Actoren in de rechtspraak Flashcards
P1.1 Linneman, T. (2017). Proof of death: Police power and the visual economies of seizure, accumulation and trophy.
Een trophy shot is een visuele zelfrepresentatie van een prestatie en/of bezit
Police trophy shot = weergave van voorrecht van de staat om privé-eigendom te doorzoeken, in beslag te nemen en te verzamelen. Foto’s trophy shots:
- O昀케ciele persberichten waarin grote inval of beslaglegging word aangekondigd
- Informeel geproduceerd door agenten om een bepaalde arrestatie of gebeurtenis te herdenken
Verder dan inbeslagneming van drugs, geld en wapens politiemacht door trophy shot wordt ook als soevereine macht over leven en dood gezien. Er wordt namelijk uitgebeeld wat het wettige geweld is van de staat dat wordt uitgevoerd door de politie om op burgers te jagen, gevangen te nemen en indien nodig te doden.
Zelfpresentatie: d.m.v. politie trophy shots probeert de politie zichzelf goed te presenteren en het imago te verbeteren, tegenwoordig speelt sociale media grote rol
Narcisme, visuele cultuur en de wil om te representeren
Cultuur van narcisme: een sociale orde die geconditioneerd werd door hyperconsumentisme, economische specialisaties en een ingrijpende georganiseerde vriendelijkheid, waar externe validiteit van individuele smaken, verlangens en presentaties als sleutels fungeren, als primaire identiteit structuren
Cultuur van narcisme hangt samen met sociale orde bv. de sel昀椀e, jezelf beter voelen doordat je jezelf presenteert hoe dat je wil dat anderen je zien. Sel昀椀e kan er ook voor zorgen dat je gezien wordt
-> proof of life, bijv. bij gevangen die zichzelf amper zien dan geeft zo’n foto toch aan dat ze wel bestaan.
Will to representation: bepaald beeld willen schetsen (bv. Macht)
- Geschoten politietrofee begrijpen als dynamisch beeld dat politiemacht produceert door staatssubjecten te herinneren aan de bedreigingen die namens hen zijn geëlimineerd en aan politie die hen beschermt Police Possession: Door de foto’s laten zien dat de politie zijn werk doet
- Binnen de feestelijke beelden van het buitengewone werk, is een secundaire weergave van het wettige geweld van de politiemacht.
- Gevaar police trophy shots politie laat zien dat ze actief betrokken zijn om materialen etc. te pakken/ in beslag te nemen om te vieren dat ze dominant en dodelijk zijn
5 eigenschappen die zowel politieagenten als criminelen vaak bezi琀琀en:
1. Adrenaline: speelt rol in de beslissingen die je maakt
2. Wraak: ik pak terug voor wat je hebt gedaan (minder wenselijk bij politie, maar wordt gezien als onderdeel van menselijkheid)
3. Acceptatie: iedereen wil geaccepteerd worden door peers 4. Erkenning: kan zorgen voor zelfverzekerdheid
5. Winnen: goede willen slechte pakken en slechte willen ermee wegkomen
Trophy shots middel om duidelijk te maken dat ze succesvolle slag hebben geslagen, goed voor imago. Voor politieagenten cruciaal om acceptatie en erkenning te winnen.
P1.1 Terpstra, J. (2023). Digitalization and Local Policing: Normative Order, Institutional Logics and Street- Level Bureaucrats’ Strategies.
Introductie
Door het snel toenemende gebruik en de sterkere afhankelijkheid van informatie en communicatietechnologieën in bijna elk aspect van het dagelijks leven reist de vraag wat deze ontwikkeling betekent voor de politie.
Recent onderzoek heeft aangetoond dat de adoptie van technologie door de politie moet niet worden gezien als een lineair proces. Deze adoptie is afhankelijk van een reeks factoren zoals weerstand van politieagenten, angst voor het verlies van autonomie en voor sterkere controle van het management.
Local Policing in the Age of Digitalization: Questions
Digitalisering van de samenleving is niet alleen een kwestie van instrumenten die nieuwe kansen creëren maar ook van veranderende verwachtingen, bijvoorbeeld dat de politie up-to-date moet zijn en niet achterblijven bij het gebruik van technologische middelen en infrastructuren.
In dit artikel zal de focus liggen op het begrijpen van hoe de lokale politie digitale middelen en hulpmiddelen gebruikt in hun dagelijkse werk. Hierbij ligt de focus op vier verschillende vormen van digitalisering in Nederlandse lokale politie: de verwerking van informatie, het gebruik van sociale media, mobiele toepassingen en de nieuwe zichtbaarheid van de politie.
Institutionalization and Street-Level Coping Strategies
Institutionele aspecten (middelen, institutionele logica en normatieve volgorde) en een perspectief op straatniveau dat zich concentreert op hoe politieagenten proberen om te gaan met praktische problemen in verband met digitalisering worden gecombineerd.
Om te begrijpen hoe de politie digitale technologie gebruikt, is het cruciaal om te zien dat het hier niet alleen gaat om materiële middelen en technische instrumenten, maar ook om sociale praktijken en hun institutionele context.
Institutional perspective Drie factoren die politie kan gebruiken in hun praktische gebruik van digitale technologie: middelen, interpretatieve schema’s en normatieve regels.
- Middelen kunnen worden opgevat als de institutionele middelen die het gedrag van de organisatie regulariseren, zoals het vaststellen van regels, het monitoren en sanctionering.
- Interpretatieve schema’s bestaan uit “gestandaardiseerde elementen van kennisvoorraden” die door actoren worden toegepast in hun sociale praktijken (“what is going on here”)
➔ Referentiekaders die de keuzes van de actor conditioneren voor betekenisgeving, het vocabulaire dat ze gebruiken om actie te motiveren, en hun gevoel van eigenwaarde en identiteit
- Normatieve orde van de politie, met haar vanzelfsprekende normen, verwachtingen en scripts op de werkplek (“hoe (goed) politiewerk moet worden gedaan”)
Vanuit dit institutionele perspectief mogen we verwachten dat de manier waarop de politie digitale technologie gebruiken en aanpassen, afhankelijk is van de beschikbare middelen, institutionele logica en normatieve orde.
The street-level bureaucracy approach Street-level bureaucrats: werknemers in overheidsdienst die rechtstreeks in contact staan met burgers en aanzienlijke discretie hebben bij het nemen van beslissingen.
Street-level bureaucrats worden in het dagelijkse werk geconfronteerd met verschillende vormen van stress. Allereerst is er weinig capaciteit en middelen, waardoor stress ontstaat. Er zijn nog twee andere bronnen van stress te onderscheiden:
- Politieagenten worden geconfronteerd met externe stress als gevolg van waargenomen risico’s, onzekerheid en gevaar bij het werken op straat en in interacties met burgers.
- Ook worden politieagenten geconfronteerd met stress als gevolg van hun relaties met leidinggevenden op het hiërarchische niveau
Street-level bureaucrats gebruiken verschillende strategieën om met de stress in hun werk om te gaan, zoals het creëren van (meer) autonomie, routineren, afromen, vermijden of buigen van de regels
Er is vaak gesuggereerd dat digitalisering bureaucratie op straatniveau radicaal heeft veranderd, bijvoorbeeld vervanging van besluitvorming op straatniveau door geautomatiseerde besluiten.
Van belang is ook dat digitale technologie niet alleen “faciliterende”, maar ook “beperkende” elementen hebben. Technologie kan (nieuwe) vormen van stress veroorzaken op straatniveau. Er kan ook stress ontstaan omdat technologische hulpmiddelen als te complex, verouderd of tijdrovend worden ervaren.
Onvermijdelijke digitalisering
De digitalisering van de lokale politie is vaak gepresenteerd als onvermijdelijk. De politie heeft “geen andere keuze” dan zich aan te passen aan de digitalisering van de samenleving
Digitalisering wordt gede昀椀nieerd als noodzakelijk voor de lokale politie om de e昀昀ectiviteit, informatie en e昀케ciëntie te verbeteren; om de administratieve rompslomp en papierwerk te verminderen; en bij te dragen aan het vertrouwen van de burgers, de legitimiteit van de politie en de participatie van de burgers.
Continuïteit en weerstand
Continuïteit en traditie zijn veel sterker dan innovatie en verandering. Digitale innovatie in lokale Politieteams beperken zich vaak tot sociale media en het initiatief van een of twee zeer gemotiveerde o昀케cieren.
Uit ons onderzoek bleek dat digitalisering weliswaar een belangrijk element is geworden van de hedendaagse samenleving, maar dat traditionele stijlen van politiewerk nog steeds de lokale teams van de Nederlandse politie domineren.
Om deze voortdurende dominantie van het traditionele politiewerk te begrijpen, zijn twee reeksen van heersende institutionele logica en normatieve orde in de lokale teams belangrijk.
* De eerste heeft betrekking op patrouillewerk, inclusief noodhulp. Er overheerst een fatalistisch ongeloof over de mogelijkheid om het politiewerk te sturen.
De daarmee samenhangende normatieve orde is een combinatie van de actie van de politie, de sensatie van de onvoorspelbaarheid en de morele waarde van het doen van zichtbaar politiewerk
o als eerste hulp en ondersteuning aan burgers in nood
o als praktische autoriteit bij de handhaving van de regels en de openbare orde.
* De tweede reeks institutionele logica’s en normatieve orde wordt voornamelijk geassocieerd met community policing.
o Ten eerste is er de behoefte om “te kennen en gekend te worden”.
o Ten tweede vereist het opbouwen van vertrouwen informele en persoonlijke relaties
De institutionele en copingbenadering kan worden geïllustreerd aan de hand van vier verschillende vormen van digitalisering bij de lokale politie.
1. Verzamelen en verwerken van informatie
Door digitalisering is er een merkbare toename van bureau- en computerwerk voor wijk- en patrouilleagenten. Ze besteden meer tijd aan het typen van rapporten en het werken op de computer dan aan traditioneel straatwerk
2. Social Media
Hogere agenten hebben hoge verwachtingen van het gebruik van sociale media door de politie. Ondanks deze verwachtingen maken slechts enkele politieagenten in lokale teams regelmatig gebruik van sociale media.
3. Real-time intelligentie en mobiele applicaties
Doel is om relevante informatie te verzamelen voor patrouilleurs, maar veel van deze informatie bereikt hen niet. Patrouilleurs geven de voorkeur aan zelf informatie zoeken, wat ze sneller en praktischer vinden
4. Zichtbaarheid en kwetsbaarheid
Camera’s van mobiele telefoons en sociale media hebben het voor de politie een uitdaging gemaakt om informatie over hun gedrag te controleren. Burgers gebruiken opnemen als een vorm van contrasurveillance, burgerjournalistiek of voor entertainment.
Conclusie
In het gebruik van digitale middelen putten politieagenten uit hun normatieve orde en institutionele logica. Ze proberen het gebruik van digitale instrumenten te laten passen in hun traditionele, reactief, gepersonaliseerd en praktijkgericht normatief en cognitief kader van politie en politiewerk.
Daarnaast gebruiken politieagenten strategieën bij de omgang met de beperkende aspecten van digitalisering. De resulterende interne en externe belasting kan variëren van de irritatie van een knipperend lampje op het dashboard van de patrouillewagen, de angst voor verlies van autonomie, het gevoel van kwetsbaarheid en onrechtvaardige behandeling vanwege video’s van burgers van politieoptreden in het openbaar die op sociale media zijn geplaatst.
