Actoren in de rechtspraak Flashcards

1
Q

P1.1 Linneman, T. (2017). Proof of death: Police power and the visual economies of seizure, accumulation and trophy.

A

Een trophy shot is een visuele zelfrepresentatie van een prestatie en/of bezit

Police trophy shot = weergave van voorrecht van de staat om privé-eigendom te doorzoeken, in beslag te nemen en te verzamelen. Foto’s trophy shots:
- O昀케ciele persberichten waarin grote inval of beslaglegging word aangekondigd
- Informeel geproduceerd door agenten om een bepaalde arrestatie of gebeurtenis te herdenken

Verder dan inbeslagneming van drugs, geld en wapens  politiemacht door trophy shot wordt ook als soevereine macht over leven en dood gezien. Er wordt namelijk uitgebeeld wat het wettige geweld is van de staat dat wordt uitgevoerd door de politie om op burgers te jagen, gevangen te nemen en indien nodig te doden.

Zelfpresentatie: d.m.v. politie trophy shots probeert de politie zichzelf goed te presenteren en het imago te verbeteren, tegenwoordig speelt sociale media grote rol

Narcisme, visuele cultuur en de wil om te representeren
Cultuur van narcisme: een sociale orde die geconditioneerd werd door hyperconsumentisme, economische specialisaties en een ingrijpende georganiseerde vriendelijkheid, waar externe validiteit van individuele smaken, verlangens en presentaties als sleutels fungeren, als primaire identiteit structuren

Cultuur van narcisme hangt samen met sociale orde bv. de sel昀椀e, jezelf beter voelen doordat je jezelf presenteert hoe dat je wil dat anderen je zien. Sel昀椀e kan er ook voor zorgen dat je gezien wordt
-> proof of life, bijv. bij gevangen die zichzelf amper zien dan geeft zo’n foto toch aan dat ze wel bestaan.

Will to representation: bepaald beeld willen schetsen (bv. Macht)
- Geschoten politietrofee begrijpen als dynamisch beeld dat politiemacht produceert door staatssubjecten te herinneren aan de bedreigingen die namens hen zijn geëlimineerd en aan politie die hen beschermt  Police Possession: Door de foto’s laten zien dat de politie zijn werk doet
- Binnen de feestelijke beelden van het buitengewone werk, is een secundaire weergave van het wettige geweld van de politiemacht.
- Gevaar police trophy shots  politie laat zien dat ze actief betrokken zijn om materialen etc. te pakken/ in beslag te nemen om te vieren dat ze dominant en dodelijk zijn

5 eigenschappen die zowel politieagenten als criminelen vaak bezi琀琀en:
1. Adrenaline: speelt rol in de beslissingen die je maakt
2. Wraak: ik pak terug voor wat je hebt gedaan (minder wenselijk bij politie, maar wordt gezien als onderdeel van menselijkheid)
3. Acceptatie: iedereen wil geaccepteerd worden door peers 4. Erkenning: kan zorgen voor zelfverzekerdheid
5. Winnen: goede willen slechte pakken en slechte willen ermee wegkomen
Trophy shots  middel om duidelijk te maken dat ze succesvolle slag hebben geslagen, goed voor imago. Voor politieagenten cruciaal om acceptatie en erkenning te winnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

P1.1 Terpstra, J. (2023). Digitalization and Local Policing: Normative Order, Institutional Logics and Street- Level Bureaucrats’ Strategies.

A

Introductie
Door het snel toenemende gebruik en de sterkere afhankelijkheid van informatie en communicatietechnologieën in bijna elk aspect van het dagelijks leven reist de vraag wat deze ontwikkeling betekent voor de politie.
Recent onderzoek heeft aangetoond dat de adoptie van technologie door de politie moet niet worden gezien als een lineair proces. Deze adoptie is afhankelijk van een reeks factoren zoals weerstand van politieagenten, angst voor het verlies van autonomie en voor sterkere controle van het management.

Local Policing in the Age of Digitalization: Questions
Digitalisering van de samenleving is niet alleen een kwestie van instrumenten die nieuwe kansen creëren maar ook van veranderende verwachtingen, bijvoorbeeld dat de politie up-to-date moet zijn en niet achterblijven bij het gebruik van technologische middelen en infrastructuren.
In dit artikel zal de focus liggen op het begrijpen van hoe de lokale politie digitale middelen en hulpmiddelen gebruikt in hun dagelijkse werk. Hierbij ligt de focus op vier verschillende vormen van digitalisering in Nederlandse lokale politie: de verwerking van informatie, het gebruik van sociale media, mobiele toepassingen en de nieuwe zichtbaarheid van de politie.

Institutionalization and Street-Level Coping Strategies
Institutionele aspecten (middelen, institutionele logica en normatieve volgorde) en een perspectief op straatniveau dat zich concentreert op hoe politieagenten proberen om te gaan met praktische problemen in verband met digitalisering worden gecombineerd.
Om te begrijpen hoe de politie digitale technologie gebruikt, is het cruciaal om te zien dat het hier niet alleen gaat om materiële middelen en technische instrumenten, maar ook om sociale praktijken en hun institutionele context.

Institutional perspective  Drie factoren die politie kan gebruiken in hun praktische gebruik van digitale technologie: middelen, interpretatieve schema’s en normatieve regels.
- Middelen kunnen worden opgevat als de institutionele middelen die het gedrag van de organisatie regulariseren, zoals het vaststellen van regels, het monitoren en sanctionering.
- Interpretatieve schema’s bestaan uit “gestandaardiseerde elementen van kennisvoorraden” die door actoren worden toegepast in hun sociale praktijken (“what is going on here”)

➔ Referentiekaders die de keuzes van de actor conditioneren voor betekenisgeving, het vocabulaire dat ze gebruiken om actie te motiveren, en hun gevoel van eigenwaarde en identiteit
- Normatieve orde van de politie, met haar vanzelfsprekende normen, verwachtingen en scripts op de werkplek (“hoe (goed) politiewerk moet worden gedaan”)
Vanuit dit institutionele perspectief mogen we verwachten dat de manier waarop de politie digitale technologie gebruiken en aanpassen, afhankelijk is van de beschikbare middelen, institutionele logica en normatieve orde.

The street-level bureaucracy approach  Street-level bureaucrats: werknemers in overheidsdienst die rechtstreeks in contact staan met burgers en aanzienlijke discretie hebben bij het nemen van beslissingen.
Street-level bureaucrats worden in het dagelijkse werk geconfronteerd met verschillende vormen van stress. Allereerst is er weinig capaciteit en middelen, waardoor stress ontstaat. Er zijn nog twee andere bronnen van stress te onderscheiden:
- Politieagenten worden geconfronteerd met externe stress als gevolg van waargenomen risico’s, onzekerheid en gevaar bij het werken op straat en in interacties met burgers.
- Ook worden politieagenten geconfronteerd met stress als gevolg van hun relaties met leidinggevenden op het hiërarchische niveau

Street-level bureaucrats gebruiken verschillende strategieën om met de stress in hun werk om te gaan, zoals het creëren van (meer) autonomie, routineren, afromen, vermijden of buigen van de regels

Er is vaak gesuggereerd dat digitalisering bureaucratie op straatniveau radicaal heeft veranderd, bijvoorbeeld vervanging van besluitvorming op straatniveau door geautomatiseerde besluiten.
Van belang is ook dat digitale technologie niet alleen “faciliterende”, maar ook “beperkende” elementen hebben. Technologie kan (nieuwe) vormen van stress veroorzaken op straatniveau. Er kan ook stress ontstaan omdat technologische hulpmiddelen als te complex, verouderd of tijdrovend worden ervaren.

Onvermijdelijke digitalisering
De digitalisering van de lokale politie is vaak gepresenteerd als onvermijdelijk. De politie heeft “geen andere keuze” dan zich aan te passen aan de digitalisering van de samenleving
Digitalisering wordt gede昀椀nieerd als noodzakelijk voor de lokale politie om de e昀昀ectiviteit, informatie en e昀케ciëntie te verbeteren; om de administratieve rompslomp en papierwerk te verminderen; en bij te dragen aan het vertrouwen van de burgers, de legitimiteit van de politie en de participatie van de burgers.

Continuïteit en weerstand
Continuïteit en traditie zijn veel sterker dan innovatie en verandering. Digitale innovatie in lokale Politieteams beperken zich vaak tot sociale media en het initiatief van een of twee zeer gemotiveerde o昀케cieren.
Uit ons onderzoek bleek dat digitalisering weliswaar een belangrijk element is geworden van de hedendaagse samenleving, maar dat traditionele stijlen van politiewerk nog steeds de lokale teams van de Nederlandse politie domineren.

Om deze voortdurende dominantie van het traditionele politiewerk te begrijpen, zijn twee reeksen van heersende institutionele logica en normatieve orde in de lokale teams belangrijk.
* De eerste heeft betrekking op patrouillewerk, inclusief noodhulp. Er overheerst een fatalistisch ongeloof over de mogelijkheid om het politiewerk te sturen.
De daarmee samenhangende normatieve orde is een combinatie van de actie van de politie, de sensatie van de onvoorspelbaarheid en de morele waarde van het doen van zichtbaar politiewerk
o als eerste hulp en ondersteuning aan burgers in nood
o als praktische autoriteit bij de handhaving van de regels en de openbare orde.
* De tweede reeks institutionele logica’s en normatieve orde wordt voornamelijk geassocieerd met community policing.
o Ten eerste is er de behoefte om “te kennen en gekend te worden”.
o Ten tweede vereist het opbouwen van vertrouwen informele en persoonlijke relaties
De institutionele en copingbenadering kan worden geïllustreerd aan de hand van vier verschillende vormen van digitalisering bij de lokale politie.
1. Verzamelen en verwerken van informatie
Door digitalisering is er een merkbare toename van bureau- en computerwerk voor wijk- en patrouilleagenten. Ze besteden meer tijd aan het typen van rapporten en het werken op de computer dan aan traditioneel straatwerk
2. Social Media
Hogere agenten hebben hoge verwachtingen van het gebruik van sociale media door de politie. Ondanks deze verwachtingen maken slechts enkele politieagenten in lokale teams regelmatig gebruik van sociale media.
3. Real-time intelligentie en mobiele applicaties
Doel is om relevante informatie te verzamelen voor patrouilleurs, maar veel van deze informatie bereikt hen niet. Patrouilleurs geven de voorkeur aan zelf informatie zoeken, wat ze sneller en praktischer vinden
4. Zichtbaarheid en kwetsbaarheid
Camera’s van mobiele telefoons en sociale media hebben het voor de politie een uitdaging gemaakt om informatie over hun gedrag te controleren. Burgers gebruiken opnemen als een vorm van contrasurveillance, burgerjournalistiek of voor entertainment.

Conclusie
In het gebruik van digitale middelen putten politieagenten uit hun normatieve orde en institutionele logica. Ze proberen het gebruik van digitale instrumenten te laten passen in hun traditionele, reactief, gepersonaliseerd en praktijkgericht normatief en cognitief kader van politie en politiewerk.

Daarnaast gebruiken politieagenten strategieën bij de omgang met de beperkende aspecten van digitalisering. De resulterende interne en externe belasting kan variëren van de irritatie van een knipperend lampje op het dashboard van de patrouillewagen, de angst voor verlies van autonomie, het gevoel van kwetsbaarheid en onrechtvaardige behandeling vanwege video’s van burgers van politieoptreden in het openbaar die op sociale media zijn geplaatst.

Men ging ervan uit dat de digitalisering van de lokale politie (ook) worden gereguleerd en gecontroleerd door top-down richtlijnen en mogelijke sancties. Deze derde pijler bleek hier echter niet van belang te zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

p1.1 Halderen, R. C. van & Gelderen, B. R. van (2020). Het spanningsveld tussen regels en ruimte: een onderzoek naar taak gerelateerd ongeoorloofd handelen binnen de Nederlandse politie.

A

TOH -> taakgerelateerd ongeoorloofd handelen (van NL politie)
- Gebruikelijk fenomeen
- = het overtreden van regels en formele afspraken met het oogmerk te handelen op een manier die ten goede komt aan de politiële taakuitvoering
- Bij het begrip TOH gaat het om schendingen die ogenschijnlijk, of in de perceptie van de politieagent, ten minste gunstige korte termijne昀昀ecten hebben voor de organisatie en/of de samenleving. Persoonlijk voordeel, zoals een verlaging van de werklast, een positieve beoordeling na een ingewikkeld opsporingsonderzoek of het uitblijven van frictie met collega’s door toe te geven aan groepsdruk, wordt als verklaring voor TOH echter niet volledig uitgesloten
- Ervan uitgaande dat agenten goed politiewerk beogen te verrichten is de manier waarop zij dit vormgeven niet altijd geoorloofd en is de gepleegde schending soms niet in verhouding tot het te bereiken doel
- TOH dient niet verward te worden met de correcte toepassing van discretionaire bevoegdheden, waarbij er geen plicht is om gebruik te maken van de bevoegdheid en, wanneer gekozen wordt om de bevoegdheid te gebruiken, voldaan wordt aan de voorwaarden voor rechtmatige uitoefening van de bevoegdheid

Sinds de vorming van de Nationale Politie zijn ‘professionele ruimte’ en ‘georganiseerd vertrouwen’, naast onder andere ‘operationeel leiderschap’, dan ook centrale cultuurbegrippen
De focus in het artikel is tweeledig. Ten eerste wordt er een beschrijving gegeven van de uitingsvormen van TOH in de bestudeerde politiepraktijk. Ten tweede wordt er ingegaan op de spanning die kan bestaan tussen het naleven van wet- en regelgeving (incl. protocollen, procedures, richtlijnen, enz.) en de wijze waarop ruimte wordt geboden en genomen om het werk naar eigen deskundigheid in te vullen.

2 TOH en aanverwante begrippen
- Dirty Harry problem: waarbij het naleven van de regels niet zou leiden tot een gewenste uitkomst. -> arrestatie micheal p bij anne faber
- noble cause corruption: het schenden van fundamentele rechten ten behoeve van morele overwegingen. Het besluit om een regel te overtreden zou te maken hebben met het directe nut van de schending.

TOH kan worden begrepen als een doorontwikkeling van het begrip noble cause corruption Op drie punten verschilt TOH namelijk van noble cause corruption
- Morele dilemma’s in het werk en de intentie om het ‘juiste’ na te streven spelen bij TOH een minder belangrijke rol. TOH biedt ruimte voor andere verklaringen, zoals het hebben van onvoldoende kennis van wet- en regelgeving, geconfronteerd worden met groepsdruk binnen de organisatie of handelen in opdracht van een leidinggevende
- De normen die geschonden moeten worden om te kunnen spreken van noble cause corruption worden in de literatuur beperkt geëxpliciteerd. Het gaat hoofdzakelijk om de schending van wetgeving (m.n. het formele strafrecht), maar soms wordt er ook gewezen op interne procedures (die vaak niet worden toegelicht) en het bestaan van juridisch grijze gebieden.  TOH concreet duidt op handelingen die strijdig zijn met algemeen geldende regels en formele afspraken die door een autoriteit kenbaar zijn gemaakt (wetgever, rechter,korpschef, eenheidsleiding, enz.) en waarbij een schending kan worden gesanctioneerd op basis van wet- en regelgeving.
- In de literatuur wordt noble cause corruption gerelateerd aan rechtshandhaving. TOH richt zich op de onderdelen van de politietaak die verwoord zijn in artikel 3 Politiewet 2012: het handhaven van de rechtsorde (waaronder het opsporen van stra昀戀are feiten en het handhaven van de openbare orde vallen) en het verlenen van hulp.

Uitingsvormen van TOH (eerder onderzoek)
Voorbeelden:
- ‘creatief gebruik van bevoegdheden’. Verschillende categorieën werden onderscheiden, waaronder het incorrect opmaken van een proces-verbaal, het onrechtmatig doorzoeken van een woning en het toepassen van onnodig of te veel geweld. Etc.
- zoals het plegen van meineed, het manipuleren van bewijsmateriaal, het met geweld afdwingen van een bekentenis, het zich voordoen als advocaat om een verdachte te overtuigen om medewerking te verlenen en het verbannen van drugdealers uit een gebied door ze op de trein te zetten

Factoren die potentieel bijdragen aan TOH
- In de cultuur van de politieorganisatie zouden opvattingen en normen gedeeld kunnen worden die bijdragen aan schendingen door politieagenten
- Het politiewerk is actiegericht, zou worden ervaren als een roeping of missie, waarbij een morele gedrevenheid heerst om de ‘goede zaak’ na te streven
- Er zou een sterke interne saamhorigheid bestaan en een groot belang om elkaar te steunen
- Het interne beleid van een organisatie kan eveneens worden gerelateerd aan schendingen door medewerkers. Illustratief zijn situationeel ongepaste of onduidelijke procedures en onrechtmatig beleid
- Tevens speelt leiderschap een rol. Leidinggevenden kunnen regelovertreding aanmoedigen
- De leiderschapsstijl is in deze context ook relevant. Het zijn van een rolmodel, communiceren over integriteit, belonen en disciplineren zijn manieren om op integriteit te sturen
- Een met name aan de politieagent zelf gerelateerd en belangrijk onderdeel van TOH is het rationaliseren van schendingen. Het is verbonden met het individuele besluitvormingsproces en het verantwoorden van het handelen binnen de organisatie. Een politieagent kan het handelen voor zichzelf ‘goedpraten’ om negatieve emoties, zoals schuld, te verminderen  Rationalisaties dienen ook om de eigen reputatie te beschermen of zelfs positief te bekrachtigen

TOH is terug te zien bij een breed palet aan werkzaamheden en activiteiten: van het opnemen van aangiften, het uitschrijven van bekeuringen, het gebruik van handboeien, het houden van verkeerscontroles, het in beslag nemen van verdovende middelen, tot de omgang met de registratiesystemen van de organisatie. Het betreft veelal werkzaamheden die vrijwel dagelijks voorkomen.
3 belangrijke categorieën -> TOH veel voorkomt  doorzoeking, geweldstoepassing en verkeerscontrole

Hoofdlijnen TOH
1. Toegewijd en overdadig handelen

Politieagenten kunnen een sterke vasthoudendheid en gedrevenheid hebben bij het uitvoeren van het werk. Zij blijken soms te kunnen ‘doordraven’ in hun handelen.
2. Niet handelen en informeel afhandelen
Het afzien van handelen of op een alternatieve, veelal snellere, eenvoudigere en soms coulantere, manier handelen. Er wordt afgeweken van een formele benadering van een situatie.
3. Oneigenlijk gebruik van bevoegdheden en middelen
Het toepassen van bevoegdheden en middelen voor doeleinden waarvoor deze niet zijn bedoeld. De hoofdlijn wordt relatief ruim geïnterpreteerd.
4. Selectief optreden
Het hanteren van discutabele criteria voor de inzet van bevoegdheden.
5. Verbale en schriftelijke beïnvloeding
Handelen dat betrekking heeft op het middels verbale communicatie of schriftelijke verslaglegging beïnvloeden van de a昀氀oop van een situatie.

Factoren bijdragen aan TOH
Besluitvorming
- het rationaliseren van schendingen van betekenis te zijn bij het verklaren van TOH
- Op het moment dat een agent meent dat het doel de middelen heiligt, zal het besluit om taakgericht ongeoorloofd te handelen kunnen worden versterkt.
- rechtsvaardigheidsgevoel en een organisatiecultuur waarin fouten niet makkelijk worden toegegeven
Kennis en vaardigheden
- Het is van essentieel belang dat politieagenten beschikken over voldoende kennis en vaardigheden. Het is een voorwaarde om het politievak op een gedegen en legitieme manier uit te kunnen oefenen
- uitingen van TOH gerelateerd kunnen zijn aan gebrekkige juridische kennis en een tekort aan sociale vaardigheden
- Door een tekort aan juridische kennis kan men zelfs onbedoeld handelen op een manier die in strijd is met wet- en regelgeving
- Sociale vaardigheden hangen vooral samen met het kunnen de-escaleren van dreigende situaties. Verbaal minder handig of soepel zijn, maakt dat er sneller moet worden teruggegrepen op de formele gezagspositie. In het uiterste geval kan de situatie eerder escaleren, waardoor er vervolgens onnodig ferm moet worden opgetreden (bekeuren, geweldstoepassing, aanhouden, enz.).
Leiderschap
- Leidinggevenden verschillen onder andere in de wijze waarop zij medewerkers aansturen (naleven van richtlijnen en protocollen versus vertrouwen op eigen deskundigheid) en de mate waarin zij operationeel actief zijn, en al dan niet voldoende kennis hebben van het uitvoerende politiewerk en het functioneren van hun medewerkers op straat.
- medewerkers mogen vertrouwen op de steun van hun leidinggevende, ook als handelingen achteraf onjuist blijken te zijn
- Problematisch zijn vanuit dit opzicht ook eventuele kennisgebreken bij bepaalde leidinggevenden, zoals te weinig operationele kennis
- gebrek aan tijd om werkzaamheden of deelhandelingen aan opsporingsonderzoeken te kunnen controleren
- integriteitsschendingen binnen de politie afnemen als leidinggevenden het goede voorbeeld geven, integriteit bespreken met medewerkers en disciplineren wanneer nodig

Organisatiestructuur
- controle op werkzaamheden, het a昀氀eggen van verantwoording en de vrijheid bij het uitvoeren van het werk te relateren aan TOH.
- De vorming van de Nationale Politie speelt hierbij een belangrijke rol. Niet alleen vanwege de onderdelen professionele ruimte, operationeel leiderschap en georganiseerd vertrouwen (medewerkers vragen hun handelen achteraf te verantwoorden en niet vooraf), maar waarschijnlijk ook vanwege de omvang van organisatieonderdelen.
- Het verminderde contact tussen leiding en medewerkers zal TOH naar alle waarschijnlijkheid niet hebben gereduceerd
Daarbij komt dat veel medewerkers met een direct operationeel leidinggevende rol veel tijd kwijt blijken te zijn aan beheersmatige werkzaamheden en operationele incidenten. Veel ondersteuning op deze werkzaamheden is door de centralisatie van de beheers- en beleidsmatige afdelingen meer op afstand komen te staan

Conclusie:
- Politieagenten worden geacht te acteren in een weerbarstige samenleving met emotioneel beladen incidenten en een hoge individuele werkdruk. Er wordt gewerkt onder een stevige roosterdruk die met name wordt veroorzaakt door capaciteitsproblemen. De regel- en proceduredruk is hoog, waarbij de politieorganisatie wel duidelijk de professionele ruimte van en het georganiseerde vertrouwen in de medewerkers stimuleert (Politie, 2012). Het is in het spanningsveld tussen regels, procedures en professionele ruimte waar uitingen van TOH de kop op kunnen steken
Politiehond bumper: Kan leiden tot positieve associaties met politie doordat het trainen van een hond als leuk ervaren kan worden, maar als de pup vol traint is kun hem niet zomaar meer aaien en kan hij hard bijten enzo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

p1.1 Terpstra & Schaap (2013). Police culture, stress conditions and working styles.

A

Het standaardmodel van de politiecultuur gaat ervan uit dat interne en externe stress de politiecultuur vormen en dat deze cultuur bepaalde stijlen van politiewerk bevordert.
- De Nederlandse politie is minder conservatief, het machismo-element is minder dominant en het fundamentele wantrouwen jegens vreemden is niet zo wijdverbreid.
De vraag die het onderzoek probeert te beantwoorden betreft de mate waarin het standaardmodel van de politiecultuur van toepassing is op de hedendaagse politieorganisatie in Nederland.
De studie van de politiecultuur vindt zijn basis in het werk van Westley (1970). Onderzoek uit eind jaren 40. Hij gaf een beschrijving van een organisatie die opereerde in een context die vaak als vijandig werd ervaren. Dit droeg bij aan isolatie, zel昀戀escherming, geheimhouding en interne solidariteit – allemaal gezien als centrale waarden onder de politieagenten.

  • Volgens Westley gebruikte de politie van Gary niet alleen regelmatig geweld (vooral tegen zwarte mensen); de meeste agenten vonden dit normaal. Wantrouwen jegens buitenstaanders en cynisme waren voor deze politieagenten bijna een tweede natuur.

Onderzoek van Skolnick (1966):
Een belangrijk element in zijn analyse is de ‘werkpersoonlijkheid’ van de politie  gezien als een reactie op de gevaren die straathoekwerk met zich mee kan brengen, de problemen bij het opleggen van gezag en de druk om e昀케ciënt te werken.
- Onvoorspelbare dreigingen en gevaren bleken bij de politieagenten aanleiding te geven tot wantrouwen t.o.v. hun externe omgeving, wat leidt tot sociaal isolement onder politieagenten.
Door deze onderzoeken en vele andere publiceerde Reiner (2010) een bekend overzicht van de belangrijkste elementen van de politiecultuur. Kenmerken:
* Een gevoel van missie, resulterend in een krachtige oriëntatie op directe actie.
* Politieagenten hebben de neiging cynisch te zijn over burgers en pessimistisch over hun kansen om de wereld ten goede te veranderen.
* Er is een vermoeden/verdenking onder politieagenten, niet alleen met betrekking tot gevaren en risico’s, maar ook met betrekking tot buitenstaanders zoals burgers, politici die worden gezien als te ver verwijderd van ‘het echte politiewerk’.
* De keerzijde hiervan is dat politieagenten de nadruk leggen op de het belang van interne solidariteit, in combinatie met sociaal isolement.
* Agenten op straatniveau hebben de neiging om elkaar te steunen in gevallen waarin interne regels worden overtreden.
* De politiecultuur is een bron van een aantal voor de hand liggende sociale categorisaties, vooral tussen ‘ruwe’ en ‘respectabele’ personen en groepen. Dit kan raciale vooroordelen omvatten.
* Een vorm van pragmatisme, een focus op concrete, praktische activiteiten en een ‘nuchtere, anti-theoretische perspectief
Kritiek op dit model:
* Vanwege het ‘veroordelende potentieel’ wordt de politiecultuur vooral geassocieerd met de problematische aspecten van de politie.
o Als gevolg hiervan krijgen negatieve culturele elementen meer aandacht dan potentieel positieve elementen, zoals de morele betrokkenheid van politieagenten ter ondersteuning van burgers en hun problemen
De politiecultuur wordt gezien als het resultaat van de praktische eisen en druk van het politiewerk. De politiecultuur is een mechanisme dat politieagenten helpt om te gaan met de problemen, gevaren en spanningen waarmee ze worden geconfronteerd in hun dagelijkse werkzaamheden.
Het idee van politiecultuur als copingstrategie heeft 2 implicaties:
A. Het is verantwoordelijk voor het feit dat de politiecultuur overwegend als een gemeenschappelijk patroon wordt gezien.
Er wordt verondersteld dat de kern van de politiepraktijk min of meer universeel is, waardoor dezelfde problemen en spanningen in tijd en plaats ontstaan. Als gevolg hiervan wordt verwacht dat de culturele reactie op deze eisen en spanningen min of meer hetzelfde zal zijn.
B. Het zou kunnen verklaren waarom de politiecultuur zo koppig is en zo sterk bestand is tegen verandering
De stress-coping-interpretatie van de politiecultuur heeft enkele beperkingen:.
* De verklaring berust op een cirkelredenering: het verklaart niet de oorsprong, verandering en diversiteit van de politiecultuur.
* Er wordt niet veel aandacht besteed aan de actieve inbreng van politieagenten in de productie en verandering van de politiecultuur.
* Gebrek aan interesse in consequenties van verschillen in politiewerk  weinig interesse in de gevolgen van verschillen in politiewerk voor de politiecultuur.
* Onterechte perceptie van homogeniteit  De relatie tussen het algemene concept van politiecultuur en verschillende werkstijlen is niet altijd duidelijk.
* Invloed van achtergrondfactoren  Er wordt verwacht dat achtergrondfactoren zoals leeftijd, lengte van de dienst in de politie en speci昀椀eke positie binnen de organisatie de mate waarin de opvattingen van een politieagent overeenkomen met het standaardmodel van politiecultuur en zijn of haar werkstijl beïnvloeden.
Het standaardmodel gaat ervan uit dat de waargenomen interne en externe stress resulteert in de politiecultuur en dat de politiecultuur impact heeft op de werkstijlen van politieagenten
Politiecultuur in Nederland
Kenmerken van de Nederlandse politiecultuur  Onder Nederlandse politieagenten is er sterke steun voor twee kernelementen van de politiecultuur: een krachtig gevoel van missie om normen van goed en kwaad te handhaven en de zwakkeren te beschermen, evenals een grote meerderheid die de aantrekkelijkheid van hun werk ziet in (veronderstelde) actie en opwinding.
Contrast met standaardmodel  Niet alle aspecten van het standaardmodel komen overeen met de Nederlandse politiecultuur.
Conclusie
De belangrijkste aspecten van de politiecultuur, zoals beschreven in Angelsaksisch onderzoek, zijn ook terug te vinden in de achterban van de Nederlands politiekorps:
* Het gevoel dat de politie een bijzondere missie heeft
* De gehechtheid aan direct optreden in het politiewerk
* Het wantrouwen jegens de buitenwereld, wat gevaar en risico met zich mee kan brengen.
* De nadruk op onderlinge solidariteit tussen collega’s.
Ook belangrijke elementen die niet bij de NL-politie zijn terug te vinden:
- Veel NL-politieagenten niet conservatief en delen zij over het algemeen niet het idee dat politiewerk alleen een mannenaangelegenheid zou moeten zijn.
Dit onderzoek bevestigt voor een groot deel de verklaring die het standaardmodel biedt (stress → cultuur → werkstijl). Hoe sterker de ervaren stress, hoe duidelijker de politiecultuur zal zijn.
Er zijn dus zowel overeenkomsten als afwijkingen tussen het standaardmodel en de Nederlandse politiecultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

P1.2 Visser, M., Schouteten, R., & Dikkers, J. (2019). Controlling the courts: New Public Management and the Dutch judiciary. Justice system journal, 40(1), 39-53.

A

NPM -> New public Management
- NPM houdt in het algemeen in dat overheidsorganisaties efficiënter en effectiever moeten worden in hun dienstverlening, en transparanter en verantwoordelijker in hun administratieve processen.
- Specifiek zouden ze hun vermogen om maatschappelijke problemen op te sporen en te corrigeren moeten vergroten, en zo de kwaliteit en kwantiteit van de publieke dienstverlening verbeteren
- Om dit te bereiken zijn overheidsorganisaties onder invloed van NPM “plat” en “verantwoordelijk” geworden en “accountable” Plat houdt in dat beleidsuitvoerende instanties op “straatniveau” administratief gescheiden zijn van de centrale beleidsvormende en politieke autoriteiten.  Plat houdt in dat beleidsuitvoerende instanties op “straatniveau” administratief gescheiden zijn van de centrale beleidsvormende en politieke autoriteiten
- NPM impliceert een benadering van management en organisatiebeheersing als cybernetisch model, dat een “proces inhoudt waarin een feedbackloop wordt weergegeven door het gebruik van prestatienormen, het meten van systeemprestaties, het vergelijken van die prestaties met normen, het terugkoppelen van informatie over ongewenste afwijkingen in het systeem, en het aanpassen van het systeem

Conclusie
Nederland de afgelopen twee decennia belangrijke aspecten van NPM in zijn traditionele rechtssysteem heeft overgenomen. In het bijzonder zag de Nederlandse rechterlijke macht belangrijke veranderingen in rechterlijke organisatie, controle en bestuur, veranderingen in de arbeidsverdeling binnen de rechtbanken, een accentverschuiving van gerechtelijke kwaliteit naar gerechtelijke kwaliteit, en een overgang van input naar output budgettering.

met name de sterke toename van de ervaren werklast, de daarmee gepaard gaande afname van de waargenomen kwaliteit van de rechtspraak en de sluipende schending van de grondwettelijke onafhankelijkheid

De vraag hoe de rechters ontevreden konden worden over een management- en organisatiebesturingssysteem dat zij zelf mede hebben ontwikkeld, kan langs twee lijnen worden besproken
1. een mogelijke mismatch tussen de aard van het NPM-geïnspireerde controlesysteem en de aard van het justitiële werk, voor zover dat systeem de toepassing inhoudt van een routinecontrole op uitvoeringsactiviteiten die grotendeels niet van het routinematige industriële productietype zijn.
2. Een tweede (en verwante) lijn van discussie wijst op de schending van twee belangrijke verwachtingen die rechters hadden toen zij bij deze ontwikkelingen betrokken raakten. Ten eerste zouden rechters in beginsel moeten bepalen principe bepalen hoeveel tijd nodig is voor een kwalitatief goede en effectieve berechting van zaken, op basis van een objectief systeem om de werklast te meten. Ten tweede moet de begroting van de rechterlijke macht in beginsel open zijn en dus geen afbreuk doen aan de eerste verwachting en aan de zo gewaardeerde onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in het “trias politica”-systeem (Sterk en Van Dijk 2016).

De rechters vonden dat beide verwachtingen waren geschonden door het ministerie van Justitie, dat het budget voor de rechterlijke macht in zijn totale begroting opnam en begon te bezuinigen toen de economische tijden na 2010 slecht werden. Er kwam minder geld beschikbaar voor de rechterlijke macht, die meer zaken in minder tijd.

een sterke toename van de ervaren werklast, een gelijktijdige afname van de ervaren kwaliteit van de rechtspraak en een sluipende schending van hun grondwettelijke onafhankelijkheid

Nederlandse rechters, die waarschijnlijk gewend zijn om met zo objectief mogelijke feiten en wetten te werken kunnen het “objectieve” karakter van het systeem voor het meten van de werklast hebben overschat dat zij mede hebben gevormd, en de politieke aard van dergelijke systemen hebben onderschat, zodra zij eenmaal in werking gesteld en onderworpen aan organisatorische en politieke druk voor meer efficiëntie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

p.1.2 Terpstra, J., Fyfe, N. R., & Salet, R. (2019). The Abstract Police: A conceptual exploration of unintended changes of police organisations. The Police Journal, 92(4), 339–359

A

In 2013 heeft de Nederlandse en Schotse politie hervormingen doorgemaakt. Deze hebben het gevolg gehad dat ze een formeler karakter kregen en meer afhankelijk werden van rigide systemen en systematische informatie.
Deze verandering heeft ervoor gezorgd dat de politie is veranderd in de Abstract Police.

Abstract Police = Het concept dat de politie zowel op intern als extern niveau de volgende veranderingen heeft doorgemaakt:
- Distantiering
- Minder persoonlijk geworden
- Minder direct geworden
- Formeler karakter
- Afhankelijk van ‘systeeminformatie’ ahomstig uit computerdatasystemen.

De hervormingen hebben gezorgd voor schaalvergroting en gecentraliseerde politie-eenheden. Hoofdargumenten voor de hervormingen:
1. Het bevorderen van de effectiviteit; bijvoorbeeld bij transregionale problemen
2. Het bevorderen van de efficiëntie
3. Het vinden van oplossingen op organisatorische fragmentatie

Nederland: Moord naast het ziekenhuis
Linda van der Giessen werd in 2015 op de parkeerplaats van het Waalwijk ziekenhuis neergeschoten toen zij na haar shift naar haar auto liep om naar huis te gaan. De dader bleek haar ex te zijn die haar al langere tijd had gestalkt. Later werd bekend dat Linda meerdere keren naar de politie is gestapt om melding te maken dat zij zich zwaar onveilig voelde. Ook heeft zij melding gemaakt dat hij een vuurwapen had aangeschaft.

Een onafhankelijke onderzoekscommissie heeft uitgezocht wat mis is gegaan.
De werkwijzen van de betrokken agenten (zoals gebruik van informatiesystemen) waren te complex en gefragmenteerd, waardoor het onduidelijk was wie voor welke taak verantwoordelijk was.
- Taak van het beschermen van Linda is verwaarloosd.
- Relevantie informatie, zoals het kopen van een vuurwapen, werd onderschat in de ernst en het gevaar.

Kortom: Het complexe, bureaucratische en gefragmenteerde werkproces van de politie was de oorzaak van deze fout. Te veel vertrouwen in een systematische aanpak en IT communicatie.

Schotland: Auto-ongeluk
In Juli 2015 werd de Schotse politie gebeld met de melding dat een auto op de M9 was gecrasht en van een dijk was gevallen. De politie heeft de oproep gelogd, maar het duurde drie hele dagen voordat een patrouille werd gestuurd om de auto te vinden. Een van de twee inzittende was al overleden, de ander stierf in het ziekenhuis aan haar verwondingen. Dit ongeval veroorzaakte nationale onrust en het schiep de vraag hoe het zo lang kon duren voordat de politie actie ondernam nadat de melding werd gemaakt.
Oorzaken:
- De implementatie van een nationale alarmcentrale om gecentraliseerder te werk te kunnen gaan
- Gehakt in de personeelsaantallen van callcenters
- Het werd belangrijker om productiever te zijn en deadlines te halen dan de beller daadwerkelijk te helpen.
Het volk en de lokale agenten hebben bezorgdheid geuit over het feit dat nationale callcenter medewerkers geen kennis hebben over lokale kwesties. Dit soort kennis is bijvoorbeeld nuttig bij het vinden van afgelegen locaties, zoals die dijk op de M9.

Conceptuele aantekeningen
De incidenten zijn illustraties van een verschuiving van naar een abstracte politieservice en de gevolgen van dien.
Er kunnen twee verschillende dimensies worden onderscheiden van de abstract police.
1. Abstract police  veranderingen BINNEN de politie organisatie. Relaties tussen politieagenten en van agenten en hun bovengeschikten zijn onpersoonlijker, indirecter en minder vertrouwd geworden. Zijn formeler geworden en bestuurd door systemen.
2. De opkomst van de abstract police heeft ervoor gezorgd dat de relaties tussen politie en het volk en andere externe partijen veranderden. Meer afstand, onpersoonlijker en indirect.
Interne relaties
Een belangrijk aspect van de abstract police is de verandering van interne relaties en diensten. Om de nationale politie flexibeler te maken en om capaciteit te beheren is de Nederlandse Politie Eenheid op de schop gegaan. Hierbij zijn kleine lokale eenheden vervangen door grotere teams, waarbij kleine bureaus vaak werden gesloten. Gevolgen:
- Grotere werkgebieden van de politie
- Negatieve invloed op de hechte relaties tussen lokale agenten
- Agenten voelen een verlies van een vertrouwde werksfeer met hun oude teams en bureaus. Agenten hebben juist de voorkeur om in kleinere teams te werken met permanente collega’s voor een beter groepsgevoel en bescherming. De kleine groepen slechts op papier.
- Relaties tussen politieagenten verandert ook door horizontale en verticale fragmentatie.
- Vroeger konden agenten hun zaken op hun eigen manier afhandelen. Als zij hulp nodig hadden werd dit aan een collega gevraagd op informele wijze. Tegenwoordig moeten zij via vaste procedures hulp aanvragen. Deze hulp is nationaal bepaald en zijn ahomstig vanuit
hogere speciale units die de agenten helemaal niet kennen. De prioriteiten, visies en interesses van gefragmenteerde organisaties botsen ook met die van de lokale agenten.
- Beginnende agenten (vooral lokaal) zijn verder verwijderd van hun leidinggevenden en vinden het nieuwe systeem te complex. Specialisten kunnen niet meer direct worden aangesproken als agenten hulp nodig hebben.

In Nederland botst de situatie flink met de traditionele politiecultuur van solidariteit, saamhorigheid met collega’s en sociale cohesie die domineerde in de lokale teams. In Schotland is de verandering naar het vele mailen en internetcommunicatie als een bombardement op lagere agenten die de informatie allemaal niet bij kunnen houden en zich afvragen waarom ze de opdrachten nou precies krijgen. In Schotland ligt nu ook meer de nadruk op prestatie en kwantitatieve targets i.p.v. contextafhankelijke vormen van supervisie. Hierdoor komen agenten informatietekort over lokale kwesties en zijn ze afhankelijk van formele processen om het probleem op te lossen.

