigheid. Of sprake is van zo’n kans moet worden uitgemaakt aan de hand van algemene
ervaringsregels en de omstandigheden van het geval (HIV-besmetting I). Om aanmerkelijk te
zijn, moet de kans objectief een voldoende mate van waarschijnlijkheid bezitten.
2. Kenniscomponent: De dader moet wetenschap hebben gehad van de aanmerkelijke kans, of
deze kennis moet worden verondersteld (cognitieve element). Indien dit niet aanwezig was, kan
niet gesproken worden van voorwaardelijke opzet, maar wel van onbewuste culpa.
3. Wilscomponent: De dader moet de aanmerkelijke kans hebben aanvaard (volitieve component).
Indien dit niet aanwezig was, kan niet worden gesproken van voorwaardelijke opzet, maar wel
van bewuste culpa.
- In de jurisprudentie is een genuanceerdere benadering van het veelzijdige begrip voorwaardelijk
opzet gaan uitkristalliseren, onder ander naar het soort situatie en de feitelijke omstandigheden.
Voor de bewezenverklaring van voorwaardelijk opzet is in ieder geval een precieze motivering nodig.
Dolus generalis
Het opzet omvat in deze theorie niet het causale verloop waarlangs het gevolg tot stand is gekomen (andere
weg, opzet op hetzelfde gevolg).
- Dolus indeterminatus: Iemand handelt met opzet zonder een specifiek slachtoffer op het oog te
hebben. Er is wel opzet op een slachtoffer.
- Opzet dat uit een samenstel van handelingen wordt afgeleid.
Error in persona, error in objecto en aberratio ictus
Drie klassieke situaties kunnen zich voordoen die serieuze vragen oproepen over het opzet van de dader,
gezien diens (gebrekkige) handelen.
- Error in persona: De dader vergist zich in de persoon van het slachtoffer op wie hij het heeft gemunt.
- Error in objecto: De dader vergist zich in de aard van het object van zijn delict.
- Aberratio ictus: Door een verkeerd schot schiet de dader de verkeerde persoon neer.
Dolus antecedens en dolus subsequens
Opzet voorafgaand aan de uitvoeringshandelingen (antecedens) en opzet na het delict (subsequens) volstaan
niet voor het bewijs van opzet, omdat strafrechtelijke verantwoordelijkheid wordt vastgesteld naar inhoud en
omvang van het gedurende het delict bestaande opzet.
Wat is culpa?
Culpa (De schuld in enge zin)
Verwijtbare en aanmerkelijke onvoorzichtigheid: Onachtzaamheid, onnadenkendheid, roekeloosheid,
waarmee de verboden gedraging wordt verricht dan wel het verboden gevolg wordt bewerkstelligd.
1. Aanmerkelijke onvoorzichtigheid: Als de betrokkene de gevolgen van zijn handelen naar algemene
menselijke maatstaven had kunnen en behoren te voorzien (zorgvuldigheidsnorm). Dit weerspiegelt
het element wederrechtelijkheid.
2. Verwijtbaarheid: Indien het handelen van de betrokkene vermijdbaar is geweest.
3. Causaliteit (bij gevolgsdelicten).
Stappenplan:
Stappenplan (Tweetrapsmodel Black-out arrest)
1. Heeft de betrokkene aanmerkelijk, onachtzaam of onvoorzichtig gehandeld? (overtreden
zorgvuldigheidsnorm)
o Bij culpoze gevolgsdelicten dient hierbij ook de causaliteit te worden vastgesteld.
2. Zijn er redenen om aan te nemen dat de verdachte redelijkerwijs het culpoze gedrag heeft kunnen
vermijden? (verwijtbaarheid)
! Indien is vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onachtzaam heeft gehandeld, kan in beginsel
worden verondersteld dat de verdachte ook verwijtbaar heeft gehandeld.
Hoe zie je culpa in de wet?