Men ging ervan uit dat de digitalisering van de lokale politie (ook) worden gereguleerd en gecontroleerd door top-down richtlijnen en mogelijke sancties. Deze derde pijler bleek hier echter niet van belang te zijn.
p1.1 Halderen, R. C. van & Gelderen, B. R. van (2020). Het spanningsveld tussen regels en ruimte: een onderzoek naar taak gerelateerd ongeoorloofd handelen binnen de Nederlandse politie.
TOH -> taakgerelateerd ongeoorloofd handelen (van NL politie)
- Gebruikelijk fenomeen
- = het overtreden van regels en formele afspraken met het oogmerk te handelen op een manier die ten goede komt aan de politiële taakuitvoering
- Bij het begrip TOH gaat het om schendingen die ogenschijnlijk, of in de perceptie van de politieagent, ten minste gunstige korte termijne昀昀ecten hebben voor de organisatie en/of de samenleving. Persoonlijk voordeel, zoals een verlaging van de werklast, een positieve beoordeling na een ingewikkeld opsporingsonderzoek of het uitblijven van frictie met collega’s door toe te geven aan groepsdruk, wordt als verklaring voor TOH echter niet volledig uitgesloten
- Ervan uitgaande dat agenten goed politiewerk beogen te verrichten is de manier waarop zij dit vormgeven niet altijd geoorloofd en is de gepleegde schending soms niet in verhouding tot het te bereiken doel
- TOH dient niet verward te worden met de correcte toepassing van discretionaire bevoegdheden, waarbij er geen plicht is om gebruik te maken van de bevoegdheid en, wanneer gekozen wordt om de bevoegdheid te gebruiken, voldaan wordt aan de voorwaarden voor rechtmatige uitoefening van de bevoegdheid
Sinds de vorming van de Nationale Politie zijn ‘professionele ruimte’ en ‘georganiseerd vertrouwen’, naast onder andere ‘operationeel leiderschap’, dan ook centrale cultuurbegrippen
De focus in het artikel is tweeledig. Ten eerste wordt er een beschrijving gegeven van de uitingsvormen van TOH in de bestudeerde politiepraktijk. Ten tweede wordt er ingegaan op de spanning die kan bestaan tussen het naleven van wet- en regelgeving (incl. protocollen, procedures, richtlijnen, enz.) en de wijze waarop ruimte wordt geboden en genomen om het werk naar eigen deskundigheid in te vullen.
2 TOH en aanverwante begrippen
- Dirty Harry problem: waarbij het naleven van de regels niet zou leiden tot een gewenste uitkomst. -> arrestatie micheal p bij anne faber
- noble cause corruption: het schenden van fundamentele rechten ten behoeve van morele overwegingen. Het besluit om een regel te overtreden zou te maken hebben met het directe nut van de schending.
TOH kan worden begrepen als een doorontwikkeling van het begrip noble cause corruption Op drie punten verschilt TOH namelijk van noble cause corruption
- Morele dilemma’s in het werk en de intentie om het ‘juiste’ na te streven spelen bij TOH een minder belangrijke rol. TOH biedt ruimte voor andere verklaringen, zoals het hebben van onvoldoende kennis van wet- en regelgeving, geconfronteerd worden met groepsdruk binnen de organisatie of handelen in opdracht van een leidinggevende
- De normen die geschonden moeten worden om te kunnen spreken van noble cause corruption worden in de literatuur beperkt geëxpliciteerd. Het gaat hoofdzakelijk om de schending van wetgeving (m.n. het formele strafrecht), maar soms wordt er ook gewezen op interne procedures (die vaak niet worden toegelicht) en het bestaan van juridisch grijze gebieden. TOH concreet duidt op handelingen die strijdig zijn met algemeen geldende regels en formele afspraken die door een autoriteit kenbaar zijn gemaakt (wetgever, rechter,korpschef, eenheidsleiding, enz.) en waarbij een schending kan worden gesanctioneerd op basis van wet- en regelgeving.
- In de literatuur wordt noble cause corruption gerelateerd aan rechtshandhaving. TOH richt zich op de onderdelen van de politietaak die verwoord zijn in artikel 3 Politiewet 2012: het handhaven van de rechtsorde (waaronder het opsporen van stra昀戀are feiten en het handhaven van de openbare orde vallen) en het verlenen van hulp.
Uitingsvormen van TOH (eerder onderzoek)
Voorbeelden:
- ‘creatief gebruik van bevoegdheden’. Verschillende categorieën werden onderscheiden, waaronder het incorrect opmaken van een proces-verbaal, het onrechtmatig doorzoeken van een woning en het toepassen van onnodig of te veel geweld. Etc.
- zoals het plegen van meineed, het manipuleren van bewijsmateriaal, het met geweld afdwingen van een bekentenis, het zich voordoen als advocaat om een verdachte te overtuigen om medewerking te verlenen en het verbannen van drugdealers uit een gebied door ze op de trein te zetten
Factoren die potentieel bijdragen aan TOH
- In de cultuur van de politieorganisatie zouden opvattingen en normen gedeeld kunnen worden die bijdragen aan schendingen door politieagenten
- Het politiewerk is actiegericht, zou worden ervaren als een roeping of missie, waarbij een morele gedrevenheid heerst om de ‘goede zaak’ na te streven
- Er zou een sterke interne saamhorigheid bestaan en een groot belang om elkaar te steunen
- Het interne beleid van een organisatie kan eveneens worden gerelateerd aan schendingen door medewerkers. Illustratief zijn situationeel ongepaste of onduidelijke procedures en onrechtmatig beleid
- Tevens speelt leiderschap een rol. Leidinggevenden kunnen regelovertreding aanmoedigen
- De leiderschapsstijl is in deze context ook relevant. Het zijn van een rolmodel, communiceren over integriteit, belonen en disciplineren zijn manieren om op integriteit te sturen
- Een met name aan de politieagent zelf gerelateerd en belangrijk onderdeel van TOH is het rationaliseren van schendingen. Het is verbonden met het individuele besluitvormingsproces en het verantwoorden van het handelen binnen de organisatie. Een politieagent kan het handelen voor zichzelf ‘goedpraten’ om negatieve emoties, zoals schuld, te verminderen Rationalisaties dienen ook om de eigen reputatie te beschermen of zelfs positief te bekrachtigen
TOH is terug te zien bij een breed palet aan werkzaamheden en activiteiten: van het opnemen van aangiften, het uitschrijven van bekeuringen, het gebruik van handboeien, het houden van verkeerscontroles, het in beslag nemen van verdovende middelen, tot de omgang met de registratiesystemen van de organisatie. Het betreft veelal werkzaamheden die vrijwel dagelijks voorkomen.
3 belangrijke categorieën -> TOH veel voorkomt doorzoeking, geweldstoepassing en verkeerscontrole
Hoofdlijnen TOH
1. Toegewijd en overdadig handelen
Politieagenten kunnen een sterke vasthoudendheid en gedrevenheid hebben bij het uitvoeren van het werk. Zij blijken soms te kunnen ‘doordraven’ in hun handelen.
2. Niet handelen en informeel afhandelen
Het afzien van handelen of op een alternatieve, veelal snellere, eenvoudigere en soms coulantere, manier handelen. Er wordt afgeweken van een formele benadering van een situatie.
3. Oneigenlijk gebruik van bevoegdheden en middelen
Het toepassen van bevoegdheden en middelen voor doeleinden waarvoor deze niet zijn bedoeld. De hoofdlijn wordt relatief ruim geïnterpreteerd.
4. Selectief optreden
Het hanteren van discutabele criteria voor de inzet van bevoegdheden.
5. Verbale en schriftelijke beïnvloeding
Handelen dat betrekking heeft op het middels verbale communicatie of schriftelijke verslaglegging beïnvloeden van de a昀氀oop van een situatie.
Factoren bijdragen aan TOH
Besluitvorming
- het rationaliseren van schendingen van betekenis te zijn bij het verklaren van TOH
- Op het moment dat een agent meent dat het doel de middelen heiligt, zal het besluit om taakgericht ongeoorloofd te handelen kunnen worden versterkt.
- rechtsvaardigheidsgevoel en een organisatiecultuur waarin fouten niet makkelijk worden toegegeven
Kennis en vaardigheden
- Het is van essentieel belang dat politieagenten beschikken over voldoende kennis en vaardigheden. Het is een voorwaarde om het politievak op een gedegen en legitieme manier uit te kunnen oefenen
- uitingen van TOH gerelateerd kunnen zijn aan gebrekkige juridische kennis en een tekort aan sociale vaardigheden
- Door een tekort aan juridische kennis kan men zelfs onbedoeld handelen op een manier die in strijd is met wet- en regelgeving
- Sociale vaardigheden hangen vooral samen met het kunnen de-escaleren van dreigende situaties. Verbaal minder handig of soepel zijn, maakt dat er sneller moet worden teruggegrepen op de formele gezagspositie. In het uiterste geval kan de situatie eerder escaleren, waardoor er vervolgens onnodig ferm moet worden opgetreden (bekeuren, geweldstoepassing, aanhouden, enz.).
Leiderschap
- Leidinggevenden verschillen onder andere in de wijze waarop zij medewerkers aansturen (naleven van richtlijnen en protocollen versus vertrouwen op eigen deskundigheid) en de mate waarin zij operationeel actief zijn, en al dan niet voldoende kennis hebben van het uitvoerende politiewerk en het functioneren van hun medewerkers op straat.
- medewerkers mogen vertrouwen op de steun van hun leidinggevende, ook als handelingen achteraf onjuist blijken te zijn
- Problematisch zijn vanuit dit opzicht ook eventuele kennisgebreken bij bepaalde leidinggevenden, zoals te weinig operationele kennis
- gebrek aan tijd om werkzaamheden of deelhandelingen aan opsporingsonderzoeken te kunnen controleren
- integriteitsschendingen binnen de politie afnemen als leidinggevenden het goede voorbeeld geven, integriteit bespreken met medewerkers en disciplineren wanneer nodig
Organisatiestructuur
- controle op werkzaamheden, het a昀氀eggen van verantwoording en de vrijheid bij het uitvoeren van het werk te relateren aan TOH.
- De vorming van de Nationale Politie speelt hierbij een belangrijke rol. Niet alleen vanwege de onderdelen professionele ruimte, operationeel leiderschap en georganiseerd vertrouwen (medewerkers vragen hun handelen achteraf te verantwoorden en niet vooraf), maar waarschijnlijk ook vanwege de omvang van organisatieonderdelen.
- Het verminderde contact tussen leiding en medewerkers zal TOH naar alle waarschijnlijkheid niet hebben gereduceerd
Daarbij komt dat veel medewerkers met een direct operationeel leidinggevende rol veel tijd kwijt blijken te zijn aan beheersmatige werkzaamheden en operationele incidenten. Veel ondersteuning op deze werkzaamheden is door de centralisatie van de beheers- en beleidsmatige afdelingen meer op afstand komen te staan
Conclusie:
- Politieagenten worden geacht te acteren in een weerbarstige samenleving met emotioneel beladen incidenten en een hoge individuele werkdruk. Er wordt gewerkt onder een stevige roosterdruk die met name wordt veroorzaakt door capaciteitsproblemen. De regel- en proceduredruk is hoog, waarbij de politieorganisatie wel duidelijk de professionele ruimte van en het georganiseerde vertrouwen in de medewerkers stimuleert (Politie, 2012). Het is in het spanningsveld tussen regels, procedures en professionele ruimte waar uitingen van TOH de kop op kunnen steken
Politiehond bumper: Kan leiden tot positieve associaties met politie doordat het trainen van een hond als leuk ervaren kan worden, maar als de pup vol traint is kun hem niet zomaar meer aaien en kan hij hard bijten enzo.
p1.1 Terpstra & Schaap (2013). Police culture, stress conditions and working styles.