Externe relaties
Door de hervormingen is de afstand tussen de burger en de politie vergroot. Komt o.a. door het sluiten van politiebureaus en het aanpassen van de openingstijden van de bureaus. De afstand is niet alleen maar ontstaan door de sluitingen en de tijden, ook is een verlaagd (moreel) eigendom en verantwoordelijkheid van de lokale Schotse agenten aan te merken die is ontstaan door het verlies van persoonlijkheid. Hierdoor nemen ze minder moeite om de bewoners te helpen met hun issues. Dit verlies kan weer worden verweten aan de opkomst van performance management systemen en de verschuiving van taken naar centrale eenheden en de bijkomende controlecentra.
Multi-Channel Model  Burger kan via meerdere kanalen (internet/telefoon/bezoek) informatie aanvragen, een misdaad melden etc. Het model verandert de burger in een klant en de politie geeft meerdere opties om informatie of hulp te ‘shoppen’. Als je voor een zaak naar het bureau gaat word je doorverwezen naar het internet of moet je telefonisch een afspraak maken. Hierdoor gaan minder mensen nog langs het bureau en wordt alles via het internet gedaan, wat de afstand tussen politie en volk alleen maar vergroot . Vooral burger die slechter overweg kunnen met het internet hebben hier last van. Het miskent ook de emotionele behoefte van de burger om haar verhaal in persoon te vertellen en niet over het internet.

Ook de relaties met externe partners heeft het te verduren door de hervormingen.
- Schotland; lokaal partnerschap en de uitwisselingen tussen de partijen verminderde door financiële bezuinigingen. Samenwerking werd hierdoor lastiger
- Nederland; Eerst partnerschap via informele relaties en vertrouwen. De relaties zijn nu gedistantieerd en formeel geworden. Communicatie geschiedt via mail.
Een voorbeeld van deze ontwikkeling is ZSM.

Organisatorische veranderingen en veranderde opvattingen
Verschillende factoren lijken bij te dragen aan het steeds meer abstracte karakter van politie, namelijk: organisatorische veranderingen en verschuivingen en verschillende opvattingen over de politie.

Organisatorische veranderingen
1. Uitbreiding van de nieuw opgerichte politieorganisaties (grote lokale teams, uitgebreide werkgebieden en de sluiting van lokale bureaus) heeft fundamenteel de interne en externe relaties van de politie veranderd. De politie werkt vaak in kleine teams, waarbij zij intieme relaties hebben met officieren die vergelijkbare culturele en sociale achtergronden hebben. De relaties zijn echter afstandelijker en onpersoonlijker geworden. De schaalvergroting heeft bijgedragen tot meer afstand tussen de politie en de bevolking  lokale ontmanteling.
2. Standaardisatie van werkprocessen en een meer uniforme organisatie, hoewel lokale verschillen belangrijker bleken dan oorspronkelijk gedacht. Toenemende formalisering van organisatie- en werkprocessen om standaardisatie te realiseren. Dit is relevant in combinatie met fragmentatie en toenemende afhankelijkheid van IT.
3. Fragmentatie, zowel vanuit een organisatieperspectief en ten aanzien van veel werkprocessen. De fusie van de kleine regionale politie zorgde voor een organisationele integratie op een hoger niveau, maar leidde ook tot nieuwe interne grenzen.
o Horizontaal gefragmenteerd  taken en verantwoordelijkheden verdeeld over actoren en eenheden binnen de organisatie.
o Verticale versnippering  taken zijn overgedragen naar hogere organisatieniveaus,
vaak met gespecialiseerde expertise en bevoegdheden. Dit kan leiden tot nieuwe uitdagingen voor coördinatie en de overdracht van informatie. Het kan lastig zijn om overzicht te hebben van de relevante activiteiten en kan ruimte creëren voor uiteenlopende opvattingen en belangen voor nieuwe grensconflicten.
4. Politie is afhankelijk geworden van computers en computersystemen, wat leidt tot belangrijke veranderingen in relaties en werkprocessen. Er is een verschuiving gaande van wat Lipsky streetlevel bureaucratie noemt, van screen-level naar system-level bureaucratie:
o In de periode van street-level bureaucreatie hadden agenten veel discretie en hadden zij een goed onderling contact met de burgers.
o Daarna werd de relatie steeds meer bemiddeld door het computerscherm, maar hielden agenten nog steeds aanzienlijke discretie over (screen-level bureaucratie).
o System-level bureaucratie  burgers hebben alleen nog maar te maken met een
computer. De discretie is vervangen door computerspecialisten e.d. Alleen in uitzonderlijke gevallen is er nog ruimte voor direct en persoonlijk contact met burgers. Een voorbeeld is het ‘Multichannel Model’ in Nederland.
Deze ontwikkeling heeft de politie ook afhankelijk gemaakt van ‘systeeminformatie’: ze is steeds afhankelijker van de frames en categorieën van computersystemen. Beslissingen kunnen daarom soms niet ontsnappen aan de (ir)rationaliteit van computersystemen: beslissingen worden alleen genomen als het systeem er naar vraagt. Het heeft gevolgen voor relaties met partnerbureaus. De interne relaties zijn ook steeds meer afhankelijk van systeeminformatie en IT-communicatie: steeds meer communicatie vindt plaats via het internet en e-mail.

Veranderde opvattingen
De abstract police is het gevolg van een verandering in de visie op de politie:
1. NPM  Schotland: bezuinigingen en schaalvergroting, waardoor politiebureaus werden gesloten. Nederland: Imitatie van de private sector met een sterke afhankelijkheid van IT.
2. Intelligence led Policing; Politiewerk geleid door systematische informatie en het analyseren van problemen. Hierbij wordt zoveel mogelijk data verzameld. Dit heeft ook geleid tot een onderschatting van de informatie die wordt afgeleid van werkelijk politiewerk.
3. Kerntaken; afname van politiewerk in regionale gebieden, gezien dat niet als belangrijkste zaken wordt gezien en een focus op een zaak bouwen voor de rechter. Zaken worden alleen serieus bekeken als ze een strafrechtelijk element hebben, waardoor de politie de burger niet meer dient op triviale aspecten zoals hulpverlening.

Consequenties
Het abstracte karakter van de politie kan uiteenlopende en tegenstrijdige gevolgen hebben:
- Schaalvergroting, standaardisatie, formalisatie en de sterkere afhankelijkheid van IT-systemen en communicatie geïntroduceerd, voor een minder gefragmenteerde, effectievere en efficiëntere politieorganisatie die beter uitgerust zou zijn voor problemen zoals terrorisme.
- Onbedoelde en negatieve effecten met zich meegebracht, zowel op de politie als op hun externe relaties. Politie minder geïnformeerd, minder flexibel en meer afhankelijk van rigide systemen. Kan leiden tot kwetsbaarheid, omdat de politie minder middelen heeft om op te merken of dingen misgaan.
- Ze kunnen minder goed adequate oplossingen bedenken voor burgers, omdat interne processen gefragmenteerd zijn  gebrek aan overzicht. Interne fragmentatie kan bijdragen aan nieuwe coördinatie- en communicatieproblemen. Combo van schaalvergroting, afstand en ook fragmentatie kan leiden tot nieuwe uitdagingen op het gebied van management en leiderschap.
- De lokale politie kan sterk afhankelijk zijn van centrale eenheden die een gebrek aan kennis en begrip hebben van lokale situaties en relaties.
- Vanwege de afstand met burgers en partners, kan een abstracte politie problemen ondervinden met samenwerking.
- Kan directe en personele relaties tussen agenten onderling en met hun leiders verstoren  gevoelens van isolatie, machteloosheid en vervreemding. Het kan een traditionele politiecultuur met de nadruk op solidariteit en saamhorigheid ondermijnen, inclusief de traditionele collectieve antwoorden en oplossingen op problemen.
- Niet alleen de organisatorische aspecten veranderden, maar ook het soort ‘policing’ dat wordt geleverd. Relaties met burgers en gemeenschappen minder persoonlijk en meer afhankelijk van
- informatiesystemen.
- Impact hebben op de dominante noties en het begrip van politieprofessionaliteit: andere vaardigheden (zoals op het gebied van IT) worden meer gewaardeerd dan die van de traditionele politie.
Wat zijn de consequenties van de abstracte politie vanuit het perspectief van de burgers?
Zij verwachten een politie die zichtbaar, benaderbaar en beschikbaar is. Er zijn meerdere redenen waarom persoonlijke relaties met de politie belangrijk zijn. Mensen met weinig vertrouwen in de politie, hebben vaak een betere relatie met iemand die hij persoonlijk kent. Slachtoffers van zware criminaliteit willen graag hun probleem persoonlijk melden aan een officier. Ook heeft de politie er een groot belang bij om nauwe relaties te onderhouden met burgers en gemeenschappen, omdat ze afhankelijk zijn van hun informatie (en ook om escalatie van problemen te voorkomen).

Abstractness, mcdonaldisation en de iron cage
De toegenomen abstractheid van de politie kan ook worden gezien als onbedoelde uitkomst van bredere en langetermijnprocessen van rationalisatie en (late) modernisering.
‘McDonaldisatie’  verbetering van efficiëntie, berekenbaarheid, voorspelbaarheid en controle. Het nadeel is dat het irrationeel kan worden in de gevolgen, waardoor de inefficiëntie, onvoorspelbaarheid, onberekenbaarheid en een verlies van controle toenemen. Volgens Ritzer leidt de sterke nadruk op controle tot de vervanging van het menselijk oordeel door de ‘voorgeschreven regels, voorschriften en structuren’. Hierdoor worden werkprocessen minder afhankelijk van menselijke vaardigheden en kennis. McDonaldisatie draagt bij aan ‘dehumanising’, ‘deskilling’ en onredelijke systemen.
Iron cage  agenten gebonden aan de regels, minder gebonden

Aan de andere kant kan het proces van rationalisatie dat zorgt voor irrationaliteit ook worden gezien als het resultaat van geleidelijke lange termijn sociale processen. De twee politiehervormingen hebben dit proces versneld en de resultaten meer zichtbaar en expliciet gemaakt. Belangrijke veranderingen binnen samenlevingen zijn zichtbaar geworden: globalisering, individualisering en toenemende afhankelijkheid van abstracte systemen, etc. Deze veranderingen hebben nieuwe uitdagingen voor de politie gecreëerd.
- Voor de abstracte politie zijn er kansen gecreëerd zodat er men kan omgaan met een complexere, globaliserende wereld, maar het heeft ook geleid tot ‘deskilling’, vervreemding, fragmentatie en het verlies aan lokale controle. Door schaalvergroting, fusie van kleinere organisaties en integratie op een hoger niveau hebben politieorganisaties een grotere ‘beveiliging’ gecreëerd. Abstracte systemen zijn afhankelijk van vertrouwen, maar de morele beloning van gepersonaliseerd vertrouwen in traditionele instellingen kan niet behaald worden.

Het grootste risico van een steeds meer abstracte politie is de onbedoelde creatie van een ‘iron cage’ Het gaat niet om een externe ijzeren kooi, maar om een flexibele ‘shell as hard as steel’, die niet extern is maar een deel van een levend wezen. Het is geen externe gevangenis voor een individuele politieagent, maar een soort volledige aanvaarding van de abstractheid.
Het leidt ertoe dat agenten hun werk gaan zien als een abstracte taak.
Alles abstract  verantwoordelijkheden, gemeenschappen, burgers, prestatiedoelen en procedures. Voorbeeld van een negatief resultaat van dit proces: de vrouw die werd vermoord in Waalwijk.
Agenten die leven in hun eigen abstracte realiteit met een volledig geloof in systeeminformatie en IT- communicatie, waren vergeten dat in ‘de echte wereld’ het beschermen van de vrouw de kerntaak van hun werk had moeten zijn.
In theorie een ideaal concept  bedoeld als goed concept, maar in de uitwerking dus minder goed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

p.1.2 Salet, R., & Terpstra, J. (2019). Criminal justice as a production line: ASAP and the managerialization of criminal justice in the Netherlands. European Journal of Criminology, 17(6), 826-844.

A

Sinds de jaren tachtig wordt de publieke sector in veel landen geconfronteerd met een toenemende nadruk op efficiëntie, doeltreffendheid en zuinigheid.
- overheidsdiensten geacht hun productiviteit te moeten verbeteren, en werden zij in toenemende mate onderworpen aan een strengere managementcontrole en een strikter prestatiebeheer.
- Vanaf het begin van de jaren negentig heeft dit proces van managerialisering zich ook voorgedaan bij de politie en het strafrecht
Verschillend per land.

New managerialism
- culturele vorming die verwijst naar een reeks managementopvattingen, -waarden en -praktijken, gelegitimeerd door de veronderstelde superioriteit van het management in de particuliere sector en gericht op het verbeteren van de prestaties en de efficiëntie van de publieke sector.
- een samenhangend geheel van ideeën, maar bestaat het uit een groot aantal vaak tegenstrijdige opvattingen, technieken en praktijken, afkomstig uit zeer uiteenlopende bronnen
- een strategie om de macht van zowel bureaucraten als professionals, ooit gewaardeerd als de pijlers van de moderne verzorgingsstaat, terug te dringen.
- tot veel conflicten geleid vanwege de fundamentele botsing tussen verschillende reeksen waarden: efficiëntie en kosteneffectiviteit tegenover professionele of bureaucratische waarden zoals de rechtsstaat of rechtvaardigheid

twee ideaaltypes van professionalisme:
- Organisatorische professionaliteit benadrukt een discours van controle, hiërarchische structuur, standaardisatie van werkprocedures, en externe vormen van regulering en verantwoording
- Professionele professionaliteit komt daarentegen tot uiting in een discours van collegiaal gezag, vertrouwen, autonomie van de beroepsbeoefenaar, discretie en controle door beroepscodes.

Wat betreft de impact van NPM op de publieke sector lijkt Nederland een middenpositie in te nemen tussen de Angelsaksische wereld en de meeste continentale Europese landen
- managerialisering van de strafrechtspleging zich vooral gericht op de verbetering van de effectiviteit en efficiëntie van de betrokken organisaties

zaken ASAP afhandelen -> in NL opgezet: ZSM -> kostte te veel tijd  voorbeeld van managerialisering van de strafrechtspleging
- doel: efficiëntie en effectiviteit te verbeteren en de kosten te verlagen door de interne werkprocessen van de strafrechtelijke instanties te reorganiseren.
- Met de invoering van ASAP is het proces voor de behandeling van zaken van zware criminaliteit gestroomlijnd en gestandaardiseerd, waardoor met name de discretionaire bevoegdheid van politieambtenaren aanzienlijk is verminderd.
- Het werkproces werd geherstructureerd, met als resultaat een productie- of lopende band met een vaste volgorde van handelingen die strikt gevolgd moeten worden (vaak binnen bepaalde tijdslimieten)
Het werk van de afzonderlijke instanties wordt nu opgevat als één integraal proces, beheerst door strikte procedures en een sterkere sturende rol voor de officier van justitie.

Een van de belangrijkste elementen van deze nieuwe procedure is dat het openbaar ministerie beslissingen over strafrechtelijke sancties kan nemen zonder tussenkomst van de rechter
- Dit is een van de belangrijkste redenen waarom het ASAP voor veel discussie en bezorgdheid heeft gezorgd. Gevreesd werd dat de nadruk op snelheid en efficiëntie in de procedures in strijd zou zijn met fundamentele waarden van de strafrechtspleging
- spanningen tussen bestuurlijke waarden en de waarden en rechtswaarborgen van het strafrechtstelsel

ASAP moet ertoe leiden dat de politie en het Openbaar Ministerie meer en “structureler” aandacht besteden aan zaken van kleine criminaliteit. Ook moet het de samenwerking tussen de betrokken instanties bevorderen. Dit moet leiden tot snelle, maar zorgvuldige en “zinvolle” afdoening van zaken van kleine criminaliteit.
In de ASAP-eenheid werken de politie, het openbaar ministerie en de andere betrokken partners samen.
- In Nederland moet de politie wat betreft de handhaving van het strafrecht en het strafrechtelijk onderzoek opereren onder wat juridisch het “gezag” van het Openbaar Ministerie wordt genoemd. In de praktijk heeft de Nederlandse politie een aanzienlijke discretionaire bevoegdheid met betrekking tot het strafrechtelijk onderzoek
- Meestal wordt de officier van justitie alleen betrokken bij beslissingen over de opsporing van ernstige en complexe misdrijven.  Sinds de invoering van ASAP is de officier van justitie sterker en directer betrokken bij beslissingen over de opsporing van kleine criminaliteit
- Het openbaar ministerie heeft de discretionaire bevoegdheid om te besluiten om af te zien van vervolging, als dit als relevant wordt gezien, ook als er formeel gezien aanleiding zou kunnen zijn voor strafrechtelijke sancties (het zogenaamde opportuniteitsbeginsel).

Het gebruik van strafbeschikkingen moet ASAP de mogelijkheid bieden om zaken efficiënter en binnen een veel kortere tijd af te handelen dan in het verleden gebruikelijk was

Doelen ZSM
- snelle afdoening van strafzaken
- “scherpe en eenvoudige” procedures creëren, nauw samenwerken en in het hele land sterk gestandaardiseerde, min of meer uniforme procedures volgen.
- adequate reactie op zaken van kleine criminaliteit dat er sprake was van een ernstige ‘crisis in de opsporing van criminaliteit’ in Nederland
- meer ‘structurele’ aandacht van de politie en het OM komt voor het probleem van de zware criminaliteit
- snelheid van de ASAP-procedure geen belemmering mag vormen voor de zorgvuldigheid waarmee het OM beslissingen neemt.
- Om zowel een snelle als een zorgvuldige afdoening van zaken van kleine criminaliteit te realiseren, zouden politie, openbaar ministerie en andere instanties (zoals de kinderbescherming, de reclassering en slachtofferhulp) nauw moeten samenwerken
- ASAP-beslissingen een min of meer gezamenlijke verantwoordelijkheid van de betrokken actoren zijn.
- “zinvolle interventie” herkenbaar, zichtbaar en merkbaar moet zijn voor verdachten, slachtoffers en de samenleving in het algemeen. Ook moet het recht doen aan de specifieke context en individuele omstandigheden van de betrokkenen
de vijf belangrijkste beleidsdoelen van ASAP

  1. het bevorderen van meer aandacht van politie en strafrechtelijke instanties voor de afdoening van zaken van kleine criminaliteit

Aangenomen werd dat dit gerealiseerd zou worden door het creëren van sterk gestandaardiseerde en uniforme werkprocessen in ASAP. Uit ons onderzoek blijkt echter dat er nog steeds belangrijke verschillen bestaan in deze werkprocessen en in de wijze waarop ASAP is georganiseerd
- Deze verschillen betreffen zowel de procedurele als de organisatorische aspecten van ASAP
- Regionale en lokale verschillen in context (bijvoorbeeld de omvang van de criminaliteit en het aantal te behandelen zaken) dragen bij tot deze verschillen.
- Ook verschillen in lokale opvattingen over werkprocedures en organisatiestructuren zijn relevant

Ondanks deze verschillen heeft de invoering van ASAP ertoe bijgedragen dat zowel door de politie als door het Openbaar Ministerie meer aandacht wordt besteed aan de kleine criminaliteit.
- Popo reageert vaker op kleine criminaliteit want gevoel dat er iets mee gedaan wordt (door om etc.)
- Popo krijgt meer info over zaken van OM Zaken nog steeds geseponeerd
2. het versterken van de samenwerking tussen de belangrijkste betrokken actoren

Met ASAP heeft het OM een sterkere sturende rol in de behandeling van zaken van kleine criminaliteit, zowel in de procedures die worden gehanteerd als in de besluitvorming.
De invoering van ASAP houdt ook in dat de werkprocessen van de politie meer gestandaardiseerd worden.  politiemensen in het algemeen minder autonomie en flexibiliteit hebben in hun werk met betrekking tot zaken van kleine criminaliteit.

In zekere zin is dit doel gerealiseerd: vertegenwoordigers van de politie, het openbaar ministerie en andere instanties werken nu samen in de ASAP-eenheid.

“een verlies van persoonlijke en warme” relaties, omdat zij normaal gesproken alleen via computersystemen met de ASAP-eenheid

Om de samenwerking te bevorderen werken de vertegenwoordigers van de verschillende betrokken instanties samen op dezelfde locatie (de ASAP-eenheid), meestal in één ruimte

Iedereen ermee bemoeien -> ergernis officier van justitie

  1. het verhogen van de snelheid in procedures

Deze gegevens wijzen op zeer positieve resultaten voor ASAP wat betreft de tijd die nodig is om zaken van kleine criminaliteit te behandelen. De gegevens hebben echter alleen betrekking op de tijd die nodig is om een ASAP-beslissing te nemen. In veel gevallen, en in tegenstelling tot de oorspronkelijke beleidsambities, is dit niet de uiteindelijke beslissing in het strafproces. In bijna 75 procent van alle gevallen resulteert het ASAP-proces in een dagvaarding, een sepot of een overdracht aan een andere afdeling van het openbaar ministerie, in plaats van in een definitieve uitspraak
 In veel gevallen heeft het openbaar ministerie meer tijd nodig om de beslissing te nemen. Omdat die tijd ontbreekt, komt de zaak bijna automatisch voor de rechter. In sommige andere gevallen adviseert de rechtsbijstandsadvocaat de verdachte de strafbeschikking niet te aanvaarden, maar in plaats daarvan naar de rechter te stappen.

  1. het realiseren van zorgvuldigheid in besluitvorming
    blijkt echter niet dat er in het algemeen sprake is van een gebrek aan zorgvuldigheid in de ASAP- beschikkingen

Belangrijke risico’s vloeien voort uit het feit dat ASAP beslissingen over het opleggen van strafbeschikkingen en andere sancties in hoge mate uitsluitend baseert op mondelinge communicatie en informatie.
- Bijgevolg kan de officier van justitie een beslissing over de sanctionering van de dader nemen op basis van onvolledige informatie.

Omdat algemeen wordt beseft dat deze procedure kan leiden tot onterechte beslissingen, moet een medewerker van de officier van justitie achteraf onderzoeken of de ASAP-beslissingen zijn genomen in overeenstemming met de informatie in de politierapporten en andere beschikbare documenten.
- Maar men kan niet tegen kritiek
- Durven niet
- Geen tijd

Naast de hiërarchische verhouding en het verschil in professionele status die dit een lastige klus kunnen maken, kunnen bestaande opvattingen en kaders ook moeilijk te veranderen zijn. Dit is ook het geval als het gaat om strafrechtelijke opsporing en vervolging Deze gangbare praktijk is vooral riskant als het gaat om een strafbeschikking, omdat de rechter in dat geval niet betrokken is en een onterechte beslissing niet kan herzien, mocht dat nodig blijken.

door de nadruk op snelheid in sommige gevallen niet altijd grondig en volledig onderzoek heeft verricht.

  1. het creëren van ‘zinvolle interventies’.

Zinvolle interventie” lijkt meestal te staan voor niet-traditioneel, niet-standaard, op maat gemaakt, preventief en snel.
meeste ASAP-beslissingen in feite standaard zijn en binnen het traditionele strafrechtelijke repertoire worden genomen hoewel ten minste enkele van deze zaken geschikt lijken te zijn geweest voor een innovatieve of alternatieve afdoening.

illustreert dat de managerialisering van de strafrechtspleging weliswaar de efficiëntie van de strafrechtspleging bevordert, maar alleen voor zover het routinematige activiteiten en standaardbeslissingen betreft. Zij is veel minder effectief ten aanzien van elementen die vragen om flexibiliteit, alternatieve benaderingen en maatwerk.

Conclusie

Nederlandse beleidsprogramma ASAP worden gezien als een voorbeeld van managerialisering die heeft geleid tot een verregaande Taylorisering van de strafrechtspleging.
- De werkprocessen zijn in aanzienlijke mate gestandaardiseerd en de traditionele beoordelingsvrijheid van professionals (met name politieagenten) is teruggedrongen, met vaste termijnen en tijdslimieten en met een grondige beheersmatige controle, zowel wat betreft de naleving van de werkprocedures als de besluitvorming.
De betrokken actoren staan meer op afstand, zowel van elkaar als van de verdachte. De directe, persoonlijke en mondelinge communicatie, met name tussen de politie en de ambtenaren van de ASAP-eenheid, is grotendeels vervangen door computersystemen en computerformats.
- : in veel gevallen is de enige informatie die zij over de verdachte en het slachtoffer hebben datgene wat zij op hun computerschermen zien.
- De nadruk op snelheid en efficiëntie in ASAP betekent dat andere, meer directe en persoonlijke informatie vaak over het hoofd wordt gezien.

Dat is de belangrijkste reden waarom de oorspronkelijke doelstelling, dat ASAP-beslissingen voornamelijk uit strafbeschikkingen zouden bestaan en dat zaken niet voor de rechter zouden komen, nauwelijks is gerealiseerd. In de dagelijkse praktijk van ASAP botst deze bestuurlijke doelstelling vaak met de professionele (juridische) waarden van de professionals in het strafrecht.
Rechtsbijstandverleners kunnen de verdachte adviseren om de strafbeschikking niet te accepteren, maar de zaak voor de rechter te brengen. Nog belangrijker is dat in de praktijk zelfs officieren van justitie zelf vaak besluiten om geen sanctie op te leggen maar de zaak naar de rechter te sturen zodat er meer tijd beschikbaar is voor een zorgvuldig besluitvormingsproces

Uit deze analyse is gebleken dat de spanningen tussen bestuurlijke waarden en strafrechtelijke waarden vanaf het begin in het ASAP-beleid zijn ingebouwd

Discussie
- negatieve gevolgen zou kunnen hebben voor de zorgvuldigheid waarmee beslissingen in strafzaken worden genomen.
- fouten en gerechtelijke dwalingen zouden kunnen ontstaan en dat de fundamentele waarden van de strafrechtspleging, zoals een eerlijke rechtsgang, rechtsbescherming en de “kwaliteit” van de besluitvorming, onder druk zouden kunnen komen te staan.
- negatieve effecten zou hebben op de procedurele rechtvaardigheid zoals die door de betrokken actoren wordt ervaren
- De positie van rechtsbijstand in de ASAP-procedure was volgens sommigen te zwak en onduidelijk
- feitelijk loslaten van de fundamentele onschuldpresumptie.
- risico in de hand werkte dat verdachten vrijwillig hun schuld bekennen en een strafbeschikking accepteren in de hoop op vervroegde vrijlating, zonder de (juridische) consequenties van hun beslissingen te overzien

Aangenomen wordt dat het vergroten van de efficiëntie en effectiviteit in de strafrechtspleging negatieve gevolgen kan hebben voor de fundamentele waarden van de strafrechtspleging, zoals een behoorlijke rechtsgang, rechtszekerheid of rechtsbescherming

Aan de andere kant kan ook worden aangenomen dat een sterke nadruk op deze waarden van een behoorlijke rechtsgang kan leiden tot een inefficiënt strafrechtsysteem

➔ terug te zien in ASAP beleid : Enerzijds was de invoering van ASAP gericht op het bevorderen van standaardisatie van werkprocessen, werd veel nadruk gelegd op vaste tijdslimieten en snelheid, en werd de autonomie van de betrokken professionals, met name die van de politie, ingeperkt. Anderzijds hebben de beleidsdoelstellingen van ASAP echter ook het belang benadrukt van zorgvuldige besluitvorming, de noodzaak om rekening te houden met de individuele rechten en omstandigheden van zowel de dader als het slachtoffer, en de verwezenlijking van “zinvolle interventies”.

dat bepaalde waarden vanuit beide perspectieven belangrijk kunnen zijn. Zo kan de ASAP-doelstelling om zaken binnen een zeer korte termijn af te handelen zowel vanuit management- of organisatieperspectief als vanuit juridisch (beroeps)professioneel perspectief als belangrijk worden ervaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

p.1.2 Tummers, L. L. G., Bekkers, V., Vink, E., & Musheno, M. (2015). Coping During Public Service Delivery: A Conceptualization and Systematic Review of the Literature. Journal of Public Administration Research and Theory, 25(4), 1099–1126.

A

Abstract
Frontline workers, such as teachers and social workers, often experience stress when delivering public services to clients, for instance because of high workloads. They adapt by coping, using such practices as breaking or bending rules for clients, or rationing services. Although coping is recognized as an important response to the problems of frontline work, the public administration field lacks a comprehensive view of coping. The first contribution of this article is conceptualizing coping during public service delivery and developing a coherent classification of coping. Second, this article provides an overview of how coping during public service delivery has been studied since 1980. It shows that among else the type of profession (such as being a teacher or a police officer), the amount of workload and the degree of discretion influence how frontline workers cope with stress. It also reveals that frontline workers often draw on the coping family ‘moving towards clients’ revealing a strong tendency to provide meaningful public service to clients, even under stressful conditions.

Introduction
Frontline workers, such as police officers, social workers, teachers and physicians, often face severe workloads. They also experience conflicting demands from policy rules, their client’s needs, their professional codes and own personal values. As a result, frontline workers regularly experience stress when delivering public services to citizens. They adapt by coping, using such practices as breaking or bending rules for clients, or rationing services. Although coping is recognized as an important response to the problems of frontline work, the public administration field lacks a comprehensive view of coping.
- Scholars use different terms to discuss the same phenomenon.
- Scholars operationalize the concept very differently and sometimes inconsistently.

Defining coping during public service delivery
Coping: Behavioural efforts frontline workers employ when interacting with clients, in order to master, tolerate or reduce external and internal demands and conflicts they face on an everyday basis.

Focus on the behaviour of frontline workers when they interact with clients for:
- Breaking new scholarly ground. While systematic reviews of other types of coping under conditions of stress have been undertaken.
- The alignment of this focus with public administration scholarship.

An initial classification for coping during public service delivery
Coping instances: Concrete responses in which people try to master, tolerate, or reduce stress. These coping instances can be grouped into ways of coping.

Ways of coping: Recognizable action types that provide boundaries to the instances of coping.

Families of coping: Higher order categories that can be used to organize ways of coping based on their function.

Based on the knowledge we have derived from years of field research on frontline workers, the systematic review of the literature on coping, continuous team exchanges in interpreting what the data revealed, and suggestions from anonymous reviewers, we have identified three families of coping specific to public service delivery: ‘moving towards clients’, ‘moving against clients’ and ‘moving away from clients’.

Moving towards clients, pragmatically adjusting to client’s needs, can be seen as coping in the client’s benefit. The latter two families can be seen as coping in the worker’s benefit. Moving away from clients categorizes behaviour in which frontline workers avoid meaningful interactions with clients, whilst moving against clients analyses confrontations with clients. Within these families, various ways of coping are specified.

Method
Literature search done via a systematic review of the literature from 1981-2014.

Results of systematic review

Conclusion
In sum, frontline workers seem to want to perform meaningful public service keying on their own clients, even in stressful situations. However, this does not mean that they never take policy rules into account. Frontline workers do not break the rules often, especially not when they belong to professions where the ‘organization of discipline’ and technological surveillance has a firm grip on the workplace.

Social workers and police officers break rules less often than healthcare professionals and teachers. Related to this, they far more often use the coping strategy ‘rigid rule following’. This moves beyond the particular stressful context and shows that the professional background of public service workers and the accountability measures deployed by the organizations where they work can influence the ways of coping they deploy in interactions with their clients.

Ways in which frontline workers cope is dependent on particular situational characteristics. Role conflicts in which policy rules conflict with client’s demands or worker’s own professional values may lead frontline workers to bend or break rules. When workers are confronted with clients in need and feel that they have some discretion in their work, they may use personal resources to benefit the client, or take instrumental action to alleviate the problem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

P.2.1 Spapens, A. C. M. (2019). Bestuurlijke aanpak van ondermijning: ervaringen in Nederland en het buitenland. Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht en Handhaving, 2, 85-92.

A

Bestuurlijke aanpak:
- ‘het geheel van activiteiten van gemeenten die gericht zijn op het bestrijden, voorkomen,
belemmeren en frustreren van criminele activiteiten, al dan niet in samenwerking met
andere partners in een (geïntegreerde) aanpak
- de bevoegdheden van de burgemeester als handhaver van de openbare orde, wanneer die
worden ingezet om ondermijning te bestrijden  kritiek: positie OM vervagen
- autoriteiten bestuurlijke handhavingsmaatregelen treffen om de openbare orde te
handhaven, of om de veiligheid van burgers in algemene zin te garanderen
- Het nieuwe is dus niet dat bestuurlijke maatregelen worden getroffen, maar wel dat deze
worden toegepast met het expliciete doel om criminaliteit te bestrijden, terwijl de
regelgeving daar oorspronkelijk (meestal) niet voor is geschreven

Taken:
Ten eerste en verreweg de belangrijkste is het toepassen van de mogelijkheden tot bestuurlijke
handhaving van reguleringswetgeving. Het bestuursrecht biedt ook preventieve mogelijkheden, om te voorkomen dat onveilige situaties ontstaan, of dat wordt gefraudeerd met overheidsopdrachten ensubsidies. Ten tweede heeft het openbaar bestuur de al genoemde handhaving van de openbare orde
als taak.

  • Bestuurlijke instanties zijn competent voor vergunningverlening. Afhankelijk van hoe een en ander nationaal is georganiseerd, zijn ze vaak ook verantwoordelijk voor de eerstelijns handhaving
  • De instanties hebben aldus de mogelijkheid om controles uit te voeren en wanneer sprake is
    van overtredingen, sancties op te leggen
  • Reguleringswetgeving bevat regelmatig ook een preventieve component, al naar gelang het gepercipieerde risico van de activiteit.
    Overheid
  • De overheid is zelf ook een belangrijke economische actor. Ze besteedt openbare werken aan
    en subsidieert uiteenlopende maatschappelijke activiteiten

Handhaving van de openbare orde
- Indien de politie in een gemeente optreedt ter handhaving van de openbare orde en ter
uitvoering van de hulpverleningstaak, staat zij onder gezag van de burgemeester
- In de afgelopen jaren zijn daar diverse bevoegdheden bijgekomen, zoals het aanwijzen van
veiligheidsrisicogebieden waar preventief kan worden gefouilleerd, het cameratoezicht en
maatregelen om (voetbalgerelateerde) overlast te voorkomen
- Voorts zijn in uiteenlopende bijzondere wetten bevoegdheden opgenomen, waarvan die tot
het sluiten van panden het meest in het oog springt

Bestuurlijke aanpak en ondermijning
- betrekking op legitieme economische en sociale activiteiten enerzijds en op het veroorzaken
van overlast in de openbare ruimte anderzijds.
- Ondermijning:
* in algemene zin naar de aantasting van instituties en de legale economie door criminele
activiteiten. ‘Ondermijning’ wordt daarmee meestal gerelateerd aan georganiseerde
misdaad, hoewel het begrip ook van toepassing is op corruptie binnen de overheid en op
organisatiecriminaliteit, oftewel regelovertredingen in de context van de normale
bedrijfsvoering van ondernemingen

Boven en onderwereld
- ook allerlei legale infrastructuur bij komt kijken
- criminelen de ‘bovenwereld’ om misdaadgeld wit te wassen, via reguliere financiële
instellingen of bedrijven
- conflicten in het misdaadmilieu, pogingen tot afpersing, of het simpelweg willen uitschakelen
van concurrenten, uitmonden in geweld of andere directe bedreigingen van de openbare
orde.
* Op al deze punten kan het bestuurlijke handhavingsinstrumentarium dus bijdragen aan
het voorkomen en verstoren van criminele processen.

De ontwikkeling van de bestuurlijke aanpak in Nederland -> niet echt belangrijk, beetje grote lijnen.
- Het vraagstuk kwam medio jaren tachtig van de vorige eeuw op de politieke agenda, naar
aanleiding van de sterk toegenomen schaal van de smokkel van en handel in verdovende
middelen
- Een integere overheid diende te voorkomen dat criminelen voor hun illegale activiteiten
overheidsvoorzieningen misbruikten\
- De bestuurlijke aanpak werd begin jaren negentig het eerst op poten gezet in de gemeente
Amsterdam, onder andere om te voorkomen dat criminele organisaties zich zouden mengen
in de aanbesteding van de Noord/Zuidlijn
- Bestuurlijke aanpak gehinderd door het feit dat vaak onvoldoende harde strafrechtelijke
informatie voorhanden was om tot het oordeel te kunnen komen dat sprake was van ‘ernstig gevaar’

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob)
- twijfels over de effectiviteit
- Deze wet bood de mogelijkheid om aanvragers van vergunningen en subsidies preventief te
screenen

Er was, naast de Bibob-trajecten, dringend behoefte aan meer structurele integrale samenwerking
tussen de gemeente, de politie, de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie.

Project emergo
- De kern daarvan was een convenant dat het mogelijk maakte om direct gegevens uit te
wisselen tussen deze instanties
- Op grond daarvan werden probleemanalyses gemaakt en werd samengewerkt bij het
uitvoeren van concrete interventies.
- Wat wel duidelijk werd, was dat de georganiseerde misdaad in Nederland een verre van
verborgen fenomeen is

de Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC’s)
- casussen aandragen waarin sprake is van concrete aanwijzingen dat criminele activiteiten
plaatsvinden, waarin een integrale aanpak meerwaarde biedt, waarna informatie hierover
wordt uitgewisseld en gecoördineerde interventies worden gepleegd
- Daarnaast stellen de RIEC’s ondermijningsbeelden op, waarin de aard en ernst van die
problemen worden geschetst, waarop meer algemene beleidskeuzes kunnen worden
gebaseerd. Een integrale benadering van criminaliteitsproblemen, met de bestuurlijke aanpak
als een van de hoekstenen, is thans leidend in Nederland.

Bestuurlijke aanpak in het buitenland
- onderzoek naar bestuurlijke aanpak in tien lidstaten van de EU, liet zien dat alle onderzochte
landen uitgebreide reguleringswetgeving kennen die bestuurlijk wordt gehandhaafd, en
hetzelfde geldt voor bevoegdheden inzake de openbare orde

3 categorieën
1. Ten eerste Nederland en Italië, waar specifieke wetgeving tot stand is gebracht om een
bestuurlijke aanpak van (georganiseerde) criminaliteit te bevorderen en waar ook
permanente organisatorische voorzieningen zijn getroffen, zoals de RIEC’s en de Direzione
Investigativa Antimafia
Italiaanse bestuurlijke aanpak vooral is gericht op het voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van overheidsgeld. (maffia)
- uitgebreide preventieve confiscatie- en inbeslagnemingsmodaliteiten, die anticiperen op
mogelijk toekomstig te plegen
- antimaffiawetgeving
- nadeel: geen goede regeling bestaat voor het internationaal uitwisselen van politiegegevens
met bestuurlijke instanties die de vergunningen verlenen

  1. Ten tweede Zweden, Groot-Brittannië (Engeland en Wales) en, op kleinere schaal, België enTsjechië, waar wel, al dan niet tijdelijke, organisatorische voorzieningen zijn ingericht, maar waar (nog) geen aparte wetgeving bestaat. Zweden -> groots opgezet beleidsprogramma om de problemen aan te pakken, met inbegrip van de toepassing van bestuurlijke maatregelen Zweden kent geen specifieke wetgeving ten behoeve van een bestuurlijke aanpak, waardoor
    wordt teruggevallen op voorzieningen in reguleringswetgeving.
    - In deze centra worden concrete casussen integraal besproken door de politie, de douane, het
    Openbaar Ministerie, de Belastingdienst en bestuurlijke handhavingsinstanties
  2. Duitsland, Frankrijk, Polen en Spanje, waar de coördinatie en uitwisseling van gegevens
    tussen bestuurlijke handhavers en andere instanties een meer ad-hoc en ‘informeel’ karakter
    heeft de Poolse reguleringswetgeving biedt bestuurlijke handhavers uiteenlopende mogelijkheden tot preventie en repressie
    - Zo nodig vindt samenwerking plaats tussen instanties, waarbij ‘informeel’ informatie wordt
    uitgewisseld ten behoeve van een gecoördineerde aanpak. Vervolgens treden de instanties
    op grond van hun eigen bevoegdheden op.
    Bestuurlijke aanpak: reflectie
    - bestuurlijke aanpak veel meer omvat dan alleen de Wet Bibob en het toepassen van de
    bevoegdheden van de burgemeester om de openbare orde te handhaven, wanneer er
    bijvoorbeeld drugs, illegale vuurwapens of explosieven worden aangetroffen
    - Verreweg het belangrijkste onderdeel is het brede palet aan reguleringswetgeving die
    bestuurlijk wordt gehandhaafd.
    - In Nederland heeft de zware (georganiseerde) misdaad zich vooral ontwikkeld rondom de
    handel in en later ook de productie van verdovende middelen.
    * Het bestuurlijke instrumentarium wordt daarbij enerzijds gericht op de legale onderdelen
    van die criminele bedrijfsprocessen en anderzijds op investeringen met misdaadgeld in
    legale ondernemingen.
    - De mogelijkheid om overheidsaanbestedingen en subsidies te screenen wordt in de praktijk
    maar weinig toegepast.
    - situatie in de meeste andere lidstaten gelijkaardig is.

kritiek:
- oneigenlijk beschouwde rol van de burgemeester als crimefighter.
- Het tweede kritiekpunt concentreert zich op de Wet Bibob. Draagt deze wel zoveel bij aan het bestrijden van georganiseerde misdaad?  is niet te meten en wordt er iig niet meer van

Dat er meestal geen ‘topcriminelen’ zichtbaar worden in Bibob-trajecten illustreert voorts de
preventieve werking

Zoals hier al enkele keren werd vastgesteld moet een bestuurlijke aanpak nadrukkelijk worden gezien als onderdeel van een totaalpakket. Het is één interventiemogelijkheid, maar zeker niet een magic bullit en een alternatief voor het strafrecht. De bestrijding van ondermijnende criminaliteit vergt een samenspel van instrumenten die elk hun specifieke aangrijpingspunten hebben, en in de meeste gevallen een lange adem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

p.2.1 Broekhuizen, J., Steden, R. van & Boutellier, H. (2010). Versnipperde regie. De positie van de gemeente in een lokaal veiligheidsnetwerk. Tijdschrift voor Veiligheid, 9(3), 21-33.