Hoe is culpa in de wet verwoord
- Schuld (Art. 307 Sr)
- Onachtzaamheid (Art. 199 lid 3 Sr)
- Gebrek aan de nodige omzichtigheid of voorzorg (Art. 429 onder 3 Sr)
- Redelijkerwijze moetende vermoeden (Art. 417bis Sr)
- Ernstige reden hebben om te vermoeden
Gradaties van culpa
Onbewuste culpa
De betrokkene heeft een gevolg in het leven geroepen, of omstandigheid van zijn gedraging ingesteld, door
niet na te denken waar wel had moeten worden nagedacht.
Bewuste culpa
De betrokkene heeft de mogelijkheid van een gevolg wel voorzien, maar heeft het niet intreden daarvan op
te lichtvaardige gronden aangenomen. Hij is te optimistisch geweest bij het inschatten van de daadwerkelijke
gevaren. Dit wordt ook wel het mogelijkheidsbewustzijn genoemd.
- Verschil met voorwaardelijke opzet: Bij voorwaardelijk opzet wordt de aanmerkelijke kans aanvaard,
terwijl bij bewuste culpa die aanvaarding ontbreekt.
Roekeloosheid
Roekeloosheid
Zeer onvoorzichtig gedrag, waarbij welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico’s zijn
genomen. Dit is geen afzonderlijke gradatie van culpa, maar een strafverzwaringsgrond.
- Er worden door de HR strenge eisen gesteld aan het bewijs van roekeloosheid en aan de
bewijsmotivering.
o Roekeloosheid I en Roekeloosheid II.
Verschil tussen opzet en culpa?
Zit in het ‘WILLEN’….
Vuurwerkbom op ME-bus-arrest
Feiten
Er is een vuurwerkbom op een ME-bus gegooid, wat heeft geleid tot zwaar lichamelijk letsel.
Rechtsvraag
Is er sprake van voorwaardelijke opzet?
Overwegingen
Voorwaardelijke opzet is aanwezig indien de aanmerkelijke kans is aanvaard dat het gevolg zal intreden. In dit
geval vormen: ‘dat de verdachte wist wat voor soort vuurwerkbom hij gooide’ en dat hij de vuurwerkbom
gooide ‘zonder zich ervan te vergewissen of er iemand in dat voertuig zat’ onvoldoende grond voor het
oordeel dat de aanmerkelijke kans is aanvaard. Het moet gaan om een kans die naar algemene
ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De kans was niet per se aanmerkelijke dat het gooien van een ‘exploderend voorwerp’ op een gepantserde
ME-bus ook echt voor zwaar lichamelijk letsel zou zorgen. Het hof had zijn oordeel nader dienen te
motiveren.
HIV-besmetting 1-arrest
Feiten
De verdachte had onbeschermd seksueel contact, terwijl hij wist dat hij besmet was met HIV. De verdachte
wordt tenlastegelegd dat hij opzettelijk het slachtoffer van het leven wilde beroven.
Rechtsvraag
Is er sprake van voorwaardelijke opzet?
Overwegingen
De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven
roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval waarbij betekenis toekomt aan de aard van de
gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een
kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te trachten.
De HR achtte de aanmerkelijke kans op de dood hier niet zonder meer aanwezig, gezien de lange
incubatietijd na besmetting (zes tot tien jaar) voordat de dodelijke ziekte AIDS optreedt en daarnaast de
onzekerheid of de al bestaande HIV-behandelingen het optreden van AIDS blijvend konden voorkomen.
Uit de enkele omstandigheid dat die wetenschap bij de verdachte aanwezig is dan wel bij hem moet worden
verondersteld, kan niet zonder meer volgen dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft
aanvaard, omdat in geval van die wetenschap ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Van degene die weet
heeft van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar die naar het oordeel van de rechter ervan is
uitgegaan dat het gevolg niet zal intreden, kan wel worden gezegd dat hij met (grove) onachtzaamheid
heeft gehandeld maar niet dat zijn opzet in voorwaardelijke vorm op dat gevolg gericht is geweest.