Het standaardmodel van de politiecultuur gaat ervan uit dat interne en externe stress de politiecultuur vormen en dat deze cultuur bepaalde stijlen van politiewerk bevordert.
- De Nederlandse politie is minder conservatief, het machismo-element is minder dominant en het fundamentele wantrouwen jegens vreemden is niet zo wijdverbreid.
De vraag die het onderzoek probeert te beantwoorden betreft de mate waarin het standaardmodel van de politiecultuur van toepassing is op de hedendaagse politieorganisatie in Nederland.
De studie van de politiecultuur vindt zijn basis in het werk van Westley (1970). Onderzoek uit eind jaren 40. Hij gaf een beschrijving van een organisatie die opereerde in een context die vaak als vijandig werd ervaren. Dit droeg bij aan isolatie, zel昀戀escherming, geheimhouding en interne solidariteit – allemaal gezien als centrale waarden onder de politieagenten.
- Volgens Westley gebruikte de politie van Gary niet alleen regelmatig geweld (vooral tegen zwarte mensen); de meeste agenten vonden dit normaal. Wantrouwen jegens buitenstaanders en cynisme waren voor deze politieagenten bijna een tweede natuur.
Onderzoek van Skolnick (1966):
Een belangrijk element in zijn analyse is de ‘werkpersoonlijkheid’ van de politie gezien als een reactie op de gevaren die straathoekwerk met zich mee kan brengen, de problemen bij het opleggen van gezag en de druk om e昀케ciënt te werken.
- Onvoorspelbare dreigingen en gevaren bleken bij de politieagenten aanleiding te geven tot wantrouwen t.o.v. hun externe omgeving, wat leidt tot sociaal isolement onder politieagenten.
Door deze onderzoeken en vele andere publiceerde Reiner (2010) een bekend overzicht van de belangrijkste elementen van de politiecultuur. Kenmerken:
* Een gevoel van missie, resulterend in een krachtige oriëntatie op directe actie.
* Politieagenten hebben de neiging cynisch te zijn over burgers en pessimistisch over hun kansen om de wereld ten goede te veranderen.
* Er is een vermoeden/verdenking onder politieagenten, niet alleen met betrekking tot gevaren en risico’s, maar ook met betrekking tot buitenstaanders zoals burgers, politici die worden gezien als te ver verwijderd van ‘het echte politiewerk’.
* De keerzijde hiervan is dat politieagenten de nadruk leggen op de het belang van interne solidariteit, in combinatie met sociaal isolement.
* Agenten op straatniveau hebben de neiging om elkaar te steunen in gevallen waarin interne regels worden overtreden.
* De politiecultuur is een bron van een aantal voor de hand liggende sociale categorisaties, vooral tussen ‘ruwe’ en ‘respectabele’ personen en groepen. Dit kan raciale vooroordelen omvatten.
* Een vorm van pragmatisme, een focus op concrete, praktische activiteiten en een ‘nuchtere, anti-theoretische perspectief
Kritiek op dit model:
* Vanwege het ‘veroordelende potentieel’ wordt de politiecultuur vooral geassocieerd met de problematische aspecten van de politie.
o Als gevolg hiervan krijgen negatieve culturele elementen meer aandacht dan potentieel positieve elementen, zoals de morele betrokkenheid van politieagenten ter ondersteuning van burgers en hun problemen
De politiecultuur wordt gezien als het resultaat van de praktische eisen en druk van het politiewerk. De politiecultuur is een mechanisme dat politieagenten helpt om te gaan met de problemen, gevaren en spanningen waarmee ze worden geconfronteerd in hun dagelijkse werkzaamheden.
Het idee van politiecultuur als copingstrategie heeft 2 implicaties:
A. Het is verantwoordelijk voor het feit dat de politiecultuur overwegend als een gemeenschappelijk patroon wordt gezien.
Er wordt verondersteld dat de kern van de politiepraktijk min of meer universeel is, waardoor dezelfde problemen en spanningen in tijd en plaats ontstaan. Als gevolg hiervan wordt verwacht dat de culturele reactie op deze eisen en spanningen min of meer hetzelfde zal zijn.
B. Het zou kunnen verklaren waarom de politiecultuur zo koppig is en zo sterk bestand is tegen verandering
De stress-coping-interpretatie van de politiecultuur heeft enkele beperkingen:.
* De verklaring berust op een cirkelredenering: het verklaart niet de oorsprong, verandering en diversiteit van de politiecultuur.
* Er wordt niet veel aandacht besteed aan de actieve inbreng van politieagenten in de productie en verandering van de politiecultuur.
* Gebrek aan interesse in consequenties van verschillen in politiewerk weinig interesse in de gevolgen van verschillen in politiewerk voor de politiecultuur.
* Onterechte perceptie van homogeniteit De relatie tussen het algemene concept van politiecultuur en verschillende werkstijlen is niet altijd duidelijk.
* Invloed van achtergrondfactoren Er wordt verwacht dat achtergrondfactoren zoals leeftijd, lengte van de dienst in de politie en speci昀椀eke positie binnen de organisatie de mate waarin de opvattingen van een politieagent overeenkomen met het standaardmodel van politiecultuur en zijn of haar werkstijl beïnvloeden.
Het standaardmodel gaat ervan uit dat de waargenomen interne en externe stress resulteert in de politiecultuur en dat de politiecultuur impact heeft op de werkstijlen van politieagenten
Politiecultuur in Nederland
Kenmerken van de Nederlandse politiecultuur Onder Nederlandse politieagenten is er sterke steun voor twee kernelementen van de politiecultuur: een krachtig gevoel van missie om normen van goed en kwaad te handhaven en de zwakkeren te beschermen, evenals een grote meerderheid die de aantrekkelijkheid van hun werk ziet in (veronderstelde) actie en opwinding.
Contrast met standaardmodel Niet alle aspecten van het standaardmodel komen overeen met de Nederlandse politiecultuur.
Conclusie
De belangrijkste aspecten van de politiecultuur, zoals beschreven in Angelsaksisch onderzoek, zijn ook terug te vinden in de achterban van de Nederlands politiekorps:
* Het gevoel dat de politie een bijzondere missie heeft
* De gehechtheid aan direct optreden in het politiewerk
* Het wantrouwen jegens de buitenwereld, wat gevaar en risico met zich mee kan brengen.
* De nadruk op onderlinge solidariteit tussen collega’s.
Ook belangrijke elementen die niet bij de NL-politie zijn terug te vinden:
- Veel NL-politieagenten niet conservatief en delen zij over het algemeen niet het idee dat politiewerk alleen een mannenaangelegenheid zou moeten zijn.
Dit onderzoek bevestigt voor een groot deel de verklaring die het standaardmodel biedt (stress → cultuur → werkstijl). Hoe sterker de ervaren stress, hoe duidelijker de politiecultuur zal zijn.
Er zijn dus zowel overeenkomsten als afwijkingen tussen het standaardmodel en de Nederlandse politiecultuur.
P1.2 Visser, M., Schouteten, R., & Dikkers, J. (2019). Controlling the courts: New Public Management and the Dutch judiciary. Justice system journal, 40(1), 39-53.
NPM -> New public Management
- NPM houdt in het algemeen in dat overheidsorganisaties efficiënter en effectiever moeten worden in hun dienstverlening, en transparanter en verantwoordelijker in hun administratieve processen.
- Specifiek zouden ze hun vermogen om maatschappelijke problemen op te sporen en te corrigeren moeten vergroten, en zo de kwaliteit en kwantiteit van de publieke dienstverlening verbeteren
- Om dit te bereiken zijn overheidsorganisaties onder invloed van NPM “plat” en “verantwoordelijk” geworden en “accountable” Plat houdt in dat beleidsuitvoerende instanties op “straatniveau” administratief gescheiden zijn van de centrale beleidsvormende en politieke autoriteiten. Plat houdt in dat beleidsuitvoerende instanties op “straatniveau” administratief gescheiden zijn van de centrale beleidsvormende en politieke autoriteiten
- NPM impliceert een benadering van management en organisatiebeheersing als cybernetisch model, dat een “proces inhoudt waarin een feedbackloop wordt weergegeven door het gebruik van prestatienormen, het meten van systeemprestaties, het vergelijken van die prestaties met normen, het terugkoppelen van informatie over ongewenste afwijkingen in het systeem, en het aanpassen van het systeem
Conclusie
Nederland de afgelopen twee decennia belangrijke aspecten van NPM in zijn traditionele rechtssysteem heeft overgenomen. In het bijzonder zag de Nederlandse rechterlijke macht belangrijke veranderingen in rechterlijke organisatie, controle en bestuur, veranderingen in de arbeidsverdeling binnen de rechtbanken, een accentverschuiving van gerechtelijke kwaliteit naar gerechtelijke kwaliteit, en een overgang van input naar output budgettering.
met name de sterke toename van de ervaren werklast, de daarmee gepaard gaande afname van de waargenomen kwaliteit van de rechtspraak en de sluipende schending van de grondwettelijke onafhankelijkheid
De vraag hoe de rechters ontevreden konden worden over een management- en organisatiebesturingssysteem dat zij zelf mede hebben ontwikkeld, kan langs twee lijnen worden besproken
1. een mogelijke mismatch tussen de aard van het NPM-geïnspireerde controlesysteem en de aard van het justitiële werk, voor zover dat systeem de toepassing inhoudt van een routinecontrole op uitvoeringsactiviteiten die grotendeels niet van het routinematige industriële productietype zijn.
2. Een tweede (en verwante) lijn van discussie wijst op de schending van twee belangrijke verwachtingen die rechters hadden toen zij bij deze ontwikkelingen betrokken raakten. Ten eerste zouden rechters in beginsel moeten bepalen principe bepalen hoeveel tijd nodig is voor een kwalitatief goede en effectieve berechting van zaken, op basis van een objectief systeem om de werklast te meten. Ten tweede moet de begroting van de rechterlijke macht in beginsel open zijn en dus geen afbreuk doen aan de eerste verwachting en aan de zo gewaardeerde onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in het “trias politica”-systeem (Sterk en Van Dijk 2016).
De rechters vonden dat beide verwachtingen waren geschonden door het ministerie van Justitie, dat het budget voor de rechterlijke macht in zijn totale begroting opnam en begon te bezuinigen toen de economische tijden na 2010 slecht werden. Er kwam minder geld beschikbaar voor de rechterlijke macht, die meer zaken in minder tijd.
een sterke toename van de ervaren werklast, een gelijktijdige afname van de ervaren kwaliteit van de rechtspraak en een sluipende schending van hun grondwettelijke onafhankelijkheid
Nederlandse rechters, die waarschijnlijk gewend zijn om met zo objectief mogelijke feiten en wetten te werken kunnen het “objectieve” karakter van het systeem voor het meten van de werklast hebben overschat dat zij mede hebben gevormd, en de politieke aard van dergelijke systemen hebben onderschat, zodra zij eenmaal in werking gesteld en onderworpen aan organisatorische en politieke druk voor meer efficiëntie.
p.1.2 Terpstra, J., Fyfe, N. R., & Salet, R. (2019). The Abstract Police: A conceptual exploration of unintended changes of police organisations. The Police Journal, 92(4), 339–359
In 2013 heeft de Nederlandse en Schotse politie hervormingen doorgemaakt. Deze hebben het gevolg gehad dat ze een formeler karakter kregen en meer afhankelijk werden van rigide systemen en systematische informatie.