A

Verloedering, overlast en criminaliteit laatste decennia uitgegroeid tot wicked problems 
problemen met hoge mate van complexiteit en dubbelzinnige veronderstellingen over wat goede oplossingsrichtlijnen zijn
- Groot aantal partijen betrokken –> lokale veiligheidsnetwerken
* Kenmerkend: betrokken publieke en private partijen afhankelijk van elkaar en alleen in
onderlinge samenwerking beleid kunnen realiseren
* Twee kanten:
* Optimisme: Netwerken zijn goed alternatief voor al te afstandelijke en bureaucratische
overheidsorganisaties door de flexibiliteit van netwerken, alsook de kennis en expertise
die zij kunnen genereren (staan dichtbij de alledaagse praktijk
* Scepsis: Spanningen en conflicten voeren de boventoon. De beoogde en gewenste
beleidsuitkomsten hangen namelijk af van het aantal participanten, of zij elkaar
vertrouwen, wat hun politieke, economische en juridische status is, of ze tot een gedeelde visie kunnen komen en of (strijdige) competenties en taakstellingen tot een werkbaar geheel kunnen worden gesmeed

Overheid -> vitale functie binnen netwerken -> belang gehecht aan sturende overheid.
Ook steeds meer van gemeenten verwacht -> maar: gemeenten lijken vaak de ‘zwakste schakel’ van veilgiheidsnetwerken te zijn -> lukt niet goed om krachten binnen veiligheidsnetwerk te bundelen

Theorie
Het theoretisch uitgangspunt van netwerkbenaderingen houdt in: beleid komt tot stand in complexe interactieprocessen tussen een groot aantal actoren. Die actoren zijn wederzijds van elkaar afhankelijk, zodat beleid alleen kan worden gerealiseerd door samenwerking tussen actoren.

Veronderstelling -> centrale positie in netwerk = vereiste om goede wijze regie te kunnen voeren. Voor potentieel succesvolle regie zijn 3 randvoorwaarden: (voor het succesvol kunnen uitvoeren van gemeentelijke regietaken)
1. Vormen van een solide ankerpunt bij de totstandkoming en uitvoering van lokaal
(veiligheids)beleid  mate van centraliteit
De coördinatie van gezamenlijke activiteiten, het stimuleren van samenwerking, het
aansturen van betrokkenen, het zoeken naar afstemming en het creëren van consensus,
alsmede het monitoren van de voortuitgang
2. Goede informatie positie
Voldoende op hoogte van actuele situatie, kennis over potentie van relevante partijen in het
veld en voldoende inhoudelijke expertise bezitten
3. (doorzettings)macht
Het vermogen om min of meer duurzaam een persoon of groep ertoe te bewegen iets (niet)
te denken of (niet) te doen, wat geassocieerd wordt met het eenzijdig kunnen afdwingen van
eisen door het aanwenden van sancties of de dreiging daarmee
Prominente partijen en centrale positie
Politiediensten, gemeentelijke diensten, zorginstellingen, hulpverleners, opbouwwerkers,
woningcorporaties, een beveiligingsbedrijf en overige organisaties -> bestrijding alcohol en
drugsoverlast
- Belangrijk kenmerk van netwerk  dichtheid (density) = de mate van hoe dicht de partijen
met elkaar samenwerken (hoeveel contact)

Gemeentelijke overheid, woningbouwcorporaties en hulpverleningsorganisaties
- Prominente organisates treffen elkaar in uiteenlopende formele overleg vormen
- Binnen stadsdeel bestuurlijke afstemming plaatsvinden -> kleine kring en groot beraad
- Buurtbeheergroep heeft taak contacten te onderhouden tussen stadsdeel, popo,
woningbouwverenigingen, winkeliers en bewoners. -> overlegvormen -> convenanten met
afspraken over maatschappelijke stuen en hulpverlening, over delen en verstrekken van info
bestreffende cases en stroomlijnen van samenwerking tussen partijen -> drank en drugs
overlast verminderen

Informatiepositie
- Vooral stadsdeel, popo en GGD aanwezig -> hebben veel praktijk en beleidsinfo alsmede
kennis om probleem aan te pakken tot beschikking

Doorzettingsmacht (invloed)
Niet terug te zien -> t gemeentelijke overheden maar heel beperkt juridische en financiële
dwangmaatregelen kunnen toepassen
- Gebruik dwangmaatregleen niet gewaardeerd -> partijen beschouwen veiligheidsnetwerk
vooral als collegiaal samenwerkingsverband
- Gemeente kan niet tot samenwerking dwingen (macht), hoogstens verleiden (invloed)
- Ook informele contacten geschikt om inlvoed op andere organisaties uit te oefenen
Invulling regiefunctie
- Stadsdeel -> met name dienst openbare orde en veiligheid -> gemeentelijk orgaan
Dagelijks functioneren netwerk
- Vertrouwen in gemeente ligt lager dan bij anderen -> hangt mogelijk samen met zwakke
positie die standsdeel in informele circuit inneemt  kan regiefunctie in de weg staan

Conclusie
Voorwaarden:
1. Geslaagde regievoering (is aan voldaan)
= Het innemen van een centrale positie binnen het netwerk. Maar: deze centrale rol van de
gemeente is niet uniek en de politie en GGD bezetten ook prominente posities.
2. Goede informatiepositie (mwah; in bescheiden mate)
Ze nemen geen unieke positie in en de info die verkregen wordt komt voornamelijk uit het
formele circuit. De politie, GGD, hulpverleners en woningbouwcorporaties nemen sterkere
posities in, omdat ze over meer praktische informatie en expertise beschikken. Zij is
nadrukkelijker in het werkveld aanwezig.
3. Doorzettingsmacht (x)
Is onwenselijk voor de onderlinge verhoudingen. Invloed uitoefenen op basis van praten en
onderhandelen, van geven en nemen, blijkt een grotere betekenis te hebben. afgezet tegen
bv. politie en hulpverlening is de gemeente geen belangrijke speler op het uitvoeringsniveau

versnipperde regie ontstaan -> geen sprake gewenste regiefunctie van stadsdeel -> verlies aan
overwicht en vertrouwen

verklaringen/oorzaken:
1. Gemeente heeft ingewikkeld taken pakket -> hoge eisen gesteld aan laten functioneren van ‘integrale’ veiligheid en het voeren van regie. Organisaties in veld zijn niet snel tevreden

  1. Stadsdeel opereert voornamelijk op achtergrond -> gemeente zou als overheidsorgaan sleutelpositie moeten bezetten -> stadsdeel te weinig op uitvoerend niveau om effectief regie over dagelijkse reilen en zeilen van veiligheidsnetwerk te kunnen voeren
  2. Binnen netwerken bestaan er continue belangentegenstellingen en conflicten, bv. Over het delen van informatie. Conflicterende belangen -> negatieve consequenteies voor wederzijdse tevredenheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

p.2.1 Salet, R. (2019). Verborgen strijd in het veiligheidsdomein: over samenwerking tussen politie en gemeente bij de bestuurlijke aanpak van overlast en criminaliteit. Tijdschrift voor Veiligheid, 18(1), 3-18.

A

SALET (2019):

Dit artikel heeft gekeken naar de wijze van samenwerking tussen politie en gemeenten in de praktijk, welke factoren en omstandigheden daarbij een rol spelen en welke gevolgen deze samenwerking heeft voor de verhouding tussen de twee actoren. Hierbij wordt gefocust op gebiedsverboden, woningsluitingen en BIBOB-toetsen.

Tot midden jaren ’80 was de aanpak de exclusieve taak van de politie en het OM. Afgelopen jaren waren er veranderingen door het ontstaan van een high crime society, verlies van een vanzelfsprekend gezag van de overheid en ervaren machteloosheid in de aanpak van problemen.  Nederlandse gemeenten kregen een belangrijkere rol en burgemeesters steeds meer bevoegdheden: aanwijzen van een veiligheidsrisicogebied waar preventief kan worden gefouilleerd, het opleggen van gebiedsverboden en huisverboden, het sluiten van panden of de mogelijkheid vergunningen te weigeren of in te trekken ter preventie van criminaliteit. Verwacht kan worden dat burgemeesters voor de toepassing van deze bevoegdheden in grote mate afhankelijk zijn van de politie. Zo spelen de politie en haar informatie vermoedelijk een grote rol bij de besluitvorming. Ook ligt het voor de hand dat de politie bij de uitvoering, controle en handhaving hiervan betrokken is. Daarnaast kan de burgemeester politie aansturen ter handhaving van de openbare orde.

Onder de noemer ‘lokaal integraal veiligheidsbeleid’ wordt verwacht van diverse actoren dat zij hun verantwoordelijkheid nemen in de preventieve aanpak van onveiligheid. Dit is van belang aangezien afzonderlijke organisaties immers onvoldoende kennis, capaciteit of mandaat zouden hebben. op basis van eerder onderzoek naar intergenerationele samenwerking in NL zijn 4 ideaaltypen te onderscheiden.

4 ideaaltypen van interorganisationele samenwerkingen:
1. Communicatiemodel = onderlinge communicatie en informatie-uitwisseling.
2. Coöperatiemodel = er is een gezamenlijk probleembesef. Betrokken partijen behouden echter hun eigen grenzen en identiteit.
3. Coördinatiemodel = partijen werken op systematische wijzen, is sprake van een gezamenlijk probleembesef, informatie-uitwisseling en afstemming van de werkzaamheden. Middelen worden gebundeld.
4. Federatiemodel = partijen werken op systematische wijzen, is sprake van een gezamenlijk probleembesef, informatie-uitwisseling en afstemming van de werkzaamheden en er is hier bovenop ook nog sprake van centrale sturing.

Interne en externe factoren die intergenerationele samenwerking beïnvloeden
Mate van integratie van de werkzaamheden bij interorganisationele samenwerking is afhankelijk van:
- Superstructure; consensus over passende rol, werkterrein en de aard van de taken en de werkwijzen van betrokken partijen
- Partijen moeten positief over het belang van elkaars werk beoordelen; en
- Er moet Coördinatie en afstemming zijn over de werkzaamheden. In hoeverre hier sprake van is hangt af van de substructure: in staat zijn hulpbronnen te verdelen, verwerven en beschermen.

De mate van afhankelijkheid
1. Symbiotische interdependentie = betrokken partijen vullen elkaar aan en kunnen aan elkaars doelen en taken bijdragen
2. Competitieve interdependentie = partijen concurreren met elkaar doordat zij gelijksoortige
organisaties betreffen en overlap bestaat in domein, hulpbronnen of producten.

Dingen die nodig zijn voor samenwerking: -
- Informele en open relaties tussen betrokken partijen met een zekere mate van stabiliteit en
continuïteit. Partijen moeten elkaar hierbij vertrouwen
- Hoge contactfrequentie, wederzijds respect, begrip en vertrouwen
- Regelmatig informatie uitwisselen
- Flexibel opstellen
- Probleemgerichtheid en een heldere probleemdefinitie
- Consensus over aanpak
- Voldoende steun en autonomie in eigen organisatie. Interne communicatie van belang
- Doel en belang van samenwerking moet worden gezien door organisaties. Echter hoeft het
niet persé als primair doel te gelden
- Wijze van coördinatie
- De mate waarin partijen elkaars inzet en betrokkenheid positief beoordelen

Belang van wederzijdse afhankelijkheid van partijen voor samenwerking, Centrale
organisatie/bovenbouw en de consensus hierover, Partijen zijn in de basis in staat om hun middelen te delen, Geïntegreerde werkwijze, Partijen vullen elkaar aan en kunnen aan elkaars doelen bijdragen

Bestuurlijke bevoegdheden in de praktijk
Een deel van de bevoegdheden worden niet gebruikt voor de burgemeesters, maar dit is anders voor de volgende bevoegdheden:
- Gebiedsverbod; worden ingezet bij problemen van overlast en criminaliteit veroorzaakt door
bepaalde personen of groepen. Het doel is het herstellen van de openbare orde. Kan
preventief en repressief worden ingezet. Politie voert het gebiedsverbod dat door de
gemeente is afgegeven uit.
- Samenwerking: Wanneer een gebiedsverbod wordt ingezet, vindt er vooraf een verregaand
en breed samenwerkingsverband plaats met andere partijen als jongerenwerk,
hulpverleningsinstanties en dienst Toezicht en Handhaving. Zij overleggen regelmatig met
elkaar. Alle partijen kunnen problemen signaleren, elkaar informeren en adviseren over de
aanpak. Vaak worden er ook andere maatregelen ingezet naast het gebiedsverbod 
* Kleine afstand tussen politie en gemeenten
* Coördinatiemodel en coöperatiemodel
- Woning sluiten; met als doel normale woonsituatie te herstellen en illegale situatie te
beëindigen. Herstel van de openbare orde en een signaal afgeven door gemeente als in
krachtig optreden zijn belangrijke doelen in de praktijk. Bij het aantreffen van een
handelshoeveelheid harddrugs wordt de woning in de regel direct gesloten voor een periode
van 3 tot 6 maanden, terwijl bij softdrugs doorgaans eerst een waarschuwing uitgaat. Politie
verstrekt informatie aan gemeente die zij heeft verzameld. De informatie gaat ook naar
andere actoren zoals woningcorporaties, energiebedrijven en belastingdienst.
* De samenwerking berust grotendeels op het uitwisselen van informatie van
partijen, waarna iedere partij haar verantwoordelijkheid neemt voor haar deel
van het probleem; politie zorgt voor het strafrechtelijk deel en de gemeente voor
de woningsluiting  Coöperatiemodel
* Afstand groter tussen politie en gemeenten ten opzichte van gebiedsverboden
(grotere afstand tussen gemeente en politie)
- Bibob-toetsen= bestuursorganen kunnen bepaalde subsidies of vergunningen weigeren of
intrekken, indien het gevaar bestaat dat daarmee strafbare feiten zullen worden gepleegd.
Doel; voorkomen dat georganiseerde criminaliteit gepleegd wordt. Advies aan de gemeenten
wordt gegeven door Landelijk Bureau Bibob. Bibop-toets wordt vaak ingezet bij vergunningen
die worden verleend in specifieke branches als seksinrichtingen, coffeeshops en
horecabedrijven. Als de gemeente hiernaar onderzoek doet levert de politie informatie
hiervoor.
* Hier is de Grootste afstand tussen politie en gemeenten; betrokkenheid van de politie
blijft beperkt tot het aanleveren van informatie  leidt tot weinig initiatief vanuit
politie, gebrekkige informatie, vertrouwen en relaties lastig op te bouwen.
Samenwerking vindt op afstandelijke wijze plaats.
* Communicatiemodel

Relevante factoren voor de samenwerking
- Vertrouwen tussen de betrokken partijen en de betrokken medewerkers; Frequent overleg
(in persoon) tussen politie en gemeente, als ook informele, persoonlijke relaties tussen
vertegenwoordigers van beide partijen kunnen het onderling vertrouwen bevorderen. Het
gaat hierbij onder meer om ‘korte lijntjes’, ‘elkaar kennen’, ‘elkaar weten te vinden’ en ‘elkaar kunnen bereiken’.
- Het is van belang dat partijen elkaar informeren en op de hoogte brengen van welke stappen
op welk moment worden gezet; soms worden hier dan ook formele procedures van
informatie-uitwisseling vermeden.
- Ten slotte wordt samenwerking bevorderd door een gemeenschappelijke definitie van de aan
te pakken problemen en van de wijze waarop deze moeten worden aangepakt.

Begrijpen van de afstand
Politiemensen zijn zich vaak niet bewust van de (on)mogelijkheden van de burgemeesters, omdat zij sterk gericht zijn op handhaving d.m.v. strafrecht en op hun kerntaken. Ook zien veel politiemensen de uitvoering van deze bevoegdheden niet als hun verantwoordelijkheid, maar bij uitstek als die van de gemeenten. Bovendien probeert een deel van de politiemensen met de toepassing van de bevoegdheden vooral strafrechtelijke handhaving te bevorderen of daarmee te compenseren voor het in hun ogen falende strafrecht. Bv. sluiten van woning als een crimineel niet strafrechtelijk aangepakt kan worden. Letterlijk= politie handelt dingen strafrechtelijk af en als dit niet lukt wordt het doorgeschoven naar een andere actor, zoals een gemeente.

Ambivalentie
De rol van de politie is vooral gericht op crime fighting en harde repressieve aanpak; andere taken worden op afstand gehouden.
Deze terugtrekkende beweging van de politie gaat gepaard met de ontwikkeling dat gemeenten steeds meer taken in de aanpak van overlast en (georganiseerde) criminaliteit naar zich toe trekken. Uit dit onderzoek blijkt echter dat politiemensen nog een stap verder gaan. Immers, als zij aan een harde, repressieve aanpak een bijdrage kunnen leveren in het kader van een bestuurlijke aanpak die soms een straffend karakter heeft, laten zij het regelmatig afweten. Kwaliteit schiet soms zo tekort en politie schuift de verantwoordelijkheid voor uitvoering van bestuurlijke bevoegdheden snel bij
gemeenten. Zo heeft de politie een terughoudende beweging, terwijl gemeenten juist in toenemende mate taken in de aanpak van overlast en (georganiseerde) criminaliteit naar zich toe trekken. Zij krijgen hier dan ook steeds meer bevoegdheden voor.

Uit onderzoek blijkt dat de wijze waarop gemeenten met de toenemende hoeveelheid bevoegdheden omgaan, varieert. Tegenover meer terughoudende gemeenten die slechts een bescheiden rol voor zichzelf zien in de bestuurlijke aanpak van criminaliteit, staan de hard optredende gemeenten met een alternatief voor de falende strafrechtelijke; zij proberen hun eigen informatiepositie te verbeteren en zich onafhankelijk te maken van de politie die soms onvoldoende in staat is relevante informatie aan te leveren. Toch blijkt de posities die gemeenten innemen ambivalent. Zij vinden dat politie herhaaldelijk tekort schiet bij bestuurlijke aanpak. Oplossing is niet verbetering en versterking van de rol van de politie hierin, maar versterking van middelen van de politie bij haar traditionele strafrechtelijke rol (zoals uitbreiding recherchecapaciteit voor georganiseerde criminaliteit). Daarnaast probeert gemeente haar rol te versterken door zich onafhankelijk te maken van politie en door meer bevoegdheden te vragen om slagkracht te kunnen vergroten en effectiever te kunnen optreden.

Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat een deel van de gemeenten bij de aanpak van overlast en
(georganiseerde) criminaliteit ‘in het gat probeert te springen’ dat de politie laat vallen. Deze
gemeenten proberen hun positie, middelen en bevoegdheden in het veiligheidsdomein te versterken. Deze ‘winst’ voor gemeenten in het veiligheidsdomein loopt parallel aan ‘verlies’ voor de politie. Dit verlies biedt de politie echter nog meer gelegenheid taken af te schuiven en zich nog sterker te richten op het domein van strafrechtelijke handhaving en het verdelen, verwerven en beschermen van de beschikbare hulpbronnen daarbij.  Verschuiving van symbiotische interdependentie naar competitieve interdependentie.
- Symbiotische interdependentie: zowel gemeente als politie beschikten over middelen en
bevoegdheden die elkaar versterken, naar
- Competitieve interdependentie: de harde repressieve aanpak van de gemeente met de harde
repressieve aanpak door de politie. Hierbij is winst voor de een, verlies voor de ander

DUS: er blijkt geen sprake te zijn van consensus over de passende rol en werkterrein van politie en gemeenten in veiligheidsdomein. Er lijkt eerder een verborgen strijd gaande te zijn wat de effectiviteit kan belemmeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

P.2.1 Vorm, B., & Duyne, P. C. (2020). De burgemeester als ‘sheriff ’ in de aanpak van ondermijnende misdaad: op weg naar een wettelijke grondslag?. Tijdschrift voor Veiligheid, 19(4), 54-68.

A

Ondermijnende criminalteit  naast het strafrecht wordt ook het bestuurs- recht ingezet. Waar
aanvankelijk de nadruk lag op de aanpak van georganiseerde misdaad is deze geleidelijk aan
verschoven in de richting van de meeromvattende ondermijnende misdaad

Moet burgemeester meer rechten krijgen? -> wettelijk karakter
- Taak van sherrif en misdaadbestrijder

Twee kampen:
1. Burgemeester als sheriff
2. Behoedzame burgemeester

Spanning rechtsbescherming en instrumentaliteit  wet van biboob vs. Privacyschending
- Wet Bibob wordt uitgebreid, zodat burgemeesters elkaar ook onderling mogen tippen over de toepassing van de Wet Bibob in een individuele zaak

Historische ontwikkeling aandacht ondermijnende misdaad
- In het kader van de bestuurlijke aanpak van ondermijning wordt het bestuursrecht verder
versterkt, bijvoorbeeld door de invoering van een nieuwe sluitingsbevoegdheid in het geval
van een beschieting van een woning en bij het aantreffen van wapens (art. 174a
Gemeentewet), een wijziging van de Wet Bibob, en een verruiming van artikel 13b Opiumwet

De drie rollen van de burgemeester kort besproken: burgervader, openbare-ordehandhaver en
Sherif:
De rol van sheriff zou op gespannen voet staan met de taak van de burgemeester als burgervader en de bewaker van orde en rust -> ‘vijand’ van rechtsstaat kunnen zijn -> ontwikkelijk gemeente als veiligheidsorganisatie

Burgemeester als burgervader
- sportkampioenen huldigen, lintjes uitreiken, honderdjarigen fêteren, en bij treurige
gebeurtenissen blijken van medeleven geven, zoals burgemeesters doen ten tijde van de
coronacrisis
- Deze taak van de burgemeester staat echter op gespannen voet met zijn of haar openbareordetaak
- Een burgemeester die handhavend moet optreden, kan op dat moment uiteraard geen
burgervader zijn – of in elk geval een zeer gestrenge -> relativeren: popo moet ook hulp
verlenen en tegelijkertijd handhaven rechtsorde

Burgemeester als handhaver van openbare orde
- De openbare orde omvat derhalve het voorkomen van strafbare feiten, maar niet de
bestrijding van misdaad

Burgemeester als sheriff
- Een burgemeester die een taakopvatting als sheriff aanvaardt, ziet voor zichzelf een rol
weggelegd als een bestrijder van misdaad
- uitbreiding van de sluitingsbevoegdheid voor burgemeesters wegens verstoring van de
openbare orde door ernstig geweld of wapens

Er is sprake van een tendens dat burgemeesters – in de strijd tegen ondermijnende misdaad – onder het mom van de handhaving van de openbare orde extra bevoegdheden krijgen toebedeeld, waar ook de uitbreiding met de mogelijkheid van woningsluiting door de burgemeester onder valt  legitimiteitsbeginsel probleem -> geen bevoegheid zonder wettelijke grondslag

de burgemeester heeft een traditionele taak als burgervader, een wettelijke taak als handhaver van de openbare orde en naar de letter van de wet (a contrario) geen taak als sheriff.

Er bestaat een discrepantie tussen law in action (de burgemeester als sheriff) en law in books (de burgemeester als handhaver van de openbare orde)

Het belang van de wijziging van de Wet Bibob voor B als sherif:
-Op grond artikel 3 Wet Bibob is het mogelijk dat bestuursorganen beschikkingen weigeren of
intrekken als sprake is van een ernstig gevaar van misbruik van de beschikking.
- Voor een doeltreffende toepassing van deze wet is het noodzakelijk dat het bestuursorgaan,
vaak de burgemeester of het college van burgemeester en wet- houders, beschikt over
politiële en justitiële gegevens.
- Popo: Hun rol lijkt te zijn beperkt tot die van informatieverschaffer
- Een belangrijke wijziging betreft de ‘tipfunctie’. Daarmee kan het bestuurs- orgaan worden
getipt om in een specifiek geval een Bibob-onderzoek te starten en eventueel vervolgens een
advies aan te vragen aan het Landelijk Bureau Bibob
* Landelijk Bureau Bibob de mogelijkheid het bestuursorgaan rechtstreeks te tippen,
zonder tussenkomst van het Openbaar Ministerie
* Ook wordt de mogelijkheid geschapen dat bestuursorganen elkaar onderling tippen
over de wenselijkheid een Bibob-onderzoek te verrichten.
* Hierbij komt ook nog dat de mogelijkheden voor het verrichten van eigen onderzoek
door gemeenten verder worden verruimd.
- rol van het bestuursorgaan bij de toepassing van de Wet Bibob steeds sterker
- bestuursorgaan ertoe een krachtiger eigen rol te vervullen  Landelijk Bureau Bibob krijgt de mogelijkheid af te zien van het geven van een advies als het van mening is dat het
bestuursorgaan onvoldoende eigen onderzoek heeft verricht.

Bestaan dat de wortels van de Wet Bibob liggen in de bestuurlijke aanpak van de georganiseerde misdaad
- aanpak van ondermijning ook steeds meer zijn invloed gelden in het openbare-orderecht

De Wet Bibob is gericht op het voorkomen dat overheidsbesluitvorming misdadige activiteiten mogelijk maakt, waardoor de integriteit van het openbaar bestuur zou worden aangetast.

Taakopvatting van de burgemeester als sherif en bezien in hoe- verre een wettelijke grondslag voor deze taak noodzakelijk is voor de juridische onderbouwing van zijn optreden

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
- De Afdeling blijkt evenwel afwijzend te staan tegenover deze uitbreiding van het openbareordebegrip:
* omdat het voorkomen van criminaliteit vanouds al in de openbare-ordetaak ligt
besloten
* begrip openbare-orde ruim uitleggen -> ook voorkoming strafbare feiten die invloed
hebben op de orde in de gemeentelijke samenleving
* Ook kan hij reeds diverse bestuurlijke instrumenten inzetten. De burgemeester heeft
in deze zin voldoende ruimte om vanuit zijn verantwoordelijkheid een wezenlijke
bijdrage te leveren aan de aanpak van ondermijnende misdaad
* ruime uitleg (met name als het gaat om bestrijding van mis- daad) tot rolvervaging
met andere overheidsorganen leiden, in het bijzonder politie en justitie
* veelomvattendheid van de ondermijningsproblematiek de nadruk moeten liggen op
goede samenwerking en optimale benutting van bevoegdheden.
* voor zover het streven zou zijn om de taak van de burgemeester daadwerkelijk uit te
breiden tot de bestrijding van misdaad in brede zin, dit niet past in de rolverdeling in
het huidige staatsbestel

Reflecties op het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
- legaliteitsbeginsel: overheidsoptreden dient te berusten op een in de wet neergelegde
bevoegdheid
* Een burgemeester die toepassing geeft aan de Wet Bibob beoogt hiermee te
bereiken dat de (georganiseerde) misdaad niet wordt geholpen door zijn
besluitvorming, maar de toepassing van deze bevoegdheid heeft geen betrekking op
de handhaving van de openbare orde
* Het gaat er in ieder geval deels om de ondermijnende misdaad aan te pakken
- Kritiek op punt begrip openbare-orde:
* bevoegdheden van de burgemeester hebben niet uitsluitend te maken met de
voorkoming van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust in de
gemeentelijke samenleving
* voorbeelden: wet bibob, wet tijdelijk huisverbod, opiumwet -> sluiten woningen
* soms ook bestraffend en vergeldend doel -> bezig misdaadbestrijding

wettelijke codificering van burgemeester als bestuurlijke misdaadbestrijder
Kijkend naar de toepassing van de bevoegdheden van de burgemeester kan op goede gronden
worden betoogd dat de burgemeester reeds de ondermijnende misdaad aan het bestrijden is. In die zin kan de burgemeester worden aangemerkt als sheriff. Er bestaat aldus een kloof tussen het bepaalde in artikel 172, lid 1, Gemeentewet en de praktijk

De codificatie van de wettelijke taakstelling ‘het bestuurlijk bestrijden van strafbare feiten’13 in de Gemeentewet betekent niet dat de burgemeester opsporingsambtenaar in de zin van artikel 141 Wetboek van Strafvordering wordt.
- Wel zal wettelijk worden erkend dat de burgemeester kan optreden ter bestuurlijke
bestrijding van de misdaad, zoals hij nu ook in bepaalde gevallen kan doen. Dit lijkt me in
overeenstemming met het legaliteitsbeginsel.

Conclusie
- De taak van de burgemeester als handhaver van de openbare orde is aan de randen vaag,
want het begrip ‘openbare orde’ is onafgebakend
- Hoewel de Wet Bibob onder omstan- digheden aan de burgemeester de bevoegdheid
toekent om bepaalde vergunnin- gen te weigeren of in te trekken wegens de aanwezigheid
van een ernstig gevaar van misbruik, vloeit deze bevoegdheid op geen enkele wijze voort uit
artikel 172, lid 1, Gemeentewet
- Hetzelfde geldt voor de burgemeester die een persoon uit huis plaatst op grond van de Wet
tijdelijk huisverbod of een burgemeester die een bestuurlijke boete oplegt wegens
overtreding van de Drank- en Horecawet.
- Er is met andere woorden sprake van een spanning tussen enerzijds de openbare-orde- taak
van de burgemeester in de Gemeentewet en anderzijds specifieke handha- vende taken die
niet de openbare orde betreffen in bijzondere bestuursrechtelijke wetten.
- Vanuit dit gezichtspunt is het aanbevelenswaardig de burgemeester naast de functie van
openbare-ordehandhaver de wettelijke taak te geven misdaad bestuurlijk te bestrijden

Bezien vanuit het legaliteitsbeginsel zijn er twee mogelijkheden: of de burgemees- ter gaat ‘terug in het hok’ van uitsluitend openbare-ordehandhaver of zijn taak als misdaadbestrijder krijgt een wettelijke grondslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

P.2.1 Salet, R., & Terpstra, J. (2022). Conflicting institutional logics in the control of crime and disorder: The double strategy of administrative and criminal law. Criminology & Criminal Justice, online first. https://doi.org/10.1177/17488958221112061Links to an external site.

A
  • Het strafrecht wordt steeds vaker aangevuld met bestuursrecht  dubbele strategie
    o Zou voor een effectievere aanpak moeten zorgen
    o Zou ter compensatie zijn wat het strafrecht niet lukt betreft de aanpak van georganiseerde misdaad.
    o Maar dit zorgt er wel voor dat de traditionele onderscheidingen tussen bestuursrecht en strafrecht verdwijnen.
  • In Nederland word deze dubbele strategie al gebruikt sinds eind jaren 80
  • Het bestuursrecht ligt in Nederland bij de burgemeester  burgemeester is neutraal en voert deze macht uit.
  • Ontwikkelingen sinds jaren 90:
    o Sinds begin jaren 90 is het bekend dat alleen strafrechtelijke actoren niet goed criminaliteit alleen aan kunnen pakken.  lokale overheid speelt steeds meer een rol.
    o Focus meer op georganiseerde misdaad
    o Als gevolg, nieuwe bevoegdheden van het bestuursrecht zijn gecreeërd voor de preventie en controle van criminaliteit en onrust (voor het eerst toegepast bij red light district).
  • Hoofdvraag van deze studie is hoe bestuursrechtelijke bevoegdheden gebruikt worden in de lokale controle van criminaliteit en hoe de lokale overheid en de politie samenwerken.
  • Bevoegdheden burgemeester:
    o Introductie veiligheidscamera’s
    o Gebiedsverbod
    o Maatregelen tegen voetbal hooligans
    o Sluiten van woningen en panden
    o Goedkeuring of afkeuring van vergunningen, subsidies en contracten
  • Ookal houden strafrecht en bestuursrecht zich soms bezig met dezelfde problemen, er zijn wel verschillen:
    o Verschil in perspectief: strafrecht focust op de daad en de dader, bestuursrecht focust zich op kwesties van openbare orde.
    o Verschil in doelen: bij strafrecht is vergelding het doel bij bestuursrecht is het handhaving en herstel
    o Verschil in organisatie en actoren: bij bestuursrecht is de burgemeester, bij strafrecht de officier van justitie.
  • In nederland handelt de politie binnen zowel het strafrecht als het bestuursrecht onder het gezag van zowel OVJ als de burgemeester.
  • Institutonal logics:
    o Definitie: verwijst naar sets van praktijken en symbolische presentaties, zoals frames, regels, normen en opvattingen. Een centrale vraag hierbinnen is hoe meerdere logica’s naast elkaar kunnen bestaan en of deze combinaties leiden tot spanningen.
    o Zijn van belang om te begrijpen hoe individuen en organisaties hun praktijken en handelingen kunnen organiseren.
    o Deze theorie gaat er vanuit dat in complexe samenlevingen, inidividuen en organizaties geconfronteerd worden met meerdere logistieken en dat hierdoor spanningen ontstaan omdat bijvoorbeeld verschillende regelens en normen en waaren gaan botsen met elkaar.
     Als gevolg gaan ze opzoek naar manieren om hier mee om te gaan, wat vaak tot veranderingen leidt 
  • Assimilatie: combineren van praktijken en symbolen van de verschillende logistieken, maar de originele blijft dominant.
  • Elaboration (uitwerking): de heersende logica wordt verder versterkt
  • Proces of expansion and contradiction: verandering in reikwijdte van de institutionele logica.
  • De drie administratieve maatregelen in de praktijk:
    o Het gebiedsverbod:
     Wordt ingevoerd om onrust te stoppen die gecreeërd worden door bepaalde personen of groepen.
     Wordt ingevoerd vanwege voetbal (hooligan) problemen
     Wordt ingevoerd bij hotspots in of dichtbij steden met veel overlast veroorzaakt door prostitutie, drugs handel en drugs gebruik.
     Is om te laten zien dat bepaald gedrag niet geaccepteerd wordt en on
     Politie agenten voeren steeds minder vaak een gebiedsverbod in, omdat ze er niet goed bekend mee zijn.
  • Politieagenten vullen niet goed alle informatie in, waardoor de gemeente de juiste informatie niet krijgt.
    o Sluiting van panden:
     Wordt gedaan om illegale praktijken te stoppen en rust terug te brengen.
     Als de politie een huis vind waar drugs in wordt gemaakt, geeft de poltie dat aan bij de gemeente d.m.v een report. Dit kan soms even duren omdat ze druk bezig zijn met onderzoek, daarom worden huizen soms pas veel later gesloten.
     Omdat de gemeente zo afhankelijk is van de infromatie van de poltie, maar dit vaak lang duurt, regelen ze het vaak zelf.
    o The BIBOB Act:
     Weigeren van vergunningen of subsidies die gebruikt worden voor georganiseerde misdaad.
     Deze verantwoordelijkheid ligt bij gemeentes, maar ook hier weer afhankelijk van informatie die wordt gegeven door de politie.  vaak niet tevreden met informatie van politie.
     Soms moet de burgemeester alsnog een vergunning accepteren, ookal wordt verdacht dat het voor illegale praktijken wordt gebruikt. Dit wordt gedaan om het onderzoek van de politie niet te verstoren (anders weet de dader dat hij bekeken wordt).
    o De reden die wordt gegeven voor dat de politie minder goed informatie levert, is het verschil in interesse en belang  politie is minder gefocust op adminisratief werk.
  • Dubbele strategie en tegenstrijdige institutionele logica’s
    o Bestuursrecht zou vaker gebruikt worden voor preventieve doelen, maar in Nederland wordt het ook vaak gebruikt als een reactie op.
    o De uitvoeringen van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke procedures verschillen
     Politie richt zich niet goed op administratief werk
     Politie wil vaak meteen problemen op een straat laten eindigen ipv kantoorwerk.
     De werkroutines van politieagenten passen niet bij de bestuursrechtelijke procedures.
     Verschil in werkwijze
  • Voorbeeld: poltie kan maanden de tijd nemen om genoeg bewijs en informatie te verzamelen, en de gemeente moet dan lang wachten op de informatie die ze nodig hebben terwijl ze het zo snel mogelijk willen afhandelen.
     Verschil in prioriteit: prioriteit wordt vaak gegeven aan het onderzoek door de politie
    o Verandering in reikwijdte van de logica’s van strafrecht  strafrecht is dominant, wat voor spanningen zorgt.
     Veel politieagenten zien ook wel het nut van bestuursrecht en vinden het goed.
     Sommige burgemeesters vinden dat het uitvoeren van bestuursrecht botst met andere taken die zij hebben.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

p.2.2 Karsten, N. (2019). Not biting the hand that feeds you: How perverted accountability affects the ethical leadership of Dutch mayors. Public Integrity, 21(6), 571-581.

A

Volgens de Nederlandse Gemeentewet bevordert de burgemeester de administratieve integriteit van de gemeente. Dit houdt in dat de burgemeester verplicht is om op te treden tegen integriteitsschendingen (bijv. criminele invloeden die lokale besluitvorming beïnvloeden). Deze verantwoordelijkheden gaan mee met de traditionele opvatting dat een burgemeester de ‘bewaker van de lokale democratie’ moet zijn. Van een Nederlandse burgemeester wordt verwacht dat hij op een politiek onafhankelijke manier handelt, zonder een politieke agenda na te streven. Er zijn een aantal op wetgeving gebaseerde institutionele aspecten m.b.t. deze positie en verwacht gedrag:
* De burgemeester is voorzitter van zowel de gemeenteraad als het gemeentebestuur. In de rol als voorzitter van beide organen wordt van de burgemeester verwacht dat hij optreedt als contactpersoon tussen de twee.
* De besluitvorming van de Raad van Bestuur is collectief bij de wet.
* Nederlandse burgemeesters worden bij koninklijk besluit benoemd, in eerste instantie voor een periode van 6 jaar, waarbij benadrukt wordt dat ze geacht worden op afstand te opereren van de lokale politieke partij intriges.

De zorgwekkende (precarious) ethische leiderschapsrol van Nederlandse burgemeesters Vanuit deze positie van politieke onpartijdigheid, wordt van burgemeesters verwacht dat zij hun specifieke leiderschapsrol vervullen in het toezicht houden op de kwaliteit van de lokale besluitvorming. Zo kan de introductie van de formele verantwoordelijk voor het bevorderen van de administratieve integriteit in 2016 worden gezien als de formalisering van hun bestaande taken. Deze integriteitswet van 2016 maakte de rol van ethisch leiderschap explicieter en heeft mogelijk het belang ervan bij burgemeesters vergroot. Deze ethische leiderschapsrol is vergelijkbaar met de leiderschapsrol van andere ethische leiders, zoals managers en supervisors. Er is echter een belangrijk verschil. Terwijl de meeste studies zich richten op ethisch leiderschap door superieuren over hun ondergeschikten, houden burgemeesters toezicht op de integriteit van hun collega’s. Nog belangrijker, in het geval van raadsleden houden burgemeesters in feite toezicht op de integriteit van hun superieuren. Dit komt doordat burgemeesters volledige verantwoording over hun daden als ambtsdragers verschuldigd zijn aan hun raden, inclusief alle capaciteiten die rechtstreeks door de wetgever aan burgemeester worden verleend. Bovendien kan de raad een burgemeester verwijderen bij meerderheid van stemmen en de raad bepaalt effectief of een burgemeester in functie blijft. Nederlandse burgemeesters zijn dus sterk afhankelijk van de politieke steun van de raad.