Er is dus geen sprake van voorwaardelijke opzet
Porsche-arrest
Feiten
De verdachte in deze zaak zat met te veel alcohol op achter het stuur en reed met onverantwoorde snelheid.
Er ontstond een frontale botsing en vijf mensen kwamen om het leven. De bestuurder overleefde het
ongeluk. Aan de verdachte wordt primair doodslag (art. 287 Sr) ten laste gelegd en subsidiair dood door
schuld in het verkeer (art. 36 WVW (oud), thans art. 6 WVW 1994).
Rechtsvraag
Is er sprake van voorwaardelijke opzet of bewuste culpa?
Overwegingen
Het feit dat de verdachte ook zelf levensgevaar heeft gelopen en het naar ervaringsregels niet waarschijnlijk
is dat de verdachte de aanmerkelijke kans dat een frontale botsing met een tegemoetkomende auto zal
plaatsvinden op de koop toe neemt, moet de rechter meenemen in het oordeel (r.o. 5.4.).
De verdachte heeft meerdere malen geprobeerd de botsing te vermijden door een ingezette
inhaalmanoeuvre af te breken. Dit wijst erop dat in de voorstelling en naar verwachting van de verdachte
de inhaalmanoeuvre niet tot een botsing zou leiden.
Er is dus geen sprake van voorwaardelijke opzet, maar van bewuste culpa.
Contra-indicaties om voorwaardelijk opzet af te schrijven!
Tegenaanwijzing; een aanwijzing dat een bepaalde behandeling beter niet kan worden gedaan.
Black-out-arrest
Feiten
De verdachte is, terwijl hij een black-out had van 3 seconden, op de weghelft van de tegenligger gekomen,
waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Verdachte vindt daarom dat hij niet
onachtzaam heeft gereden. De verdachte wordt vervolgd wegens het in gevaar brengen van de
verkeersveiligheid (art. 6 WVW 1994).
Rechtsvraag
Is er sprake van schuld?
Overwegingen
Het Hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend/onachtzaam was en daardoor is
gebotst. De HR stelt dat het onbegrijpelijk is hoe het hof de verklaring van verdachte dat zij kennelijk een
black-out heeft gehad, redengevend heeft geacht voor de bewezenverklaring dat verdachte aanmerkelijk
onoplettend/onachtzaam heeft gehandeld. Die verklaring zegt namelijk dat het verdachte ten gevolge van
die plotseling opgekomen en voor haar onvoorzienbare black-out niet te verwijten is dat zij haar auto korte
tijd niet onder controle had. De Hoger Raad vernietigt daarom de uitspraak.
Er kan niet alleen uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag worden afgeleid dat er sprake is van
schuld. Het komt bij de beoordeling of er sprake is van schuld in de zin van art. 6 WVW 1994, in dit geval de
aanmerkelijke onoplettendheid en/ of onachtzaamheid, aan op het geheel van gedragingen van verdachte,
de aard en ernst daarvan, de overige omstandigheden van het geval en de verwijtbaarheid.
De bewezenverklaring is niet voldoende gemotiveerd.
Tweetrapsmodel culpa
1. Aanmerkelijk onachtzaam of onvoorzichtig gehandeld?
2. Was het te vermijden? Is het verwijtbaar?
Roekeloosheid 1-arrest
Feiten
De verdachte zou roekeloos, onder invloed van alcohol, met een hoge snelheid 30/40 km harder dan
toegestaan tegen een bromfietser zijn aangereden, waardoor het slachtoffer ten val is gekomen en aan hem
zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
Rechtsvraag
Is er sprake van roekeloosheid?
Overwegingen
Het Hof heeft geoordeeld dat er sprake is van aanmerkelijk, onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam
gedrag, maar er is geen sprake van roekeloosheid in de zin van art. 6 jo art. 175 WVW 1994. Zonder nadere
motivering valt voorts niet in te zien hoe de door het Hof genoemde recidive van de verdachte aan de
bewezenverklaarde roekeloosheid van diens rijgedrag heeft bijgedragen.