Deze verandering heeft ervoor gezorgd dat de politie is veranderd in de Abstract Police.
Abstract Police = Het concept dat de politie zowel op intern als extern niveau de volgende veranderingen heeft doorgemaakt:
- Distantiering
- Minder persoonlijk geworden
- Minder direct geworden
- Formeler karakter
- Afhankelijk van ‘systeeminformatie’ ahomstig uit computerdatasystemen.
De hervormingen hebben gezorgd voor schaalvergroting en gecentraliseerde politie-eenheden. Hoofdargumenten voor de hervormingen:
1. Het bevorderen van de effectiviteit; bijvoorbeeld bij transregionale problemen
2. Het bevorderen van de efficiëntie
3. Het vinden van oplossingen op organisatorische fragmentatie
Nederland: Moord naast het ziekenhuis
Linda van der Giessen werd in 2015 op de parkeerplaats van het Waalwijk ziekenhuis neergeschoten toen zij na haar shift naar haar auto liep om naar huis te gaan. De dader bleek haar ex te zijn die haar al langere tijd had gestalkt. Later werd bekend dat Linda meerdere keren naar de politie is gestapt om melding te maken dat zij zich zwaar onveilig voelde. Ook heeft zij melding gemaakt dat hij een vuurwapen had aangeschaft.
Een onafhankelijke onderzoekscommissie heeft uitgezocht wat mis is gegaan.
De werkwijzen van de betrokken agenten (zoals gebruik van informatiesystemen) waren te complex en gefragmenteerd, waardoor het onduidelijk was wie voor welke taak verantwoordelijk was.
- Taak van het beschermen van Linda is verwaarloosd.
- Relevantie informatie, zoals het kopen van een vuurwapen, werd onderschat in de ernst en het gevaar.
Kortom: Het complexe, bureaucratische en gefragmenteerde werkproces van de politie was de oorzaak van deze fout. Te veel vertrouwen in een systematische aanpak en IT communicatie.
Schotland: Auto-ongeluk
In Juli 2015 werd de Schotse politie gebeld met de melding dat een auto op de M9 was gecrasht en van een dijk was gevallen. De politie heeft de oproep gelogd, maar het duurde drie hele dagen voordat een patrouille werd gestuurd om de auto te vinden. Een van de twee inzittende was al overleden, de ander stierf in het ziekenhuis aan haar verwondingen. Dit ongeval veroorzaakte nationale onrust en het schiep de vraag hoe het zo lang kon duren voordat de politie actie ondernam nadat de melding werd gemaakt.
Oorzaken:
- De implementatie van een nationale alarmcentrale om gecentraliseerder te werk te kunnen gaan
- Gehakt in de personeelsaantallen van callcenters
- Het werd belangrijker om productiever te zijn en deadlines te halen dan de beller daadwerkelijk te helpen.
Het volk en de lokale agenten hebben bezorgdheid geuit over het feit dat nationale callcenter medewerkers geen kennis hebben over lokale kwesties. Dit soort kennis is bijvoorbeeld nuttig bij het vinden van afgelegen locaties, zoals die dijk op de M9.
Conceptuele aantekeningen
De incidenten zijn illustraties van een verschuiving van naar een abstracte politieservice en de gevolgen van dien.
Er kunnen twee verschillende dimensies worden onderscheiden van de abstract police.
1. Abstract police veranderingen BINNEN de politie organisatie. Relaties tussen politieagenten en van agenten en hun bovengeschikten zijn onpersoonlijker, indirecter en minder vertrouwd geworden. Zijn formeler geworden en bestuurd door systemen.
2. De opkomst van de abstract police heeft ervoor gezorgd dat de relaties tussen politie en het volk en andere externe partijen veranderden. Meer afstand, onpersoonlijker en indirect.
Interne relaties
Een belangrijk aspect van de abstract police is de verandering van interne relaties en diensten. Om de nationale politie flexibeler te maken en om capaciteit te beheren is de Nederlandse Politie Eenheid op de schop gegaan. Hierbij zijn kleine lokale eenheden vervangen door grotere teams, waarbij kleine bureaus vaak werden gesloten. Gevolgen:
- Grotere werkgebieden van de politie
- Negatieve invloed op de hechte relaties tussen lokale agenten
- Agenten voelen een verlies van een vertrouwde werksfeer met hun oude teams en bureaus. Agenten hebben juist de voorkeur om in kleinere teams te werken met permanente collega’s voor een beter groepsgevoel en bescherming. De kleine groepen slechts op papier.
- Relaties tussen politieagenten verandert ook door horizontale en verticale fragmentatie.
- Vroeger konden agenten hun zaken op hun eigen manier afhandelen. Als zij hulp nodig hadden werd dit aan een collega gevraagd op informele wijze. Tegenwoordig moeten zij via vaste procedures hulp aanvragen. Deze hulp is nationaal bepaald en zijn ahomstig vanuit
hogere speciale units die de agenten helemaal niet kennen. De prioriteiten, visies en interesses van gefragmenteerde organisaties botsen ook met die van de lokale agenten.
- Beginnende agenten (vooral lokaal) zijn verder verwijderd van hun leidinggevenden en vinden het nieuwe systeem te complex. Specialisten kunnen niet meer direct worden aangesproken als agenten hulp nodig hebben.
In Nederland botst de situatie flink met de traditionele politiecultuur van solidariteit, saamhorigheid met collega’s en sociale cohesie die domineerde in de lokale teams. In Schotland is de verandering naar het vele mailen en internetcommunicatie als een bombardement op lagere agenten die de informatie allemaal niet bij kunnen houden en zich afvragen waarom ze de opdrachten nou precies krijgen. In Schotland ligt nu ook meer de nadruk op prestatie en kwantitatieve targets i.p.v. contextafhankelijke vormen van supervisie. Hierdoor komen agenten informatietekort over lokale kwesties en zijn ze afhankelijk van formele processen om het probleem op te lossen.
Externe relaties
Door de hervormingen is de afstand tussen de burger en de politie vergroot. Komt o.a. door het sluiten van politiebureaus en het aanpassen van de openingstijden van de bureaus. De afstand is niet alleen maar ontstaan door de sluitingen en de tijden, ook is een verlaagd (moreel) eigendom en verantwoordelijkheid van de lokale Schotse agenten aan te merken die is ontstaan door het verlies van persoonlijkheid. Hierdoor nemen ze minder moeite om de bewoners te helpen met hun issues. Dit verlies kan weer worden verweten aan de opkomst van performance management systemen en de verschuiving van taken naar centrale eenheden en de bijkomende controlecentra.
Multi-Channel Model Burger kan via meerdere kanalen (internet/telefoon/bezoek) informatie aanvragen, een misdaad melden etc. Het model verandert de burger in een klant en de politie geeft meerdere opties om informatie of hulp te ‘shoppen’. Als je voor een zaak naar het bureau gaat word je doorverwezen naar het internet of moet je telefonisch een afspraak maken. Hierdoor gaan minder mensen nog langs het bureau en wordt alles via het internet gedaan, wat de afstand tussen politie en volk alleen maar vergroot . Vooral burger die slechter overweg kunnen met het internet hebben hier last van. Het miskent ook de emotionele behoefte van de burger om haar verhaal in persoon te vertellen en niet over het internet.
Ook de relaties met externe partners heeft het te verduren door de hervormingen.
- Schotland; lokaal partnerschap en de uitwisselingen tussen de partijen verminderde door financiële bezuinigingen. Samenwerking werd hierdoor lastiger
- Nederland; Eerst partnerschap via informele relaties en vertrouwen. De relaties zijn nu gedistantieerd en formeel geworden. Communicatie geschiedt via mail.
Een voorbeeld van deze ontwikkeling is ZSM.
Organisatorische veranderingen en veranderde opvattingen
Verschillende factoren lijken bij te dragen aan het steeds meer abstracte karakter van politie, namelijk: organisatorische veranderingen en verschuivingen en verschillende opvattingen over de politie.
Organisatorische veranderingen
1. Uitbreiding van de nieuw opgerichte politieorganisaties (grote lokale teams, uitgebreide werkgebieden en de sluiting van lokale bureaus) heeft fundamenteel de interne en externe relaties van de politie veranderd. De politie werkt vaak in kleine teams, waarbij zij intieme relaties hebben met officieren die vergelijkbare culturele en sociale achtergronden hebben. De relaties zijn echter afstandelijker en onpersoonlijker geworden. De schaalvergroting heeft bijgedragen tot meer afstand tussen de politie en de bevolking lokale ontmanteling.
2. Standaardisatie van werkprocessen en een meer uniforme organisatie, hoewel lokale verschillen belangrijker bleken dan oorspronkelijk gedacht. Toenemende formalisering van organisatie- en werkprocessen om standaardisatie te realiseren. Dit is relevant in combinatie met fragmentatie en toenemende afhankelijkheid van IT.
3. Fragmentatie, zowel vanuit een organisatieperspectief en ten aanzien van veel werkprocessen. De fusie van de kleine regionale politie zorgde voor een organisationele integratie op een hoger niveau, maar leidde ook tot nieuwe interne grenzen.
o Horizontaal gefragmenteerd taken en verantwoordelijkheden verdeeld over actoren en eenheden binnen de organisatie.
o Verticale versnippering taken zijn overgedragen naar hogere organisatieniveaus,
vaak met gespecialiseerde expertise en bevoegdheden. Dit kan leiden tot nieuwe uitdagingen voor coördinatie en de overdracht van informatie. Het kan lastig zijn om overzicht te hebben van de relevante activiteiten en kan ruimte creëren voor uiteenlopende opvattingen en belangen voor nieuwe grensconflicten.
4. Politie is afhankelijk geworden van computers en computersystemen, wat leidt tot belangrijke veranderingen in relaties en werkprocessen. Er is een verschuiving gaande van wat Lipsky streetlevel bureaucratie noemt, van screen-level naar system-level bureaucratie:
o In de periode van street-level bureaucreatie hadden agenten veel discretie en hadden zij een goed onderling contact met de burgers.
o Daarna werd de relatie steeds meer bemiddeld door het computerscherm, maar hielden agenten nog steeds aanzienlijke discretie over (screen-level bureaucratie).
o System-level bureaucratie burgers hebben alleen nog maar te maken met een
computer. De discretie is vervangen door computerspecialisten e.d. Alleen in uitzonderlijke gevallen is er nog ruimte voor direct en persoonlijk contact met burgers. Een voorbeeld is het ‘Multichannel Model’ in Nederland.
Deze ontwikkeling heeft de politie ook afhankelijk gemaakt van ‘systeeminformatie’: ze is steeds afhankelijker van de frames en categorieën van computersystemen. Beslissingen kunnen daarom soms niet ontsnappen aan de (ir)rationaliteit van computersystemen: beslissingen worden alleen genomen als het systeem er naar vraagt. Het heeft gevolgen voor relaties met partnerbureaus. De interne relaties zijn ook steeds meer afhankelijk van systeeminformatie en IT-communicatie: steeds meer communicatie vindt plaats via het internet en e-mail.