Een situatie van ‘perverted accountability’ en het potentiële risico voor ethisch leiderschap De toegenomen verantwoordingsplicht heeft geleid tot de invoering van strengere verantwoordingsrelaties tussen burgemeester en zowel hun lokale raden als hun kiezers. Het oorspronkelijke doel van de verhoogde verantwoordelijkheid van de burgemeester was het bevorderen van de democratische legitimiteit van de lokale overheid. Bovendien wordt verantwoording gezien als een bron van goed bestuur. Klantpraktijken, belangenconflicten en criminele invloeden hebben allemaal het potentieel om de verantwoording te vervormen door druk uit te oefenen die besluitvormers als onwettig beschouwen. Ondanks bezorgdheid heeft experimenteel onderzoek aangetoond dat accountors (?) in hypothetische situaties niet toestaan dat deze als onwettig ervaren druk de beslissingen nadelig beïnvloeden. Volgens huidige theorieën zal het gedragsconformiteitseffect van verantwoording alleen optreden als de accountor de verantwoordingsplicht als legitiem beschouwd. Het wordt dus niet verwacht dat een ongepaste verantwoordingsplicht burgemeesters ervan zal weerhouden actie te ondernemen in geval van integriteitsschendingen.

In de literatuur wordt echter steeds meer erkend dat de verhoogde burgermeesterverantwoordelijkheid onverwachte risico’s voor goed bestuur heeft opgeleverd. Kritische waarnemers vrezen dat situaties van ‘perverted accountability’ zijn ontstaan, waarbij besluitvormers geconfronteerd worden met eisen, die zij als onwettig beschouwen, om te handelen in strijd met de beroepsethiek en om politieke sancties te riskeren als ze niet buigen voor dergelijke drukken. Zulke zorgen zijn vooral groot m.b.t. de ethische leidende rol van Nederlandse burgemeesters. Hoewel er grote zorgen zijn over ‘perverted accountability’ is er nog weinig onderzoek naar gedaan en zijn empirische studies zeldzaam. In reactie daarop concentreert het huidige onderzoek zich op beslissingen in de praktijk. De onderzoeksvraag is als volgt: Hoe beïnvloeden de verantwoordingsdrukken die als onwettig worden ervaren door burgemeesters deze lokale uitvoerende machten bij het nemen van assertieve acties tegen beweerde integriteitsschendingen? Het huidige onderzoek evalueert het controversiële argument dat verantwoording slecht kan zijn voor democratie.

Methodologie
De analyse is gebaseerd op vier focusgroepen, waaraan in totaal 21 burgemeesters hebben deelgenomen en op negen interviews met individuele burgemeesters die te maken hebben gehad met integriteitsschendingen. De focusgroepen werden gebruikt om spanningen bij de Nederlandse burgemeesters te identificeren en uit te werken. Het doel van het gebruik van focusgroepen was om het risico op het krijgen van individuele strategische antwoorden van burgemeesters te verminderen door groepscontrole van directe collega’s.

Resultaten
* Een meerderheid van de deelnemers erkende het feit dat de raad de meerdere is van de burgemeester (dus dat de raad in feite boven de burgemeester staat). Het is daarom voor burgemeesters nogal een ongemakkelijke verplichting om, als het nodig is, op ethisch gebied op te treden tegen hun meerdere. Het brengt veel zorgen over de positie van hen als burgemeester met zich mee.
* Soms ervaren burgemeesters een verantwoordingsdruk die zij zien als onwettig. Bijvoorbeeld: wanneer een burgemeester handelt tegen (wat zij zien als) een integriteitsschending, en daarbij in conflict komen met een wethouder die het niet eens is met deze beslissing, en hierbij de steun had van de leiders van 2 politieke partijen in de raad
* Verschillende burgemeesters hebben gesuggereerd dat niet alle burgemeesters hun rug recht zullen kunnen houden en optreden tegen integriteitsschendingen wanneer dat nodig is, vanwege de druk die sommige wethouders/raadsleden op hen uit zullen oefenen.
* Geen van de geïnterviewde burgemeesters gaf toe ooit toe te hebben gegeven aan dit soort onwettige druk
* Maar: in de privé interviews gaf een aantal burgemeesters toe niet altijd op te hebben getreden tegen integriteitsschendingen, vanwege de risico’s.
* Dus: deze burgemeesters gaven toe dat ze hebben gefaald in hun taak van ethisch leider, terwijl ze wel de verplichting voelde om op te treden.
o Redenen waarom ze niet optreden:
 Persoonlijke risico’s
 Gezondheidsrisico (bijv. burn out)
 Veiligheidsrisico (bijv. geïntimideerd voelen)
 Baanonzekerheid/verlies van carrière
 Familieproblemen (bijv. problemen met zijn vrouw)
 Positionele risico’s:
 Ostracisme/uitbanning (bijv. iemand staat er alleen voor)
 Slechte werkrelaties
 Afgenomen effectiviteit (bijv. achterdochtig behandeld worden)

Conclusie en discussie
Het onderzoek heeft aangetoond dat er verschillende redenen zijn om geen sterk ethisch leiderschap uit te oefenen. Leiders met ethische verantwoordelijkheden zien af en toe af van het optreden tegen integriteitsschendingen wanneer zij geconfronteerd worden met verantwoordingsdruk die zij als onwettig ervaren wanneer zij hoge persoonlijke of positionele risico’s lopen (spreekt dus bestaande literatuur tegen). Interviews waren effectiever bij het blootleggen van dit fenomeen dan focusgroepen. Er wordt o.a. gesuggereerd dat degenen die corrigerende maatregelen vermijden gewoon zwakke leiders zijn of zwakke persnaoonlijkheden hebben, omdat ze toegeven aan de druk. Het huidige onderzoek suggereert dat er meer rekening gehouden moet worden met contextuele factoren. Vooral als individuele raadsleden waartegen een burgemeester handelt vanwege integriteitsschendingen de steun van andere raadsleden kunnen krijgen en daardoor de burgemeester onder onnodige politieke druk kunnen zetten, kunnen situaties van perverse verantwoording naar voren komen.

Eigenlijk kan je dit artikel heel kort samenvatten: ethisch leiderschap is moeilijk voor burgemeesters, omdat burgemeesters de raad moeten controleren, maar de raad kan er ook voor zorgen dat burgemeesters ontslagen kunnen worden. Dit zorgt ervoor dat burgemeesters niet altijd iets tegen integriteitsschendingen durven te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

p. 2.2 Nelen, H. (2016). De bijzondere opsporingsdiensten en toezichthouders. In: M. Bolhuis, Y. Schoenmakers & G. Beijers. (Red.). Actoren in de strafrechtspleging. (pp. 35-53) Den Haag: Boom criminologie. (Canvas)

A

Op de bijzondere terreinen van de publiekrechtelijke rechtshandhaving (milieu, volkshuisvesting, sociale zekerheid, ruimtelijke ordening, arbeidsveiligheid enz.) is sprake van een toenemende integratie van, en samenwerking tussen, overheidsinstanties. Er is steeds meer samenwerking met private organisaties. Externe toezichthouders hebben zich ontwikkeld tot een zelfstandig bestuursorgaan (opereren niet onder gezag van OM i.t.t politie bijv.). Verklaring: diverse diensten vervullen specifieke taken op specifieke terreinen, waarop specifieke wegging van kracht is. Verschillende vakministers kunnen invloed uitoefenen op uitgangspunten en uitvoering van bijzondere rechtshandhaving —> slecht voor efficiëntie.

De institutionele context van de bijzondere rechtshandhaving
Bijzondere rechtshandhaving in historisch perspectief
Het onderscheid tussen algemene en bijzondere politie is al heel oud. In de romeinse tijd was deze onderscheid er al. Het bestuursrecht heeft in de loop der jaren steeds meer bevoegdheden gekregen, zoals het opleggen bestuurlijke boete. Deze ontwikkeling - minder strafrechtelijke aanpak, meer en krachtdadiger bestuurlijke afdoening door boetes en dwangsommen - kwam na 1988 in een stroomversnelling. Wetenschappers betogen dat er aldus naast het strafrecht eigenlijk een ‘bestuursstrafrecht’ is ontstaan. Het handhavingsinstrumentarium is breed en het bestuursstrafrecht kent verschillende soorten sancties, zoals bestuursdwang, de bestuurlijke dwangsom, intrekking van de vergunning, sluiting of de bestuurlijke boete.

Bij het bepalen van het instrument dat in een gegeven situatie het meest geschikt is wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen een punitieve/repressieve handhavingsstrategie en een coöperatieve/preventieve handhavingsstrategie:
1. Punitieve/repressieve handhavingsstrategie: nadruk op afschrikking van (potentiele) overtreders door opleggen punitieve sanctie (boete). Door leedtoevoeging hoopt men dat de overtreder in de toekomst van herhaling af zal zien.
2. Coöperatieve/preventieve handhavingsstrategie: beoogt organisaties door voorlichting, onderhandeling en overleg tot regelnaleving te bewegen door hoogstens opleggen reparatie sancties (gericht op herstel)

Bij aanpak van organisatiecriminaliteit is de strategie die wordt gevolgd mede afhankelijk van inschatting of nietnaleving van de wettelijke regels gevolg is van amoreel, calculerend gedrag van de onderneming, van gebrek aan kennis over die regels of gebrek aan overtreding dat naleving van die regels een belangrijk algemeen belang dient.

De taken van de bijzondere opsporingsdiensten in het strafproces
In de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten is een onderscheid aangebracht tussen diensten die vooral belast zijn met een (bestuurlijke) inspectietaak en diensten die belast zijn met strafrechtelijke handhavingstaken. Dit heeft ertoe geleid dat er vier ‘echte’ bijzondere opsporingsdiensten zijn, zoals vastgelegd in artikel 2 van de Wet C:
1. Een bijzondere opsporingsdienst, ressorterend onder de minister van Financiën, in casu de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD);
2. Een bijzondere opsporingsdienst, onder de minister van Infrastructuur en Milieu, in casu de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Inspectie Leefomgeving en Milieu van het (ILT-IOD);
3. Een bijzondere opsporingsdienst, ressorterend onder de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, in casu de Inlichtingenen Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWAIOD).
4. Een bijzondere opsporingsdienst, onder de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de directie Opsporing van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

Deze opsporingsambtenaren ontlenen hun (algemene) opsporingsbevoegdheid aan artikel 141 Sv en staan daarmee op gelijke voet met een politieambtenaar. De beperkte opsporingsbevoegdheid voor ambtenaren werkzaam bij diverse inspecties stoelt op artikel 142 Sv. Deze bevoegdheid is afgebakend en beperkt zich tot de lichte delicten (overtredingen en eenvoudige misdrijven op heterdaad).

De toebedeling van taken en verantwoordelijkheden is geregeld in artikel 3 t/m 8 van de Wet BOD. De primaire taak is strafrechtelijke handhaving van beleidsinstrumentele wetgeving. Daartoe beschikken alle BOD’en over een eigen Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE). Strafrechtelijke handhaving wordt echter beschouwd als het topje van de ‘handhavingspiramide’, als een ultimum remedium. Het strafrecht wordt pas gebruikt wanneer andere vormen van stimulering en sanctionering geen effect hebben. Uit artikel 7 en 8 blijkt dat het Functioneel Parket een belangrijke rol heeft: dit onderdeel van het OM heeft het formele gezag over de vier BOD’en. Dit is om de samenwerking met de politie te verbeteren. Regels omtrent de organisatie van en het beheer over de BOD’en zijn terug te vinden in de artikelen 9 tot en met 12 van de Wet BOD. Het beheer over een BOD berust bij de minister van het departement waaronder de desbetreffende dienst ressorteert. Deze minister stelt samen met de minister van Veiligheid en Justitie, na advies van het college van procureurs-generaal, periodiek de hoofdlijnen vast van het beleid met betrekking tot de taakuitoefening door de BOD’en.

Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD)
Organisatie
* Onder het ministerie van Financiën
* Landelijk opererende opsporingsdienst van de Belastingdienst, verricht daarnaast ook toezicht- en opsporingsactiviteiten
* Beschikt over eigen criminele inlichtingen eenheid, forensisch IT-team, observatieteams, aanhoudingseenheden, forensisch technische recherche en 3 Hit And Run Cargo (HARC)-teams in Rotterdam, Amsterdam en Schiphol

Werkterrein
De FIOD verricht niet alleen opsporingsonderzoeken op het gebied van belastingfraude, maar ook op:
* Andere vormen van fraude, zoals premiefraude, illegale tewerkstelling, uitkeringsfraude, EU-fraude, douanefraude (smokkel en ontduiken van invoerrechten) en witwassen. Met opsporing van deze fiscale, economische en financiële fraude probeert ze bij te dragen aan bestrijding van georganiseerde criminaliteit en handhaving van integriteit van het financiële stelsel.
* Ook is ze belast met de opsporing van inbreuken op het auteursrecht met betrekking tot muziek, film en software. Ten slotte speelt de dienst een belangrijke rol in de aanpak van het witwassen van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Signalen die opborrelen vanuit de Belastingdienst over ongebruikelijke transacties worden gebundeld en doorgegeven aan de Financial Intelligence Unit. Andersom kunnen meldingen vanuit de FIU over verdachte transacties aanleiding zijn om nader onderzoek naar criminele geldstromen in te stellen. De FIOD werkt samen met andere organisaties die betrokken zijn bij witwasbestrijding: politie, OM, FIU, NWVA, ILT-IOD, Anti Money Laundering Centre (AMLC) en Europol, DNB en AFM

Inlichtingen- en opsporingsdienst van de inspectie leefomgeving en transport (ILT-IOD) Organisatie
* Onder ministerie van Infrastructuur en Milieu
* Bestaat uit 8 directies:
1) Handhavingsbeleid,
2) Rail- en wegvervoer,
3) Scheepvaart,
4) Luchtvaart,
5) Afval, industrie en bedrijven,
6) Wonen, water en producten,
7) Autoriteit woningcorporaties en
8) Bedrijfsvoering
* De ILT-IOD is organisatorisch ondergebracht onder de directie afval, industrie en bedrijven. De JLT/IOD bestaat uit drie onderdelen: informatievergaring en analyse, criminele inlichtingen, en opsporing.

Werkterrein
* Onderzoeken zijn gericht op personen/bedrijven die regelgeving op het gebied van woningcorporaties, milieu en werkgebied van andere directies van de ILT stelselmatig en op een ernstige manier overtreden (georganiseerde criminaliteit en organisatiecriminaliteit).
* Er werken rechercheurs, analisten, technische en juridische specialisten, forensisch accountants, digitale rechercheurs, strategisch adviseurs en experts op het gebied van het inwinnen en opwekken van inlichtingen en informatie.
* Prioriteiten zijn: llegal export van afval naar het buitenland, criminele gedragingen met verontreinigende bodem, llegal vuurwerk, strafbare handelingen met asbest en bunkerolie en fraude bij woningcorporatie

Nederlandse voedsel- en waren autoriteit-inlichtingen- en opsporingsdiensten (NVWA-IOD)
Organisatie
* Onder Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
* De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bestaat uit zeven onderdelen: vijf divisies, een stafdirectie en een Bureau Risicobeoordeling & onderzoeksprogrammering.
* De organisatie staat onder leiding van een inspecteur-generaal. Hij vormt samen met de plaatsvervangend inspecteur-generaal en de directeuren de directieraad van de NVWA.

Werkterrein
* De NVWA-IOD heeft alle domeinen van de NVWA als werkterrein. Ze is derhalve actief op onder andere terrein van diergezondheid, dierwelzijn, diergeneesmiddelen, vleesketen, voedselveiligheid, meststoffen, gewasbescherming, natuur, de visketen, alcohol en tabak, veilige consumentenproducten en Europese en nationale subsidieregelingen.
* De NVWA-IOD richt zich voornamelijk op complexe, georganiseerde en internationaal georiënteerde criminaliteit. Op alle hiervóór genoemde terreinen heeft deze BOD ook een functie in de sfeer van de afhandeling van internationale (rechtshulp)verzoeken.

Inspectie sociale zaken en werkgelegenheid (inspectie SWZ)
Organisatie
* Inspectie SZW is een samenvoeging van organisaties en activiteiten van de voormalige Arbeidsinspectie, de Inspectie Werk en Inkomen en de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).
* Meldingen komen bij een van de regionale fraudeloketten binnen, waar vervolgens in samenspraak met het OM wordt bepaald of een zaak opsporing behoeft. Zware criminaliteit, een bepaalde financiële ondergrens en maatschappelijke relevantie vormen hierbij de selectiecriteria.
* Het expertisecentrum van de dienst bestaat onder andere uit misdaadanalisten, forensisch accountants en een digitaal rechercheteam. Dit team probeert informatie van allerlei (digitale) gegevensdragers toegankelijk te maken.

Werkterrein Door de opsporingsunit worden opsporingsonderzoeken verricht naar zware complexe fraudezaken op het terrein van werk en inkomen. Misbruik van sociale wetgeving en de voorzieningen die daaruit voortvloeien, wordt daarmee bestreden. Denk aan fraude met volksverzekeringen (zoals AOW), sociale voorzieningen (bijstand) en arbeidsmarktregelingen. Grootschalige identiteitsfraude, werkgeversfraude en subsidiefraude zijn specifieke aandachtspunten. Daarnaast doet de Inspectie SZW aanbevelingen met betrekking tot het beleid, wetgeving en uitvoering voor wat betreft de aan het ministerie verbonden onderwerpen, door onder andere inzicht te verschaffen in de aard en omvang van fraudezaken
Integrale rechtshandhaving en de dilemma’s die daarmee samenhangen
* Aanpak waarin een fenomeen zowel lokaal, regionaal als op landelijk niveau en waar nodig op internationaal niveau wordt aangepakt
* Hierin ontwikkelen alle betrokken partijen in onderlinge samenhang een werkwijze, waarbij zowel bestuurlijke, administratiefrechtelijke, strafrechtelijke als internationale aspecten voldoende aanbod komen
* 10 Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIEC’s) in het land opgericht die fungeren als informatieknooppunt tussen verschillende bij de geïntegreerde aanpak (waar convenant voor getekend is) van georganiseerde criminaliteit betrokken instanties
* Speerpunten: aanpak mensenhandel, fraude in de vastgoedsector, georganiseerde hennepteelt, vrijplaatsen en witwassen
* Samenwerken is lastig, gemeenschappelijk doel van handhavingsinspanningen wordt nog wel eens uit oog verloren
* BOD’s hebben in vergelijking met reguliere opsporing meer te maken met niet-aangiftecriminaliteit, waardoor ze zelf actief op zoek moeten gaan naar overtredingen en misdrijven
o Voordeel: inzet van beschikbare mensen en midden en het behalen van gestelde doelen is in theorie eenvoudiger te bepalen dan binnen de politie, omdat deze minder afhankelijk zijn van externe, vaak moeilijk beïnvloedbare variabelen
o Keerzijde: moeilijk om volledige en accurate informatiepositie op te bouwen. Beschikbare info is te beperkt en te gefragmenteerd. + Door fusie moeten met minder mensen meer werkterreinen bestreken worden

Toezichthouders
Ook toezichthouders spelen in de wereld van de rechtshandhaving een belangrijke rol. Zij beschikken over verschillende instrumenten om naleving van rechtsregels af te dwingen, waarbij de bestuurlijke boete de meest in het oog springende (punitieve) sanctie is. 4 functies van financieel toezicht (elke functie toebedeeld aan aparte toezichthouder):
1. Systeemtoezicht: De Nederlandse Bank
o Bewaken stabiliteit van het financiële stelsel als zodanig
o Stabiele prijzen, goed lopend betaalverkeer
o Kijken of de instellingen die opereren voldoende solide en betrouwbaar zijn
2. Prudentieel toezicht: De Nederlandse Bank
o Naleving van bedrijfseconomische normen binnen financieel stelsel monitoren en bewaken
o Beoogt risico op faillissementen van bedrijven te reduceren
o Richt zich ook op betrouwbaarheid, integriteit en deskundigheid van leidinggevenden en beleidsbepalers en op de bedrijfsvoering van financiële ondernemingen
o DNB kan financiële instellingen een vergunning weigeren indien zij te doen heeft met onbetrouwbare bestuurders en deze laten vervangen integriteitstoezicht binnen financiële sector
3. Integriteitstoezicht: De Nederlandse Bank
o Doel: voorkomen dat financiële stelsel wordt misbruikt voor criminele doeleinden
4. Gedragstoezicht: AFM
o Doel is dat marktprocessen volgens regels verlopen en dat klanten worden beschermd tegen financiële constructies waarvan zij de gevolgen niet goed kunnen overzien (financiële instellingen waren zo druk bezig met het aan de man brengen van financiële producten dat de vraag of de klant de polis überhaupt nodig had en had begrepen welke kosten eraan verbonden waren naar de achtergrond was verdwenen)
o AFM onderzoekt verder o.a. handel in aandelen met voorwetenschap en houdt toezicht op accountants en pensioenfondsen

Conclusie
Veld van de publiekrechtelijke rechtshandhaving is heel versnipperd. Handhavingsinstrumenten die worden ingezet om naleving te bevorderen leunen niet alleen op strafrecht, maar steeds meer ook op bestuursrecht. Mede a.g.v. een aantal ernstige fraudezaken is de maatschappelijke roep om meer en beter extern toezicht toegenomen. Heeft geleid tot nieuwe regelgeving en de invloed van externe toezichthouders vergroot.

Alleen toezicht is niet genoeg. In geval van verdenking van strafbare feiten is het soms aangewezen om een opsporingsonderzoek te starten —> dan komen de BOD’en in beeld (soms in samenwerking met politie). Verschillende actoren proberen hun beleid en uitvoering daarvan beter op elkaar af te stemmen —> bijv. in RIECverband/andersoortige coalitie. Het is de vraag hoe lang we in de wereld van de strafrechtelijke opsporing kunnen blijven vasthouden aan een model waarin de reguliere politie opereert naast de 4 BOD’en. BOD’en komen namelijk via hun specifieke taakstelling steeds verder in aanraking met de gewone georganiseerde misdaad, terwijl de reguliere politie ook terreinen is gaan bestrijken die voorheen tot het exclusieve werkgebied van de bijzondere diensten behoorden. Als gevolg hiervan zijn de BOD’en en de reguliere politie in de bestrijding van zware criminaliteit naar elkaar toegegroeid en is het vermoedelijk een kwestie van tijd voordat dit ook consequenties heeft voor de wijze van organisatie en aansturing van de verschillende opsporingseenheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

p 2.2 Van Ostaaijen, J., van den Kieboom-Bolluyt, E., & Ritzen, R. (2023). Openbare orde en veiligheid in het college van burgemeester en wethouders: De rol van de’ wethouder veiligheid’. Tijdschrift voor Veiligheid, 22(1), 23-38.

A

Gemeentelijke aanpak van veiligheidsproblematiek:
Het lokaal bestuur van een gemeente wordt gevormd door de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester, alle drie met hun eigen taken en bevoegdheden. De gemeenteraad bepaalt als ‘hoogste orgaan’ de algemene lijnen van het beleid, controleert het college en stelt de begroting vast. Het college vormt het dagelijks bestuur van de gemeente. De burgemeester is naast voorzitter van de gemeenteraad en het college ook verantwoordelijk voor enkele specifieke bij wet opgedragen taken, zoals op het gebied van openbare orde en veiligheid. Op zowel nationaal als decentraal niveau hebben meerdere organisaties en overheidslagen taken en verantwoordelijkheden ten aanzien van veiligheid. De gemeente voert de regie over het lokale veiligheidsbeleid. De VNG onderscheidt daarin de volgende ‘veiligheidsvelden’: veilige woon- en leefomgeving, bedrijvigheid en veiligheid, jeugd en veiligheid, fysieke veiligheid en integriteit en veiligheid, met daarbinnen vele subvelden.1 Daarnaast is er aandacht voor enkele strategische thema’s: informatiemanagement, gedigitaliseerde criminaliteit en zorg en veiligheid. Naast de regierol die de gemeente bezit op het gebied van lokaal veiligheidsbeleid heeft de burgemeester een wettelijke taak op het gebied van openbare orde en veiligheid. Op basis van artikel 172 lid 1 Gemeentewet (handhaving openbare orde) en artikel 4 lid 1 Wet veiligheidsregio’s (gezag bij brand en ongevallen) is de burgemeester als bestuursorgaan verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid. In lid 2 van deze artikelen wordt de burgemeester exclusief de bevoegdheid gegeven hierop actie te ondernemen, bijvoorbeeld door het geven van bevelen. Deze exclusieve bevoegdheid kan niet gemandateerd of gedelegeerd worden aan het college van burgemeester en wethouders of een wethouder. De bevoegdheden die de burgemeester heeft op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) kunnen wel gemandateerd worden aan de politie. De burgemeester en de officier van justitie maken in de driehoek afspraken over de inzet van de politie. De gemeenteraad kan aan de burgemeester zijn wensen meegeven. Het lijkt er tot dusver op dat de rol van een individuele wethouder in het lokaal veiligheidsbeleid beperkt is. Het college draagt zorg voor de uitvoering van het veiligheidsbeleidsplan en de gemeenteraad controleert het college daarop. De rol van de wethouder is formeel beperkt, omdat hij of zij geen staatsrechtelijk zelfstandige positie en daarmee geen zelfstandige bevoegdheden heeft. Dat heeft te maken met het collegialiteitsbeginsel, wat impliceert dat de wethouder niet kan optreden als afzonderlijk bestuursorgaan. Daardoor kunnen ook geen collegebevoegdheden aan de wethouder worden gedelegeerd. Het overdragen van bevoegdheden kan alleen binnen het systeem van mandatering. Er wordt wel eens geopperd om, in het kader van de verzelfstandiging van het wethoudersambt, delegatie van bestuursbevoegdheden aan collegeleden op basis van de Gemeentewet mogelijk te maken (Engels, 2015), maar dat lijkt vooralsnog niet aan de orde.

Wethouder veiligheid:
In de handreiking voor een Integraal Veiligheidsplan (IVP) bleek al dat lokale veiligheid veel beleidsterreinen omvat, inclusief beleidsterreinen die doorgaans horen bij portefeuilles van (andere) wethouders. Daarbij is bijvoorbeeld te denken aan veiligheidsvraagstukken rondom infrastructuur en woon- en leefomgeving. Daarnaast heeft het sociaal domein veel raakvlakken met veiligheidsvraagstukken. Dat is sterker geworden sinds de decentralisaties in het sociaal domein in 2015, waarbij gemeenten de verantwoordelijkheid kregen op het gebied van zorg, participatie en zelfredzaamheid, werk en jeugdhulp. Raakvlakken zijn onder meer te vinden bij jongeren die beschermd moeten worden tegen uitbuiting, uitsluiting, pesten, intimidatie en geweld en loverboyproblematiek. Er zijn allerlei initiatieven om die verankering van veiligheidsbeleid en dergelijke portefeuilles te verstevigen. Zo gaf de Vereniging van Nederlandse Gemeenten al in 2014 aan dat de decentralisatie van de Jeugdwet niet los kan worden gezien van het veiligheidsbeleid en adviseerde ze de burgemeester om relevante wethouders uit te nodigen in de lokale driehoek wanneer er specifieke veiligheidsonderwerpen zoals jeugd aan de orde zijn (VNG, 2014). Ook het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid gaf aan dat zorggerelateerde onderwerpen steeds meer ter sprake komen en integraal opgepakt dienen te worden. Om die reden is het verstandig om de wethouder ‘Zorg’ bij het driehoeksoverleg te laten aansluiten.

4.1 Feiten en cijfers over de wethouder veiligheid In 2020 zijn er in Nederland 1389 wethouders actief (Jansen, Denters & Van Zuydam, 2019). Daarvan zijn er 108 die één of meer van de begrippen veiligheid, openbare orde en/of handhaving in hun portefeuille hebben. Zij zijn actief in 96 gemeenten. Dat betekent dat 8% van de wethouders in Nederland veiligheid, openbare orde en/of handhaving in hun portefeuille hebben en dat in 27% van de gemeenten een dergelijke ‘wethouder veiligheid’ aanwezig is. Tussen de drie begrippen die we bij een wethouder veiligheid onderscheiden, zitten de nodige verschillen. Het begrip ‘veiligheid’ komen we 23 keer tegen, in 20 gemeenten en bij 22 verschillende wethouders.2 Het begrip komt in verschillende combinaties voor, zoals externe of integrale veiligheid, maar ook specifiekere varianten zoals kustveiligheid, gezin en veiligheid, wijkveiligheid, informatieveiligheid en spoorveiligheid (zie tabel 1). Het begrip ‘handhaving’ komen we 90 keer tegen, in 83 gemeenten en bij 90 wethouders. Sommige gemeenten hebben dus meerdere wethouders die handhaving in hun portefeuille hebben. Als we vervolgens kijken naar waar de wethouders veiligheid werkzaam zijn, zien we dat Friesland het hoogste aantal gemeenten met een wethouder veiligheid kent (39%) en Zeeland de minste (15%). In absolute zin kent Noord-Brabant de meeste wethouders veiligheid (19) en Flevoland, Zeeland en Groningen de minste (ieder 2). Het merendeel van de wethouders veiligheid is man. Dat geldt voor 87 van de 108 wethouders (81%). Dat wijkt af van de al scheve verhouding; van alle wethouders in Nederland is 73% man (Ministerie van BZK, 2021). Als laatste hebben we gekeken naar de partij waar de wethouders veiligheid van afkomstig zijn. Dan blijkt dat de lokale partijen met 38% en de VVD met 25% veruit de grootste leveranciers van wethouders veiligheid zijn. Het CDA staat met 14% op de derde plaats. Samen leveren deze drie partijen meer dan driekwart van de wethouders veiligheid, maar het is vooral de oververtegenwoordiging van de VVD-wethouders die opvalt (zie tabel 2).

4.2 De reden voor het aanstellen van een wethouder veiligheid Uit de media-analyse en met name uit de interviews zijn de volgende redenen voortgekomen voor het aanstellen van een wethouder veiligheid: als aanjager, als coördinator en als terechtwijzing.

  • Een wethouder veiligheid als aanjager
    Verschillende politieke partijen noemen veiligheid als een belangrijk aandachtspunt in hun verkiezingsprogramma (Wagenaar & Van Ostaaijen, 2018). Het aanstellen van een wethouder veiligheid kan binnen en buiten het gemeentehuis uitdragen dat het voor de initiatiefnemers belangrijk is de veiligheid in de gemeente te verbeteren. Naast deze politieke en soms zelfs symbolische reden is er ook een meer bestuurlijke reden. Alle collegeleden, zo stelt een van de geïnterviewden, moeten beseffen dat veiligheid ook een verantwoordelijkheid van hen is. Een wethouder veiligheid kan dat besef vergroten door continu aandacht voor het onderwerp te blijven vragen, ook bij de onderwerpen die in de portefeuilles van collega-wethouders zitten. Volgens een van de geïnterviewden is dat zeker nodig, omdat de meeste wethouders ‘totaal geen affiniteit met veiligheid’ hebben; ‘het merendeel [van de collegeleden] interesseert zich er ook niet erg voor’. Een risico van het om die reden een wethouder veiligheid aanstellen is dan nog wel dat er een omgekeerd effect kan optreden. De andere wethouders kunnen namelijk vinden dat ze door een wethouder veiligheid juist minder hoeven te doen. Veiligheid zit immers al in de portefeuille van hun collega, waardoor ze er zelf minder aandacht en middelen voor vrij hoeven te maken.
  • Een wethouder veiligheid als coordinator
    De wethouder veiligheid als coördinator van het veiligheidsbeleid gaat verder waar de aanjager stopt. Ook onderwerpen als ruimtelijke ordening en het sociaal domein hebben een duidelijk veiligheidsaspect. Denk onder meer aan het gebruik van panden voor criminele doeleinden of het inzetten van kwetsbare jongeren voor drugshandel. Zoals een van de geïnterviewde wethouders het zei: ‘Veiligheid is breder dan de burgemeestersportefeuille, het is een satéprikker, die overal doorheen gaat.’ De wethouder veiligheid heeft als coördinator de impliciete, maar doorgaans expliciete bevoegdheid zich ook met andere portefeuilles te (kunnen) bemoeien ten behoeve van veiligheid. ‘Als ik bijvoorbeeld jeugdoverlast wil aanpakken in een bepaalde wijk (…) dan ga ik naar mijn collega die gaat over speeltoestellen en naar een andere wethouder die gaat over de openbare ruimte.’ Een grote meerwaarde is dan wel dat de wethouder veiligheid een eigen budget heeft.
  • Een wethouder veiligheid als terechtwijzing
    Een laatste reden voor het aanstellen van een wethouder veiligheid die wij in het onderzoek tegenkwamen, was dat er binnen de lokale politiek onvrede kan bestaan over de burgemeester en dan met name over de manier waarop hij of zij omgaat met vraagstukken die betrekking hebben op openbare orde en veiligheid. Het aanstellen van een wethouder veiligheid kan dan worden opgevat als een negatief signaal richting burgemeester. Een ‘gele kaart’ zoals dat door een geïnterviewde werd genoemd. Deze reden komt, zo lijkt het, weinig voor en wordt ook door alle betrok- Openbare orde en veiligheid in het college van burgemeester en wethouders. De rol van de ‘wethouder veiligheid’ Tijdschrift voor Veiligheid 2023 (22) 1 doi: 10.5553/TvV/.000043 9 kenen als onwenselijk gezien. Een wethouder veiligheid kan namelijk alleen goed functioneren als de samenwerking met de burgemeester goed is (zie par. 4.3). Als een wethouder veiligheid wordt gezien als een vermeend brevet van onvermogen van diezelfde burgemeester, zet dat de samenwerking mogelijk al snel onder druk.

4.3 Samenwerking burgemeester en wethouder veiligheid
Alle geïnterviewden zijn het eens over het belang van een goede samenwerking tussen burgemeester en wethouder veiligheid. Zij moeten allebei de wil, houding en kwaliteiten hebben om van de samenwerking en het functioneren van de wethouder veiligheid een succes te maken. ‘Als ik niet met de burgemeester door één deur zou kunnen, zouden onze netwerken niet voor elkaar beschikbaar zijn. We hebben afgesproken dat we toegang krijgen tot elkaars netwerken en dat werkt goed. Ik ervaar het als erg prettig’, stelt een van de wethouders veiligheid. Een burgemeester verwoordt dit vanuit zijn optiek: ‘Een goede samenwerking met de wethouder veiligheid is belangrijk. Maar het ligt aan de persoon van de wethouder. Het is een leerproces, benadrukt een van de wethouders. De burgemeester en hij lopen elkaar dagelijks voor de voeten, maar – zo voegt hij eraan toe – ‘wij leren elke dag’. Dat leerproces ontstaat soms vanzelf. In één gemeente zijn ze ‘gewoon begonnen’ met een wethouder veiligheid en na verloop van tijd werd duidelijk hoe de rollen van die wethouder en de burgemeester met elkaar verweven werden. Een van de wethouders meent dat dit misschien niet voor iedereen is weggelegd.

4.4 Taken en taakverdeling
De wethouders veiligheid definiëren hun functie breed. Een wethouder noemt zichzelf onder andere verbinder, enthousiasmeerder, ambassadeur, boegbeeld en inhoudelijk meedenker. Een andere is bezig met het ‘aan elkaar knopen van netwerken’. Als bewoners van een flat klagen over overlast en over het feit dat er niets aan gedaan wordt, ligt hier een taak voor de wethouder veiligheid. Hij is dan degene die stadswachten stuurt, overleg pleegt met de bewoners, de politie en de burgemeester. Een andere wethouder veiligheid houdt zich naar eigen zeggen vooral bezig met preventieve veiligheid. De burgemeester gaat over het inzetten van repressive
Een voorbeeld hiervan is het thema ondermijning. De burgemeester gaat in dat voorbeeld over het handhaven van de openbare orde en veiligheid en de wethouder veiligheid houdt zich bezig met buurtpreventie en het voorkomen van jeugdoverlast. Het onderscheid tussen preventie en repressie wordt in de interviews vaker aangehaald als taakverdeling tussen wethouder veiligheid en burgemeester. Een wethouder geeft het als volgt weer: ‘Ik ben de coördinerende strateeg die alles aan elkaar knoopt. Als er acute problemen zijn, dan komt de burgemeester in beeld. De burgemeester heeft zijn eigen domein. Alles wat buiten dat domein valt, komt terecht bij de wethouder veiligheid.’ De al dan niet duidelijke taakomschrijving die een wethouder veiligheid bij zijn of haar start meekrijgt, neemt niet weg dat de aanwezigheid van een wethouder veiligheid soms tot verwarring kan leiden. Daar moet onder andere ook de ambtelijke organisatie aan wennen. De ambtenaren zien dat in de praktijk: ‘Wie loopt bij wie binnen? Wij zijn aan het leren hoe die verhoudingen tot elkaar komen te liggen. We hanteren (…) vooral een pragmatische aanpak. Wij zijn gewoon begonnen en dan zien we wel hoe die rollen met elkaar verweven worden’, aldus een van de geïnterviewde wethouders veiligheid. Terreinen die voor wethouders veiligheid daarbij het minst toegankelijk zijn, zijn de politie en het Openbaar Ministerie. In het driehoeksoverleg is doorgaans alleen ruimte voor de burgemeester. Wanneer er al een wethouder veiligheid aanschuift, dan zit hij daar in de regel als locoburgemeester. Vanuit de politie wordt een enkele keer zelfs gezegd dat de aanwezigheid van een wethouder ‘wel ingewikkeld’ is. Bepaalde informatie wordt wel gedeeld met de burgemeester, maar niet met de wethouder veiligheid. Een van de wethouders: ‘Ik merk dat vaak als ik in een overleg zit met meerdere burgemeesters. Als ze dan zien dat er ineens ook een wethouder aan tafel zit, dan fronzen ze hun wenkbrauwen

De wethouder veiligheid: een afweging
In deze paragraaf zetten we de bevindingen uit het onderzoek op een rij, in de vorm van enkele voordelen en nadelen die het aanstellen van een wethouder veiligheid met zich mee kan brengen. Daarop volgen enkele aandachtspunten om bij een dergelijke aanstelling in overweging te nemen.

5.1 Mogelijke voordelen wethouder veiligheid – Een grotere bewustwording van het belang van veiligheid Met een wethouder veiligheid wordt het belang van een goed lokaal veiligheidsbeleid benadrukt. Dat is niet alleen een symbolische actie, maar kan binnen de context van het college en de ambtelijke administratie concreet effect hebben. In gemeenten waar de wethouders gewend zijn dat veiligheid vooral een taak van de burgemeester is, kan een wethouder veiligheid bijdragen aan het besef dat hun portefeuilles, zoals sociaal domein en ruimtelijke ordening, een belangrijke veiligheidscomponent hebben en dat zij in hun voorbereiding van de besluitvorming dat belang dienen mee te nemen. – Een betere coördinatie tussen collegeleden Juist met het besef dat veiligheid in vrijwel alle portefeuilles van belang is, groeit de noodzaak aan een duidelijke afstemming daartussen. Een wethouder veiligheid kan daar met een gecoördineerd lokaal veiligheidsbeleid aan bijdragen, in het bijzonder met (meer) aandacht voor preventie. Een eigen budget is daarbij behulpzaam. – Directe steun voor de burgemeester Onder meer door de toenemende problematiek van ondermijning wordt de portefeuille van burgemeesters steeds zwaarder. Door meer verantwoordelijkheid bij een wethouder neer te leggen, wordt de burgemeester enigszins ontlast en wordt de gezamenlijke slagkracht groter. – Een democratischer gelegitimeerd(er) veiligheidsbeleid Meer dan een burgemeester is een wethouder veiligheid, via verkiezingen, lokaal democratisch verankerd. Juist omdat veiligheid een belangrijk(er) onderwerp is, kan dat de democratische verantwoording ten goede komen. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat dit geen groot discussiepunt was in de interviews, en het is ook zeker niet zo dat burgemeesters volledig buiten democratische controle staan.