De mate van schuld wordt bepaald door te kijken naar de gedragingen van de verdachte, de aard en ernst
daarvan en de overige omstandigheden van het geval. De mate van schuld mag niet worden afgeleid uit
(slechts) de ernst van de gevolgen. Voor de bewezenverklaring dat sprake is van roekeloosheid geldt dat de
rechter daaraan in zijn motivering nadere aandacht dient te geven. Van roekeloosheid zal immers slechts in
uitzonderlijke gevallen sprake zijn. ‘Roekeloosheid’ in de zin van de wet heeft een specifieke betekenis en
deze valt niet per se samen met wat in het normale spraakgebruik onder ‘roekeloos’ (in de betekenis van
‘onberaden’) wordt verstaan.
Er is geen sprake van roekeloosheid.
In deze casus was er ‘maar sprake van ‘’en slechte handeling’
Roekeloosheid 2-arrest
Feiten
De verdachte heeft ’s nachts zijn auto plotseling tot stilstand gebracht op de rechterrijstrook van een
onverlichte autosnelweg omdat hij ‘verhaal wilde halen’. Als gevolg daarvan kon een derde
achteropkomende auto de stilstaande auto’s niet meer ontwijken en is deze auto met beide stilstaande
auto’s in botsing gekomen, waarbij een drietal personen gewond is geraakt.
Rechtsvraag
Is hier sprake van roekeloosheid?
Overwegingen
Om tot het oordeel te kunnen komen dat in een concreet geval sprake is van roekeloosheid in de zin van art.
175, tweede lid, WVW 1994, zal de rechter zodanige feiten en omstandigheden moeten vaststellen dat
daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig
gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten
zijn.
Uit de door het Hof gebezigde bewijsvoering kan worden afgeleid dat het Hof in het bijzonder acht heeft
geslagen op het samenstel van gedragingen van de verdachte.
Het gaat om een opstapeling van slechte handelingen.
Aldus heeft het Hof in zijn bewijsvoering tot uitdrukking gebracht dat zich hier een uitzonderlijk geval in de
hiervoor bedoelde zin voordoet.
Er is sprake van roekeloosheid.
Causaliteit begrip
Bij causaliteit gaat het om een verband tussen oorzaak en gevolg. Er kan pas gesproken worden van schuld
wanneer er sprake is van een causaal verband tussen een handelen, of een nalaten, en een bepaald gevolg.
- Zonder causaliteit kan er niet worden gesproken van een strafbaar feit.
- Is het strafbare gevolg toerekenbaar aan de verdachte omdat deze een gedraging heeft verricht die
als grondslag van het opgetreden gevolg kan worden aangemerkt?
Materieel omschreven delicten
Het delictsgedrag wordt in de regel slechts in algemene termen aangeduid of er wordt daarvoor de term
‘veroorzaken’ gebruikt. Misdrijf is pas geheel begaan/voltooid als causaliteit bewezen is!
- Doodslag (art. 287 Sr) of brandstichten of een overstroming veroorzaken (art. 157 Sr)
o Daarbij luidt steeds de veronderstelling dat gedraging en gevolg een causaal verband met elkaar
onderhouden. In de meeste gevallen is een causaal verband zo duidelijk aanwezig dat ieder nader
onderzoek daarnaar ook overbodig schijnt.
Bijv. Iemand schiet met een geweer op een ander en het slachtoffer valt dood neer; niemand
zal eraan twijfelen dat de dader schuldig is aan doodslag (art. 287 Sr).
- De materieel omschreven delictsomschrijving suggereert sterk dat er sprake moet zijn van een
handeling, maar in de praktijk kan ook door een nalaten (omissie) een bepaald gevolg in het leven
worden geroepen: Oneigenlijk omissiedelict/oneigenlijk commissiedelict.