Veranderde opvattingen
De abstract police is het gevolg van een verandering in de visie op de politie:
1. NPM Schotland: bezuinigingen en schaalvergroting, waardoor politiebureaus werden gesloten. Nederland: Imitatie van de private sector met een sterke afhankelijkheid van IT.
2. Intelligence led Policing; Politiewerk geleid door systematische informatie en het analyseren van problemen. Hierbij wordt zoveel mogelijk data verzameld. Dit heeft ook geleid tot een onderschatting van de informatie die wordt afgeleid van werkelijk politiewerk.
3. Kerntaken; afname van politiewerk in regionale gebieden, gezien dat niet als belangrijkste zaken wordt gezien en een focus op een zaak bouwen voor de rechter. Zaken worden alleen serieus bekeken als ze een strafrechtelijk element hebben, waardoor de politie de burger niet meer dient op triviale aspecten zoals hulpverlening.
Consequenties
Het abstracte karakter van de politie kan uiteenlopende en tegenstrijdige gevolgen hebben:
- Schaalvergroting, standaardisatie, formalisatie en de sterkere afhankelijkheid van IT-systemen en communicatie geïntroduceerd, voor een minder gefragmenteerde, effectievere en efficiëntere politieorganisatie die beter uitgerust zou zijn voor problemen zoals terrorisme.
- Onbedoelde en negatieve effecten met zich meegebracht, zowel op de politie als op hun externe relaties. Politie minder geïnformeerd, minder flexibel en meer afhankelijk van rigide systemen. Kan leiden tot kwetsbaarheid, omdat de politie minder middelen heeft om op te merken of dingen misgaan.
- Ze kunnen minder goed adequate oplossingen bedenken voor burgers, omdat interne processen gefragmenteerd zijn gebrek aan overzicht. Interne fragmentatie kan bijdragen aan nieuwe coördinatie- en communicatieproblemen. Combo van schaalvergroting, afstand en ook fragmentatie kan leiden tot nieuwe uitdagingen op het gebied van management en leiderschap.
- De lokale politie kan sterk afhankelijk zijn van centrale eenheden die een gebrek aan kennis en begrip hebben van lokale situaties en relaties.
- Vanwege de afstand met burgers en partners, kan een abstracte politie problemen ondervinden met samenwerking.
- Kan directe en personele relaties tussen agenten onderling en met hun leiders verstoren gevoelens van isolatie, machteloosheid en vervreemding. Het kan een traditionele politiecultuur met de nadruk op solidariteit en saamhorigheid ondermijnen, inclusief de traditionele collectieve antwoorden en oplossingen op problemen.
- Niet alleen de organisatorische aspecten veranderden, maar ook het soort ‘policing’ dat wordt geleverd. Relaties met burgers en gemeenschappen minder persoonlijk en meer afhankelijk van
- informatiesystemen.
- Impact hebben op de dominante noties en het begrip van politieprofessionaliteit: andere vaardigheden (zoals op het gebied van IT) worden meer gewaardeerd dan die van de traditionele politie.
Wat zijn de consequenties van de abstracte politie vanuit het perspectief van de burgers?
Zij verwachten een politie die zichtbaar, benaderbaar en beschikbaar is. Er zijn meerdere redenen waarom persoonlijke relaties met de politie belangrijk zijn. Mensen met weinig vertrouwen in de politie, hebben vaak een betere relatie met iemand die hij persoonlijk kent. Slachtoffers van zware criminaliteit willen graag hun probleem persoonlijk melden aan een officier. Ook heeft de politie er een groot belang bij om nauwe relaties te onderhouden met burgers en gemeenschappen, omdat ze afhankelijk zijn van hun informatie (en ook om escalatie van problemen te voorkomen).
Abstractness, mcdonaldisation en de iron cage
De toegenomen abstractheid van de politie kan ook worden gezien als onbedoelde uitkomst van bredere en langetermijnprocessen van rationalisatie en (late) modernisering.
‘McDonaldisatie’ verbetering van efficiëntie, berekenbaarheid, voorspelbaarheid en controle. Het nadeel is dat het irrationeel kan worden in de gevolgen, waardoor de inefficiëntie, onvoorspelbaarheid, onberekenbaarheid en een verlies van controle toenemen. Volgens Ritzer leidt de sterke nadruk op controle tot de vervanging van het menselijk oordeel door de ‘voorgeschreven regels, voorschriften en structuren’. Hierdoor worden werkprocessen minder afhankelijk van menselijke vaardigheden en kennis. McDonaldisatie draagt bij aan ‘dehumanising’, ‘deskilling’ en onredelijke systemen.
Iron cage agenten gebonden aan de regels, minder gebonden
Aan de andere kant kan het proces van rationalisatie dat zorgt voor irrationaliteit ook worden gezien als het resultaat van geleidelijke lange termijn sociale processen. De twee politiehervormingen hebben dit proces versneld en de resultaten meer zichtbaar en expliciet gemaakt. Belangrijke veranderingen binnen samenlevingen zijn zichtbaar geworden: globalisering, individualisering en toenemende afhankelijkheid van abstracte systemen, etc. Deze veranderingen hebben nieuwe uitdagingen voor de politie gecreëerd.
- Voor de abstracte politie zijn er kansen gecreëerd zodat er men kan omgaan met een complexere, globaliserende wereld, maar het heeft ook geleid tot ‘deskilling’, vervreemding, fragmentatie en het verlies aan lokale controle. Door schaalvergroting, fusie van kleinere organisaties en integratie op een hoger niveau hebben politieorganisaties een grotere ‘beveiliging’ gecreëerd. Abstracte systemen zijn afhankelijk van vertrouwen, maar de morele beloning van gepersonaliseerd vertrouwen in traditionele instellingen kan niet behaald worden.
Het grootste risico van een steeds meer abstracte politie is de onbedoelde creatie van een ‘iron cage’ Het gaat niet om een externe ijzeren kooi, maar om een flexibele ‘shell as hard as steel’, die niet extern is maar een deel van een levend wezen. Het is geen externe gevangenis voor een individuele politieagent, maar een soort volledige aanvaarding van de abstractheid.
Het leidt ertoe dat agenten hun werk gaan zien als een abstracte taak.
Alles abstract verantwoordelijkheden, gemeenschappen, burgers, prestatiedoelen en procedures. Voorbeeld van een negatief resultaat van dit proces: de vrouw die werd vermoord in Waalwijk.
Agenten die leven in hun eigen abstracte realiteit met een volledig geloof in systeeminformatie en IT- communicatie, waren vergeten dat in ‘de echte wereld’ het beschermen van de vrouw de kerntaak van hun werk had moeten zijn.
In theorie een ideaal concept bedoeld als goed concept, maar in de uitwerking dus minder goed.
p.1.2 Salet, R., & Terpstra, J. (2019). Criminal justice as a production line: ASAP and the managerialization of criminal justice in the Netherlands. European Journal of Criminology, 17(6), 826-844.
Sinds de jaren tachtig wordt de publieke sector in veel landen geconfronteerd met een toenemende nadruk op efficiëntie, doeltreffendheid en zuinigheid.
- overheidsdiensten geacht hun productiviteit te moeten verbeteren, en werden zij in toenemende mate onderworpen aan een strengere managementcontrole en een strikter prestatiebeheer.
- Vanaf het begin van de jaren negentig heeft dit proces van managerialisering zich ook voorgedaan bij de politie en het strafrecht
Verschillend per land.
New managerialism
- culturele vorming die verwijst naar een reeks managementopvattingen, -waarden en -praktijken, gelegitimeerd door de veronderstelde superioriteit van het management in de particuliere sector en gericht op het verbeteren van de prestaties en de efficiëntie van de publieke sector.
- een samenhangend geheel van ideeën, maar bestaat het uit een groot aantal vaak tegenstrijdige opvattingen, technieken en praktijken, afkomstig uit zeer uiteenlopende bronnen
- een strategie om de macht van zowel bureaucraten als professionals, ooit gewaardeerd als de pijlers van de moderne verzorgingsstaat, terug te dringen.
- tot veel conflicten geleid vanwege de fundamentele botsing tussen verschillende reeksen waarden: efficiëntie en kosteneffectiviteit tegenover professionele of bureaucratische waarden zoals de rechtsstaat of rechtvaardigheid
twee ideaaltypes van professionalisme:
- Organisatorische professionaliteit benadrukt een discours van controle, hiërarchische structuur, standaardisatie van werkprocedures, en externe vormen van regulering en verantwoording
- Professionele professionaliteit komt daarentegen tot uiting in een discours van collegiaal gezag, vertrouwen, autonomie van de beroepsbeoefenaar, discretie en controle door beroepscodes.
Wat betreft de impact van NPM op de publieke sector lijkt Nederland een middenpositie in te nemen tussen de Angelsaksische wereld en de meeste continentale Europese landen
- managerialisering van de strafrechtspleging zich vooral gericht op de verbetering van de effectiviteit en efficiëntie van de betrokken organisaties
zaken ASAP afhandelen -> in NL opgezet: ZSM -> kostte te veel tijd voorbeeld van managerialisering van de strafrechtspleging
- doel: efficiëntie en effectiviteit te verbeteren en de kosten te verlagen door de interne werkprocessen van de strafrechtelijke instanties te reorganiseren.
- Met de invoering van ASAP is het proces voor de behandeling van zaken van zware criminaliteit gestroomlijnd en gestandaardiseerd, waardoor met name de discretionaire bevoegdheid van politieambtenaren aanzienlijk is verminderd.
- Het werkproces werd geherstructureerd, met als resultaat een productie- of lopende band met een vaste volgorde van handelingen die strikt gevolgd moeten worden (vaak binnen bepaalde tijdslimieten)
Het werk van de afzonderlijke instanties wordt nu opgevat als één integraal proces, beheerst door strikte procedures en een sterkere sturende rol voor de officier van justitie.
Een van de belangrijkste elementen van deze nieuwe procedure is dat het openbaar ministerie beslissingen over strafrechtelijke sancties kan nemen zonder tussenkomst van de rechter
- Dit is een van de belangrijkste redenen waarom het ASAP voor veel discussie en bezorgdheid heeft gezorgd. Gevreesd werd dat de nadruk op snelheid en efficiëntie in de procedures in strijd zou zijn met fundamentele waarden van de strafrechtspleging
- spanningen tussen bestuurlijke waarden en de waarden en rechtswaarborgen van het strafrechtstelsel
ASAP moet ertoe leiden dat de politie en het Openbaar Ministerie meer en “structureler” aandacht besteden aan zaken van kleine criminaliteit. Ook moet het de samenwerking tussen de betrokken instanties bevorderen. Dit moet leiden tot snelle, maar zorgvuldige en “zinvolle” afdoening van zaken van kleine criminaliteit.
In de ASAP-eenheid werken de politie, het openbaar ministerie en de andere betrokken partners samen.
- In Nederland moet de politie wat betreft de handhaving van het strafrecht en het strafrechtelijk onderzoek opereren onder wat juridisch het “gezag” van het Openbaar Ministerie wordt genoemd. In de praktijk heeft de Nederlandse politie een aanzienlijke discretionaire bevoegdheid met betrekking tot het strafrechtelijk onderzoek
- Meestal wordt de officier van justitie alleen betrokken bij beslissingen over de opsporing van ernstige en complexe misdrijven. Sinds de invoering van ASAP is de officier van justitie sterker en directer betrokken bij beslissingen over de opsporing van kleine criminaliteit
- Het openbaar ministerie heeft de discretionaire bevoegdheid om te besluiten om af te zien van vervolging, als dit als relevant wordt gezien, ook als er formeel gezien aanleiding zou kunnen zijn voor strafrechtelijke sancties (het zogenaamde opportuniteitsbeginsel).