5.2 Mogelijke nadelen wethouder veiligheid – Twee (beperkt samenwerkende) kapiteins op hetzelfde schip Los van de onoverdraagbare bevoegdheden van de burgemeester is er geen duidelijke scheidslijn tussen wat een wethouder veiligheid doet of moet doen en wat een burgemeester doet of moet doen met betrekking tot lokaal veiligheidsbeleid. Het onderscheid tussen preventie en repressie, wat in de praktijk vaak impliciet of expliciet wordt gehanteerd, helpt enigszins, maar voorkomt geen overlap of bevoegdheidstwisten in concrete situaties. Deze kunnen zich voordoen, zeker als de burgemeester weinig bereidheid heeft de wethouder toegang te geven tot ‘zijn’ terrein en netwerk. Los van de onproductieve energie (en Openbare orde en veiligheid in het college van burgemeester en wethouders. De rol van de ‘wethouder veiligheid’ Tijdschrift voor Veiligheid 2023 (22) 1 doi: 10.5553/TvV/.000043 13 kosten) die dergelijke discussies over verantwoordelijkheden opleveren, zal een wethouder veiligheid makkelijker het onderspit delven bij conflicten. Dit heeft te maken met de exclusieve bevoegdheden van de burgemeester op het terrein van openbare orde en veiligheid, maar ook met het aanzien en vertrouwen dat een burgemeester doorgaans binnen de lokale gemeenschap heeft; bij veiligheidsincidenten willen veel mensen toch vooral (actie van) de burgemeester zien. – Afschuifgedrag van andere collegeleden Veiligheidsbeleid dient een verantwoordelijkheid van het hele college te zijn. Een wethouder veiligheid kan daaraan bijdragen. Dat neemt niet weg dat met de aanwezigheid van een wethouder veiligheid het risico bestaat dat andere collegeleden juist achterover gaan leunen en veiligheid inhoudelijk en financieel uit hun portefeuille (sociaal domein, woningbouw, enz.) weren. ‘Daar hebben we immers een wethouder veiligheid voor.’ Dit punt wordt nog problematischer als de wethouder veiligheid geen eigen budget heeft, want dan is hij volledig afhankelijk van de mate waarin andere wethouders de urgentie van veiligheid (willen) zien. – Grotere politieke tegenstand bij veiligheidsmaatregelen Vrijwel alle geïnterviewden benadrukten het belang om veiligheid zo veel mogelijk uit de partijpolitieke discussie te houden. Hoewel het nog maar de vraag is of dat verstandig is – lokale afwegingen verdienen immers (ook) lokale verantwoording en dat leidt vrijwel automatisch tot politiek debat – is het de ervaring van respondenten dat voorstellen met betrekking tot veiligheidsbeleid van een wethouder veiligheid eerder tot politiek debat en daarmee tot mogelijke tegenstand leiden dan voorstellen op dat terrein van een burgemeester. – Terughoudendheid vanuit de veiligheidspartners Hoewel er naar eigen zeggen van de wethouders veiligheid goede samenwerking is tussen de wethouder veiligheid en de veiligheidspartners, zijn er grenzen aan de toegankelijkheid van het netwerk van de burgemeester. Met name politie en Openbaar Ministerie delen doorgaans beperkter informatie als een wethouder ernaar vraagt. Daarnaast speelt de wethouder veiligheid in het driehoeksoverleg geen rol.

5.3 Aandachtspunten bij het aanstellen – Intimidatie en bedreiging Elke wethouder kan met bedreigingen te maken krijgen (Marijnissen & Kolthoff, 2020), met mogelijke invloed op de besluitvorming en ingrijpende gevolgen voor de privésfeer (Ministerie van BZK, 2022). Dergelijke risico’s lijken voor een wethouder die zich met de veiligheidsportefeuille bezighoudt eerder groter dan kleiner ten opzichte van andere wethouders.

– Screenen van kandidaten Een wethouder veiligheid dient uiteraard, net als zijn collega’s, integer te zijn. Alvorens ze collegelid worden, hebben de wethouders vaak een lange politieke en maatschappelijke loopbaan afgelegd. In bijna alle gevallen zijn wethouders in de gemeente waar ze wethouder worden eerst raadslid en fractievoorzitter geweest (Van Ostaaijen, 2014; 2022). Een burgemeester heeft dat soort ban- Tijdschrift voor Veiligheid 2023 (22) 1 doi: 10.5553/TvV/.000043 14 Julien van Ostaaijen, Ellen van den Kieboom-Bolluyt & Ron Ritzen den vaak niet, omdat hij doorgaans van buiten de gemeente afkomstig is. Dat de wethouders daarnaast veel mensen in het verenigingsleven kennen of daar zelf uit voortkomen, brengt zeker op het terrein van veiligheid risico’s met zich mee, waaronder belangenverstrengeling. Dat hoeft geen reden te zijn om geen wethouder veiligheid aan te stellen, maar geeft op zijn minst het belang van stevige screening aan.
– Bereidheid tot samenwerking Wat al onze geïnterviewde wethouders en burgemeesters benadrukken, is dat de burgemeester en wethouder veiligheid goed met elkaar moeten samenwerken, met respect voor elkaars rol en de bereidheid om conflicten samen uit te praten. Een wethouder veiligheid kan binnen een gemeente alleen meerwaarde voor het (veiligheids)beleid en bestuur hebben als een burgemeester die bereidheid heeft en daarnaar handelt. In gemeenten waar men een wethouder veiligheid wil aanstellen, moet het benadrukken van dergelijke samenwerking een belangrijk punt in de coalitieformatie zijn. In gemeenten waar al een wethouder veiligheid actief is, moet dat in de gesprekken met kandidaten voor de positie van nieuwe burgemeester gebeuren.

17
Q

p. 2.2 Van Steden, R. (2017). Municipal Law Enforcement Officers: towards a new system of local policing in the Netherlands? Policing and Society, 27(1), 40-53.

A

Introductie
Een groot debat in de hedendaagse criminologie betreft de groei van een grote verscheidenheid aan agenten en agentschappen die patrouilles uitvoeren en zich bezighouden met wetshandhaving, misdaadpreventie en strafrechtelijk onderzoek in naam van beleid ter bestrijding van criminaliteit en stoornis. Dit artikel focust zich op de MLEO’s (gemeentelijke wetshandhavers). De vragen die op de volgende pagina’s worden gesteld, hebben betrekking op vraag hoe de groeiende populariteit van MLEO’s in Nederland kan worden verklaard; wat de praktijken en praktische aspecten van gemeentelijke politie zijn; en op welke manieren hun standpunt de duurzaamheid van de centrale rol van de politie bij de handhaving van de openbare orde. Bij het beantwoorden van deze vragen de paper onderzoekt hoe de nieuwe MLEO-functie momenteel uitdagingen biedt op het lokaal niveau van ‘security governance’, die effect hebben op politiediensten met wie ze een duurzame en effectieve samenwerking moeten opbouwen relaties.

Van stadswachters tot gemeentelijke wetshandhavers
Historisch gezien zijn MLEO’s de directe opvolgers van City Wardens (Stadswachten). Deze City Wardens werden gelanceerd in de late jaren 1980, een periode waarin theorieën van ‘situationele criminaliteitspreventie’ bovenaan de Nederlandse politieke agenda kwamen te staan. City Wardens waren geüniformeerde agenten van sociale controle die actief waren in de stad. In tegenstelling tot de MLEO’s hadden ze geen speciale bevoegdheden buiten die van de gemiddelde burger. Er werd dus veel vertrouwen gesteld in hun sociale en communicatieve vaardigheden. De populariteit van situationele misdaadpreventieprogramma’s rustte op dat moment op het geloof dat de gelegenheid de dief heeft gemaakt, niet op persoonlijke of sociale omstandigheden. City Wardens waren gerekruteerd uit langdurig werklozen met het doel mensen een nieuw leven te geven en ‘extra ogen en oren’ op straat zetten. Onderliggend aan dit beleid was een sterk gevoelde behoefte om re-integratieprogramma’s uit te voeren van waaruit Stadswachters kunnen worden gerekruteerd zonder het stigma van ‘een puur werkgelegenheidsproject’ te dragen. MLEO’s zijn de stadswachten 2.0 met wel speciale bevoegdheden, ze vallen onder de buitengewoon opsporingsambtenaren.

MLEO’s zijn ontstaan uit een groter systeem van BOA’s, dat werd ingevoerd tijdens een grote politiehervorming in 1993. Het is belangrijk om te beseffen dat de BOA veel meer functies en functionarissen omvat dan alleen de MLEO’s (vb. administratief werkers op het politiebureau). Er zijn ongeveer 25.000 BOA’s in Nederland, van wie er minimaal 4000 als MLEO werkzaam zijn. In 2010 heeft de Nederlandse overheid het BOA-systeem herzien als reactie op een ernstige versnippering van de bijzondere opsporingsfunctie en de daarmee gepaard gaande sterke stijging van het aantal BOA’s

De opkomst van MLEO’s verklaren:
* Toenemende bezorgdheid over criminaliteit en veiligheid: hoewel de geregistreerde criminaliteit in Nederland sinds de millenniumwisseling daalt, was dit daarvoor niet het geval (vertienvoudiging van 1960 tot 2007). Desalniettemin is misschien het constante subjectieve besef van gevaar van groter belang dan feitelijk slachtofferschap. Angst voor misdaad en wanorde kan een proxy zijn voor een breed scala aan gevarieerde, vaak niet-verbonden sociale angsten, zoals hondenpoep op straat, onhandelbare jongeren, bedrog door daklozen, zwerfvuil en graffiti. Juist met dit soort antisociaal gedrag en openbare overlast moeten MLEO’s te maken krijgen
* De commodificatie van stadscentra: onder de vlag van ‘citymarketing’ richten economische rationaliteiten zich op het creëren van aantrekkelijke, consumentvriendelijke omgevingen die zowel vrijheid als regulering vertegenwoordigen. Het is dus niet verwonderlijk dat de prominente hostingsfunctie van de MLEO’s betrekking heeft op een combinatie van zichtbaar patrouilleren, het propageren van een ‘schone en veilige’ rationaliteit en het implementeren van ‘anti-overlast’-strategieën, terwijl tegelijkertijd de stad wordt gepromoot als een risicovrije ruimte voor consumptie (zichtbaar ↔ onzichtbaar)
* De afname van informele sociale controle: ‘natuurlijk toezicht’ dat wordt uitgeoefend door gewone burgers, kerken en buurtgroepen, is geleidelijk vervangen door professionals zoals MLEO’s wiens primaire taak het bieden van politie en veiligheid is. Deze observatie houdt gedeeltelijk verband met het verdampen van ‘gemeenschapsinstellingen’ (en bijv. minder melkboeren en verzorgers)
* De ambitie van gemeenten om meer zeggenschap te krijgen over politie- en handhavingsstrategieën: sinds 1 januari 2013 zijn de voormalige 25 politieregio’s met een rijkswacht samengebracht onder één korps. Dit lijkt een negatief effect te hebben op de betrokkenheid van politieagenten bij lokale burgers. Dit laat op zijn beurt een ‘gat’ open waardoor MLEO’s kunnen binnendringen. De empowerment van hulpfunctionarissen zoals MLEO’s reflecteert een politiek klimaat dat strengere wetshandhaving bevordert in een tijdperk van hoge werkdruk voor de politie en zware druk op het strafrechtsysteem (meer en beter uitgeruste bewaking op straat).

De praktijk en praktische aspecten van gemeentelijke politiezorg
Hoewel MLEO’s nog steeds lijden onder de dubbelzinnigheden en vooroordelen die aan de voormalige stadswachters vasthielden, transformeren ze momenteel in snel tempo naar volwassen professionals naast de reguliere politie.

Werving van MLEO’s
De werving van MLEO’s wordt over het algemeen gedreven door de wens om anderen dan voorheen in dienst te nemen City Wardens en om degenen die geen hoger onderwijs en opleiding volgen te verwijderen. Er worden nu intern MLEO’s ingeschreven vanuit verschillende gemeentenafdelingen (zoals tram- en metrogeleiders) en extern van staat en marktsectoren, waaronder de politie en de particuliere beveiligingssector. Voordat ze de bevoegdheden van BOA’s krijgen hebben ze eerst een onderzoek naar crimineel verleden en middelbaar beroepsonderwijs training.

Taken en rollen
MLEO’s hebben verschillende taken:
1. Patrouilleren en houden toezicht op de straten; meestal te voet, maar kan ook op fiets, scooter of in de auto. Hun kerntaak is zichtbaar zijn voor het publiek, problemen melden, preventief aanwezig zijn en regeren op oproepen of klachten van burgers op straat.
2. Ingrijpen in een situatie; kunnen bijvoorbeeld hangjongeren waarschuwingen geven of antisociaal gedrag corrigeren
3. Orde te handhaven d.m.v. boetes op te leggen aan overtreders en arrestaties te verrichten
4. Zijn geüniformeerde gastheren en gastvrouwen die de wegwijzen voor toeristen of ander advies geven aan mensen
5. Kunnen worden opgevat als een variatie voor het ‘opbouwen van gemeenschap’; waardoor ze ervoor kunnen zorgen dat omgeving verbeterd, mensen beter controle hebben op hun gemeenschap en de relatie met politie en andere publieke of private organisaties verbeteren
6. Voeren administratieve taken uit; vullen formulieren in en voeren informatie in computerdatabases Ze hebben dus diverse taken en rollen die ook met elkaar kunnen botsen. Enerzijds willen het ‘vriendelijke gezicht’ op straat zijn, maar anderzijds treden ze hard op net zoals de politie.

Gebruik van wettelijke bevoegdheden Ze ontlenen hun bevoegdheden aan het straf- en bestuursrecht. Maar uit onderzoek blijkt dat ze niet altijd hun bevoegdheden gebruiken en dit soms ook niet altijd consistent doen. Mogelijke verklaringen zijn:
1. Ze hebben grote discretionaire ruimte; ze mogen dus zelf beslissen om wel of geen boete op te leggen
2. Zien zich niet als politie mensen en zien boetes uitschrijven dus niet als een doel voor hun
Dit onderscheid resoneert met MLEO’s ‘ verdeelde meningen over hun uniformen. Sommige gemeenten hebben hun MLEO’s gekleed vergelijkbaar met de politie. Anderen hebben echter duidelijk verschillende uniformen, die signaleert een meer toegankelijke houding naar de burgerij

Discretionaire autonomie
MLEO’s kunnen niet zonder een hoge mate van discretie en verantwoordelijkheid als ze hun volledige potentieel willen waarmaken als eerstelijnsambtenaren die de macht hebben om ‘organisatorische, juridische, morele en sociale middelen te mobiliseren voor een openbaar doel en effectief leden van de gemeenschap tot actie willen leiden. Maar vanuit een pessimistische (en misschien meer realistische) invalshoek bekeken, missen MLEO’s de juiste begeleiding.

Professionele uitstraling
MLEO’s zijn niet alleen geïnteresseerd zijn in ‘zero-tolerance policing’ en behandelen burgers respectvol. Verder is er geen reden tot bezorgdheid dat MLEO’s ongeschikt zouden zijn voor hun taken. MLEO’s gebruiken verhalen om te proberen hun identiteit vorm te geven, hun emoties te kanaliseren en professionele trots op te bouwen. MLEO’s moeten echter leven met de zware erfenis van stadswachters. Veel baanonzekerheid, voortdurende reorganisaties en stijgende beroepsnormen zijn ook potentieel destabiliserende factoren.

Sociale impact
Het is onmogelijk om de sociale impact van MLEO’s nauwkeurig in te schatten. Veel van het werk van MLEO’s is helemaal niet vatbaar voor kwantitatieve maatregelen (veel van hun tijd wordt besteed aan rondlopen en ‘smalltalk’), wat betekent dat het beoordelen van hun impact afhangt van publieke percepties en anekdotische informatie.

Reflectie
De praktijk van MLEO’s laat zien dat ze een voorbeeld zijn van een nieuwe manifestatie van community policing, een die de politiesoevereiniteit betwist over de handhaving van de openbare orde (een product van toenemende lokale veiligheidsnetwerken en allianties). In tegenstelling tot PSCO’s in Groot-Brittannië, die ‘het gezin bij elkaar moeten houden’, dragen MLEO’s bij aan een voortdurende versnippering van het Nederlandse veiligheidsbeheer. Als ze echter in staat zijn om hun geschiedenis van het scheppen van gesubsidieerde banen kwijt te raken, en alle problemen die daaruit voortvloeien – een slecht sociaal imago, een onstabiele identiteit, ontoereikende vaardigheden enzovoort – zullen ze waarschijnlijk hun positie in de toekomst versterken.

Conclusie
De huidige kritiek op de onbepaalde rollen en taken van de MLEO’s, hun controversiële imago en hun ondergespecificeerde sociale impact moeten op overtuigende wijze worden tegengegaan als ze een volwassenere status willen bereiken binnen de uitgebreide familie van de Nederlandse politie. Als MLEO’s hierin slagen (en de vooruitzichten zijn niet per se somber), hebben ze de mogelijkheid om een gerestyled type wijkagent te worden. Over een langere periode lijkt het erop dat het sluipende streven van de Nederlandse overheid naar centralisatie van de openbare politie mogelijk gewoon weer op gang komt en als gevolg daarvan in zijn eigen staart bijt

18
Q

P.3.1 Eski, Y. (2019). Tussen wal en schip: Etnografische inzichten in havenbeveiliging. Justitiële Verkenningen, 45(5), 52-68.

A

Havenpolitie douane + private beveiliging -> goederenstromen niet verstoord door criminaliteit en terrorisme
- Havenbeveiliging, hoewel lokaal georganiseerd, supranationale belang van veilig ‘fort Europa’
- havenveiligheidsactoren de haven dienen (schijnbaar) veilig en aantrekkelijk te houden, opdat de 24/7-bedrijvigheid ongestoord door kan gaan (kleine verstoring al grote gevolgen, ook verstoring door actor zelf)
Actoren in havens
- havenpolitieagenten
- (private) beveiligers
- douaniers

Hun ineracties met management, carriere en autoritarisme
Managers als ongeschikt beschouwd
- gebrek aan kennis over operationele realiteit van havenbeveiliging
- marktgereicht en machtsbelust
- onmenselijke, doelgerichte top-down beleid
- deelnemers zich verraden voelden, een verhoogde angst op het werk hadden, en zinloosheid en routinisering ervoeren

Scheiding tussen ‘straatpolitie’ en ‘managementpolitie’
- managers vormen het legalistische, rationele gezicht van havenbeveiligingsactoren richting het publiek terwijl de participanten zelf vinden dat zij geïnstrumentaliseerd worden om die targets te halen en de haven veilig te maken, of in ieder geval er veilig uit te laten zien
- eenheid en vertrouwen tussen collega’s van groot belang  Collega’s die autoritair zijn en obsessief met hun carrière bezig, worden gewantrouwd

operationele havenbeveiligingsprofessionals het imago van havenveiligheid willen zien en behouden als een lokaal gedeeld, gemeenschappelijk publiek goed, ter ondersteuning van de wereldwijde handel
➔ weerstand bieden aan de verregaande targetgerichte commercialisering van havenbeveiliging
➔ commercie ondersteunen is hun taak, maar hun taak mag niet zelf gecommercialiseerd worden

Hun afhankelijkheid van en empathie met de maritieme gemeenschap
Het gemeenschappelijke belang van havenpolitie en veiligheid is het ondersteunen van de mondiale handelsstromen, waarbij zij sterk afhankelijk zijn van de maritieme gemeenschap, in het bijzonder van havenbedrijven en scheepspersoneel.
- Participanten vonden dat ze noodgedwongen moeten zelf commercieel moeten zijn soms -> luisteren naar bedrijven (klant = koning)

Havenpolitie- en douaneambtenaren vinden dat zij afhankelijk zijn van bedrijven voor hun informatiepositie en om toegang te krijgen tot de havenfaciliteiten
- Beveiligers zijn eveneens afhankelijk van bedrijven, onder andere vanwege de gewilde contractverlenging voor beveiligingsbedrijven
- In hun optiek ondersteunen ze dan juist niet de wereldhandel, maar belichamen zij de belemmering ervan in hun havens  soms afzien van een strikte toepassing van maritieme wetgeving en veiligheidsregels.

Empathie en sympathie  ten opzichte van scheepsbemanningen, vrachtwagenchauffeurs en de bredere havenarbeidersgemeenschap (slechte werkomstandigheden)
- Ontzien, vermijden vertragingen (gevolg ISPS-code-inspecties)
- Boetes zo laag mogelijk
- Gevoel -> werk doen vanwege ‘juiste’ redenen, namelijk om havengemeenschap en de handel te ondersteunen
- behulpzaam in plaats van autoritair (een persoonlijkheidskenmerk van collega’s dat zij verachten)

De onzichtbaarheid en betekenisloosheid van hun beroep volgens verschillende, vaak afwezige, risicovolle ‘anderen’
Confrontatie met risicovolle ‘anderen’ -> havendieven, drugstransporteurs en terroristen
- De massale schaalvergroting van de wereldhandel (evenals de digitalisering en professionalisering) van de haven en havendiefstal hebben bij de participanten geleid tot het idee dat ze te maken hebben met een onbekende en gezichtloze, criminele Andere, die onvoorspelbaar is
Die gezichtloze havendief ‘steelt’ hun betekenisgeving aan hun werk, net zoals hun management en carrièregeobsedeerde en autoritaire collega’s dat doen:
* ze krijgen namelijk niet de voldoening van het vangen van havendieven
* Het confronteert hen met het idee dat ze niet eens de kans krijgen om interrupties te stoppen, terwijl ze wel zelf moeten interveniëren in de logistieke stromen, hoewel die geen resultaat opleveren

Betekenisloosheid geconfronteerd in controleren drugshandel
* De havenpolitieagenten en beveiligers zagen hun havens als vrijplaatsen voor drugshandel, terwijl zij nog nooit een drugshandelaar hebben aangehouden
* diegenen die verantwoordelijk zijn voor het vangen van drugstransporteurs zien zelf ook niet die risicovolle Andere, die blijft ook voor hen gezichtloos

En in terrorismebestrijding
* niemand ooit iets van terrorist gezien
* haven heeft geen terroristische aantrekkingskracht -> wel grote economische gevolgen, maar geen slachtoffers als doel dan

conclusie
- actoren: personeel (ook) behandelen als ‘veiligheidsrisico’s’ die voorkomen en beheerst moeten worden; zij maken de havengemeenschap ondergeschikt aan de logistieke stromen in havens
- Het niet naleven van de eisen van havenveiligheid en de logistiek verwordt zo tot een criminele handeling
* Deze prioritering van commerciële en transportlogistiek boven ‘de mens’ dwingt veiligheidsactoren in de haven iedereen te behandelen als een bedreiging voor de handelsstromen, inclusief zichzelf

Spanning tussen economie en veiligheid is een belangrijke dimensie in de alledaagse havenbeveiliging
- Een spanning, of frustratie eigenlijk, waartegen zij zich proberen te verzetten. Dat verzet, en de identiteitsvorming eromheen, keert zich tegen doelgericht management en carrièregerichte collega’s
- Die verzetsidentiteit blijkt indirect ook uit hun medeleven met de onderdrukte maritieme gemeenschap
- en is een uiting van frustratie over ervaren onbelangrijkheid in het aanpakken van havendiefstal, drugshandel en terrorisme

Er is daarmee niet alleen sprake van een afweging tussen economie en veiligheid op de operationele werkvloer; het werpt ook de vraag op wat ‘economie’ en ‘veiligheid’ voor deze beroepsgroepen en professionele identiteit(svorming) nu precies inhouden

Havenbeveiliging  zij zelf de onderbreking van de just-in-time logistieke systemen belichamen en daarmee zelf de bedreiging vormen voor de stromen van de wereldwijde handel en het zeevervoer
- kleine verstoring heeft namelijk al grote internationale gevolgen -> ook als zij die verstoring veroorzaken -> maar dat zouden ze dan moeten doen voor de veiligheid, maar het verstoort het grotere plaatje = paradox

19
Q

P.3.1 De Jong, J. & Cels, S. (2015). De verleiding en de verantwoordelijkheid. De rol van ondernemers in het bestrijden van georganiseerde criminaliteit. Tijdschrift voor Toezicht, 6(4), 49-54.

A

Aangifte van ongebruikelijke transacties moet volgens de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorimse -> toch doet niet iedereen dit

Bescherming rechtsstaat
OM zou graag zien dat ondernemers ongebruikelijke transacties melden en klandizie van criminelen weigeren:
- rechtsstaat in NL wordt onder druk gezet door georganiseerde misdaad en legale bedrijven maken dat (soms bewust) mogelijk = ondermijning
* onzichtbare schade van ondermijnende criminaliteit -> dumpingen + drugsafval
* ontstaat verweving van onderwereld met bovenwereld
* als ondernemers toelaten dat er fout geld vrijelijk kan worden besteed ontstaat er een gunstig vestigingsklimaat voor criminelen en dit wil het OM juist tegengaan
- politie en justitie hebben simpelweg niet genoeg capaciteit om effectief tegen de georganiseerde misdaad op te treden  dus trachten zij andere maatschappelijke actoren te mobiliseren om rechtstaat te beschermen

Idee om ondernemers te betrekken -> = veel gevraagd, zijn al bezig met:
- corporate charity (geld doneren)
- corporate social responsibility (maatschappelijk verantwoord ondernemen)
- people, planet, profit (duurzaamheid)
OM vraagt ze stap verder te gaan richting corporate citizens (iemand die zicht bekommert om de rechtsstaat)
- waarom zouden ondernemers dit doen, als ze niet (altijd) wettelijk verplicht zijn en het risico’s met zich meebrengt?
- Weten niet altijd zeker dat transactie met crimineel geld gaat, willen niet discrimineren, geen omzet verliezen en geen risico lopen op vergelding

Het OM zou graag zien dat ondernemers ongebruikelijke transacties melden en klandizie van criminelenweigeren. Redenen hiervoor:
1. De rechtstaat in Nederland wordt onder druk gezet door georganiseerde criminaliteit en dat legale bedrijvendat al dan niet bewust mogelijk maken. Ondermijnende criminaliteit is verweven met de bovenwereld:crimineel geld circuleert in de legale economie.
2. Politie en justitie hebben niet genoeg capaciteit om effectief tegen de georganiseerde misdaad op te tredenen willen dus andere actoren inschakelen om de rechtsstaat te beschermen. Ze zijn daarom in de praktijksteeds vaker gaan samenwerken met andere publieke organisaties, zoals gemeenten en Kamers vanKoophandel.

Ondernemers doen al het nodige om bij te dragen aan de samenleving: ze zorgen voor belastingopbrengst,werkgelegenheid, innovatie en economische groei. Daarnaast dragen private ondernemingen bij aan deproductie van publieke waarde, door het beschermen van werknemers, zorg voor het milieu etc. Ze doen daarnaast vrijwillig aan corporate charity (= doneren van geld), corporate social repsonsibility (= maatschappelijkverantwoord ondernemen) en zijn toegewijd aan people, planet, profit. Politie en justitie zou graag zien dat zijzich ook zouden inzetten als corporate citizens door zich te bekommeren om de rechtsstaat. De vraag is waaromze dat zouden doen, als zij daartoe niet wettelijk verplicht zijn.

Mechanismen
Onderscheid van Fung tussen drie soorten mechanismen die mensen aanzetten tot moreel wenselijk en sociaal gedrag
1. Innerlijk moreel kompas = intrinsieke set waarden en overtuigingen. Kompas werk intuïtief, want morele emoties gaan vooraf aan morele overtuigingen; morele intuïtie werkt vooral als er een slachtoffer in het geding is en er zichtbaar en invoelbaar persoonlijke schade wordt aangericht
* Is vaak onzichtbaar bij ondermijnende criminaliteit
2. Sociale druk = als mensen om je heen bepaalde waarden hooghouden en netjes de regels volgen – of juist niet – kan dat werken als magneet op je innerlijke kompas
* Ondernemers meer corporate citizens vertonen onder sociale druk? -> = mogelijk, maar sociale druk laat hier wellicht het moreel kompas de andere kant uitslaan; ondernemers zien vaak om hun heen dat mensen de regels ontduiken en ze zien dat mensen met het overtreden van regels wegkomen vanwege gebrekkige handhaving en lage straffen; zo krijgen ze het idee dat ze zelf van de plicht zijn ontslagen om de regels te volgen
3. Regels en bijhorende sancties = zouden ondernemers meer verantwoordelijkheid nemen door wetten en sancties? Waarschijnlijk niet, want kosten-batenafweging is vaak nadelig (bijv. wraak door criminelen als je aangeeft)

Mogelijke interventies
Om ondernemers aan te zetten om mee te werken aan bestrijden van georganiseerde criminaliteit
1. Bij mechanisme 1: Leed dat door criminelen aangericht werd duidelijker etaleren en de persoonlijke schade laten zien
2. Bij mechanisme 2: Bijv. naming and shaming wanneer een ondernemer niets doet aan criminele activiteiten (is gedaan bij hotels die geen prostitutie meldden); sociale druk veroorzaken op de ondernemers; er is sprake van een normvormende werking
3. Bij mechanisme 3: Meer wetten en regels maken om ondernemers tot rechtsschapenheid aan te zetten (is politievoorkeur): neveneffect is echter dat ondernemers die al goed aan de regels voldoen omkomen in de regels en vertrouwen in overheid verliezen

Fundamenteel dilemma
Er zitten praktische, juridische en andere randvoorwaarden aan het experimenteren met interventies die invloed hebben op de morele, sociale en materiele afwegingen van ondernemers
➔ Mogen we van ondernemers verwachten dat ze beter gaan meewerken aan het beschermen van de rechtsstaat? Of laten we ze met rust?
➔ Als we voor laatste kiezen, blijft vestigingsklimaat voor criminelen in NL wel erg gunstig

20
Q

P.3.1 Terpstra, J. (2016b). Occupational culture of private security officers in the Netherlands – comparison with police officers’ culture. Policing and Society, 26(1), 77-96.

A

Dit artikel kijk naar beroepscultuur van de private beveiliging door deze te vergelijken met de politiecultuur

Ontwikkeling  opkomst private beveiliging. Private beveiligers en gemeentelijke handhavers hebben nu taken die een paar decennia alleen tot het politiewerk behoorde

Politiecultuur: standaardmodel
- Vijandige sociale omgeving, isolatie, zelfbescherming, geheimhouding, interne solidariteit, wantrouwen tegen buitenstaanders, cynisme, crime fighter
- Working personality = reactie op de gevaren van het politiewerk die het politeiwerk met zich mee zou kunnen brengen, problemen met het opleggen van gezag en de druk op de politieagenten om effectief te werken
- Elementen politiecultuur:
* Gevoel van missie = niet alleen baan, way of life  actiegericht = thrillseeking, altijd opzoek naar actie
* Isolatie en interne solidariteit = categorisatie van groepen die niet tot de politie behoren (respectabele vs. moeilijke burgers)  bang voor buitenwereld
* Moreel en politiek conservatisme tussen politeiagenten; ouderwets ‘macho’ en down to earth, anti-theoretisch paradigma

Kritiek politiecultuur
- Politiecultuur wordt vaak alleen geassocieerd met problematische aspecten van de politie
- Minder aandacht aan positieve aspecten, zoals morele betrokkenheid politieagenten ter ondersteuning van burger
- Politicultuur vaak gepresenteerd als homogeen; verschilt echter per gebied en subgroepen binnen politie
- Politiecultuur kan door veranderingen in dingen zoals nieuwe categorieën medewerkers, opleidingsniveau en politiestrategieën ook veranderen, terwijl er vaak bepaalde continuïteit wordt aangenomen

Kantinecultuur van politie  politiagenten vertellen verhalen en anekdotes, vaak in de kantine. Is reactie op hun werk en om hun ervaringen te structureren. In deze visie genereert de cultuur geen politieoptreden, maar is het een reactie op moeiljik situaties die agenten helpt om te gaan met problemen, gevaren en spanninen van het dagelijks politiewerk. Twee soorten spanningen:
1. Spanning door gevaren en risico’s waaraan ze worden blootgesteld; extern
2. Spanning binnen politieorganisatie; intern

Is dit standaardmodel van politiecultuur ook nuttig om beroepscultuur van private beveiliging te beschrijven en uit te leggen?

Culturele overeenkomsten
- Sprake van wanna be cultuur -> iedereen eigenlijk bij politie wilde werken en dus dezelfde politieprincipes aanhoudt in hun werk
- Grote waarde hechten aan conservatisme en macho zijn
- Groepsloyaliteit, wantrouwen naar buienwereld en actiegerichte houding kenmerken beide culturen voorkomen
* Grootste verschil = private beveiligiers zijn niet persé gericht op het tegengaan van criminaliteit

Overeenkomsten in professionele motivaties en waarden
- Groepen komen redleijk overeen in motivateis en waarden
- Enige verschil = private beveiligers zijn minder idealistische en hebben niet crime fighting als focus
- Beveiligsethos is in beide groepen zeer aanwezig en belangrijker dan onderlinge verschillen
- Echter zit verschil in hoe groepen elkaar zien; politiemensen kijken neer op private beveiligers en private beveiligers kijken op naar politiemensen
Culturele verschillen
- Wanna be cultuur, niet omdat beveiligers bij politie wilden, maar omdat ze andere baan wilden met betere werkomstandigheden en hoger sociaal statuur dan politie
- Private beveiligers meer dienst- en klantgericht dan politie en slechts klein deel wilde eigenlijk bij politie werken
- Aparte beroepscultuur van privé veiligheidsagenten = niet homogeen ➔ particlutiere beveiligingsbeambren kunnen verscheidenheid aan werkstijlen, variëren van bewaker of waker tot misdaadbestrijder of parapolitie

Nadelen van kwalitatief onderzoek; de bevindingen kunnen afhankelijk zijn van incidenten, opvallende gebeurtenissen of dominante personen. De bevindingen zijn dan moeilijk generaliseerbaar

Vergelijking van culturen
- Politieagenten en private beveiligers verschillen significant
* Politie vindt dat zij aparte wereld beslaan met hun eigen jargon, normen, waarden en manieren -> minder aanwezig bij private beveiligers
Culturele verschillen:
- Politiecultuur is meer aanwezig in de politie dan bij private beveiligers, met name:
* Gevoel van missie hebben om normen (goed en kwaad) op te houden
* Sterke oriëntatie naar actie en thrill; waarbij hun dagelijkse bezigheden onvoorspelbaar zijn
* Meer cynisme naar buitenstaanders, alleen collega’s begrijpen hun werk
* Verbinden hun werk meer aan fysieke macht en moed
* Uitkomst van hun werk belangrijker dan hoe het werk gedaan wordt
= traditionele poltiecultuur sterker poltiei dan beveiligers
- Stellingen waarbij private beveiligers de overhand hadden:
* Ergste wat kan gebeuren is dat collega met beroepsgeheimen naar buitenstaanders komst. Waarschijnlijk betekent dit dat de angst om de reputatie van het beveiligingsbedrijf te schaden nog sterker is dan de gepercipieerde behoefte bij politieagenten om de gelederen te sluiten.
* Er is niet veel breinwerk nodig voor dit werk, maar meer het kunnen omgaan met
praktische problemen
- Geen verschillen gevonden in:
* Gevoel van missie om burgers en hun eigendommen te beschermen
* Cynisme over de macht die ze hebben
* Interne solidariteit
* Wantrouwen naar buitenland
* Waargenomen isolatie omtrent gevaar en risico
Conclusie culturele verschillen  wanneer het standaardmodel van politiecultuur als referentiekader wordt gebruikt kan er geen duidelijk cultureel patroon worden gevonden in private beveiliging; moeilijk te vergelijken

Stressomstandigheden en werkstijlen
Kan de cultuur van de private beveilgiers worden begrepen als resultaat van reactei op stressomstandigheden?
- Aangenomen dat -> spanningen, gevaren en risico’s van politieagenten ook worden gevonden bij private beveiligers -> deze studie wijst uit dat dit niet zo is, private beveiligers wervaren die gevaren en risico’s minder
- Private beveiligers ervaren wel spanning door weinig support door hun management en tegenstrijdige belangen tussen dienst, economische belangen en veiligheid
- 3 stressomstandigheden ( gevaar + risico’s + problemen met het vergrijken van respect/autoriteit + problemen managementrelaties) van politiecultuur worden ook deels gevonden in private beveiligers
- Private beveiliegrs hebben meerdere working styles: vooral dienst en bewaken i.p.v. crime fighting en boeven vangen zoals bij politieagenten vooraan staat

Privaat zien minder gevaar en risico dan politie. Ze hebben ook minder problemen door respect of omdat ze hun autoriteit willen behouden. Privaat kijk meer naar service, gaat om de burgers en hoe treden zij zijn. ook laten zij merken dat een kwart van hun werkgever dienen belangrijker vinden dan orde en rechtshandhaving. Privaat hebben minder last van externe stressfactoren, zoals gevaar en minder respect. Dit kan liggen aan feit dat politiecultuur hier niet voorkomt

Conclusie
Verschillen tussen politieagenten en private beveiligers in hun beroepscultuur, interne/externe stress en in working styles. Culturele verschillen.

21
Q

P.3.1 Van Steden, R. & De Waard, J. (2013). ‘Acting like chameleons’: on the McDonaldization of private security. Security Journal, 26(3), 294-309.

A

Private beveiliging is een gefragmenteerde industrie met veel kleine en middelgrote aanbieders. Doordat grote private beveiligingsactoren als mulitnationals binnenkomen op de markt vindt – > McDonaldization van beveiligingsbedrijven
- Herkenbare logos en uniforms die samengaan met gestandaardiseerde diensten en producten.