Causaal verband wordt verondersteld bij:
- Voorwaardelijk opzet ; Ten bewijze waarvan moet worden vastgesteld dat de dader willens en wetens
een aanmerkelijke kans heeft aanvaard op het intreden van een bepaald gevolg. - Culpoze gevolgsdelicten ; Waarbij het schuldverband tussen de onvoorzichtigheid en het ingetreden
gevolg eveneens de causaliteit omvat. - Daderschap van de corporatie ; Voor de vaststelling waarvan krachtens de jurisprudentie relevant kan
zijn dat deze niet de nodige zorg heeft betracht om te voorkomen dat de verboden handelingen
plaatsvonden. - Strafbare poging ; Waarvan slechts sprake kan zijn bij een begin van uitvoering van het misdrijf en dus
bij een zekere waarschijnlijkheid van voltooiing van het misdrijf en waarvan geen sprake is in geval van
vrijwillige terugtred, zonder welke het waarschijnlijk tot voltooiing van het misdrijf zou zijn gekomen. - Ontoerekenbaarheid of verminderde toerekenbaarheid ; Voor de vaststelling waarvan is vereist dat
sprake is van een causaal verband – maar dan een inwendig causaal verband – tussen des daders
geestelijke stoornis en het gepleegde strafbare feit. - Noodweerexces ; Waarbij de heftige gemoedsbeweging als gevolg waarvan men zich zwaarder dan strikt
noodzakelijk is, moet zijn voortgevloeid uit de aanranding door de aanvaller
De leer van de conditio sine qua non
Als oorzaak van een gebeurtenis is te beschouwen het geheel van daaraan voorafgaande factoren of
voorwaarden, die invloed hebben uitgeoefend op het ontstaan van die gebeurtenis.
- Elk van deze factoren of voorwaarden van dat geheel moet reeds op zichzelf als oorzaak worden
beschouwd, omdat bij het ontbreken daarvan de gebeurtenis achterwege zou zijn gebleven.
o Equivalentieleer : Juridische gelijkwaardigheid van de factoren.
o Grenzeloos en aselect : De lange weg ervoor zorgen dat oorzaken worden uitgediept waarvan die
consequenties niet aanvaardbaar zouden zijn (nadeel).
- Ook de negatieve oorzaken in de keten van de causaliteit dienen mee te tellen, dat wil zeggen ingrepen
wier afwezigheid heeft bijgedragen tot het intreden van het gevolg (voordeel).
o Was het niet doen van iets een essentiële voorwaarde voor het intreden van het gevolg?
o Hypothetische causaliteit : Zou het strafbare gevolg voorkomen zijn, als de betrokkene wél
(adequaat) had gehandeld en had de betrokkene ook een rechtsplicht om in de gegeven
omstandigheden een handeling ter voorkoming van het gevolg te stellen?
- De leer van de conditio sine qua non heeft strafrechtelijk nooit het laatste woord.
o De conditio sine qua non doet dienst als ondergrens van het strafrechtelijke causaliteitsbegrip:
Injecteren HIV-besmet bloed: De conditio sine qua non fungeert in beginsel als ondergrens
van het causaal verband en het is tenminste vereist dat wordt vastgesteld dat dit gedrag een
onmisbare schakel kan hebben gevormd
Leer van de causa-proxima
Deze theorie wijst als ‘de’ oorzaak aan de factor welke zich het dichts bij de verwerkelijking van het gevolg
bevindt, en dus de laatste is in de reeks van factoren die tot het gevolg heeft geleid.
- Niet realistisch, te beperkt en ongewenst in het strafrecht.
- Het kan toeval zijn dat iets de laatste oorzaak is in feitelijke zin.
De leer van de adequate veroorzaking
Leer van de adequate veroorzaking
Volgens deze leer kan pas van causaliteit gesproken worden als het gevolg voorzienbaar was als resultaat van
een bepaalde handeling.