Het gebruik van strafbeschikkingen moet ASAP de mogelijkheid bieden om zaken efficiënter en binnen een veel kortere tijd af te handelen dan in het verleden gebruikelijk was
Doelen ZSM
- snelle afdoening van strafzaken
- “scherpe en eenvoudige” procedures creëren, nauw samenwerken en in het hele land sterk gestandaardiseerde, min of meer uniforme procedures volgen.
- adequate reactie op zaken van kleine criminaliteit dat er sprake was van een ernstige ‘crisis in de opsporing van criminaliteit’ in Nederland
- meer ‘structurele’ aandacht van de politie en het OM komt voor het probleem van de zware criminaliteit
- snelheid van de ASAP-procedure geen belemmering mag vormen voor de zorgvuldigheid waarmee het OM beslissingen neemt.
- Om zowel een snelle als een zorgvuldige afdoening van zaken van kleine criminaliteit te realiseren, zouden politie, openbaar ministerie en andere instanties (zoals de kinderbescherming, de reclassering en slachtofferhulp) nauw moeten samenwerken
- ASAP-beslissingen een min of meer gezamenlijke verantwoordelijkheid van de betrokken actoren zijn.
- “zinvolle interventie” herkenbaar, zichtbaar en merkbaar moet zijn voor verdachten, slachtoffers en de samenleving in het algemeen. Ook moet het recht doen aan de specifieke context en individuele omstandigheden van de betrokkenen
de vijf belangrijkste beleidsdoelen van ASAP
- het bevorderen van meer aandacht van politie en strafrechtelijke instanties voor de afdoening van zaken van kleine criminaliteit
Aangenomen werd dat dit gerealiseerd zou worden door het creëren van sterk gestandaardiseerde en uniforme werkprocessen in ASAP. Uit ons onderzoek blijkt echter dat er nog steeds belangrijke verschillen bestaan in deze werkprocessen en in de wijze waarop ASAP is georganiseerd
- Deze verschillen betreffen zowel de procedurele als de organisatorische aspecten van ASAP
- Regionale en lokale verschillen in context (bijvoorbeeld de omvang van de criminaliteit en het aantal te behandelen zaken) dragen bij tot deze verschillen.
- Ook verschillen in lokale opvattingen over werkprocedures en organisatiestructuren zijn relevant
Ondanks deze verschillen heeft de invoering van ASAP ertoe bijgedragen dat zowel door de politie als door het Openbaar Ministerie meer aandacht wordt besteed aan de kleine criminaliteit.
- Popo reageert vaker op kleine criminaliteit want gevoel dat er iets mee gedaan wordt (door om etc.)
- Popo krijgt meer info over zaken van OM Zaken nog steeds geseponeerd
2. het versterken van de samenwerking tussen de belangrijkste betrokken actoren
Met ASAP heeft het OM een sterkere sturende rol in de behandeling van zaken van kleine criminaliteit, zowel in de procedures die worden gehanteerd als in de besluitvorming.
De invoering van ASAP houdt ook in dat de werkprocessen van de politie meer gestandaardiseerd worden. politiemensen in het algemeen minder autonomie en flexibiliteit hebben in hun werk met betrekking tot zaken van kleine criminaliteit.
In zekere zin is dit doel gerealiseerd: vertegenwoordigers van de politie, het openbaar ministerie en andere instanties werken nu samen in de ASAP-eenheid.
“een verlies van persoonlijke en warme” relaties, omdat zij normaal gesproken alleen via computersystemen met de ASAP-eenheid
Om de samenwerking te bevorderen werken de vertegenwoordigers van de verschillende betrokken instanties samen op dezelfde locatie (de ASAP-eenheid), meestal in één ruimte
Iedereen ermee bemoeien -> ergernis officier van justitie
- het verhogen van de snelheid in procedures
Deze gegevens wijzen op zeer positieve resultaten voor ASAP wat betreft de tijd die nodig is om zaken van kleine criminaliteit te behandelen. De gegevens hebben echter alleen betrekking op de tijd die nodig is om een ASAP-beslissing te nemen. In veel gevallen, en in tegenstelling tot de oorspronkelijke beleidsambities, is dit niet de uiteindelijke beslissing in het strafproces. In bijna 75 procent van alle gevallen resulteert het ASAP-proces in een dagvaarding, een sepot of een overdracht aan een andere afdeling van het openbaar ministerie, in plaats van in een definitieve uitspraak
In veel gevallen heeft het openbaar ministerie meer tijd nodig om de beslissing te nemen. Omdat die tijd ontbreekt, komt de zaak bijna automatisch voor de rechter. In sommige andere gevallen adviseert de rechtsbijstandsadvocaat de verdachte de strafbeschikking niet te aanvaarden, maar in plaats daarvan naar de rechter te stappen.
- het realiseren van zorgvuldigheid in besluitvorming
blijkt echter niet dat er in het algemeen sprake is van een gebrek aan zorgvuldigheid in de ASAP- beschikkingen
Belangrijke risico’s vloeien voort uit het feit dat ASAP beslissingen over het opleggen van strafbeschikkingen en andere sancties in hoge mate uitsluitend baseert op mondelinge communicatie en informatie.
- Bijgevolg kan de officier van justitie een beslissing over de sanctionering van de dader nemen op basis van onvolledige informatie.
Omdat algemeen wordt beseft dat deze procedure kan leiden tot onterechte beslissingen, moet een medewerker van de officier van justitie achteraf onderzoeken of de ASAP-beslissingen zijn genomen in overeenstemming met de informatie in de politierapporten en andere beschikbare documenten.
- Maar men kan niet tegen kritiek
- Durven niet
- Geen tijd
Naast de hiërarchische verhouding en het verschil in professionele status die dit een lastige klus kunnen maken, kunnen bestaande opvattingen en kaders ook moeilijk te veranderen zijn. Dit is ook het geval als het gaat om strafrechtelijke opsporing en vervolging Deze gangbare praktijk is vooral riskant als het gaat om een strafbeschikking, omdat de rechter in dat geval niet betrokken is en een onterechte beslissing niet kan herzien, mocht dat nodig blijken.
door de nadruk op snelheid in sommige gevallen niet altijd grondig en volledig onderzoek heeft verricht.
- het creëren van ‘zinvolle interventies’.
Zinvolle interventie” lijkt meestal te staan voor niet-traditioneel, niet-standaard, op maat gemaakt, preventief en snel.
meeste ASAP-beslissingen in feite standaard zijn en binnen het traditionele strafrechtelijke repertoire worden genomen hoewel ten minste enkele van deze zaken geschikt lijken te zijn geweest voor een innovatieve of alternatieve afdoening.
illustreert dat de managerialisering van de strafrechtspleging weliswaar de efficiëntie van de strafrechtspleging bevordert, maar alleen voor zover het routinematige activiteiten en standaardbeslissingen betreft. Zij is veel minder effectief ten aanzien van elementen die vragen om flexibiliteit, alternatieve benaderingen en maatwerk.
Conclusie
Nederlandse beleidsprogramma ASAP worden gezien als een voorbeeld van managerialisering die heeft geleid tot een verregaande Taylorisering van de strafrechtspleging.
- De werkprocessen zijn in aanzienlijke mate gestandaardiseerd en de traditionele beoordelingsvrijheid van professionals (met name politieagenten) is teruggedrongen, met vaste termijnen en tijdslimieten en met een grondige beheersmatige controle, zowel wat betreft de naleving van de werkprocedures als de besluitvorming.
De betrokken actoren staan meer op afstand, zowel van elkaar als van de verdachte. De directe, persoonlijke en mondelinge communicatie, met name tussen de politie en de ambtenaren van de ASAP-eenheid, is grotendeels vervangen door computersystemen en computerformats.
- : in veel gevallen is de enige informatie die zij over de verdachte en het slachtoffer hebben datgene wat zij op hun computerschermen zien.
- De nadruk op snelheid en efficiëntie in ASAP betekent dat andere, meer directe en persoonlijke informatie vaak over het hoofd wordt gezien.
Dat is de belangrijkste reden waarom de oorspronkelijke doelstelling, dat ASAP-beslissingen voornamelijk uit strafbeschikkingen zouden bestaan en dat zaken niet voor de rechter zouden komen, nauwelijks is gerealiseerd. In de dagelijkse praktijk van ASAP botst deze bestuurlijke doelstelling vaak met de professionele (juridische) waarden van de professionals in het strafrecht.
Rechtsbijstandverleners kunnen de verdachte adviseren om de strafbeschikking niet te accepteren, maar de zaak voor de rechter te brengen. Nog belangrijker is dat in de praktijk zelfs officieren van justitie zelf vaak besluiten om geen sanctie op te leggen maar de zaak naar de rechter te sturen zodat er meer tijd beschikbaar is voor een zorgvuldig besluitvormingsproces
Uit deze analyse is gebleken dat de spanningen tussen bestuurlijke waarden en strafrechtelijke waarden vanaf het begin in het ASAP-beleid zijn ingebouwd
Discussie
- negatieve gevolgen zou kunnen hebben voor de zorgvuldigheid waarmee beslissingen in strafzaken worden genomen.
- fouten en gerechtelijke dwalingen zouden kunnen ontstaan en dat de fundamentele waarden van de strafrechtspleging, zoals een eerlijke rechtsgang, rechtsbescherming en de “kwaliteit” van de besluitvorming, onder druk zouden kunnen komen te staan.
- negatieve effecten zou hebben op de procedurele rechtvaardigheid zoals die door de betrokken actoren wordt ervaren
- De positie van rechtsbijstand in de ASAP-procedure was volgens sommigen te zwak en onduidelijk
- feitelijk loslaten van de fundamentele onschuldpresumptie.
- risico in de hand werkte dat verdachten vrijwillig hun schuld bekennen en een strafbeschikking accepteren in de hoop op vervroegde vrijlating, zonder de (juridische) consequenties van hun beslissingen te overzien
Aangenomen wordt dat het vergroten van de efficiëntie en effectiviteit in de strafrechtspleging negatieve gevolgen kan hebben voor de fundamentele waarden van de strafrechtspleging, zoals een behoorlijke rechtsgang, rechtszekerheid of rechtsbescherming
Aan de andere kant kan ook worden aangenomen dat een sterke nadruk op deze waarden van een behoorlijke rechtsgang kan leiden tot een inefficiënt strafrechtsysteem
➔ terug te zien in ASAP beleid : Enerzijds was de invoering van ASAP gericht op het bevorderen van standaardisatie van werkprocessen, werd veel nadruk gelegd op vaste tijdslimieten en snelheid, en werd de autonomie van de betrokken professionals, met name die van de politie, ingeperkt. Anderzijds hebben de beleidsdoelstellingen van ASAP echter ook het belang benadrukt van zorgvuldige besluitvorming, de noodzaak om rekening te houden met de individuele rechten en omstandigheden van zowel de dader als het slachtoffer, en de verwezenlijking van “zinvolle interventies”.
dat bepaalde waarden vanuit beide perspectieven belangrijk kunnen zijn. Zo kan de ASAP-doelstelling om zaken binnen een zeer korte termijn af te handelen zowel vanuit management- of organisatieperspectief als vanuit juridisch (beroeps)professioneel perspectief als belangrijk worden ervaren.
p.1.2 Tummers, L. L. G., Bekkers, V., Vink, E., & Musheno, M. (2015). Coping During Public Service Delivery: A Conceptualization and Systematic Review of the Literature. Journal of Public Administration Research and Theory, 25(4), 1099–1126.