Mass private property
- Groei van private beveiligingsindustrie
- Shift van private justice (private gerechtigheid) = commerciële beveiligingsbedrijven geven voorrang aan het belang van hun betalende klanten, wat de mechanismen voor publieke verantwoording kan ondermijnen

Private beveiliging
- = personen die in dienst zijn genomen of gesponsord door commerciële bedrijven, gebruik maken van publieke of private fondsen, om veiligheid en regulatie te bieden
- Kan contractueel zijn, maar ook in hou : Steeds meer contract i.p.v. in house
* Contract security (contractsbeviliging) = verwijst naar gespecialiseerde particuliere beveiligingsbedrijven die diensten en producten met winstoogmerk aanbieden
* House security ( In house beveiliging) = heeft betrekking op interne private beveiligingsafdelingen in bedrijfsonderdelen die niet gespecialiseerd zijn (bv. Verzekeraars en banken)
Er is tegenwoordig sprake van een nodal governance  overheid is een van de vele knooppunten in een groot veiligheidsnetwerk
Kennis particuliere beveiliging  verouderd Private veiligheid in Europa
- Moeilijk om groei vast te stellen
- Globalisatie en concentratie
- Meer privaat, politie is nog steeds dominante actor maar privaat neemt veel landen overhand
- Enorme groei in contract beveiliging
- Private beveiligng = versnipperde industrie met veel verschillende bedrijven die op een andere manier functioneren

Men wil niet dat private beveiliging een mondiale macht wordt  mogelijke reden voor het verwaarlozen van private veiligheid in het mondiale bestuur ligt in het vooroordeel dat privatisering van staatsveiligheidsfunties -> onwettig is.
- Particuliere beveiligingsmedewerkers worden gemakkelijk geassocieerd met georganiseerd geweld uitgeoefend door paramilitaire groepen en bijkomende subversieve elementen die egoïstisch hun eigen voordelen beschermen ten nadele van anderen
➔ Groeiende private beveiligingssector vervangt niet de soevereine staatsmacht

Uitbreiding multinationale beveiligingsbedrijven  herformulering en omvorming van gemeenschappelijke publieke/particuliere en globale/lokale onderscheidingen tegen de achtergrond van bredere economische en politieke veranderingen
- Met komst van nodal governance = venster geopend voor hybride vormen van veiligheidsnetwerk, waarbij bedrijfsactoren een prominente positie innemen
- of nationale regeringen nou leuk vinden of niet Private beveiligingssector eist een prominente positie in de controle van criminaliteit en wanorde

Mcdonaldized private security (Mcdonaldized private beveiliging)
- rationele principes – voorspelbaarheid, efficïentie, berekenbaarheid en controle 
doorgedrongen in de moderne samenleving
- Private beveiliging -> proberen herkenbaar wereldwijd bedrijfsbeleid af te dwingen, hoe? VB:
1. Mulitnationals leveren gestandaardiseerde uniformen, producten en diensten voort te zetten. Implementeren identieke bedrijfsnormen met respect voor de opleiding en de prestaties. Mederwerkers zien erover de hele wereld hetzelfde eruit en gedragen zich ernaar  voorspelbaarheid
2. Effeciëntie  goedkoper, flexibeler en klantgerichter dan politie, gevangenissen en
andere strafrechtelijke instellingen (zeggen ze)
3. Calculeerbaarheid  wereldwijde particuliere beveiligingsindustrie geeft aaf: bigger is better -> kwantitatief is gelijk aan kwalitatief geworden -> contractbewakers en particuliere beveiligingsdiensten zijn relatief betaalbaar om in te huren en klanten geven aan dat zij veel waar voor hun geld krijgen -> vraagzijde van markt baseert haar besluit dus voor zekerheid.
* Kwantitatief wordt gewaardeerd, wanneer men meer kan krijgen voor hetzelfde
geld doen ze dit
4. Controle  contractbewakers over bezoekers in winkelcentra, luchthaventerminals, maar ook -> zelf onderhevig aan controle en disciplinemechanismen
* Camera’s houden massa in de gaten, maar kijken ook of particuliere beveiligers hun plicht trouw doen
* Niet hard genoeg werken -> vervangen door niet-menselijke technologie zoals cameratoezicht

Het is echter vergissing om aan te nemen dat McDonaldisering van particuliere beveiliging betekent dat multinationals er volledig homogeen uit zien in alle culturen en landen. Eerder, het creëren van homogeniteit gaat hand in hand met het proces van heterogenisatie
- Globale kan owrden gevonden in lokale en vice versa
- Globale lokalisatie  mulitnationals zich aanpassen aan de lokale omstandighedne
* Glokalisatie omvat contructie van steeds meer consumenten diversiteit -> gedragen als kameleons: bijv. verkooptechnieken en operationele stijlen die schakelen afhankelijk van jurisdicties en werkplekken waar actief zijn

Twee paradigma’s van politiewerk (en veiligheid in bredere zin)
1. Low policing: meestal alledaags, maar soms dwangmatige politie reacties op iets verdachts (publiek)
2. High policing: wil gevestigde politieke en economische orders beschermen door middel van inlichten en andere opdringerige acties (private sector)

Multinationale particuliere beveilging in actie
Moeilijk om aan te geven wat zij doen, omdat zij enorme hoeveelheid producenten en producten wereldwijd leveren. -> spreken van 4 segmenten om in kaart te brengen

  1. Corporate protection (bedijfsbescherming)
    Op het laagste segment van de industrie vinden we de klassieke particuliere beveiligingssectoren die kunnen worden bestempeld als bedrijfsbescherming
    - Contractwachters die bewakings- en veiligheidsdiensten uitvoeren -> toegangscontrole, regelgeving en toezicht op taken met receptiefuncties in privéruimtes
    - Vb. winkelcentra, kantoorgebouwen, sporttereinen, hotels etc.
    - Bewakingspersoneel vorm grootste deel van het totale prive personeel op de beveiligingsmarkt
    - Doel = veilig werk / vrijetijdsomgeving bieden en beschermen van bedrijfsmiddelen

Tweede sector die hier zit is ‘in-house’ of corparate bewakers -> optreden met interne taken voor tal van particulitere organisaties zoals banken en verzekeringsbedrijfen -> aantal is afgenomen

Derde sector betreft hoog beveiligde transporten -> door gepantserde koeriers (geldtransport) -> voeren scala van verschillende taken uit -> bekendste is vervoer contant geld en ander kostbaarheden, onderhoud geldautomaten

Vierde sector -> omvangrijke particuliere beveiligingssector die zich richt op het alarmeren van bedrijfsbescherming, bewakingsdiensten en CCTV-camera’s die worden geleverd aan particuliere klanten (winkelier)

Onderscheid tussen publiek/privaat en lokaal/globaal verdwijnt en vervaagt in policing en beveiliging

  1. Critical infrastructure protection (bescherming van kritieke infrastructuur)
    Verder omhoog  bescherming in kritieke infrastructuur
    - Netwerken van vitale schakels die kunnen helpen bij veiligheid
    - Bescherming tegen terrorisme -> luchthavens + treinstations beveiliging
    - Multinationals managers (van luchthavens etc.) helpen met ook training, expertises, risico- inventarisaties, veiligheidsplanning, logistiek om prestaties te garanderen
    - Verder dan fysieke milieu, ook grootschalige beveiligingsbedrijven zijn actief in het signaleren en tegengaan van digitale dreigingen -> slechte ICT praktijken en zwakke cybersystemen horen hierbij
  2. Investigation en forensic services (onderzoeks- en forensische diensten) Beveiligingsindustrie wordt gedekt door opsporings- en forensische diensten
    - Onderzoeksafdelingen
    - Interne problemen oplossen dan bij politie melden -> de klanten
    - Melden van misdrijven kan leiden tot imagoschade
  3. Overheid support services (overheidsondersteunende diensten) Vervaging grenzen in segment van overheidsondersteunende diensten
    - Beveiliginspakketen aanbieden die kunnen worden aangepast aan de specifieke behoefte van hun klanten
    - Pakketten kunnen verder gaan dat het leveren van alledaagse bemande bewaking en technische oplossingen
    - VS -> particuliere beveiligingsbedrijven verlenen poltie met gratis training en materiële ondersteuning.
    - NL -> particuliere straatcoaches die oogje houden op jongeren, maar ook boa’s. -> gemeentelijke wetshandhavers die verplicht zijn om identificatie te eisen en boetes op te leggen

Factoren die hebben bijgedragen aan private beveiliging
- Grote verandering in ruimtelijk ordening  stedelijke omgeving wordt steeds meer gedomineerd door nieuwe vormen van gemeenschappelijke ruimte zoals winkelcentra en clubs. = niet belangrijkste factor voor groei particuliere veiligheid
- Toename criminaliteit  leiden tot roep om meer veiligheid. Gebeurde echter pas toen criminaliteit gestabiliseerd was. Gaat meer om verminderde acceptatie van risico en schade = reassurance paradox: er is minder risico, maar er is grotere perceptie van risico
- Men wil hogere kwaliteit handhaving en veiligheid.  kritiek over publieke politie -> McDonalidization kan goedkope en efficiënte manier laten zien van handhaving -> overheid stimuleert dit nu zelfs
* Garland -> ‘responsabilisering’ = overheid erkent zijn beperkingen en probeert dit op te lossen door de verantwoordelijkheid met andere organisaties en individuen te delen

Kansen en uitdagingen
- Opkomst McDonaldized private security mogelijk verstrekkende gevolgen voor bestuur van politie en bredere veiligheids- en beveiligingsarchitectuur

Mogelijkheden van private security
1. Groter aanbod private en publieke beveiliging -> capaciteit om misdaad en onveiligheid te beheersen wordt vergroot. Door info uit te wisselen met publiek en privaat is er een beter wederzijds begrip. Mogelijkheden:
* Grotere inspanning bij de private sector in voorkomen van criminaliteit, terrorisme en andere risico’s
* Verbeterde coördinatie van publieke en private organisaties binnen veiligheidsnetwerken
* Zorgen voor meer effectiviteit bij inzet van infobronnen van betrokken organisaties
2. Private beveiliging kan dienen als middel om het optreden van politie te bevorderen door middel van concurrentie. Als publiek de prestaties van particuliere beveiliging beter ervaren als dat van de politie, zouden burgers en organisaties misschien niet meer willen betalen aan belastingen

Uitdagingen van private security
- Keerzijde competitieargument = kan leiden tot wantrouwen, gebrek aan commitment en stopzetting van samenwerking
- Onevenwichtige verdeling van veiligheid als publiek en privaat gaan scheiden -> overheid wordt misschien minder serieuus genomen en vertrouwd
- Politie niet in staat om innovaties en productiviteit van private partijen bij te benen -> maakt denkbaar dat beveiligingsbedrijven krachtig effect hebben op de prioriteiten van politie, maar niet andersom. Zo kan t leiden tot afname van aangiftebereidheid
- Veel macht bij weinig priv ate partijen. Kan gebeuren dat er straks governing through private security ontstaat. Multinationals worden shadow states

Conclusie
- Laatste jaren minder wil om risico’s te nemen, minder geld en discontent met publieke services
- Privaat erorm gestegen
- Door groei moeten partijen erkennen en overheid zou met ze moeten samenwerken
- Kerntaken staat: bevolking beschermen tegen misdaad, terrorisme en publieke wanorde
- Echter ontevredenheid voor openbare diensten, beperkingen en een verantwoordelijkheidsbeleid waardoor meer vraag is naar particuliere beveiliging
- McDonaldisering van privé veiligheid
- Streven naar voorspelbare, efficiënte, berekenbare en controleerbare producten en diensten
- Industrie is uitgebreid in zowel kwantitatieve als kwalitatieve termen

Multinationale bedrijven zijn er om te blijven. Het is beter realistisch te zijn over beperkingen van overheden en de onderlinge afhankelijkheid tussen publieke en private sectoren
- Moet optimaal evenwicht komen tussen misdaadbestrijding en veiligheidsbeheer
- Overheidsinstanties moeten doorgaan met implementeren van innovatieve private partnerschappen, strengere regelgeving en hogere opleidingsnormen om beter om te gaan met de uitdagingen die particuliere beveiligingsbedrijven stellen op gebied van wet en rechtsvaardigheid
-

22
Q

p.3.2 Kop, N. (2016). Burgerparticipatie in de opsporing: kunnen we een treetje hoger. Tijdschrift voor de Politie, 78(7), 27-30.

A

Veiligheid vereist gedeelde verantwoordelijkheid -> burgers meewerken

Participatiemaatschappij
- Burgers steeds actievere rol om samenleving veiliger te maken
- Al sinds de jaren tachtig staat de rol van burgers in de veiligheidszorg op de politieke agenda
- Digitalisering en nieuwe technologieën spelen hierbij een duidelijke rol, bij (eigen) initiatieven van burgers wordt steeds meer gebruik gemaakt van het internet, mobiele telefonie en sociale media
- vooral binnen de gebiedsgebonden politiezorg burgerparticipatie een belangrijke rol speelt
- Hierbij gaat het in de meeste gevallen om gebeurtenissen die het dagelijks leven in een buurt op hun kop kunnen zetten, bijvoorbeeld hinder, overlast en het tegengaan van vergrijpen zoals reeksen woninginbraken of brandstichtingen.

Digitalisering
- meer mondige en zelfredzame burgers, die zelf opsporen met behulp van sociale media als Facebook, Twitter, Instagram, WhatsApp en websites voor de verspreiding van filmpjes en foto’s
- Langs allerlei lijnen helpen burgers elkaar, proberen zij criminaliteit te voorkomen, spelen zij een rol bij het zoeken en vervolgen van daders (naming and shaming), en betrekken zij de politie (en anderen) daarbij voor zover dat wenselijk is.
- burgers hierdoor steeds meer leidend en bepalend zijn

van één naar tweerichtingsverkeer
- Het contact van de politie met burgers is traditioneel informerend en zendend van aard

Participatieladder
- Elke trede van de ladder geeft een andere mate van burgerparticipatie weer, waarbij de invloed en macht van de burger groter worden met elke trede omhoog. Terwijl de macht en invloed van beleidsbepalers of uitvoerende instanties daarentegen dan steeds meer afneemt
- De participatieniveaus die zij onderscheiden zijn: informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren en (mee)beslissen

Participatieladder bij popo’s
1. Bij de onderste trede (informeren) is het minst sprake van participatie. Hierbij is sprake van eenzijdige communicatie vanuit de politie richting de burger, denk aan nieuwsberichten met waarschuwingen over risicovol vuurwerk of een kwaadaardige software

  1. raadplegen, worden vanuit de politie vragen gesteld waarop burgers om informatie wordt gevraagd, denk aan sociale-mediakanalen vanuit de politieeenheden, Amberalert, Burgernet of Opsporing Verzocht. De politie is niet verplicht om de input van burgers te gebruiken
  2. adviserende rol, is de waarde van hun input gelijk aan die van de politie, denk hierbij aan de betrokkenheid van burgers als deskundigen
  3. coproduceren (ook wel cocreatie genaamd), en delen de politieorganisatie en de burger een probleemopvatting, waarna ze gezamenlijk naar oplossingen kunnen zoeken
  4. (Mee)beslissen is de hoogste mate van (burger)participatie. De organisatie laat hier de ontwikkeling van ideeën en de besluitvorming over aan belanghebbenden, waarbij de organisatie slechts een adviserende rol vervult

Treetje hoger op participatieladder
- individuele burgers uit te nodigen om meer betrokken te zijn bij opsporingsvragen
- Burgers zijn immers de belangrijkste succesfactor voor effectief en efficient opsporen
- De kwaliteit en kwantiteit van informatie die burgers direct na een misdaad met de politie delen, bepaalt in belangrijke mate of dat misdrijf al dan niet wordt opgelost
- Het is een reële veronderstelling dat burgers bereid zijn om informatie te delen. De meerwaarde van cocreatie ligt daar waar rollen van de burger en politie (en ook andere partners) elkaar aanvullen en versterken. Cocreatie kan niet alleen achteraf maar ook proactief effecten hebben in de zin dat bepaalde delicten voorkomen kunnen worden
- Grofweg liggen er kansen bij betere benutting van 1) de ‘oren en ogen’ in de wijk, 2) een burger een specifieke rol te laten vervullen als bijvoorbeeld politie-informant of burgerinfiltrant, en 3) burgers c.q. deskundigen vaker betrekken bij opsporingsonderzoeken. Dit betekent niet per definitie dat alle informatie ‘op straat’ moet komen te liggen, maar wel dat indien nodig gericht informatie met burgers wordt gedeeld.

Oren en ogen
- Dit gebeurt nu in enige mate, maar het is denkbaar om ook aan andere manieren van samenwerken te denken
- ‘burgerrechercheurs’: In deze zaken werden burgers opgeroepen om gedurende het rechercheonderzoek actief mee te denken met de politie op basis van de informatie die hen over de zaak werd verstrek

Burger in specifieke rol
- bijvoorbeeld als bijzondere getuigen of als pseudokoper
- Hierbij kwamen vooral de inzet van bijzondere getuigen (denk aan anoniem bedreigde getuigen en dealgetuigen), maar ook de inzet van politiegestuurde burgeropsporing (stelselmatige informatieinwinning, pseudokoop en dienstverlening en infiltratie door burgers) aan bod

Burger als deskundigen
- Initiatief amerika: interdisciplinair samengestelde groep, de kruisbestuiving tussen experts onderling tijdens de bijeenkomst en het directe contact tussen recherche en experts
- Naast expertise en flexibiliteit moet de inzet van onbetaalde vrijwilligers ervoor zorgen dat de politie haar handen vrij kan maken voor andere zaken en zich concentreert op haar kerntaken

Deskundigheid bedrijven

  • Ook voor bedrijven en bestuur liggen er kansen. Hierbij moet men ook denken aan de rol die actieve derden van buiten de strafrechtketen steeds meer zullen gaan vervullen in het agenderen van misstanden en het oplossen van misdrijven

Slot

  • De inzet en betrokkenheid van burgers bij de opsporing biedt kansen
  • Maar, hoewel het heel vanzelfsprekend lijkt om burgers te betrekken bij de opsporing, verloopt de ontwikkeling (nog) traag
  • Het is waardevol deze kans(en) te verkennen en benutten om zo (ook) een treetje hoger te komen op de participatieladder. Een ontwikkeling waar de burger en maatschappij om vragen en waar de opsporing aan toe is
23
Q

P.3.2 Lub, V. (2017). Neighbourhood Watch: Mechanisms and Moral Implications. The British Journal of Criminology, 58(4), 906-924.

A

➔ Artikel illustreert hoe buurtwachten bijdragen aan een lager criminaliteitslevel via de community crime prevention theory (= monitoren van burgers door burgers d.m.v. buurwachten, sociale media etc.), maar kijkt ook naar de morele implicaties ervan

Buurtwacht
- = vorm van gemeenschapscriminaliteitspreventie die streeft naar het bijdragen aan de veiligheid en levenskwaliteit
* Idetificiren en rapporteren van verdachte handelingen en onveilige situaties aan de politie, informeren bewoners over veiligheidsproblemen en rapporteren fysieke en sociale signalen van wanorde aan lokale autoriteiten
* Idee van big society is dominant geworden -> grotere zelfverantwoordelijkheid van brugers wordt benadrukt en vrijwilligheid van publieke sferen gepromoot

Securitization
- = proces waarin problemen in de samenleving in grotere mate gezien worden door de lens van veiligheid
- leidt tot een stijging van het gebruik van commerciële veiligheidsservices door de overheid en het publiek, situationele criminaliteitspreventie, risicobeoordelngen en burgerlijke preventiemaatregelen (vb. populariteit buurwachten)
- risico’s: etnisch profileren door vrijwilligers en/of botsing tussen wachtgroepen en immigrante jeugd

mechanimsen van buurtwacht: hoe het criminaliteit kan verminderen

  1. zichtbaar afschrikmiddel
    niet inbreken als je ziet of weet dat burgers aanwezig zijn, lijkt meest plausible als ze criticical mass creëren:
    - pas effect als er frequent wordt gepatrouilleerd en een brede toepassing van surveillance plaatsvindt
    - cruciaal ook in hoeverre activiteiten van buurtwacht verbonden zijn met breder digitaal informatienetwerk, of in hoeverre teams betrokken zijn bij politieacties
    - hangt ook af van kwaliteit van relaties en communicatie met politie en lokale autoriteiten  in wijken die recentelijk zijn begonnen was dit sterker (krijgen nog veel steun), in tegenstelling tot wijken die het al lang doen

hoge status wijk: werk als afschrikmiddel. Critical mass is heirbij vereiste
lage status wijk: weinig effect gezien de vuurwacht waarschijnlijk niet echt indrukwekkend is tussen al het preventief fouilleren en extra politie -> zijn ook vaak minder actief op sociale media, waadoor critical mass lastiger is

  1. opportuniteit van criminaliteit verminderen:
    bewoners informeren over veiligheid of algemene veiligheidsproblemen
    - Dragen bij aan kenbaar maken aan bewoners van potentieel onveilige situaties, vooral veiligheidsproblemen aan huis
    - Teams hebben echter minimaal verbaal contact met andere bewoners
    - Zonder bewustwording (aanwezigheid, whatsapp en mate waarin lokale overheid debat aanspoort over veiligheid), ondersteuning en contact met bewoners kan dit mechanimse niet goed functioneren
    hoge status wijk: vereist veiligheidscampagnes. Oprichting van buurtwachtteams biedt vaak mogelijkheid hiervoor, o.a. gecommuniceerd door politie en gemeente  dit kan bewoners alerter en meer op hun hoede voor onveilige situaties maken en criminaliteit beperken -> vraag is of dit effect blijft
  2. Indirect: politie informatie geven over criminele activiteiten
    Aantal succesvolle uitwisselingen tussen wijkteams en politie, zoals verstrekken van informatie over drugshotspots, crackhuizen en informatie over huiselijk geweld
    - Door info kan politie effectiever en efficienter werken
    Hoge status wijk: teams zijn gefocust op blootstelling en vooral bezig met inbraakpreventie. Vereist goede relatie met politie
    Lage status wijk: vrijgeven van info door buurwacht profiteert van een bepaald publiek image van het team. Wanneer ze alledaags overkomen, zijn ze beter in staat om info te verzamelen die effectief kan bijdragen aan het verminderen van criminaliteit
  3. Direct: normen van gewenst gedrag handhaven door actieve sociale controle Bijv. door criminielen aan te houden of wanordelijke jongeren aan te spreken
    - Minst plausibele theorie voor beide wijken. Geen van teams pakken actief anderen aan in publieke ruimte. Betekent niet dat ze nooit iemand aanspreken
    Hoge status wijk: komt soms voor maar richt zich meer op sociale controle (vb. proberen inwoners te overtuigen hun deuren op slot te doen)

Morele implicaties van de buurtwacht
Veiligheid is ambigu  ruimte voor brede interpretatie
1. De superioriteit van het veiligheidsideaal: gedachte dat het veiligheidsideaal boven alle andere idealen staat, waardoor er tunnelvisie , veel sociale controle etc. ontstaat (vb. bomen weghalen voor meer toezicht, permanente lampen in parken)
2. Digilantisme en angst voor afwijkende ander:
* Vraag wanneer iets onveilig genoeg is om te melden, verschilt per persoon -> maar zodra iets gemeld wordt betreft het opeens elk persoon, waardoor zij zich er ook naar gaan handelen. (bijv. wordt gezegd dat de postbode met zaklamp schijnt en in een paar sec staan alle buren buiten)
* Doordat bepaalde groepen vaker in de gaten gehouden worden, worden er
sneller aan deze groepen bepaalde tekenen van deviantie aan hun gelinkt -> leidt tot stigmatisering en sociale exclusie van die groep

  • De profiliering van bepaalde groepen kan gelinkt worden aan de toenemende ansgt voor de deviante ander
  • Komt vaker voor in hoge-status gebieden dan in lage
    Conclusie: plausibiliteit van buurtwacht is afhankelijk van sociale status van de buurt Abstract principes die concreet kunnen worden toegepast op buurtwacht:
    1. Social defence: buurtwachten moeten serieus genomen worden door lokale autoriteiten, wat
    anders is de kans groot dat ze het heft in eigen handen gaan nemen
    Efficiëntie-eis: elke voorgestelde veiligheidsmaatregel moet effectief of i.i.g. voldoende aannemelijk zijn om een doeleinde in te brengen
    2. Noodzakelijkheidsprincipe: Dit houdt in dat vastgesteld moet worden of de bedreiging voldoende specifiek en serieus is. Daarnaast moet gekeken worden naar wat er zou gebeuren als er niet werd ingegrepen
    3. Minimalismeprincipe: (soort van subsidiariteit): veiligheidsmaatregelen moeten minimaal blijven; alleen als andere middelen niet voldoen
    Buurtwachten moeten de impact van hun acties op bepaalde groepen kritisch evalueren en altijd overwegen om minder opdringerige alternatieven te gebruiken die eventueel kunnen leiden tot hetzelfde doel
    4. Proportionaliteitsprincipe: ernst misdaad = ernst middel
    Buurtwachten moeten beoordelen op welke gronden ze hun vermoedens baseren en waarschijnlijkheid van de dreiging  onschuldpresumptie
24
Q

P.3.2. Schuilenburg, M. (2016). Overheidsparticipatie in burgerprojecten. Over Buurt Bestuurt, Hillesluis en Schrödingers kat. Justitiële verkenningen, 42(5), 11-26

A

Steeds meer burgers zijn actief bij de uitvoering van taken in het publieke domein.
- Onder het mom van een ‘doedemocratie’ houden burgers in whatsappgroepen elkaar op de hoogte van verdachte personen in de buurt
- burgers gaan zelf aan de slag gaan met de veiligheid in hun buurt (‘coproduceren’).
- In Buurt Bestuurt benoemen burgers de belangrijkste problemen in hun wijk, waarna politie en gemeente die problemen moeten aanpakken  burgers oefenen direct invloed uit op het beleid van de overheid door gebruik te maken van inspraak (‘meebeslissen’)

De stelling van dit artikel  burgerparticipatie ook overheidsparticipatie inhoudt.
- De gedachte hierachter is dat termen als ‘van onderaf’, ‘eigen kracht’, ‘zelfregie’ of ‘zelfredzaamheid’ populaire begrippen zijn om de veranderde positie van de burger in het veiligheidsvraagstuk te duiden.
- Ze maken duidelijk dat het primaat over veiligheid minder ligt bij de overheid en dat de burger meer zeggenschap krijgt over zijn eigen leven en veiligheid
- Maar ik wil in dit artikel laten zien dat in de participatiesamenleving niet alleen de rol van de burger verandert. Ook de overheid neemt deel aan de participatiesamenleving, dus ook haar rol verandert. Dit betekent dat er ook moet worden gekeken op welke manier de overheid deelneemt aan burgerprojecten om te kunnen beoordelen of een bepaalde vorm van burgerparticipatie wel of niet effectief is (aan de hand van Buurt Bestuurt)

Buurt bestuurt = een initiatief van de Rotterdamse politie, omdat de afstand tussen politie en de burger te groot geworden was om goed in te kunnen spelen op de problemen van burgers.
- Naast bewoners zitten in het comité ook professionals die betrokken zijn bij de buurt, onder wie de wijkagent, stadstoezicht en de gebiedsnetwerker van de gemeente
- In de comités benoemen de bewoners drie problemen die moeten worden aangepakt in de buurt. Politie en gemeente gaan hiermee aan de slag en proberen bij de aanpak van die problemen de bewoners actief te betrekken. Vervolgens worden de resultaten van de ondernomen acties en activiteiten teruggekoppeld aan het Buurt Bestuurt comité. Hierna begint het proces weer opnieuw, om te blijven werken aan een veilige en leefbare buurt
- = ‘Een geïntegreerde manier van samenwerken van professionals en burgers waarbij burgerparticipatie, actieve wederkerigheid, vraag gestuurd werken en beïnvloeden van het verwachtingenmanagement hand in hand gaan ter verbetering van het vertrouwen en de veiligheidsbeleving van de burger’
- Over de effectiviteit van Buurt Bestuurt is nog niet veel bekend –> gebrek aan diversiteit en representativiteit in de comités + communicatie met bewoners kan beter.
- Maar, project zorgt wel voor meer enthousiasme bij burgers om hun buurt veiliger te maken

Drie doelen van Buurt Bestuurt:
1. Veiligheid en leefbaarheid verbeteren in de buurt (bewoners weten meestal goed wat de echte problemen zijn in de wijk)

  1. Veiligheidsgevoelens onder de bewoners verbeteren (veilig voelen in je eigen buurt)
  2. Versterken van het vertrouwen tussen zowel bewoners onderling als bewoners en professionals (draagt bij aan het verbeteren van de veiligheidsbeleving van burgers)

Secundaire doelen:
- verbetering van de samenwerking tussen politie, stadstoezicht en burgers.
- Grenzen aangeven van beveiligen en leefbaar maken van de buurt (onduidelijk wat het takenpakket is van de overheid door een gebrek aan informatie bij burgers)

Overheidsparticipatie in Buurt Bestuurt: drie rollen
De presterende overheid:
- het vertrouwen in de overheid neemt toe als burgerproblemen effectief worden aangepakt door de overheid (performancetheorie).
- Burger steunen en vertrouwen de overheid wanneer ze uitkomsten biedt waar de burgers ook op rekenen.
- Vertrouwen en wantrouwen worden zo gekoppeld aan goed en aan slecht overheidsoptreden (focus op overlast/verloedering i.p.v. criminaliteit)
* Uit empirisch onderzoek blijkt dat de burgers niet erg tevreden zijn over de geleverde prestaties van de gemeente en de politie (alleen lullen niet poetsen)
* Ander onderzoek stelt dat het vertrouwen van de deelnemers in politie en gemeente juist afneemt door de tegenvallende prestaties van gemeente en politie  bewoners vinden dat de gemeente te weinig doet met hun suggesties
- Het effect hiervan is dat bewoners steeds minder willen deelnemen

De rechtvaardige overheid:
- de klassieke rol van de overheid waarin de legitimiteit en rechtmatigheid van overheidshandelen centraal staan  waarborgen van een correcte naleving van de formele procedures die in tal van burgerparticipatieprojecten zijn geformuleerd.
- Relevant hierbij is dat het vertrouwen in professionals wordt vergroot wanneer de procedures die van toepassing zijn als legitiem en rechtmatig worden ervaren door de deelnemers.
- Procedurele rechtvaardigheid draait niet om de prestaties van de overheid, maar om de beleving van de processen die tot deze resultaten hebben geleid (sterke nadruk op een respectvolle behandeling van burgers door professionals).
- Een ander aspect van de rechtvaardige overheid is een eerlijk besluitvormingsproces. Zo is het belangrijk dat de beslissingen die worden genomen in de ogen van burgers op een rechtmatige en neutrale manier tot stand komen. Hiervoor is het nodig dat burgers volwaardig kunnen participeren in het besluitvormingsproces en dat regels op dezelfde wijze worden toegepast
* Ongelijke behandeling en intimidatie zijn factoren die afbreuk doen aan het vertrouwen in de rechtvaardige overheid. Etnische minderheden bijvoorbeeld zijn vaak gevoeliger voor procedurele rechtvaardigheid dan autochtonen, voor wie ‘erbij horen’ veel minder een issue is
* Burgers ervaren soms dat bureaucratie belangrijker is dan woonplezier
De participerende overheid:
- doet zo veel mogelijk een beroep op de burger (‘eerst zelf doen’) om de problematiek in de wijk aan te pakken (terughoudende rol van professionals).
- Om bewoners uit klaagmodus te halen voor hun hoge verwachtingen

  • Burgers ervaren dat ze meer sturing willen
  • Bewoners geven aan dat ze wel een inspraakmogelijkheid willen, maar zelf niet per se meer willen doen. BB meer als platform om gehoord te worden

Conclusie en discussie:
- de rol van de overheid laveert tussen twee uitersten.
- Aan de ene kant heeft de overheid tot taak om de door de burgers benoemde problemen effectief aan te pakken (presterend).
- Aan de andere kant wil de overheid de verantwoordelijkheid voor de oplossingen van dezelfde problemen bij de bewoners leggen. Bewoners worden aangemoedigd zelf met acties te komen om de problemen aan te pakken. Op een gegeven moment haakt de overheid dan hierbij aan (participerend)
- Belangrijkste resultaat van het onderzoek is dat de professionals van de overheid een heel andere verwachting hebben van Buurt Bestuurt dan de burgers in Hillesluis. Burgers willen hier geen bestuursmacht. Wat burgers wel willen, is dat ze in Buurt Bestuurt hun klachten kwijt kunnen (vragem meer naar de presterende overheid)
- Zowel niet-presterend als niet-participerend = schrödingers kat

25
Q

P.3.2 Van Steden, R., & Mehlbaum, S. (2022). Do-it-yourself surveillance: The practices and effects of WhatsApp Neighbourhood Crime Prevention groups. Crime, Media, Culture, 18(4), 543-560.

A

Abstract
WhatsApp Neighbourhood Crime Prevention (WNCP) groups are popular in the Netherlands. As a basic assumption, this kind of digital neighbourhood watch could prevent crime, but what is the evidence? Drawing on a mixture of qualitative research and a review of additional publications, we conclude that WNCP groups stimulate social cohesion rather than prevent crime. We reach our conclusion by applying the evaluation EMMIE framework – an acronym for Effect, Mechanisms, Moderators, Implementation and Economics – to the available data. A point for further discussion is the limited scope of the economic dimension. Moral costs must be calculated, too, as WNCP groups tend to deepen divisions between groups of citizens and fuel exclusionary practices in the name of community safety.

Introduction
This paper, pays attention to the persistence of non-paid citizen involvement in matters of local safety and security, a development which started to attract intellectual attention from the 1970s and 1980s onwards. It is only recently that such attention has culminated in a real wave of empirical studies on the role of citizen patrols, neighbourhood watches and other forms of active citizenship in both Dutch and British community safety.

Contemporary neighbourhood watches are fundamentally different from historical examples. While the latter were appointed and authorised by local government to maintain public order, deter criminal activity and provide law enforcement, today’s initiatives can be grouped under the banner of ‘do-it-yourself surveillance’; focussing on driving strangers out and creating sanitised spaces for homogenous inhabitants.

In our digital era, ‘offline’ citizen patrols and neighbourhood watches have lately been accompanied by ‘digital’ or ‘online’ counterparts, which are accelerating and deepening this development of vigilant citizenship. The novelty of digitally mediated neighbourhood watches, which makes them even more amenable to ‘doing-it-yourself’ than non-digitally mediated ones, means that many more people are able to join an invisible web of controls that increases the speed and extent of communication among social media users. WhatsApp Neighbourhood Crime Prevention is on the rise in the Netherlands, but is also popular in other countries, for example Britain and South-Africa.

Whatsapp Neighbourhood Crime Prevention (WNCP): A smartphone-based neighbourhood watch messaging group that aims to ‘exchange warnings, concerns, and information and incidents, emergencies and (allegedly) suspicious situations related to their neighbourhood’.

Initially, the establishment of WNCP groups was a product of ‘self-responsibilisation’, of ‘bottom-up’ citizenship independent of government, but the movement has gradually become more institutionalised. Various local authorities promote the proliferation of social media platforms and applications being used for monitoring neighbourhoods. There is also a special – privately owned – website (www.wabp.nl) that publishes detailed information on the number and geographical spread of WNCP groups, applicable house rules for group members, and how to buy official-looking stickers and streets signs displaying the warning. The present study delves into the practices and intended or unintended effects of WNCP groups, and how outcomes can be explained.

A critical appraisal of WhatsApp crime prevention
Why do people engage in the fairly new online WNCP groups? On the individual level, members and non-members differ, with the former having a stronger belief that joining a WNCP group would lead to a safer neighbourhood. At the social level, members also have more experience with previous participation in the organisation of street barbecues, for example. Trust in the police does not appear to have had any impact on whether or not people join a WNCP group.

Members send round digital text messages, and they are expected to do so according to the uniform ‘SAAR guidelines’. These guidelines are promoted by the official WNCP house rules and published on the website www.wabp.nl. SAAR is an acronym for
- Signalling; be aware and take notice of suspicious persons.
- Alarming; the police.
- App; your group members.
- React; undertake action in a safe manner.

Although those steps might not have been fully established in each and every WNCP group in the Netherlands, the police highly recommend following SAAR and thus contributing to a process of normalisation. Police engagement, as a result, is much needed if the WNCP groups are to thrive;
- SAAR assumes that the police react swiftly to citizens’ emergency calls, but when officers do not intervene due to other pressing obligations, citizens ‘can feel unheard and unsupported, which can lead to a lack of trust in the police’.
- People should not do police work themselves and should certainly not take the law in their own hands.

Just like vigilante neighbourhood watches, digital crime prevention is not without unpleasant ‘moral implications’ of stigmatisation, ethnic profiling and excessive social control. WNCP groups can potentially diverge from their intended civic and civil purposes, derailing in ambiguous, not to say reprehensible, directions. What exactly are ‘unusual and suspicious activities’? If people are constantly encouraged to be aware of anything and anyone ‘out-of-the-ordinary’, such a process may slowly but surely open the doors for harsh surveillance practices to creep into people’s normal lives. The co-production of community through participation in surveillance is often based on the exclusion and suspicion of others.

WNCP groups, as a novel iteration of the long-standing tradition of neighbourhood watch, do not thrive in solitude, but must be seen in parallel with other networked social media platforms.
- Nextdoor, for example, is also a popular app in the Netherlands and has a friendly image of neighbours fostering relationships around missing properties, home repairs and meal deliveries. Nevertheless, the logic of Nextdoor increasingly shifts towards crime prevention purposes.
- Amazon Ring represents ‘an assemblage of surveillance fixtures and apparatuses, social media networks, crime reporting partnerships and internet-connected cloud servers’. What started as a doorbell with a fancy camera directed at public space now spills into facial recognition technologies with consumers acting as the harvesters of Big Data that can be potentially shared with public authorities under the guise of secretive contracts. Monitoring ‘the other’, in sum, has evolved into a multi-billion market and raises grave concerns about infringements of political liberties and human rights.

EMMIE
Sherman (1998) introduced an evidence-based paradigm in the field of police and security studies. Evidence-based approaches try to determine a reasonable connection between ‘action’ and ‘outcome’, which requires ‘research, analysis, evaluation evidence and empirical evaluation’. This kind of scientifically sound evidence should also be made digestible for decision-makers who, for example, decide on the allocation of resources or subsidies to projects and programs. Knowledge about ‘what works’ (or not) and why it works thus aspires to break out of the ivory tower of academia and inform politicians, civil servants, street-level professionals and society at large about scholarly advances. Evidence-based research often consist of large-scale literature reviews and quasi-experiments, but both strategies fail in evaluating WNCP groups.

The lately developed EMMIE scheme, an analytical framework (Johnson et al., 2015) serves as an analytical tool for synthesising literature reviews and empirical findings from fieldwork while offering a practical format for engaging policy makers and practitioners with scholarly evidence. Building on the Context, Mechanisms, Outcome pattern Configurations model, the founders of EMMIE add that mediators (or ‘intermediate outcomes’ bridging an intervention and the ultimate outcome), moderators (or ‘variables that may explain variation in outcomes across different studies’) and budget considerations should also be taken into account to equip policy makers and practitioners with evidence-based information. This leads us to explain the second acronym of our paper. EMMIE stands for the:
- Effect direction and impact size of an intervention.
- Mechanisms consisting of factors that produce certain effects.
- Moderators involving conditions under which variations in outcomes occur.
- Implementation of interventionist policies and practices.
- Economics or cost-benefit calculation of an intervention

For each dimension, it is possible to rate the methodological evidence of an intervention from ‘none’ to ‘very strong’ and make results digestible for policy makers.

Method

The six cases turned out to be useful for ‘establishing the plausibility of relationships among variables’, although technically results cannot be generalised. We were able to follow all groups’ chat histories for up to 3years – for between 11 (Amstelveen-Bovenkerk) and 34 (Almere Kromgouw) months to be precise – so it was possible to keep track of events, activities and impact on (crime) problems over a long period of time. We also conducted a literature review on the functioning of WNCP groups in other parts of the Netherlands with a view to incorporating some of the material into this study.

Research activities
- Explorative talks with the WNCP groups’ moderators.
- Becoming members of the app groups to code and analyse the chat histories.
- Focus groups to reflect on our observations with moderators, group members, community police officers and municipal representatives.
- Semi-structured expert interviews with an independent researcher, two policy advisors and six police officers.
- Through a nationwide network of colleagues and a small literature review, we brought together five academic publications on the practices and effects of Dutch WNCP groups.

Contributions to local crime and community safety
Sending messages back-and -forth about (allegedly) suspicious behaviour lies at the core of WNCP. Group members do so in short text streams, using ordinary language, for example to describe a person’s appearance (a photo or video can be added). How much back-and-forth there is depends on the situation. Conversations are pretty brief, on average, and usually spark general alertness rather than direct action after a situation is reported. Group members sometimes call the police, but officers do not necessarily respond quickly – if at all.

Effect
It remains disputable that digital watch schemes have a unidirectional effect on the level of burglaries and other offences in a neighbourhood. WNCP groups potentially increase feelings of safety among inhabitants. Involvement in digital networks intensifies proximity as members exchange WhatsApp messages about crime and disorder, and this, in turn, may trigger the reassuring emotion that people are watching over each other.

However, communications technologies being used to flag ‘do-it-yourself surveillance’ come with many drawbacks, because they also bring concerns about criminality and other information closer to home – literally and metaphorically. This invariably affects participants’ feelings of safety in a somewhat ambiguous way. It both reassures participants and raises anxiety. As a result, we can speak of a ‘nuanced perception’ of community safety. Participation in a (digital) citizen watch changes people’s feelings of safety positively and negatively.
- A positive effect can be people’s sense of social cohesion. Participation has created closer connection with each other, enables people to feel supported and has opened (indirect) communication channels to the police and local government. WNCP groups can also strengthen the collective efficacy of citizens, ‘because it is precisely via neighbourhood watch efforts that external help is mobilised more quickly, and outside sources of help (police, city authorities) can strike more efficiently’.
- However, there is no evidence for short-term crime-control benefits. Negative effects are that WNCP groups can lead to disproportionate social control, discrimination against ‘deviant others’ and unpleasant conversations in the app groups. Indeed, there is ample evidence for exclusionary behaviour among group members.