- Voorzienbaarheid : Als oorzaak worden gedragingen aangewezen die in zoverre fout zijn dat zij die kans
op het intreden van een bepaald gevolg in relevante mate hebben vergroot.
- De adequatieleer houdt in dat sprake is van causaal verband tussen een gedraging en een gevolg indien
het ingetreden gevolg voor de betrokkene redelijkerwijs was te voorzien.
o Subjectieve benaderingswijze: Wat de dader in zijn omstandigheden en met zijn individuele
achtergronden overeenkomstig de norm van de gemiddelde mens op dat moment kon voorzien.
o Objectieve benaderingswijze: Wat bij beschouwing van alle omstandigheden achteraf als een
waarschijnlijk gevolg van de handeling had moeten worden gezien. Ongeacht of de feiten bekend
waren bij de dader.
- Relevantiecriterium : Indien het oordeel over de voorzienbaarheid van een gevolg wordt afgestemd op
hetgeen volgens de wetgever de meest relevante oorzaak van een gevolg is.
- Is de aard van de gedraging ‘adequaat’ om het gevolg te doen intreden?
Factoren die invulling geven aan de maatstaf van de redelijke toerekening
- Aard van de gedraging: Indien de door de verdachte verrichte gedraging naar haar aard geschikt is om
het gevolg in het leven te roepen, dan wel de kans op het intreden van dat gevolg in significante mate
verhoogd, wordt het snel redelijk geacht het gevolg aan de gedraging van de verdachte toe te rekenen.
o Aortaperforatie: Het eventuele verzuim van de arts staat niet aan toerekening van de gedraging
aan de dader in de weg. De verdachte heeft de omstandigheden in het leven geroepen die
medische behandeling noodzakelijk maakten (steken met mes).
o Haarlemse doodslag: Het feit dat medische zorg nodig was, was te wijten aan de verdachte. Het
ontbreken of tekortschieten van de zorg ontheft de verdachte niet van zijn aansprakelijkheid. - Opzet: Indien het opzet van de verdachte mede was gericht op het ingetreden gevolg, kan deze
vaststelling in zoverre toch bijdragen aan het oordeel dat het gevolg in redelijkheid kan worden
toegerekend aan de gedraging van de verdachte: Hij wilde immers het gevolg, althans accepteerde de
aanmerkelijke kans op het intreden van dat gevolg. - Ratio van de delictsomschrijving: Causaliteit is weliswaar een algemeen leerstuk van het materiële
strafrecht, maar in de bewijsvoering staat steeds het specifieke, door de delictsomschrijving geëiste
causaal verband centraal. Dit impliceert dat voor de vaststelling van causaliteit in voorkomende
gevallen aanknopingspunten worden gevonden in de strekking van de delictsomschrijving, ofwel in het
rechtsbelang dat de desbetreffende delictsomschrijving zoekt te beschermen. - Complexe causale keten: Bijvoorbeeld doordat sprake is van enig tijdsverloop tussen de initiële
gedraging van de verdachte en het intreden van het gevolg, moet vaak een afweging worden gemaakt
tussen verschillende in aanmerking komende oorzaken. Onder de vlag van de redelijkheid kunnen vaak
alternatieve, met de gedraging van de verdachte concurrerende oorzaken alsnog worden ‘overruled’
door de gedraging van de verdachte, met de consequentie dat wordt geoordeeld dat het gevolg
redelijkerwijze aan de gedraging van de verdachte kan worden toegerekend.
o Niet behandelde longinfectie: De dader heeft zelf de omstandigheden in het leven geroepen die
het slachtoffer ertoe hebben gebracht de behandeling te stoppen. Causaliteit hoeft niet te worden
doorbroken als slachtoffer zelf aan de gevolgen bijdraagt.
o Bloedvergiftiging: Een hoogst onwaarschijnlijke mogelijkheid van een alternatieve gang van zaken
hoeft aan bewezenverklaring causaal verband niet in de weg te staan.