Abstract
Frontline workers, such as teachers and social workers, often experience stress when delivering public services to clients, for instance because of high workloads. They adapt by coping, using such practices as breaking or bending rules for clients, or rationing services. Although coping is recognized as an important response to the problems of frontline work, the public administration field lacks a comprehensive view of coping. The first contribution of this article is conceptualizing coping during public service delivery and developing a coherent classification of coping. Second, this article provides an overview of how coping during public service delivery has been studied since 1980. It shows that among else the type of profession (such as being a teacher or a police officer), the amount of workload and the degree of discretion influence how frontline workers cope with stress. It also reveals that frontline workers often draw on the coping family ‘moving towards clients’ revealing a strong tendency to provide meaningful public service to clients, even under stressful conditions.
Introduction
Frontline workers, such as police officers, social workers, teachers and physicians, often face severe workloads. They also experience conflicting demands from policy rules, their client’s needs, their professional codes and own personal values. As a result, frontline workers regularly experience stress when delivering public services to citizens. They adapt by coping, using such practices as breaking or bending rules for clients, or rationing services. Although coping is recognized as an important response to the problems of frontline work, the public administration field lacks a comprehensive view of coping.
- Scholars use different terms to discuss the same phenomenon.
- Scholars operationalize the concept very differently and sometimes inconsistently.
Defining coping during public service delivery
Coping: Behavioural efforts frontline workers employ when interacting with clients, in order to master, tolerate or reduce external and internal demands and conflicts they face on an everyday basis.
Focus on the behaviour of frontline workers when they interact with clients for:
- Breaking new scholarly ground. While systematic reviews of other types of coping under conditions of stress have been undertaken.
- The alignment of this focus with public administration scholarship.
An initial classification for coping during public service delivery
Coping instances: Concrete responses in which people try to master, tolerate, or reduce stress. These coping instances can be grouped into ways of coping.
Ways of coping: Recognizable action types that provide boundaries to the instances of coping.
Families of coping: Higher order categories that can be used to organize ways of coping based on their function.
Based on the knowledge we have derived from years of field research on frontline workers, the systematic review of the literature on coping, continuous team exchanges in interpreting what the data revealed, and suggestions from anonymous reviewers, we have identified three families of coping specific to public service delivery: ‘moving towards clients’, ‘moving against clients’ and ‘moving away from clients’.
Moving towards clients, pragmatically adjusting to client’s needs, can be seen as coping in the client’s benefit. The latter two families can be seen as coping in the worker’s benefit. Moving away from clients categorizes behaviour in which frontline workers avoid meaningful interactions with clients, whilst moving against clients analyses confrontations with clients. Within these families, various ways of coping are specified.
Method
Literature search done via a systematic review of the literature from 1981-2014.
Results of systematic review
Conclusion
In sum, frontline workers seem to want to perform meaningful public service keying on their own clients, even in stressful situations. However, this does not mean that they never take policy rules into account. Frontline workers do not break the rules often, especially not when they belong to professions where the ‘organization of discipline’ and technological surveillance has a firm grip on the workplace.
Social workers and police officers break rules less often than healthcare professionals and teachers. Related to this, they far more often use the coping strategy ‘rigid rule following’. This moves beyond the particular stressful context and shows that the professional background of public service workers and the accountability measures deployed by the organizations where they work can influence the ways of coping they deploy in interactions with their clients.
Ways in which frontline workers cope is dependent on particular situational characteristics. Role conflicts in which policy rules conflict with client’s demands or worker’s own professional values may lead frontline workers to bend or break rules. When workers are confronted with clients in need and feel that they have some discretion in their work, they may use personal resources to benefit the client, or take instrumental action to alleviate the problem.
P.2.1 Spapens, A. C. M. (2019). Bestuurlijke aanpak van ondermijning: ervaringen in Nederland en het buitenland. Tijdschrift voor Bijzonder Strafrecht en Handhaving, 2, 85-92.
Bestuurlijke aanpak:
- ‘het geheel van activiteiten van gemeenten die gericht zijn op het bestrijden, voorkomen,
belemmeren en frustreren van criminele activiteiten, al dan niet in samenwerking met
andere partners in een (geïntegreerde) aanpak
- de bevoegdheden van de burgemeester als handhaver van de openbare orde, wanneer die
worden ingezet om ondermijning te bestrijden kritiek: positie OM vervagen
- autoriteiten bestuurlijke handhavingsmaatregelen treffen om de openbare orde te
handhaven, of om de veiligheid van burgers in algemene zin te garanderen
- Het nieuwe is dus niet dat bestuurlijke maatregelen worden getroffen, maar wel dat deze
worden toegepast met het expliciete doel om criminaliteit te bestrijden, terwijl de
regelgeving daar oorspronkelijk (meestal) niet voor is geschreven
Taken:
Ten eerste en verreweg de belangrijkste is het toepassen van de mogelijkheden tot bestuurlijke
handhaving van reguleringswetgeving. Het bestuursrecht biedt ook preventieve mogelijkheden, om te voorkomen dat onveilige situaties ontstaan, of dat wordt gefraudeerd met overheidsopdrachten ensubsidies. Ten tweede heeft het openbaar bestuur de al genoemde handhaving van de openbare orde
als taak.
- Bestuurlijke instanties zijn competent voor vergunningverlening. Afhankelijk van hoe een en ander nationaal is georganiseerd, zijn ze vaak ook verantwoordelijk voor de eerstelijns handhaving
- De instanties hebben aldus de mogelijkheid om controles uit te voeren en wanneer sprake is
van overtredingen, sancties op te leggen - Reguleringswetgeving bevat regelmatig ook een preventieve component, al naar gelang het gepercipieerde risico van de activiteit.
Overheid - De overheid is zelf ook een belangrijke economische actor. Ze besteedt openbare werken aan
en subsidieert uiteenlopende maatschappelijke activiteiten
Handhaving van de openbare orde
- Indien de politie in een gemeente optreedt ter handhaving van de openbare orde en ter
uitvoering van de hulpverleningstaak, staat zij onder gezag van de burgemeester
- In de afgelopen jaren zijn daar diverse bevoegdheden bijgekomen, zoals het aanwijzen van
veiligheidsrisicogebieden waar preventief kan worden gefouilleerd, het cameratoezicht en
maatregelen om (voetbalgerelateerde) overlast te voorkomen
- Voorts zijn in uiteenlopende bijzondere wetten bevoegdheden opgenomen, waarvan die tot
het sluiten van panden het meest in het oog springt
Bestuurlijke aanpak en ondermijning
- betrekking op legitieme economische en sociale activiteiten enerzijds en op het veroorzaken
van overlast in de openbare ruimte anderzijds.
- Ondermijning:
* in algemene zin naar de aantasting van instituties en de legale economie door criminele
activiteiten. ‘Ondermijning’ wordt daarmee meestal gerelateerd aan georganiseerde
misdaad, hoewel het begrip ook van toepassing is op corruptie binnen de overheid en op
organisatiecriminaliteit, oftewel regelovertredingen in de context van de normale
bedrijfsvoering van ondernemingen
Boven en onderwereld
- ook allerlei legale infrastructuur bij komt kijken
- criminelen de ‘bovenwereld’ om misdaadgeld wit te wassen, via reguliere financiële
instellingen of bedrijven
- conflicten in het misdaadmilieu, pogingen tot afpersing, of het simpelweg willen uitschakelen
van concurrenten, uitmonden in geweld of andere directe bedreigingen van de openbare
orde.
* Op al deze punten kan het bestuurlijke handhavingsinstrumentarium dus bijdragen aan
het voorkomen en verstoren van criminele processen.
De ontwikkeling van de bestuurlijke aanpak in Nederland -> niet echt belangrijk, beetje grote lijnen.
- Het vraagstuk kwam medio jaren tachtig van de vorige eeuw op de politieke agenda, naar
aanleiding van de sterk toegenomen schaal van de smokkel van en handel in verdovende
middelen
- Een integere overheid diende te voorkomen dat criminelen voor hun illegale activiteiten
overheidsvoorzieningen misbruikten\
- De bestuurlijke aanpak werd begin jaren negentig het eerst op poten gezet in de gemeente
Amsterdam, onder andere om te voorkomen dat criminele organisaties zich zouden mengen
in de aanbesteding van de Noord/Zuidlijn
- Bestuurlijke aanpak gehinderd door het feit dat vaak onvoldoende harde strafrechtelijke
informatie voorhanden was om tot het oordeel te kunnen komen dat sprake was van ‘ernstig gevaar’
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob)
- twijfels over de effectiviteit
- Deze wet bood de mogelijkheid om aanvragers van vergunningen en subsidies preventief te
screenen
Er was, naast de Bibob-trajecten, dringend behoefte aan meer structurele integrale samenwerking
tussen de gemeente, de politie, de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie.
Project emergo
- De kern daarvan was een convenant dat het mogelijk maakte om direct gegevens uit te
wisselen tussen deze instanties
- Op grond daarvan werden probleemanalyses gemaakt en werd samengewerkt bij het
uitvoeren van concrete interventies.
- Wat wel duidelijk werd, was dat de georganiseerde misdaad in Nederland een verre van
verborgen fenomeen is
de Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC’s)
- casussen aandragen waarin sprake is van concrete aanwijzingen dat criminele activiteiten
plaatsvinden, waarin een integrale aanpak meerwaarde biedt, waarna informatie hierover
wordt uitgewisseld en gecoördineerde interventies worden gepleegd
- Daarnaast stellen de RIEC’s ondermijningsbeelden op, waarin de aard en ernst van die
problemen worden geschetst, waarop meer algemene beleidskeuzes kunnen worden
gebaseerd. Een integrale benadering van criminaliteitsproblemen, met de bestuurlijke aanpak
als een van de hoekstenen, is thans leidend in Nederland.
Bestuurlijke aanpak in het buitenland
- onderzoek naar bestuurlijke aanpak in tien lidstaten van de EU, liet zien dat alle onderzochte
landen uitgebreide reguleringswetgeving kennen die bestuurlijk wordt gehandhaafd, en
hetzelfde geldt voor bevoegdheden inzake de openbare orde
3 categorieën
1. Ten eerste Nederland en Italië, waar specifieke wetgeving tot stand is gebracht om een
bestuurlijke aanpak van (georganiseerde) criminaliteit te bevorderen en waar ook
permanente organisatorische voorzieningen zijn getroffen, zoals de RIEC’s en de Direzione
Investigativa Antimafia
Italiaanse bestuurlijke aanpak vooral is gericht op het voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van overheidsgeld. (maffia)
- uitgebreide preventieve confiscatie- en inbeslagnemingsmodaliteiten, die anticiperen op
mogelijk toekomstig te plegen
- antimaffiawetgeving
- nadeel: geen goede regeling bestaat voor het internationaal uitwisselen van politiegegevens
met bestuurlijke instanties die de vergunningen verlenen
- Ten tweede Zweden, Groot-Brittannië (Engeland en Wales) en, op kleinere schaal, België enTsjechië, waar wel, al dan niet tijdelijke, organisatorische voorzieningen zijn ingericht, maar waar (nog) geen aparte wetgeving bestaat. Zweden -> groots opgezet beleidsprogramma om de problemen aan te pakken, met inbegrip van de toepassing van bestuurlijke maatregelen Zweden kent geen specifieke wetgeving ten behoeve van een bestuurlijke aanpak, waardoor
wordt teruggevallen op voorzieningen in reguleringswetgeving.