Mechanisms
Criminological literature lists assorted factors that plausibly mediate the effect of WNCP groups.
- Neighbourhood watch is supposed to reduce crime is by residents looking out for suspicious activities and reporting these to the police. This mechanism seems flawed since there were many instances of lively interactions among citizens, community police officers and municipal representatives, but these served to strengthen neighbourhood-government contacts rather than to prevent burglaries.

  • The same argument goes for popular theories about ‘guardianship’ limiting the opportunities to commit an offence, and for the notion of ‘deterrence’; criminals may think twice before they strike as a result of warning signs, the omnipresence of vigilant citizens, and their perceived level of social cohesion in a living environment.
  • Watch groups need to create ‘critical mass’ in order to scare off criminals. Success in reaching this tipping point typically depends on the quality of communication lines with the police and on the number of ‘eyes and ears’ that can be effectively mobilised.
  • The creation of ‘social capital’, particularly in the fostering of social ties within neighbourhoods and between active citizens and government officials. Such ties are quite weak, as most WNCP members have no or very little face-to-face contact. They merely participate virtually.

Moderators
Although, as outlined above, WNCP groups do not really live up to their expectation of preventing crime and enhancing feelings of safety, our respondents still thought that their activities were meaningful because digital neighbourhood watches inspire information flow and fuel a sense of control, whether genuine or not.
- A first moderating condition impacting on the practical functioning of the WNCP is the management of these groups. Strict regulation by the municipal authorities is appreciated by participants and has possibly encouraged them to remain alert. In app groups where people frequently chatted about non-urgent issues people tended to get annoyed and left. The ‘low threshold for access and participation’ thus had the tendency to turn against itself.

  • The second moderating condition worth mentioning is an emerging pattern of area status. In lower-status neighbourhoods, the teams encounter varying degrees of support from professional agencies, while in the higher-status districts volunteers actually feel that they are taken more seriously by agencies.

Implementation
Practitioners need to know if interventions are easy or difficult to implement’. The interesting thing about the emergence of WNCP in the Netherlands is that it largely embodies a spontaneous spirit rather than top-down government policy. WNCP groups implement themselves. In furtherance of this implementation, some municipalities, actively encourage citizens to set up groups and participate, but most municipalities only facilitate those groups informally (remaining at a distance). At the same time, as research points out, efforts to directly implant collective citizen participation are often doomed to fail; there is little evidence that block/neighbourhood meetings cause local residents to engage in neighbourhood surveillance, social interactions and bystander intervention.

Community police officers generally do not take part in WNCP groups either. The police refrain from participating for two reasons: to avoid ‘information overload’ and deter the unrealistic expectation that they can act promptly on the messages and requests circulating in the app groups. However, community police officers mostly maintain good contacts with the WNCP group moderators, share information with them, keep an eye on vigilantism, and, at times, invite citizens to have a look round the central control centre at the police headquarters. People accept such gestures as tokens of appreciation and recognition.

Economy
Volunteer citizen patrols operate on a ‘small budget’ and this may be even more so for WNCP, as expenses only related to members’ personal smartphones and minor municipal investments in signs, stickers and meetings. According to the police, guiding digital neighbourhood watch is far less labour intensive than is their physical counterparts. Social media usage seems specifically ‘cost effective’ since new information technologies, like WhatsApp, are able to replace time-consuming face-to-face contacts between police officers and citizens in the coproduction of community safety.

Nevertheless, and as outlined from the beginning, we should not be blinded by a limited financial calculation in determining WNCP effectiveness and efficiency. The groups do not really meet their initial objective of preventing crime and social and moral costs must also be taken into the equation. This can be done by applying to digital neighbourhood watch the principles of ‘necessity’, ‘proportionality’ and ‘minimalism’.

Conclusion
Effect: the direct impact of WNCP groups’ on crime, crime prevention and people’s feelings of safety can barely be gauged. Yet, there is general agreement that those groups stimulate social cohesion and social capital, both among participants and among participants, the police and municipal authorities. Perhaps these kinds of linkages will deter crime in the longer run.

Mechanisms: classic theories about physical neighbourhood watch (‘reporting suspicious situations to the police’, ‘deterrence’, ‘informal guardianship’ and ‘direct apprehension of suspects’) do not hold sufficiently for digital WNCP groups. The main mechanism at play here is that WhatsApp messaging shortens informal (among participants) and formal (among participants, the police and municipal authorities) communication lines.

Moderators: two moderators influencing the practices of WNCP groups are the management of those groups (strict regulation stimulates participants to stay alert) and neighbourhood status (WNCP groups seem to thrive best in higher-status neighbourhoods or in neighbourhoods with a previously existing high level of social cohesion).

Implementation: this dimension is not fully applicable since WNCP groups, by and large, successfully implement themselves. Local authorities and the police mostly simply facilitate the digital watches. It might be appropriate for governments to take a more active role in neighbourhoods with relatively high crime rates (and presumably lower social cohesion). Preventative efforts are most needed there.

Economics: the financial costs of WNCP groups are low, but undesirable social and moral by-products (such as discrimination, stigmatisation and exclusion of strangers) must be taken into account too.

26
Q

P.4.1 Rybnicek, R., Plakolm, J., & Baumgartner, L. (2020). Risks in public–private partnerships: A systematic literature review of risk factors, their impact and risk mitigation strategies. Public Performance & Management Review, 43(5), 1174-1208.

A
  • Publieke-Private Samenwerkingen (PPPs): fenomeen waarbij publieke en private instellingen samenwerken om sociale, economische of milieudoelen te bereiken. PPPs worden steeds belangrijker en populairder wereldwijd, maar ze brengen zowel voordelen als risico’s met zich mee.
    o Ondanks het bestaan van uitgebreide literatuur over risico’s in PPPs is er nog geen overkoepelend overzicht dat de risicofactoren identificeert die relevant zijn voor alle PPPs, ongeacht het project of de sector.
  • Belang van PPPs: PPPs zijn een belangrijk element geworden om te voldoen aan de groeiende eisen van de samenleving. Ze worden wereldwijf steeds meer gebruikt en hebben voordelen voor zowel publieke als private partners, zoals toegang tot financiering, efficiëntieverbeteringen en risicodeling.
  • Risico’s in PPPs; ondanks de voordelen hebben PPPs ook hun nadelen. Partners hebben verschillende belangen, en PPP-projecten kunnen meer en complexere risico’s met zich meebrengen dan andere projecten. Er bstaat al veel literatuur over risico’s in PPPs, maar deze is vaak beperkt tot specifieke gevallen, sectoren of landen.
  • Risicomanagement in PPPs: de tekst benadrukt het belang van risicomanagement in PPPs en verwijst naar bestaande risicomanagementkaders, waaronder een levenscyclusrisicomanagementkader en een geïntegreerd risicomanagementsysteem. Het identificeert drie hoofdstadia van risicomanagement: risico-identificatie, risico-evaluatie en risicobeperking.
  • Belangrijke risicofactoren en bevindingen per factor:
    o Contracten:
     Risico’s: onderhandelingen, onvolledigheid en contractontwerp
     Identificatie: problemen met de duur van onderhandelingen, onvoldoende processen voor overeenkomsten, asymmetrische informatie en onvolledigheid van langetermijncontracten.
     Evaluatie: 94 van de 159 geanalyseerde papers behandelden contractrisico’s, met gevolgen zoals hoge kosten, vertragingen en conflicten.
     Mitigatie: geplande onderhandelingsprocedures, flexibiliteit in contracten en duidelijke richtlijnen voor contractontwerp.
    o Middelen:
     Risico’s: financiën, personeel en tijd.
     Identificate: uitdagingen zoals kostenoverschrijdingen, beperkte beschikbaarheid van middelen en verschillende tijdshorizonten
     Evaluatie: 93 van de 159 artikelen behandelen middelenrisico’s, met gevolgen zoals vertragingen, conflicten en kwaliteitsproblemen.
     Mitigatie: vroege financiële analyse, regelnatige controle volgens normen, personeelwerving en -training, en tijdsplanning om risico’s te verminderen.
    o Doelstellingen:
     Risico’s: conflicterende doelen, strategieproblemen en gebrek aan duidelijkheid
     Identificatie: problemen met verschillende doelen, strategieën en onduidelijke beleidslijnen.
     Evaluatie: 71 van de 159 papers behandelden risico’s met betrekking tot doelstellingen, met gevolgen zoals conflicten, misinterpretaties en gebrek aan betrokkenheid.
     Mitigatie: bewustzijn van conficterende doelen, communicatie van een gemeenschappelijke visie, duidelijke contractuele overeenkomsten.
    o Structuur:
     Risico’s: rollen en verantwoordelijkheden, besluitvorming en coördinatie
     Identificatie: onduidelijke toewijzing van rollen, problemen met besluitvormingsprocssen en coördinatieproblemen.
     Evaluatie: 63 van de 159 papers behandelden structurele risico’s, met gevolen zoals machtsongelijkheid, vertragingen en inefficiënt gebruik van middelen.
     Mitigatie: duidelijke definitie van rollen, effectieve besluitvormingsstructuren en coördinatiestrategieën.
    o Betrokkenheid: (toewijding)
     Verwijst naar de mate waarin individuen zich identificeren met en zich inzetten voor het PPP en zijn doelen.
     Risico’s: identificatie met het project en inzet van partners.
     Identificatie: uitdagingen zoals een negatieve houding, gebrek aan motivatie en onwil om samen te werken.
     Evaluatie: 62 van de 159 papers behandelden betrokkenheidsrisico’s, met gevolgen zoals afnemende motivatie, gebrek aan vertrouwen en onzekerheid.
     Mitigatie: stabiele kaders, gedeelde waarden, duidelijke communicatie en contractuele stimulansen.
    o Omgeving:
     Risico’s: poltieke, vraag/inkomsten, competitieve en onvoorspelbare incidenten.
     Politieke onzekerheid, wetgevingsrisico’s, en competitieve problemen kunnen invloed hebben op PPPs.
     Mitigatiestrategieën omvatten overheidssteun, juridische kaders, selectie van ervaren particuliere partners en risicoberekening.
    o Communicatie:
     Risico’s: interactie tussen partners, gedeelde informatie en tijdige communicatie.
  • Onder meer gebrek aan communicatie, informatie-asymmetrie en problemen met tijdige communicatie.
     Mitigatiestrategieën zijn frequente communicatie, vastleggen van doelen in de beginfase en het opzetten van een regelgevend kader.
    o Vertrouwen:
     Vertrouwensrisico’s omvatten monitoring, opbouw van vertrouwen en transparantie.
     Overmatige monitoring kan vertrouwen schaden, en gebrek aan transparantie kan het hele project beïnvloeden.
     Mitigatiestrategieën zijn zorgvuldige controle, geleidelijke opbouw van vertrouwen en open communicatie.
  • Discussie:
    o Verbinding met bestaande theorieën:
     De studie benadrukt het belang van het inbedden van resultaten in bestaande literatuur, hoewel de studie zelf niet is gebaseerd op specifieke theorieën.
     “Contracten” worden geïdentificeerd als een van de belangrijkste risicofactoren, en de contracttheorie van Holmstrom en Hart (1987) wordt relevant geacht voor de optimale contractontwerp en het gedrag van betrokken partijen.
     Andere relevante theorieën zijn transaction cost theory, principal-agent theory, resource dependence theory, en stakeholder theory.
    o Interrelaties tussen risicofactoren:
     “Contracten” spelen een centrale rol in PPPs en worden niet alleen als risicofactor besproken, maar ook als een deel van de oplossing.
     Er is een sterke interrelatie tussen contracten en andere risicofactoren, en contracten fungeren als een mitigatiestrategie voor verschillende risico’s, waaronder communicatie en vertrouwen.
    o Dynamiek van risicofactoren:
     Sommige risico’s zijn waarschijnlijker aan het begin van PPPs, terwijl anderen zich in de loop van de tijd manifesteren.
     Risicomanagement wordt beschouwd als een continu en iteratief proces, en het begrip van de dynamiek van risicofactoren kan essentieel zijn voor effectief risicobeheer.
    o Conceptueel model:
     Een conceptueel model wordt voorgesteld om het begrip van risico’s in PPPs te verbeteren.
     Risico’s worden gegroepeerd in lagen (risicolagen) met verschillende focusgebieden, en de dynamiek van risicofactoren wordt in aanmerking genomen bij het identificeren, evalueren en mitigeren van risico’s in verschillende stadia van een PPP.
     Er wordt ook nadruk gelegd op de coördinerende rol van contracten en relatiefactoren, en hoe deze factoren als basis fungeren voor andere risicolagen.
    o Aanbevelingen voor toekomstig onderzoek en beperkingen:
     Onderwerpen voor toekomstig onderzoek omvatten de analyse van andere risicofactoren (zoals verschillende culturen, partnerselectie, rol van leiderschap) en differentiatie op basis van de grootte van de deelnemende partners.
     Er is behoefte aan verdere vergelijking tussen risico’s in ontwikkelde en ontwikkelingslanden in het kader van PPPs.
     Beperkingen van de studie omvatten methodologische keuzes en de erkenning van professioneel oordeel in sociaalwetenschappelijk onderzoek.
    -
27
Q

Gastcollege Field Lab

A
  1. Public Value - Creëren van maatschappelijke meerwaarde staat centraal (Public
    Value Theory – Mark Moore)
  2. Wicked Problems - Wij werken aan ‘wicked problems’ => per definitie niet
    ‘oplosbaar’, maar wel aan te pakken! (Keith Grint)
  3. De daadkracht zit in de kerntaak – Deelnemers verbinden zich aan het
    maatschappelijk probleem, om vervolgens vanuit ieders gereedschapskist te
    bekijken wat de beste interventie zou kunnen zijn
  4. Teaming - Integraal samenwerken vraagt om ‘teaming’ (Teaming to innovate, Amy
    Edmondson), inzicht in elkaars positie en vertrouwen in elkaar.
  5. Adaptive Leadership - Integrale samenwerking aan wicked problems vraagt om
    een ander soort leiderschap: ‘adaptive leadership’ (o.a. Adaptive Leadership in
    Practice & Hold the Line, Ronald Heifetz)
  6. Transitional Learning - ‘Leren vereist veel meer dan het delen van info’.
    Volwassenen leren veel beter door te doen en te ervaren: backbone van het
    curriculum is daarom een meerdaagse residentiële workshop waar men niet aan
    het leren kan ontsnappen…
  7. Learning by doing - ‘Field Lab’, met de nadruk op FIELD!!! (Bridging the learningdoing gap)
  8. Stocktakes - Verantwoording over wat je hebt gedaan en geleerd; niet over je KPI’s!!!
28
Q

College 2

A

Law in the books

  • Vrouwe justitia met blinddoek
  • Het ideaal: gelijkheid
  • Formele gelijkheid
  • Beslissen zonder aanzien des persoons
  • Maar is dat rechtvaardig?
  • Rekening houden met
    verschillen
  • Vrouwe justitia zonder blinddoek
  • Materiële gelijkheid
  • Gelijkheid door rekening te
    houden met verschillen
  • Maar: welke verschillen zijn
    relevant?
  • Leeftijd?
  • Werkeloosheid?
  • Slippery slope tussen rechtvaardig beslissen en discriminatie

Kanttekeningen Strafketen
* Grillige instroom en doorstroom: trechter
* Waan van de dag bepaalt
prioriteiten - doorstroom
* Gebrekkige afstemming tussen schakels - afstemmingsverliezen
* Informatievoorziening is suboptimaal
* Wie heeft de regie?
* Ontbreken van sturing en centrale regie

Selectiviteit
* Het strafrechtelijk systeem selecteert ten voordele en ten nadele van bepaalde typen misdrijven en verdachten
* Kans om in de keten terecht te komen
* Kans om er weer uit te komen
* De wijze van behandeling tijdens het verblijf in de strafrechtsketen

Maar selectiviteit is geen discriminatie! Wat is het verschil?

Organisatorische kenmerken

Reactiviteit van de strafrechtspleging
* Donald Black (1973) The mobilization of law
* Hoe komt het strafrechtssysteem aan zijn zaken?
* Mobilisering is het proces waarlangs burgers en het recht met elkaar in aanraking komen
* Het recht moet ‘in werking’ worden gesteld
* 2 mobiliseringsprocessen:

Proactief
* Strafrechtspleging is formeel proactief
* Politie vangt boeven en bij het ontdekken van het delict is
direct de dader geïdentificeerd

Reactief
* Publiekrecht vs privaatrecht?
* Van invloed op: kennis van zaken, toegankelijkheid, discretionaire ruimte, responsiviteit
* Maar in de praktijk vaak reactief: politie en justitie zijn voor hun invoer sterk afhankelijk van anderen
* Factoren:
* Aangiftebereidheid

Zichtbaarheid (objectief en subjectief)
* Paradox van de notabele dader
* Sociale afstand tussen slachtoffer en dader
 Hierdoor selectiviteit die vervolgens doorwerkt in oplossingsresultaten

Strafrechtspleging als people processing system (o.a. Terpstra, 2023; Tummers et al., 2015)
* Organisatiecultuur van politie en justitie (o.a. Terpstra & Schaap, 2013, Linneman, 2017)
* ‘Verwerken’ van mensen volgens bepaalde procedures
* Bij afwezigheid van duidelijke richtsnoeren voor de realisering van officiële doelen, risico dat informele doelen prevaleren:
* Goal displacement

Oorzaken van Goal Displacement:
1. Vage, tegenstrijdige doelen
* Crime control vs due process
* Output vs Outcome
2. Ruime discretionaire bevoegdheden
* Lipsky (1980) street level bureaucrat
3. Geringe controle op doelrealisering en taakinvulling

Doelformulering:
* Output vs Outcome
* Output: gemakkelijk te meten prestaties
* Aantal boetes, sancties, controles, ophelderingspercentages
* Outcome: achterliggende beleidsdoelen waarvoor de organisatie in het leven is geroepen
* Veiligheid, rechtsbescherming, schone omgeving, etc.
* Druk om gewenste output te leveren kan vervolgens leiden tot organizational cheating: maximaliseren prestaties ongeacht of dat bijdraagt aan beleidsdoelen

Street level bureaucrats
* Lipsky (1980: 3):
“Public service workers who interact directly with citizens in the course of their jobs, and who have substantial discretion in the execution of their work”
* Kenmerken:
* Direct contact met burgers
* Ruime discretionaire bevoegdheden
* Beslissingen nemen die ingrijpen op het leven van mensen
* Spanning:
* Werkdruk/ caseload vs middelen/ mankracht
* Ambigue en ambivalente doelstellingen
* Moeilijk meetbare prestaties
* Relatie tussen SLB - managers

29
Q

P.4.1 Scherpenisse, J. & Twist, M. van (2019). Verrijken van verantwoording. Inzichtelijk en interactief maken van afwegingen rond de aanpak van ondermijning. Den Haag: NSOB.

A

Laatste jaren toenemende aandacht voor belang van rijkere verantwoording van aanpak criminaliteit, door:
- Ontevredenheid cijfers die huidige verantwoording domineren -> cijfers zijn maar deel, geen recht aan complexiteit probleem
- Politie meer gaan samenwerken en dus op andere manieren aan veiligheid wordt gewerkt -> binnen deze samenwerkingen is bijdrage van ene partij niet meer los te zien van die van andere partijen -> resultaten zijn niet goed meetbaar en niet direct toe te schrijven aan de inzet van individuele partijen
* Aanpak is verweven tussen partners
* Aanpak ook verweven fenomenen zelf (zoals ondermijning)
* Complexe problemen met verschillende deelgebieden, die niet los te zien zijn: dynamische complexiteit -> kan onderdelen niet los zien van de samenhang binnen het systeem
* Verantwoording niet richten op hoe verschillende actoren elk een symptoom aanpakken maar hoe dit de onderliggende patronen en processen beïnvloedt

Bij ondermijning wordt aanpak ook niet vanuit blauwdruk gevoerd, maar krijgt al doende vorm -> aanpak blijft veranderen en beweegt mee met dynamiek van het fenomeen -> uitdaging is simpelweg te complex en veranderlijk om uit te tekenen
- Na acties vindt reflectie plaats en wordt obv nieuwe inzichten acties ondernomen -> gaat niet alleen om korte termijneffecten, maar ook om de lange termijn effecten  hoe de dynamiek duurzaam veranderd kan worden
* Dit alles heeft gevolgen voor de verantwoording van de aanpak -> hoe laat je lange termijn gevolgen zien? En hoe verantwoord je een steeds veranderende aanpak?

Bij veranwtoording altijd verschil tussen wat op papier staat en wat in praktijk gebeurt -> = altijd een simplicifctie van werkelijkheid dmv ordening en classificatie
- Uitdaging is mo het gat niet te groot te laten worden
* Maar aanpak ondermijning laat zien dat gat steeds groter wordt naarmate de professionals in hun aanpak ‘slimmer worden’  de aanpak komt steeds dichter bij de complexiteit van de praktijk terwijl die in de verantwoording juist gereduceerd wordt
➢ Helemaal als verantwoording vastgezet wordt terwijl de context veranderd

Bovendien bij verantwoording gaat niet alleen om verantwoording afleggen aan ‘meerderen’ in hierachische zin maar ook om zichtbaar te maken van aanpak en resultaten aan partners in het netwerk en de maatschappij
- Doel niet alleen goedkeuring/legitimiseren maar ook stimuleren/motiveren van relevante partijen en mensen in het netwerk
* Daardoor gaat het niet alleen om verantwoording achteraf maar ook vooraf

Voor rijkere verantwoording, om het gat te dichten en de complexiteit en dynamiek in kaart te brengen, lijken 3 punten van belang:
1. Voorstelbaarheid
* Werkelijke dynamieken en effecten van de aanpak moeten voorstelbaar gemaakt worden
* Veelal zullen overzichtelijke, simpele dingen worden afgebeeld maar niet de complexiteit van de diepere, fundamentele aspecten – terwijl het juist heel onvoorstelbaar is hoe dynamiek nu echt verloopt – men krijgt dus niet het hele beeld te zien vooral door de onzichtbaarheid en verwevenheid
2. Verwevenheid
* Veel relevante ontwikkelingen worden niet direct met elkaar in verband gebracht -> moeilijk voorstelbare relaties waardoor de verantwoording zich richt op de deelprocessen maar niet onderliggende relaties die het geheel bepalen
* Juist deze interacties moeten in kaart gebracht worden
3. Verantwoordbaarheid
* Onvoorstelbaarhied en verwevenheid belemmeren de verantwoordbaarheid als geheel
* Veel vertelbaar, maar niet verantwoordbaar
* Wordt versimpeld wat ten koste gaat van verantwoorden op een geloofwaardige manier -> groot deel van de aanpak en werkelijke dynamiek blijft onderbelicht
* Daarom moet rijker verantwoord worden -> dit kan via verschillende stijlvormen die conceptueel ruimte bieden voor een verrijking van de verantwoording

Stijlvormen/verbeelden -> verantwoorbaarheid
1. Tellen (cijfers)
Cijfers nu -> te plat, eenzijdig of misleiden beeld zien -> effecten van de aanpak soms lastig uit te drukken in bestaande veranwoordingscijfers
- Deel van de aanpak is degelijk goed in kaart te bregnen, door te tellen en te meten -> niet elke statistiek kan even exact uitgerekend worden of in direct causaal verband worden gebracht met de aanpak, maar zo kan wel veelzijdiger in cijfers worden uitgedrukt welke veranderingen zich in het gebied voltrekken

  1. Vertellen (met verhalen)
    Vertellen achter de cijfers -> keuzes uitgelegd + stuen en legitimiteit verworden worden en andere geenthousiasmeerd en gemobiliseerd worden om mee te doen/denken
    Via infographics
    - Gaat vooral om essentie over te brengen van problematiek en de manier van kijken -> niet om volledig te zijn of systematisch te rapporteren
    Via verhalen
    - Geven inzicht in manier waarop problemen veranderen en wat daarvan geleerd kan worden
     er is aandacth voor plotwisselingen, rollen als helden, slachtoffers en daders
    - Verhalen zijn alleen niet generaliseerbaar en meer illustratie dan cijfers -> toch kan patroon zichtbaar maken en ook meer aandacht voor de concrete praktijk, persoonlijke ervaring en beleving
    - Verhalen symbool staat voor bredere beweging die door het vertellen van het verhaal een zelfersterkende werking heeft (mensen worden getriggerd door te zien van de gevolge om bezig te blijven)
  2. Verbeelden (met visualisaties)
    Via delen van beelden door politie wil politie meer context bieden en hun kant van het werk laten zien -> probeert draagvlak voor werk te creeren en mensen uit te leggen waarom bepaalde idngen wroden gedaan
    - Oordeel aan kijker
    Ondermijningsvlog -> geprobeerd uit te leggen wat problematiek is en hoe aangepakt wordt, evenals dilemma’s en afwegingen -> geprobeerd maatschappelijke norm te laten zien
    - Geprobeerd om meer draagvlak te creeren waardoord bewustzijn stijgt en ook meldingsbereidheid groeit
    Manieren om problematiek herkenbaarder en invoelbaarder te maken en mensen zo te activeren zelf verantwoordelijkheid te nemen
    - Zeer toegankelijk -> groot bereik en maakt inzichtelijk wat zij zien
  3. Metaforiseren (met taal): ‘we zien alleen het topje van de ijsberg’, ‘doen als beste manier vandenken’
    Vaak blijven metaforen alleen impliciet in de gedachten van professionals of worden ze hooguit gebruikt in kleine kringen  expliciet maken in verantwoording
    - D.m.v. metaforen kan een deel van het inzicht in de dynamiek worden uitgedrukt wat in andere stijlvormen niet lukt
  4. Ensceneren (met symbolen): het gaat niet alleen om de boodschap, ook om de vorm -> belang symboliek en dramaturgie
    In verantwoording gaat het niet alleen om de boodschap, maar ook om de vorm. Het maakt uit in welke setting en met welke toon de boodschap wordt gebracht.
    - Voor een verrijking van de verantwoording is ook aandacht nodig voor enscenering, dus met meer nadruk op de symboliek en dramaturgie ervan. Zoals het Engelstalige performance zich naar het Nederlands laat vertalen als ‘presteren’ maar ook als ‘presenteren’.
    - Het herbestemmen van afgepakte goederen is een voorbeeld van aandacht voor enscenering. Het maatschappelijk effect hiervan zit deels in de directe ‘prestatie’  Criminelen zijn hun schipkwijt en het opleidingsinstituut heeft baat bij het verkregen schip. Maar het maatschappelijke effect van de actie is breder door de symboliek waarmee het ‘teruggeven aan de maatschappij’wordt omgeven. De bedoeling is hiermee ook een signaal af te geven aan de maatschappij, en aan de studenten die met het schip mogen werken in het bijzonder.
  5. Belichamen (met mensen): bepaalde personen (wijkagent, OvJ, burgemeester) belichamen als het ware de Hartcore aanpak. Ze zijn niet de aanpak, maar zijn wel aanspreekbaar en kunnen ter verantwoording geroepen worden als eigenaar van de aanpak
    Variëteit aan personages mogelijk: niet alleen personen uit overheidsinstanties, ook Rotterdammers die de maatschappelijke aanpak goed kunnen vertegenwoordigen
    - Wie het gezicht is van de aanpak, is ook bepalend voor hoe de verantwoording overkomt, vertrouwd wordt en daadwerkelijk inzicht biedt in wat de aanpak voor mensen biedt

Robuuste verrijking
Van vormen van verantwoordingspraktijk: in hoeverre wordt met rijker verantwoorden de aanpak van ondermijnende criminaliteit voorstelbaarder, beter passend bij de verwevenheid en verantwoordbaarder?

Voorstelbaarheid
Infographics, verhalen, filmpjes en personen die aanpak belichamen -> aanpak beter voorstelbaar en aantrekkelijker gemaakt voor doelgroepen
- Past goed bij varietiet van partijen in netwerk
- Anderen die niet (nog) niet direct betrokken zijn, worden gestimuleerd of verleid om mee te gaan doen -> niet alleen aansluiten/informatie leveren, ook kritiek en tegendenken

Verweveneheid
Op gebiedsniveau naar problematiek te kijken i.p.v. kleine deelproblemen
- Gaat om verantwoording die ‘in actie’ tot stand komt (inzicht van binnenuit)
- Niet alleen belangrijk voor buitenstaanders, ook voor direct betrokkenen
- Verwevenheid betrekken  vergroot lerend vermogen van professionals in de aanpak

Verantwoordbaarheid
Zorgt het voor afrekenbaarheid, legitimiteit of besluitvormers meer en beter worden in het stellen van prioriteiten en de inzet en verdeling van middelen?
- Eerste stappen gemaakt: er is dus potentie voor rijkere verantwoording, omdat bestuurders en politici ook gebaat zijn
- Risico: rijker verantwoorden kan worden gezien als te vaag, opgepoetst of ontwijkend -> oplossing: rijk & robuust verantwoorden

Rijk en robuust verantwoorden
Vernieuwing in de verantwoording moet ook robuust genoeg zijn om stand te houden in politieke en bestuurlijke arena:
- Verhalen, filmpjes en infographics kunnen als leuk en lcuhtig worden gezien, maar ook als voldoende stevig en scherp -> ontstaat dan alsnog neiging om vast te houden aan cijfers
- Rijk en robuust zijn geen opponenten, maar vullen elkaar aan: zie schema Voorstelbaarheid en verwevenheid zijn sterk verbonden emt rijkheid Robuustheid is sterk verbonden met verantwoordbaarheid

30
Q

P.4.1 Van den Berg, E. & Maas, I. (2013) Interorganisationele samenwerking in de publieke sector: een casestudie naar een netwerk van organisaties rond criminele jongeren. Mens & Maatschappij, 88(2), 206-232.

A

Samenwerking tussen organisaties ontstaat als reactie op complexe problemen en gebaseerd op idee dat bundelen van kennis en ervaring tot betere interventies leidt dan afzonderlijk handelen
- + door decentralisatie van overheid  MA organisaties hebben daardoor een meer autonome positie verworden en hebben sociale verantwoordelijkheden uitgebreid

2 vormen van samenwerkingsverbanden:
1. Samenwerkingsverbanden die bestaan uit private organisaties met als doel het dienen van de belangen van de betreffende partners
* Onderzoek vooral hierop gericht, maar deze kennis is niet toe te passen op de andere (publieke) vorm van samenwerking -> die verbanden zijn niet meteen gericht op het maken van winst en kunnen vaak niet vrij kiezen uit samenwerkingspartners om te kijken wat de meeste winst geeft -> wordt van bovenaf opgelegd

  1. Samenwerkingsverbanden tussen publieke organisaties met doel bij te dragen aan maatschappelijk belang
    * Ketensamenwerking -> organisaties die in publieke domein samenwerken; een samenwerkingsverband tussen partijen die zowel zelfstandig als afhankelijk van elkaar functioneren omdat ze volgtijdelijke handelingen uitvoeren, gericht op een afzonderlijk doel

Interorganisationele samenwerking  twee organisaties, die binnen een netwerk van partijen bij elkaar zijn gebracht rondom een probleem dat voor alle organisaties speelt, werken aan dezelfde taak

3 categorieën factoren die verband houden met de samenwerking
1. Factoren die direct verband houden met de aanpak van top60 = lik op stuk (snel afhandelen), zorg & instroom verminderen (vooral beleidsinterventie factoren)
* Maken van expliciete afspraken en het stellen van regels zou de mate van samenwerking vergroten -> bepalen wie bevoegd is besluiten te nemen, welke acties zijn toegestaan en welke informatie nodig voor samenwerking
➢ Spanningen in verband met rollen en verantwoordelijkheden kunnen dnv expliciete afspraken worden opgelost
* Communicatiestructuur is belangrijk om verdubbeling of overlap van interventies te overkomen en de problemen van de jongeren zo goed mogelijk in beeld te krijgen -> wanneer organisaties een overlegstructuur kennen, zal mate van samenwerking verhogen

  1. Factoren die (deels) een gevolg kunnen zijn van de tot stand gekomen samenwerking (kunnen oorzaak en gevolg zijn)
    * Frequentie van contact zal bijdragen aan een succes van de samenwerking  begin van samenwerking om abstracte ideeën uit te werken en in uitvoerende fase om info uit te wisselen en gezamenlijke acties te ondernemen – kan daarom oorzaak en gevolg
    * Wederzijds respect, begrip en vertrouwen tussen organisaties – het breng erkennen
    an de bijdrage van de andere organisaties en laat onderlinge afhankelijkheid zien ->
    gebrek hieraan belemmert samenwerking. Het ontstaat niet vanzelf -> hoe beter samenwerking verloopt, des te meer vertrouwen etc.
    * Hoe belangrijk partners het gezamenlijke doel vinden  bepaalde organisaties zullen al iets meer een gezamenlijk doel hebben dan andere waardoor de samenwerking utssen hen vergemakkelijkt wordt maar aan de andere kant in de smaenwerking ook meer begrip voor het gezamenlijkde doel kunnen ontstaan
    * Men moet de financiele lange-termijn effecten zien om tot een samenwerking te
    komen doordat het aan het begin een investering vraagt, maar tijdens de samenwerking kan dit bewustzijn ook groeien als gevolg van samenwerking
  2. Factoren die bestaan ongeacht de tot stand gekomen samenwerking
    * Hoe meer fysieke nabijheid, des te meer samenwerking door dat het een hoge frequentie van contact mogelijk maakt en het onderhouden van een gedeeld bewustzijn  verhoogt productiviteit van de samenwerking, moeilijke problemen worden beter opgelost en doelstellingen die strakke samenwerking vereisen worden sneller bereikt
    * Eerder samenwerking zorgt voor een goed begrip van de rollen en verwachtingen en leidt tot vertrouwen in eventueel nieuw samenwerkingsproces
    * Nastreven van vergelijkbare organisatiedoelen

Resultaten
Variabelen die bestaan ongeacht de tot stand gekomen samenwerking:
- Wanneer de fysieke afstand toeneemt heeft dit negatief effect op mate van samenwerking
* Maar: Dit effect verdwijnt door de variabele ‘gemaakte afspraken’ en ‘samen vertegenwoordigd in een overlegstructuur’ 
* suggereert dat organisaties met een fysieke nabijheid grotere kans hebben om meer gedetailleerde afspraken te hebben en om gezamenlijk vertegenwoordigd te zijn in een overlegstructuur wat verklaard waarom zij meer samenwerken
- Er is meer samenwerking in dit kader als er eerder een samenwerking is geweest
- Organisatie di emeer overeenkomende doelen streven werken meer samen:
* Maar dit effect verdwijnt door de variabelen ‘gemaakte afspraken’ en ‘samen vertegenwoordigd in een overlegstructuur’ wat suggereert dat deze organisaties een grotere kans hebben om meer gedetailleerde afspraken te hebben en om gezamenlijk vertegenwoordigd te zijn in een overlegstructuur wat verklaard waarom zij meer samenwerken

Beoogde samenwerkingsrelaties:
Beleid heeft positief effect op de samenwerking -> dit effect verdwijnt door variabelen ‘gemaakte afspraken’ en ‘samen vertegenwoordigd in een overlegstructuur’ omdat dit een invulling is van het beleid

Variabelen die direct verband houden met de aanpak top600/ het samenwerkingsverband
- Gemaakte afspraken hebben positief effect op de samenwerking
- Samen vertegenwoordigd zijn in een overlegstructuur heeft positief effect
➔ Maar dit effect verdwijnt als variabelen ‘frequentie contact’ en ‘respect, begrip en vertrouwen’ worden toegevoegd – suggereert dat organisatie die in een overlegstructuur zitten een grotere kans hebben op een hogere mate van contact en meer respect, begrip en vertrouwen en daarom meer samenwerken

Variabelen die wellicht een wederzijds versterkend effect hebben
- Variabelen ‘frequentie contact’ en ‘respect, begrip en vertrouwen’ hebben positief effect op samenwerking
- Naarmate organisaties meer vertrouwen hebben in financiele lange-termijnvoordelen hangt dit samen met een hogere mate van samenwerking

In tegenstelling tot amerikaans onderzoek zien we niet dat een sterkere mate van het onderschrijven van het hoofddoel leidt tot meer samenwerking

31
Q

p.4.1 Whelan, C., & Dupont, B. (2019). Taking stock of networks across the security field: A review, typology and research agenda. In B. Dupont, C. Peter & K. Manning (Red.), Policing Across Organisational Boundaries (pp. 90-106), New York, Verenigde Staten: Routledge.

A
  • Veiligheid wordt steeds meer nagestreefd door netwerken van publieke, private en hybride actoren.
  • Perspectief van ‘nodale governance’: focus verschuift van een door de staat gecentreerde aanpak naar een betrokkenheid van verschillende potentiële besturende knooppunten (geen enkel knooppunt, zoals de staat, zou prioriteit moeten krijgen in veiligheidsnetwerken)
  • Evolutie van het denken over veiligheid  onderzoekers kijken nu naar netwerken in plaats van alleen governance
  • Bestaande typologie van veiligheidsnetwerken:
    o Informatie-uitwisselingsnetwerken
    o Kennisgenererende netwerken
    o Probleemoplossende netwerken
    o Coördinatienetwerken
  • Verder onderzoek naar netwerken is nodig om de governance van veiligheid beter te begrijpen.
  • Onderzoeksfocus: Het onderzoek richt zich op verschillende soorten veiligheidsnetwerken, met aandacht voor geografische locatie, institutionele samenstelling, aard van de onderzochte banden en behandelde veiligheidskwesties.
  • Diversiteit van Onderzoek: Er is uitgebreid onderzoek gedaan naar veiligheidsnetwerken die actief zijn op diverse terreinen, waaronder stedelijke veiligheid, terrorismebestrijding, algemene politietaken, cybercriminaliteit, georganiseerde misdaad en transportveiligheid.
  • Institutionele Samenstelling: Veiligheidsnetwerken bestaan voornamelijk uit hybride relaties tussen publieke, private en gemeenschapsactoren (81%), met slechts 19% die uitsluitend betrekking heeft op publieke veiligheidsnetwerken.
  • Formele en Informele Banden: De meerderheid van de onderzoeken (87%) bestudeert zowel formele als informele banden, met 7% die alleen formele en 6% die alleen informele banden overweegt. De interactie tussen deze banden wordt echter zelden duidelijk geïdentificeerd.
  • Geografische Dimensie: De geografische dimensie van veiligheidsnetwerken wordt onderscheiden in lokale, nationale en transnationale configuraties. Het grootste deel van het onderzoek (61%) betreft lokale netwerken, terwijl 21% nationale en 14% internationale netwerken bestudeert.
  • Ondervertegenwoordiging in Onderzoeksgebied: Het onderzoek in dit gebied is sterk verankerd in Engelssprekende sociale wetenschapsgemeenschappen, met een sterke aanwezigheid van Noord-Amerikaanse wetenschappers. Er is behoefte aan meer systematisch onderzoek om de geografische dekking uit te breiden.
  • Herziene Typologie van Veiligheidsnetwerken: De auteurs stellen een herziene typologie voor van vier relevante netwerktypes in het veiligheidsdomein: informatie-uitwisselingsnetwerken, kennisgenererende netwerken, probleemoplossende netwerken en coördinatienetwerken.
  • Onderzoeksagenda: Er zijn suggesties voor verdere aandachtspunten in het onderzoek naar veiligheidsnetwerken, waaronder het verbeteren van de helderheid en consistentie in het gebruik van het netwerkconcept, het benutten van sociale netwerkanalyse (SNA) als methodologisch instrument, en de noodzaak van meer diepgaande analyses van specifieke veiligheidsnetwerken in verschillende contexten.
  • Conclusie: Het artikel concludeert dat, hoewel er al veel aandacht is voor veiligheidsnetwerken, er nog steeds behoefte is aan methodologisch rigoureuzer werk om ons begrip van hoe deze netwerken worden gevormd en functioneren te verbeteren.
32
Q

P.4.2 Bisschop, L., Roks, R., Staring, R. & Brein, E. (2019). Uitdagingen in publiek-private samenwerking in de aanpak van drugscriminaliteit in de Rotterdamse haven. Justitiele verkenningen, 45(5), 69-90.