o Injecteren HIV-besmet bloed: Een alternatieve oorzaak dient als hoogst onwaarschijnlijk te
worden beoordeeld om niet in de weg te staan aan de redelijke toerekening van het gevolg aan de
gedraging van de verdachte. Het hof had moeten vaststellen dat het hoogst onwaarschijnlijk was
dat HIV-besmetting gevolg was van iets anders dan de gedraging van de verdachte. - Invulling middel overige theorieën: De oude theorieën, met name de adequatietheorie en de leer van
de conditio sine qua non, bewijzen soms nog altijd nuttige diensten bij de invulling van de maatstaf van
redelijke toerekening in concrete gevallen. De rechter kan verschillende factoren en/of aan
verschillende oudere causaliteitstheorieën ontleende argumenten combineren
Overeenkomsten en verschillen tussen de verschillende leren…
Overeenkomsten
Vooral tussen ‘leer van de adequate veroorzaking’ en ‘leer van de redelijke toerekening’.
Iets wat redelijk toe te rekenen is, zal vaak ook adequaat/voorzienbaar zijn.
→ We zien geen al te grote verschillen tussen wat een voorzichtig mens geacht moet worden te hebben
voorzien aan mogelijke gevolgen van zijn daad en dat wat redelijkerwijs aan gevolgen van die daad aan
de dader kan worden toegerekend.
Verschillen
Geen grote verschillen tussen wat een voorzichtig mens geacht moet worden te hebben voorzien en welke
gevolgen aan de dader redelijkerwijs kunnen worden toegerekend.
Volgorde van redeneren is echter andersom:
- Redelijke toerekening is vanuit het gevolg.
- Adequate veroorzaking vanuit de oorzaak.
Letale longembolie-arrrest
Verdachte had een verkeersongeluk veroorzaakt waaruit ernstige letsels voor een ander waren
voortgevloeid. Tijdens de daaropvolgende noodzakelijke bedrust was bij het slachtoffer trombose ontstaan
waaruit een dodelijke (massale) longembolie was voortgekomen.
Het Hof achtte dood door schuld bewezen en nam dus oorzakelijk verband aan tussen het roekeloze rijden en
de dood van het slachtoffer, hoewel de verdachte had betoogd dat de door hem veroorzaakte letsels op
zichzelf niet noodzakelijkerwijze tot de dood hadden hoeven te leiden, maar dat de opgetreden complicatie
(massale longembolie) de doodsoorzaak was geweest.
Rechtsvraag
Bestaat er een causaal verband tussen de aanrijding veroorzaakt door verdachte en het overlijden van het
slachtoffer aan de gevolgen van een letale longembolie?
Overwegingen
De verdediging heeft aangevoerd dat ten onrechte is aangenomen dat de dood van de inzittende van de
andere auto het gevolg is van het rijden van verdachte, want uit een doktersrapport bleek dat het oplopen
van het letsel niet noodzakelijkerwijs tot het intreden van de dood had hoeven te leiden.
De Hoge Raad maakte in dit arrest voor het eerst gebruik van de redelijke toerekening en stelde dat de letale
longembolie niet van een zodanige aard was dat het overlijden hieraan niet aan de verdachte als gevolg van
de aanrijding kon worden toegerekend.
De dood van het slachtoffer na de aanrijding kan verdachte dus wel worden toegerekend.
aortaperforatie-arrest
Feiten
Iemand had een ander met een mes in de buik gestoken en aldus ernstig letsel toegebracht, ten gevolge
waarvan het slachtoffer was overleden. De dader vocht zijn veroordeling op grond van art. 302 lid 2 Sr aan
omdat hij het causale verband tussen het door hem toegebrachte ernstige letsel en de dood van het
slachtoffer betwistte: Het slachtoffer zou niet zijn overleden als de arts bij de op het slachtoffer uitgevoerde
operatieve ingreep (kleine) perforaties in diens aorta ontdekt zou hebben en de ten gevolge daarvan
optredende bloedingen gestelpt zou hebben.