A

Een uitdaging voor het veiligheidsbeleid tussen private en publieke actoren is dat er nog meer actoren aanschuiven met hun eigen belangen, doelstellingen, middelen en werkculturen dan alleen tussen publieke actoren

In het onderzoek wordt zowel gekeken naar de individuele actor als de interacties tussen de actoren – nodal-networked governance om zo te voorkomen dat er een nodal-network equivalance fallacy plaatsvindt; geen rekening houden met de onderliggende veronderstellingen van individuele actoren in een analyse van de interactie

Bij de verschillende samenwerkingsverbanden
- Zijn diverse private actoren betrokken bij het logistieke proces omdat ze als tussenpersoon optreden, lading vervoeren of de transportdocumenten verzorgen– rederijen, terminals, cargadoors, expediteurs, op- en overslagbedrijven, verladers en vervoerders
- Zijn publieke actoren betrokken in een centrale rol omdat ze de direct verantwoordelijken zijn voor de goederen en mensen die de Rotterdamse haven binnenvaren – douane, politie, zeehavenpolitie, koninklijke marechaussee en de havenmeester
- Zijn private actoren betrokken met een faciliterende rol in logistiek en publieke actoren met eerder indirecte verantwoordelijkheden
- Zie figuur 1
In de publiek-private samenwerking kunnen de spanningen tussen economische belangen en de veiligheid de samenwerking doorkruizen – controle, toezicht en opsporing en een goede rechtshandhaving kunnen de handel belemmeren maar andersom kunnen flexibiliteit en snelheid in de sector op gespannen voet staan met betrouwbaarheid en veiligheid
Lange tijd keken overheidsactoren vooral vanuit hun eigen bevoegdheden naar drugscriminaliteit – private bedrijven gingen er altijd vanuit dat de aanpak tot het primaat van de overheid behoorde; de overheid zou wel reageren op incidenten die plaatsvonden
- Ondertussen is veiligheid als prioriteit toegenomen bij bedrijven maar private beveiligers geven wel aan dat ze nog veel bewustzijn moeten creeren bij bedrijven voor de aandacht van integrale veiligheid en criminaliteit; het is nog niet vanzelfsprekend onderdeel van de bedrijfscultuur

  • Bij privaat en publiek is wel een bezef ontstaat dat het een verhaal van samenwerken is
  • Private actoren erkennen een verbeterde positie in de samenwerking – overheid ziet hen meer als gelijke partner
    ➢ Maar nog steeds botsen opsporingsbelangen wel eens met economische
    belangen – de overheid kijkt top-down maar dit is niet altijd te vereenzelvigen met de praktische bottom-up aanpak van ondernemers die de effectiviteit van maatregelen laten prevaleren
    De overheid zet daarom in op mogelijkheden tot meedenken voor maatregelen waarbij economische processen niet worden afgeremd – private actoren zouden daarbij vooral vanuit hun expertise kunnen bijdragen aan innovatieve oplossingen

Overheden nemen geen actieve rol in het opzoeken van samenwerking met bedrijven die van beveiliging en veiligheid hun kerntaak hebben gemaakt
In het bedrijfsleven gaat men soms pas mee doen als ze geloven dat ze geen andere keuze hebben omdat het geld zou gaan kosten door imagoschade waardoor klanten naar andere bedrijven gaan – pas dan beseffen ze het belang van hun rol in de aanpak

Het is belangrijk dat er een gemeenschappelijk doel is waarbij een goede balans is tussen de doelen en belangen van het verbond en de individuele – maar dit lukt niet altijd in de praktijk
- In de samenwerking zijn uiteenlopende doelen en belangen: de overheid wil ‘uithalers’ (mensen die tasjes drugs uit containers halen via toegang tot het terrein) simpelweg oppakken – de bedrijven willen hen weren van het terrein omdat door hen werkprocessen stilgelegd worden, voor de werkomstandigheden van het personeel en om imagoschade te voorkomen
- Er zijn wel ontwikkelingen gaande om tot een gemeenschappelijk doel te komen – bedrijven creëren meer bewustzijn dat criminaliteit ook de veiligheid van hun personeel in gevaar kan brengen
* Wel wordt opgemerkt dat de overheid soms te veel op de inhoudt stuurt en minder
op het resultaat

De bereidheid om onderling informatie uit te wisselen is belangrijk voor een integrale aanpak en ook in bijzonder voor een privaat-publieke samenwerking
- In de haven is het van belang dat zorgen, signalen en tips van bedrijven snel worden opgepikt door instanties
* Mbv van deze informatie kunnen publieke actoren slagvaardiger en effectiever
optreden
- Private actoren kunnen lessen trekken uit informatie die teruggekoppeld wordt vanuit de publieke actoren naar de private actoren
- Men is op zoek naar een mogelijkheid om systematisch meer informatie uit te kunnen wisselen; een infrastructuur – nu wordt informatie-uitwisseling juridisch nog beperkt (er moeten zwaarwegende belangen zijn in individuele gevallen)
* Voornamelijk ook om ‘ken-je-klant-onderzoeken’ op betere informatie te kunnen
baseren dan alleen op open bronnen – juist deze onderzoeken zijn belangrijk om te kijken naar de integriteit van klanten

Maar voor meer informatie-uitwisseling moet de meldingsbereidheid ook omhoog
- de lage meldingsbereidheid heeft nu verschillende redenen 
* meldingen zorgden voor aanpassingen in het beleid/de regels waar het bedrijfsleven niets mee opschoot
* een gebrek aan vertrouwen in een effectieve opvolging van de meldingen
* onduidelijkheid bij welke diensten en welke personen je met welke melding terecht kan
* de naam komt in de PV, dat willen ze liever niet uit angst voor represailles oid
* incidenten willen ze graag intern oplossen om reputatieschade te voorkomen
* een gebrek aan terugkoppeling  wanneer er wel terugkoppeling is maakt dat het onderwerp levendig, betrokken op de eigen organisatie en werkplek; bedrijven zouden graag advies zien vanuit de overheid op afgeronde zaken zodat ze kwetsbaarheden kunnen aanpakken en preventiemaatregelen kunnen instellen – en zeggen ze: de overheid zou ervan kunnen leren om hun eigen systemen te verbeteren
- tegelijkertijd is er op de achtergrond ook simpelweg een gebrek aan onderling vertrouwen, een gebrek om samen te werken en de afwezigheid van de noodzaak om samen et werken

ondertussen bestaat al wel een information sharing center
- dit is ontstaan toen men hun eigen individuele verantwoordelijkheid beseft maar daarmee ook het besef dat ze van elkaar konden leren
* er kwam een overleg tot stand omdat daarvoor zaken niet doorsijpelden tot een
operationeel niveau maar alleen maar tactisch/strategisch werden besproken o
- volgens respondenten ligt de sterke in het feit dat het kleinschalig is en men een gemeenschappelijk doel erkent. –

2 vertrekpunten voor toekomstige samenwerking
1. Afgedwongen steun  volgens publieke actoren is de private sector aan zet. Als ze deze rol niet oppakken zouden consequenties moeten volgen
2. Positieve veiligheid  de samenwerking moet niet worden afgedwongen maar moet uitgaan
van de kracht van verbinding. Ipv top down aansturing moet er gelijkwaardigheid tussen beiden ontstaan. Nu heerst het idee dat maatregelen en initiatieven vooral van de publieke sector komen en minder van de private.

33
Q

P.4.2 Steden, R. van (2021). Theorising and illustrating the collaborative practices of plural policing: an analysis of three cases in the Netherlands and Belgium. International journal of comparative and applied criminal justice, 1-16.

A

Proliferatie van derden
- naast de publieke politie betrokken zijn bij criminaliteitspreventie, rechtshandhaving en sociale controle

onderzoek naar functioneren van publiek-private praktijken in dagelijks leven

nodel governance -> verschillende organisaties die samenwerken. In het perspectief van ‘nodal governance’ is de veiligheidszorg niet georganiseerd vanuit één positie, maar krijgt vorm door meerder actoren die zich opstellen rondom een concreet probleem

nodel governance en verankerd pluralisme
- Plural policing functioneert eerder binnen een multi-unit systeem dat een amalgaam van hiërarchische banden, horizontale verbanden en gemeenschappelijke doelstellingen omvat
- We kunnen daarom beter spreken van een “veiligheidsnetwerk” dat kan worden gedefinieerd als: een geheel van institutionele, organisatorische, gemeenschappelijke of individuele agenten of knooppunten die onderling verbonden zijn om veiligheid te autoriseren en/of te verstrekken ten behoeve van interne of externe belanghebbenden.
- “verankerd pluralisme” geïntroduceerd om de noodzaak van de aanwezigheid van de staat in het veiligheidsbestuur te onderstrepen
* Zij stellen dat staten zich bezighouden met het creëren van sociale identiteiten via
hun symbolische macht en culturele autoriteit
* Zij doen dat door een sfeer van empathische vertrouwdheid en gehechtheid te creëren die onverbrekelijk verbonden is met ons menselijk gevoel van veiligheid en zekerheid
* Openbare ordehandhaving is een “onherleidbaar sociaal” goed dat onmisbaar is voor
het creëren van solidariteit tussen mensen
* voortdurende suprematie van het openbaar gezag.
- Bij vergelijking blijken de theoretische benaderingen fundamenteel te verschillen wat betreft hun uitgangspunten over de positie van de staat als speler in lokale veiligheidsnetwerken:
1. de staat niet langer centraal in het bestuur, vanwege het toenemende belang van marktmechanismen en particuliere organisaties in het publieke domein. (nodel governance)
2. de staat onmisbaar blijft voor het reguleren van vrije markten en menselijke associaties

theoretisch kader
- onderling samenhangende factoren: netwerk “structuur en technologieën”, “cultuur en relaties” en “bestuur en beleid”. Zij vormen een verklarende lens waardoor de redenen waarom actoren al dan niet “samenwerken” beter begrepen kunnen worden
- hoe zij samenwerkingsverbanden opbouwen op het “macroniveau” van netwerken

samenwerkingspraktijken
- “aangezien geen enkele instantie het volledige pakket van verwante diensten [d.w.z. politie en veiligheid] aanbiedt dat de klanten vaak nodig hebben, meerdere diensten het best interorganisatorisch worden geleverd via een gecoördineerd en geïntegreerd netwerk van organisaties die componenten van de volledige dienst aanbieden”
- De politie kan zachte doelen niet alleen beschermen en heeft daarom de steun van particuliere beveiligingsbedrijven en anderen nodig
- Netwerken zijn als zodanig een antwoord op de aanpak van multidimensionale problemen die moeilijk of onmogelijk op te lossen zijn vanwege onvolledige of inconsistente kennis, de onderlinge verbondenheid van deelproblemen, grote aantallen betrokken deskundigen en enorme economische lasten
- “dubbele governance-uitdaging”: complexiteit en conflict maken deel uit van het probleem zelf (feitelijke onzekerheid) en netwerken beschikken niet over eenduidige strategieën (normatieve onzekerheid).
- Netwerken toch kleine stappen zetten  verminderen van ambiguïteit en het verbeteren van
veerkracht
- machtsverhoudingen en de noodzaak om middelen te bundelen als basis voor samenwerkingsverbanden.

Structuur en technologieën
- Een netwerk moet de actoren omvatten die nodig zijn voor een zinvolle en doeltreffende onderlinge communicatie, maar er is altijd een optimale omvang van de deelnemers
- Formele contracten, overeenkomsten en wetgeving zijn ook van invloed op de structuur van een netwerk, omdat ze de manier beïnvloeden waarop actoren gezamenlijk actie ondernemen
- .Daarnaast bestaat netwerktechnologie uit een “infrastructuur” waarmee “informatie tussen netwerkleden efficiënt en effectief kan worden verwerkt”
- De juridische omgeving van dergelijke systemen is van belang omdat veiligheidsactoren moeten jongleren tussen “gegevensdeling” en “gegevensbescherming”
- Actoren kunnen in of uit een netwerk stappen en ze kunnen beslissingen nemen die de richting en de structuur van hun relaties veranderen. Dit wijst op een voortdurende evolutie, flux en variabiliteit van geleefde netwerkpraktijken
- ondermijnen constante veranderingen de effectiviteit van het netwerk omdat de energie, aandacht en middelen die de leden opnieuw moeten investeren in het opnieuw opbouwen van relaties en coördinatieprocedures anders besteed zouden worden aan de voortdurende operationele integratie en coördinatie van diensten”
-
Cultuur en relaties
Organisatieculturen en subculturen kunnen de samenwerking tussen knooppunten zowel stimuleren als belemmeren en dus een sterke invloed hebben op de prestaties en de doeltreffendheid van netwerken
- cultuur is een van de belangrijkste relationele eigenschappen van veiligheidsnetwerken
- Er bestaan bijvoorbeeld opvallende overeenkomsten, maar ook verschillen, tussen de cultuur van de politie en die van de particuliere beveiliging die het delen van informatie tussen instanties en andere “gezamenlijke” ondernemingen kunnen belemmeren
Fricties moeten worden overwonnen door een sterke cultuur te genereren door het stimuleren van knooppuntrelaties op “micro” (persoonlijk) en “meso” (organisatorisch) en “macro” (netwerk) niveau
 wederzijds vertrouwen nodig!!!
- Vertrouwen moet in dit verband helpen om ten minste de helft van de eerder genoemde “double governance challenge” te overwinnen: het vermindert strategische en normatieve “onzekerheid, en vergemakkelijkt dus investeringen in onzekere samenwerkingsprocessen tussen onderling afhankelijke actoren met uiteenlopende en soms tegenstrijdige belangen”

Bestuur en beleid
Bestuursknooppunten moeten op hun beurt de bevoegdheid hebben om zelforganiserende stromen te reguleren door de voorwaarden te bepalen waaronder de knooppuntactoren opereren
- nodig om actoren op elkaar af te stemmen en samen te werken via experimentele processen die tegelijkertijd gebonden zijn aan politieke, juridische en financiële beperkingen.
- manieren waarop knooppuntactoren samenwerken gereguleerd door formeel beleid dat voortvloeit uit netwerkgovernance.
Beleid veronderstelt een bepaalde vorm van controle die netwerkleden stimuleert om zich aan gemeenschappelijke doelen te houden en informatie te delen: “een beleidskader moet het risico minimaliseren dat netwerkleden hun eigen belangen voorrang geven boven het belang van het netwerk”

Resultaten
Johan cruijf arena, nijmeegse vierdaagse en diamentenwijk antwerpen
- laatste twee politieparnters tevreden, bij eerste minder

structuur en technologieën
- schriftelijke juridische afspraken, zoals contracten, convenanten en protocollen, bijdragen tot duidelijkheid over de rollen en verantwoordelijkheden van de actoren in de lokale veiligheidsnetwerken
- Het ontbreken van een dergelijke overeenkomst in het geval van de Johan Cruijff ArenA belemmert de informatie-uitwisseling tussen politieagenten en particuliere beveiligers, met name agenten in burger
- De menselijke activiteit wordt in alle gevallen ondersteund door technologische apparatuur zoals CCTV-camera’s.

Cultuur en relaties
- Een gedeeld gevoel van urgentie en productieve relaties tussen onderling afhankelijke actoren overbruggen mogelijke meningsverschillen binnen de netwerken
- Pluralistische politiepartnerschappen bloeien wanneer de partijen intensief contact onderhouden, veel energie in hun samenwerking steken en elkaar vertrouwen
- Ook in het geval van de Johan Cruijff ArenA is het vertrouwen tussen de politie en de agenten in burger relatief laag door de grijze juridische zone waarin deze particuliere beveiligers opereren
De aanwezigheid van een samenbindende governance hub is cruciaal om wederkerigheid binnen netwerksamenwerking mogelijk te maken

Politie = onbetwiste centrale actor in de meervoudige politiepartnerschappen  Samen met de gemeentelijke overheid en justitie dragen zij de eindverantwoordelijkheid voor de handhaving van de openbare orde en het bieden van openbare veiligheid.

Conclusie
- Het blijkt dat het ontbreken van een formele wettelijke samenwerkingsovereenkomst (“structuur”) en een lage mate van vertrouwen en samenhang (“cultuur”) tussen de politie en particuliere agenten in burger doorslaggevend zijn voor de verklaring van de lagere tevredenheid van de respondenten over de samenwerking in partnerschap.
- bestuurlijke knooppunten in de bestudeerde veiligheidsnetwerken allemaal hybride of privaat (commercieel of non-profit) van aard zijn
- Het is mogelijk dat private of hybride actoren het teamspel in een genetwerkte setting coördineren, maar alleen wanneer zij worden gesteund en gecoacht door de politie en andere overheidsinstanties
- De grondwettelijke legitimiteit en het monopolie op fysiek geweld van de politie maakt hen superieur in het reguleren en produceren van veiligheid voor iedereen

34
Q

P.4.2 Waardenburg, M., Groenleer, M., de Jong, J., & Keijser, B. (2020). Paradoxes of collaborative governance: investigating the real-life dynamics of multi-agency collaborations using a quasi-experimental action-research approach. Public Management Review, 22(3), 386-407.

A

Er worden gezamenlijke pogingen gedaan om sociale problemen op te lossen – processen en structuren van besluitvorming en beheer van overheidsbeleid die belanghebbende uit de publieke en private sector samenbrengen om een gezamenlijk doel te bereiken wat individueel niet bereikt kon worden; zo wordt beoogd een collaborative advantage te bereiken – voordeel van de samenwerking

Dit brengt wel 3 soorten uitdagingen met zich mee
1. Substantieve problem-solving challanges – het moeilijke om een gezamenlijk probleem te definiëren waar de focus op moet liggen, om een gezamenlijke reactie daarop te vormen en om te meetinstrumenten te maken die resultaat meten
2. Collaborative-process challanges – om verschillende perspectieven en interesses samen te brengen en ook om wederzijds vertrouwen op te bouwen – en een gezamenlijke betrokkenheid
3. Multi-relational accountability challanges – de spanningen tussen nieuwe manieren van accountability, inclusief andere organisaties en de samenleving zelf en oudere accountability manieren

Substantive problem-solving challanges
- Dit begint met het definiëren van een ongewenste situatie en het als probleem definiëren met oorzaken – dit is lastig omdat samenwerkingen zich vaak focussen op ‘wicked problems’: problemen die inherent lastig te definiëren zijn met een duidelijke definitie en een overeengekomen oplossing
* Dit wordt nog weer vermoeizaamd doordat er verschillende organisaties bijdragen
met elk hun eigen visie – terwijl het juist wel het doel is om juist deze perspectieven bijeen te brengen en een nieuwe oplossing te creëren
- Vervolgens moet een theory of change geformuleerd worden
* Dit is lastig omdat wicked problems vaak geen standaard aanpak hebben en het vaak niet echt een afgebakend probleem is – een acces point identificeren om mee te beginnen is dan ook lastig waardoor inactie ontstaat
* En doordat er meerdere actoren bij betrokken zijn is het een minder lineair proces dan als 1 actor zou handelen – er zijn steeds interacties over het te voeren beleid o
- Tot slot moet worden bedacht hoe succes/prestatie gemeten kan worden
* Maar het is lastig om individuele bijdragen te isoleren waardoor men moeilijk kan zeggen wie wat deed
* Bovendien kan er door de verschillende actoren een andere visie zijn op welke
resultaten moeten worden behaald en hoe ze gemeten moeten worden

Collaborative process challenges
- Het is belangrijk om een gezamelijke visie te creëren van het doel en de aanpak – dit wordt vooral bepaald door de onderliggende interesses, waarden, doelen en verplichtingen van de partijen; deze verschillen vaak sterk van elkaar
* Een gezamelijke grond vinden wordt hierdoor lastig – wat toeneemt met het aantal
actoren
* Belangrijk is daarom om te zorgen dat ieders visie verbreedt wordt

Daarnaast is een basis van vertrouwen ook belangrijk voor de samenwerking – dit kan als vervanging dienen voor strak gevorm lijnde formele procedures
- Bezorgdheid of een andere goede bedoelingen of capacitieten heeft kan de samenwerking in gevaar brengen \
- Zodra er iets van vertrouwen is moeten actoren wederzijdse toewijding aan elkaars goede bedoelingen generen
- Het bouwen van vertrouwen kan erg lastig zijn wanneer men al bepaalde vooroordelen heeft over een ander zijn manier van werken – als er al wantrouwen is dan kan er alleen vertrouwen gebouwd worden door basis betrokkenheid waarin kleine tussenliggende prestaties samen gevierd kunnen worden
- Ook moet aan vertrouwen gewerkt worden door te focussen op het gezamelijke doel en wat iedere actor dat gaat opleveren – ipv angst dat anderen zich terugtrekken, niet volledig particperen doordat ze te druk zijn, vooral nog toegewijd zijn aan de moederorganisatie in hun handelen of dat andere organisaties hun werkzaamheden afwijzen

Multi-relational accountability challenges
- Vaak is onduidelijk wie waarvoor verantwoordelijk is waardoor accountability lastig is – bij samenwerkingen gaat het daarbij over accountability naar de samenwerking, de moederorganisatie en de de samenleving
* Vaak zien de moederorganisaties de behaalde resultaten niet waardoor er een soort
tweestrijd ontstaat – de verantwoordelijkheden aan de organisatie vervullen of die van de samenwekring
* Een andere uitdaging is het afleggen van verantwoordelijkheid aan de andere
organisaties – men wil dit soms niet doordat er nog een extra maatstaf is het nog steeds lastig om te zeggen wie waarvoor verantwoordelijk is geweest
* Tot slot is het belangrijk dat het publiek accepteert wat ze doen want door de
samenwerking vallen ze vaak niet onder de mandaat van een betrokken organisatie en ze beoefenen dat ook vaak flexibele en nieuwe aanpakken – ze moeten verantwoordelijkheid aan de democratie afleggen

Resultaten uit het onderzoek
- Alle drie de soorten uitdagingen zijn in de praktijk gevonden met onderliggende paradoxes – dingen die tegenstrijdig lijken maar wel opgelost kunnen worden als je langer kijkt – waardoor het lastig is om ermee om te gaan

Substantive problem solving challanges en onderliggende paradoxes
- Men ervaart het lastig om het probleem te definieren en relateerd daarme ook de moeite om een aanpak te construeren
- Men vindt het ook lastig om een theory of change te formuleren en om resultaten te kunnen meten (minder gevonden afvaldumpingen – minder probleem of betere verstopplekken)

Paradoxen
- Actie-analyse paradox  door de ‘wicked’ aard van het probleem wil men een aanpak creëren obv een doorgrondige analyse van de oorzaken etc. maar daarvoor is data over eht probleem nodig en een begrip van de causale mechanismes die je juist krijgt door acties in het veld – actie is nodig voor data maar actie blijft uit door een gebrek aan data
- Specifiek of bredere probleem paradox O men weet soms niet waar ze zich mee moeten bezig
houden; met het oplossen van het probleem in een specifieke casus of juist het bredere probleem

Collaborative process challanges en onderliggende paradoxes
- Het bijkt lastig om los te komen van je eigen organisatie om een gezamelijke grond voor een aanpak te vinden die voor iedereen werkt – er worden vaak geen innovatieve cross- organizational oplossingen gevonden
- De respondeten vonden wel dat vertrouwen een minder groot probleem was want dit werd vaak overwonnen door een strak proces te bouwen waarin participaten geforceerd waren om elkaar te ontmoeten en elkaar informeel te leren kennen wat het initiële wantrouwen overgroeide
* Respondeten die vertrouwen wel als een probleem zagen, zagen dit vooral zo ivm
informatie-uitwisseling; een wantrouwen wat anderen ermee doen en wat ze legaal mogen delen

Paradoxen
- To keep one foot in eacht world paradox  men vond het lasting om innovatief een nieuwe aanpak te construeren en tegelijkertijd ook kracht te halen uit de bestaande aanpak en rollen van de organisatie waartoe ze behoren
- vertrouwen-samenwerken paradox  een basis vertrouwen was nodig om te beginnen met
samenwerken (door het delen van informatie bijv.) maar tegelijkertijd moet vertrouwen ook juist worden opgebouwd door de ervaring van het samenwerken wat resultaten laat zien (als er aan het begin meer vertrouwen is in goede bedoelingen en een anders kunnen zal eerder resultaat geboekt kunnen worden – informatie-uitwisseling kan dan bijv. eerder tot stand komen)

multi-relational accountability challanges en onderliggende paradoxes
- men vond het vooral lastig om zowel verantwoordelijkheid af te leggen aan de moederorganisatie en het samenwerkingsverband – sommigen werden daardoor inactiever in de samenwerking doordat ze niet wisten of het mocht van de moederorganisatie
- ook het feit dat het voor men voelde alsof de andere organisaties een bepaalde zeggenschap over hen had maakte hen onzeker – wat konden ze doen en wat betekende dat voor de verantwoording die ze moeten afleggen aan hun eigen organisatie?

Onderliggende paradoxen
- Autonomie-sturing paradox  om effectief samen et kunnen innoveren was meer autonomie voor de medewerkers nodig maar tegelijkertijd was steun en aansturing vanuit hun superieuren nodig om hen te verzekeren dat ze niet tegen de organisatie in werkten *
- Traditioneel-innovatieve prestaties paradox  men ervaarde het als lastig dat ze nog steeds gemeten werden op traditionele manieren aan hun prestaties maar tegelijkertijd ook nieuwe verantwoording moesten afleggen ivm het samenwerkingsverband; men zag niet dat juist de samenwerking een verlenging/versnelling van hun dagelijkse taken is (men zag niet dat het afleggen van verantwoording aan de nieuwe top via de samenwerking eigenlijk al direct een beoordeling is op hun dagelijkse werkzaamheden doordat dit vaak hand in hand gaat) (op welke taak moeten ze zich focussen? Waar moeten ze verantwoording afleggen en welke verantwoording weegt het zwaarst?)

In de lange termijn zagen de onderzoekers dat verschillende samenwerkingen anders reageerden op de paradoxen
- Dit kwam deels door andere start-omstandigheden: verschillende criminaliteitsproblemen, begin definities, team composities en verschil in de historische, institutionele en politieke context van het probleem
* Maar deels zou dit ook komen door verschil in het dagelijks functioneren van de
samenwerking
- Verschillende factoren die kunnen bijdragen aan het feit dat sommige samenwerkingen de paradoxen wel overkomen en anderen niet
* Het gaat vooral om het aannemen van een ‘both/and’ mindset ipv een ‘either/or’
mindset  samenwerkingen die accepteerden dat die paradoxen er nou eenmaal waren en die samen zich erdoor heen sloegen en beide kanten accepteerden maakten meer progressie en lieten zich niet lamslaan; het om kunnen gaan met meerdere, tegenstrijdige commitment en vereisten tegelijk
* Men ging soms maar gewoon bezig met wat ze wel konden doen met het idee dat dit
mogelijk gaandeweg aangepast moest worden ipv maar steeds bezig blijven met het probleem zonder een oplossing te vinden. Men zette wantrouwen opzij en de angst dat het extra werk bovenop de dagelijkse bezigheden zou zijn, en zetten nieuwe accountability structuren op voor het moment en vroeg sturing en hulp van hun leidinggevenden met het idee dat op een bepaald moment er wel resultaat zou zijn
➢ De ene samenwerking kan makkelijker zo’n denkwijze aannemen dan de
andere – mogelijk doordat men daar ipv onderbewust de paradoxen een ding laat zijn, men het uistpreekt en erop reflecteerd om zo erachter te komen waarom ze er zijn en wat hen tegenhoudt tot actie – alleen zo overkomen ze de paradoxen
➢ Het vraagt een self-transforming mind – iets wat niet iedereen heeft; het zet
aan om over iets wat onoverkomelijk lijkt toch heen te koen
* Dit kan ook ontstaan door een procesmanager aan te stellen die de paradoxen tackelt ipv de mensen die de paradoxen echt zelf voelen – men vertrouwde dan op een procesmanager als ze zelf ‘stuck’ voelden. De procesmanager brengt mensen dan samen rondom een doel en verdeelt de taken

35
Q

Hoorcollege 3

A

Ondermijnende criminaliteit
Narco-staat?
- Door moord op Derk Wiersum op de kaart gezet
- Moord Peter R. de Vries
- Interna琀椀onaal doen wij het niet goed op het gebied van bestrijding en aanpak
- Twee elementen:
o 1) Legale markt is georganiseerd door misdadigers
4
Gedownload door Thijs Van De Bult (thijsvandebult@hotmail.com)
lOMoARcPSD|6238472
Hoorcolleges Actoren in de rechtshandhaving
o 2) Sterke verwevenheid tussen georganiseerde misdadigers en poli琀椀ek bestuursbeleid
- Geweld is niet beperkt tot georganiseerde misdaad, zien we ook daarbuiten
- Ja, corrup琀椀e, maar niet systemisch op overheidsniveau – valt ook ondermijning
= complex en problema琀椀sch, wat we wel of niet zien, wel of geen melding, logis琀椀ek, zowel NL als
interna琀椀onaal, tast de bovenwereld aan
Onderwereld: geweld, drugs, geld, handel
Ene kant, verwevenheid, andere kant, erosie en aantas琀椀ng legale structuur
Waarom NL:
- Heel veel aantrekkelijke factoren, zoals snel internet, goede infrastructuur, logis琀椀ek, juridisch,
昀椀nancieel – voor beide legale en illegale handel
Ondermijnende criminaliteit?
Niet alleen high impact crime, maar ook hidden impact crime:
- ‘Ondermijnende criminaliteit is een sluipend gif, dat langzaam maar zeker leidt tot het afsterven
van de wortels van de democra琀椀sche rechtsstaat en gaat ten koste van economische sectoren.’
(LIEC, 2015, p. 5).
- “Zelden is ondermijning diréct zichtbaar: er is vaak twijfel, als opsporingsdiensten wel vermoeden
dat drugscriminaliteit zich vermengt met de bovenwereld, maar het niet direct hard te krijgen is.
Sluipenderwijs neemt de ondermijning toe, tot in een ogenschijnlijk verlaten boerenstal een
drugslab blijkt te zi琀琀en, tot een jongen in een achterstandswijk in een paar jaar van 昀椀etsendief naar
drugsdealer naar huurmoordenaar blijkt te zijn gegroeid.” (NRC, 19 november 2019)
- Zi琀琀en bedrijven er alleen voor legale ac琀椀viteiten? Heel veel dezelfde winkels, zoals wisselkantoren,
en belwinkels, in dezelfde straat (hier in Ro琀琀erdam)
- ‘Onaantastbaren’: ‘wanen zichzelf onaantastbaar (en zijn het in sommige gevallen prak琀椀sch ook)
door een gebrek aan ingrijpen door de overheid of hun omgeving. Deze onaantastbaarheid schaadt
het rechtvaardigheids- en veiligheidsgevoel van burgers, maar ook de beeldvorming van [en het
vertrouwen in, KvW] de overheid’ (Lam et al., 2018: 13).
o Mensen gaan snel de straat op
o Niet alleen de impact maar ook de gevolgen die het kan versterken
- Mul琀椀problema琀椀ek vraagt om integrale aanpak door allerlei actoren:
o Drugs, jongeren, geld, wijken, logis琀椀ek, lokaal, regionaal, na琀椀onaal, interna琀椀onaal
o Risicoloca琀椀es – haven, luchthavens, veilingterreinen
o Kwetsbare branches en gebieden
o Weerbaarheid openbaar bestuur
o Weerbaarheid van de samenleving
o Voorkomen van jonge aanwas
o Illegale geldstromen
Wat is ondermijning?
Koltho昀昀 & Khonraad, 2016; Lam, van der Wal & Kop, 2018
- ‘Te pas en te onpas ongebruikt’ – risico op begripsvervaging
- Eerder een poli琀椀eke dan een wetenschappelijke betekenis:
o Term die aanjaagt, mobiliseert, s琀椀muleert
5
Gedownload door Thijs Van De Bult (thijsvandebult@hotmail.com)
lOMoARcPSD|6238472
Hoorcolleges Actoren in de rechtshandhaving
o Vaak vereenzelvigd met georganiseerde criminaliteit
o Pleonasme: is niet elke vorm van criminaliteit ondermijnend?
- Nederlands begrip: undermining, pervasive of subversive crime komt in de wetenschappelijke en
beleidsliteratuur nauwelijks voor
- Maar: verschuiving organised crime  serious and organised crime in VK
De昀椀ni琀椀es
‘Ondermijning is het verzwakken of misbruiken van de structuur van onze maatschappij, leidend tot een
aantas琀椀ng van haar fundamenten en/of van de legi琀椀miteit van het stelsel dat haar beschermt.’ (Poli琀椀e
Amsterdam-Amstelland, 2009, p. 46).
‘Ondermijnende criminaliteit is criminaliteit die de formele (rechtstaat) of de informele (fatsoenlijke
verhoudingen) grondslag van onze samenleving systema琀椀sch
aantast.’ (Tops & Van der Torre, 2014, p. 24).
‘Er is sprake van georganiseerde criminaliteit indien groepen die
primair gericht zijn op illegaal gewin systema琀椀sch misdaden plegen
met erns琀椀ge gevolgen voor de samenleving, en in staat zijn deze
misdaden op betrekkelijk e昀昀ec琀椀eve wijze af te schermen, in het
bijzonder door de bereidheid te tonen fysiek geweld te gebruiken
of personen door middel van corrup琀椀e uit te schakelen.’
(Enquêtecommissie opsporingsmethoden, 1996, p. 24-25).
Nederland focust met name op drugseconomie: handel, witwassen,
geweld
E昀昀ecten:
Lam, van der Wal & Kop, 2018
1. Aantas琀椀ng van het 昀椀nancieel-economisch stelsel
2. Aantas琀椀ng van de lee昀戀aarheid
3. “” de ecologische omgeving
4. “” de moraliteit en het rechtsgevoel
5. “” de rechtsstaat en zijn ins琀椀tu琀椀es
Van een strafrechtelijke naar een bestuurlijke aanpak
- Oorsprong NYC: break the power of the 昀椀ve big Cosa Nostra families.
- Central uitgangspunt: openbaar bestuur faciliteert georganiseerde criminaliteit
- Focus op gelegenheden: barrières opwerpen
- Focus op criminaliteitsbeheersing en preven琀椀e
- Bijv. Wet Bibob: Als er een erns琀椀g gevaar dreigt dat bijvoorbeeld een vergunning wordt misbruikt,
kan de bevoegde overheidsinstan琀椀e de aanvraag weigeren of de afgegeven vergunning intrekken
Van een strafrechtelijke naar een integrale aanpak
Integraal
- Strafrechtelijk, bestuurlijk, 昀椀scaal-, civielrechtelijke aanpak
- Preven琀椀e, repressie, zorg
- Situa琀椀onele criminaliteitspreven琀椀e
6
Gedownload door Thijs Van De Bult (thijsvandebult@hotmail.com)
lOMoARcPSD|6238472
Hoorcolleges Actoren in de rechtshandhaving
Mul琀椀-agency
- Poli琀椀e, belas琀椀ngdienst, RIEC’s, LIEC’s, lokaal bestuur, OM, private bedrijven, burgers, etc.
- Public-private samenwerking
- Informa琀椀e deling
Een hype?
- Lange historie aandacht voor ondermijnende aspecten van georganiseerde criminaliteit
- Lang als strafrechtelijk probleem beschouwd: waardoor sommige problemen en aspecten
onzichtbaar gebleven
- Begrip ondermijning:
o Vraagt aandacht voor verwevenheid
o Verschui昀琀 aandacht van daders en fenomenen naar maatschappelijke e昀昀ecten van
criminaliteit en de aanpak
o Sociaaleconomisch probleem
- Meer integrale aanpak van criminaliteit en onveiligheid
Boek: Koers bepalen
Centrale onderzoeksvragen
1. Wat zijn de ervaringen (good en bad prac琀椀ces) met en de ervaren impact van de in 2019 met
behulp van de toegekende extra 昀椀nanciële middelen (Ondermijningsgelden en structurele
middelen) ingeze琀琀e versterking van de aanpak van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit
door regionale en landelijke par琀椀jen in de periode van 2019 tot en met 2021?
2. Welke leerervaringen en lessen uit deze brede versterkingsbeweging kunnen al 琀椀jdens de
implementa琀椀eperiode worden geformuleerd ten behoeve van de ketenpartners en het ministerie
van Jus琀椀琀椀e en Veiligheid?
Opzet van het onderzoek
Ac琀椀eonderzoek én procesevalua琀椀e:
- Ac琀椀eonderzoek: iden琀椀昀椀ceren van best prac琀椀ces en direct teruggeven van leerervaringen
- Procesevalua琀椀e: evalua琀椀e van het implementa琀椀eproces en uitvoering van versterkingsbeweging
ondermijning
Verkenning (tot eind 2019):
- Literatuurstudie
- Verkenning veld: interviews, bijeenkomsten bijgewoond
- Analyse versterkingsplannen en voortgangsrapportages
- Enquête over de doelen en ambi琀椀es van de versteking aanpak ondermijning (N=282)
Verdieping a.h.v. 13 geselecteerde projecten (2020-mid 2022):
- (Online) interviews (n=138)
- (Online) bijeenkomsten bijgewoond
- Analyse documenten
- Tussen琀椀jdse terugkoppeling observa琀椀es
7
Gedownload door Thijs Van De Bult (thijsvandebult@hotmail.com)
lOMoARcPSD|6238472
Hoorcolleges Actoren in de rechtshandhaving
Normenkader
Opzet eindrapport
1. Inleiding
2. Verantwoording
3. Het fundament van de aanpak
4. Capaciteit en competen琀椀es
5. Draagvlak
6. Grensbewakers en grensverleggers
7. Integraal samenwerken
8. Manoeuvreren in de Nederlands overlegcultuur
9. De lerende overheid
10. Slotbeschouwing
Fundamentele uitdagingen: 4 t/m 9
Capaciteit en competen琀椀es
Kwan琀椀ta琀椀eve en kwalita琀椀eve component
- Kwan琀椀ta琀椀ef
o Krappe arbeidsmarkt
o Projectma琀椀gheid en 琀椀jdelijkheid 昀椀nanciering
- Kwalita琀椀ef
o Cruciale exper琀椀ses: Data-analyse en techniek; Financieel; Verbindend leiderschap
Draagvlak
- Binnen projecten
o Andere ideeën en de昀椀ni琀椀es van ondermijning binnen verschillende instan琀椀es
- Op het niveau van leidinggevenden
- In de bestuurlijke- en beleidsomgeving
Grensbewakers en grensverleggers
Drie uitdagingen:
8
Gedownload door Thijs Van De Bult (thijsvandebult@hotmail.com)
lOMoARcPSD|6238472
Hoorcolleges Actoren in de rechtshandhaving
1. Voortschrijdende technologie met zegeningen en gevaren
2. Grensverleggers en -bewakers binnen de projecten
a. Las琀椀g om enthousiast te blijven
3. Informa琀椀e-uitwisseling en gegevensbescherming
a. Een van de grootste problemen
Integraal samenwerken
- De balans tussen het eigen belang en het collec琀椀even belang
o Een verkokerd landschap
o Verantwoording
- De verbindende rol van de RIEC’s
- Vormen van publiek-private samenwerking
Manoeuvreren in de Nederlandse overlegcultuur
- Overleg binnen projecten
- De omgeving: vele parallelle trajecten
De lerende overheid
Korte antwoord: nee
- Toekomstagenda ondermijning (p. 10): “rekening houden met de lessen uit het verleden naar de
integrale aanpak en samenwerking tussen overheidsorganisa琀椀es”
- Leren binnen de projecten
o Leren by design – learning by doing.
o Ontwikkeling van leren
o Borging
o Wat staat aan leren in de weg?
- Verbindingen tussen de projecten
Een herbezinning op de uitgangspunten
Het probleem:
- Verbreed de kijk
- Kijk meer over de grens
- Laat de term ondermijning los
De aanpak:
- Laat de mantra van integraliteit los
- Denk niet in de bestaande structuren
- Het OM moet een zichtbaarder rol in de aanpak claimen
- Maak het werken bij de overheid aantrekkelijker