Rechtsvraag
Ontbreekt het causale verband tussen de messteek en de dood van het slachtoffer?
Overwegingen
Het hof had dit verweer verworpen, omdat ‘- al aangenomen dat hier inderdaad een medische omissie zou
zijn begaan – zulks niet verhindert, dat de dood van het slachtoffer teweeg is gebracht door de hem door
verdachte toegebrachte messteek’.
De HR meende dat de dood van het slachtoffer redelijkerwijze als gevolg van de gedraging aan de dader kon
worden toegerekend, waaraan het eventuele verzuim van de arts niet in de weg behoefte te staan.
Haarlemse Doodslag-arrest
Feiten
De verdachte steekt meerdere keren in op het hoofd en lichaam van het slachtoffer. Het slachtoffer wordt
naar het ziekenhuis overgebracht en overlijdt hier. Uit een deskundigenrapport blijkt dat het slachtoffer
mogelijk niet zou zijn overleden als hij betere medische zorg zou hebben gekregen. De verdachte wordt
vervolgd voor doodslag.
Rechtsvraag
Kan de dood van het slachtoffer aan de verdachte worden toegerekend en kan hij derhalve voor doodslag
worden veroordeeld?
Overwegingen
De rechtbank veroordeelt de verdachte voor doodslag.
In hoger beroep stelt de verdachte dat er onvoldoende causaal verband tussen de steekpartij en de dood van
het slachtoffer is.
Het hof stelt dat de mogelijkheid dat het slachtoffer dood onvoldoende medische zorg is overleden, niet aan
de redelijke toerekening van de dood aan de verdachte in de weg staat en stelt de verdachte derhalve in het
ongelijk.
De HR sluit zich bij het oordeel van het hof aan en stelt dat de steekpartij met opzet op de dood van het
slachtoffer was gericht. Als er sprake was van medisch falen, dan kon dit alsnog aan de verdachte
toegerekend worden omdat zonder het gedrag van de verdachte helemaal geen medische zorg nodig was
geweest.
Niet behandelde longinfectie-arrest
Feiten
Iemand had met een vuurwapen op een jonge vrouw geschoten, waarbij de kogel de hals van de vrouw had
doorboord. Hierdoor waren een dwarslaesie en een longinfectie ontstaan met een zeer verkorte
levensprognose en een totale afhankelijkheid van derden tot gevolg.
Op grond daarvan besloot het slachtoffer zelf de behandeling van haar infectie niet meer toe te staan
aangezien deze behandeling naar verwachting geen menswaardig bestaan zou opleveren, zodat zij overleed.
De dader stelde dat de bewuste keuze van het slachtoffer om van medische behandeling af te zien het
causale verband tussen zijn schot en de dood van de vrouw had doorbroken. Het hof oordeelde dat de dood
van het slachtoffer het gevolg was geweest van het handelen van de dader en achtte doodslag bewezen.
Rechtsvraag
Bestaat er een causaal verband tussen het schieten van de verdachte en het overlijden van het slachtoffer, en
kan hij derhalve voor doodslag worde veroordeeld?
Overwegingen
De HR achtte het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk nu de dader zelf de omstandigheden in het leven
heeft geroepen die het slachtoffer ertoe hebben gebracht de beslissing te nemen af te zien van een medische
behandeling en nu ‘die beslissing in de keten der gebeurtenissen niet een zodanige invloed heeft gehad, dat
de dood van het slachtoffer redelijkerwijs niet meer als gevolg van het handelen van de verdachte aan deze
zou kunnen worden toegerekend’. De HR sluit zich aan bij het oordeel van het hof en stelt dat de dood van de
vrouw o.b.v. de redelijke toerekening aan de verdachte kan worden toegerekend.
We zien hier dat de gedraging van de verdachte in strafrechtelijk opzicht als oorzaak van de dood zwaarder
heeft te wegen dan de tussenkomende beslissing van het slachtoffer om zich niet onder behandeling te
stellen.