- In deze centra worden concrete casussen integraal besproken door de politie, de douane, het
Openbaar Ministerie, de Belastingdienst en bestuurlijke handhavingsinstanties - Duitsland, Frankrijk, Polen en Spanje, waar de coördinatie en uitwisseling van gegevens
tussen bestuurlijke handhavers en andere instanties een meer ad-hoc en ‘informeel’ karakter
heeft de Poolse reguleringswetgeving biedt bestuurlijke handhavers uiteenlopende mogelijkheden tot preventie en repressie
- Zo nodig vindt samenwerking plaats tussen instanties, waarbij ‘informeel’ informatie wordt
uitgewisseld ten behoeve van een gecoördineerde aanpak. Vervolgens treden de instanties
op grond van hun eigen bevoegdheden op.
Bestuurlijke aanpak: reflectie
- bestuurlijke aanpak veel meer omvat dan alleen de Wet Bibob en het toepassen van de
bevoegdheden van de burgemeester om de openbare orde te handhaven, wanneer er
bijvoorbeeld drugs, illegale vuurwapens of explosieven worden aangetroffen
- Verreweg het belangrijkste onderdeel is het brede palet aan reguleringswetgeving die
bestuurlijk wordt gehandhaafd.
- In Nederland heeft de zware (georganiseerde) misdaad zich vooral ontwikkeld rondom de
handel in en later ook de productie van verdovende middelen.
* Het bestuurlijke instrumentarium wordt daarbij enerzijds gericht op de legale onderdelen
van die criminele bedrijfsprocessen en anderzijds op investeringen met misdaadgeld in
legale ondernemingen.
- De mogelijkheid om overheidsaanbestedingen en subsidies te screenen wordt in de praktijk
maar weinig toegepast.
- situatie in de meeste andere lidstaten gelijkaardig is.
kritiek:
- oneigenlijk beschouwde rol van de burgemeester als crimefighter.
- Het tweede kritiekpunt concentreert zich op de Wet Bibob. Draagt deze wel zoveel bij aan het bestrijden van georganiseerde misdaad? is niet te meten en wordt er iig niet meer van
Dat er meestal geen ‘topcriminelen’ zichtbaar worden in Bibob-trajecten illustreert voorts de
preventieve werking
Zoals hier al enkele keren werd vastgesteld moet een bestuurlijke aanpak nadrukkelijk worden gezien als onderdeel van een totaalpakket. Het is één interventiemogelijkheid, maar zeker niet een magic bullit en een alternatief voor het strafrecht. De bestrijding van ondermijnende criminaliteit vergt een samenspel van instrumenten die elk hun specifieke aangrijpingspunten hebben, en in de meeste gevallen een lange adem.
p.2.1 Broekhuizen, J., Steden, R. van & Boutellier, H. (2010). Versnipperde regie. De positie van de gemeente in een lokaal veiligheidsnetwerk. Tijdschrift voor Veiligheid, 9(3), 21-33.
Verloedering, overlast en criminaliteit laatste decennia uitgegroeid tot wicked problems
problemen met hoge mate van complexiteit en dubbelzinnige veronderstellingen over wat goede oplossingsrichtlijnen zijn
- Groot aantal partijen betrokken –> lokale veiligheidsnetwerken
* Kenmerkend: betrokken publieke en private partijen afhankelijk van elkaar en alleen in
onderlinge samenwerking beleid kunnen realiseren
* Twee kanten:
* Optimisme: Netwerken zijn goed alternatief voor al te afstandelijke en bureaucratische
overheidsorganisaties door de flexibiliteit van netwerken, alsook de kennis en expertise
die zij kunnen genereren (staan dichtbij de alledaagse praktijk
* Scepsis: Spanningen en conflicten voeren de boventoon. De beoogde en gewenste
beleidsuitkomsten hangen namelijk af van het aantal participanten, of zij elkaar
vertrouwen, wat hun politieke, economische en juridische status is, of ze tot een gedeelde visie kunnen komen en of (strijdige) competenties en taakstellingen tot een werkbaar geheel kunnen worden gesmeed
Overheid -> vitale functie binnen netwerken -> belang gehecht aan sturende overheid.
Ook steeds meer van gemeenten verwacht -> maar: gemeenten lijken vaak de ‘zwakste schakel’ van veilgiheidsnetwerken te zijn -> lukt niet goed om krachten binnen veiligheidsnetwerk te bundelen
Theorie
Het theoretisch uitgangspunt van netwerkbenaderingen houdt in: beleid komt tot stand in complexe interactieprocessen tussen een groot aantal actoren. Die actoren zijn wederzijds van elkaar afhankelijk, zodat beleid alleen kan worden gerealiseerd door samenwerking tussen actoren.
Veronderstelling -> centrale positie in netwerk = vereiste om goede wijze regie te kunnen voeren. Voor potentieel succesvolle regie zijn 3 randvoorwaarden: (voor het succesvol kunnen uitvoeren van gemeentelijke regietaken)
1. Vormen van een solide ankerpunt bij de totstandkoming en uitvoering van lokaal
(veiligheids)beleid mate van centraliteit
De coördinatie van gezamenlijke activiteiten, het stimuleren van samenwerking, het
aansturen van betrokkenen, het zoeken naar afstemming en het creëren van consensus,
alsmede het monitoren van de voortuitgang
2. Goede informatie positie
Voldoende op hoogte van actuele situatie, kennis over potentie van relevante partijen in het
veld en voldoende inhoudelijke expertise bezitten
3. (doorzettings)macht
Het vermogen om min of meer duurzaam een persoon of groep ertoe te bewegen iets (niet)
te denken of (niet) te doen, wat geassocieerd wordt met het eenzijdig kunnen afdwingen van
eisen door het aanwenden van sancties of de dreiging daarmee
Prominente partijen en centrale positie
Politiediensten, gemeentelijke diensten, zorginstellingen, hulpverleners, opbouwwerkers,
woningcorporaties, een beveiligingsbedrijf en overige organisaties -> bestrijding alcohol en
drugsoverlast
- Belangrijk kenmerk van netwerk dichtheid (density) = de mate van hoe dicht de partijen
met elkaar samenwerken (hoeveel contact)
Gemeentelijke overheid, woningbouwcorporaties en hulpverleningsorganisaties
- Prominente organisates treffen elkaar in uiteenlopende formele overleg vormen
- Binnen stadsdeel bestuurlijke afstemming plaatsvinden -> kleine kring en groot beraad
- Buurtbeheergroep heeft taak contacten te onderhouden tussen stadsdeel, popo,
woningbouwverenigingen, winkeliers en bewoners. -> overlegvormen -> convenanten met
afspraken over maatschappelijke stuen en hulpverlening, over delen en verstrekken van info
bestreffende cases en stroomlijnen van samenwerking tussen partijen -> drank en drugs
overlast verminderen
Informatiepositie
- Vooral stadsdeel, popo en GGD aanwezig -> hebben veel praktijk en beleidsinfo alsmede
kennis om probleem aan te pakken tot beschikking
Doorzettingsmacht (invloed)
Niet terug te zien -> t gemeentelijke overheden maar heel beperkt juridische en financiële
dwangmaatregelen kunnen toepassen
- Gebruik dwangmaatregleen niet gewaardeerd -> partijen beschouwen veiligheidsnetwerk
vooral als collegiaal samenwerkingsverband
- Gemeente kan niet tot samenwerking dwingen (macht), hoogstens verleiden (invloed)
- Ook informele contacten geschikt om inlvoed op andere organisaties uit te oefenen
Invulling regiefunctie
- Stadsdeel -> met name dienst openbare orde en veiligheid -> gemeentelijk orgaan
Dagelijks functioneren netwerk
- Vertrouwen in gemeente ligt lager dan bij anderen -> hangt mogelijk samen met zwakke
positie die standsdeel in informele circuit inneemt kan regiefunctie in de weg staan
Conclusie
Voorwaarden:
1. Geslaagde regievoering (is aan voldaan)
= Het innemen van een centrale positie binnen het netwerk. Maar: deze centrale rol van de
gemeente is niet uniek en de politie en GGD bezetten ook prominente posities.
2. Goede informatiepositie (mwah; in bescheiden mate)
Ze nemen geen unieke positie in en de info die verkregen wordt komt voornamelijk uit het
formele circuit. De politie, GGD, hulpverleners en woningbouwcorporaties nemen sterkere
posities in, omdat ze over meer praktische informatie en expertise beschikken. Zij is
nadrukkelijker in het werkveld aanwezig.
3. Doorzettingsmacht (x)
Is onwenselijk voor de onderlinge verhoudingen. Invloed uitoefenen op basis van praten en
onderhandelen, van geven en nemen, blijkt een grotere betekenis te hebben. afgezet tegen
bv. politie en hulpverlening is de gemeente geen belangrijke speler op het uitvoeringsniveau
versnipperde regie ontstaan -> geen sprake gewenste regiefunctie van stadsdeel -> verlies aan
overwicht en vertrouwen
verklaringen/oorzaken:
1. Gemeente heeft ingewikkeld taken pakket -> hoge eisen gesteld aan laten functioneren van ‘integrale’ veiligheid en het voeren van regie. Organisaties in veld zijn niet snel tevreden
- Stadsdeel opereert voornamelijk op achtergrond -> gemeente zou als overheidsorgaan sleutelpositie moeten bezetten -> stadsdeel te weinig op uitvoerend niveau om effectief regie over dagelijkse reilen en zeilen van veiligheidsnetwerk te kunnen voeren
- Binnen netwerken bestaan er continue belangentegenstellingen en conflicten, bv. Over het delen van informatie. Conflicterende belangen -> negatieve consequenteies voor wederzijdse tevredenheid
p.2.1 Salet, R. (2019). Verborgen strijd in het veiligheidsdomein: over samenwerking tussen politie en gemeente bij de bestuurlijke aanpak van overlast en criminaliteit. Tijdschrift voor Veiligheid, 18(1), 3-18.
SALET (2019):
Dit artikel heeft gekeken naar de wijze van samenwerking tussen politie en gemeenten in de praktijk, welke factoren en omstandigheden daarbij een rol spelen en welke gevolgen deze samenwerking heeft voor de verhouding tussen de twee actoren. Hierbij wordt gefocust op gebiedsverboden, woningsluitingen en BIBOB-toetsen.
Tot midden jaren ’80 was de aanpak de exclusieve taak van de politie en het OM. Afgelopen jaren waren er veranderingen door het ontstaan van een high crime society, verlies van een vanzelfsprekend gezag van de overheid en ervaren machteloosheid in de aanpak van problemen. Nederlandse gemeenten kregen een belangrijkere rol en burgemeesters steeds meer bevoegdheden: aanwijzen van een veiligheidsrisicogebied waar preventief kan worden gefouilleerd, het opleggen van gebiedsverboden en huisverboden, het sluiten van panden of de mogelijkheid vergunningen te weigeren of in te trekken ter preventie van criminaliteit. Verwacht kan worden dat burgemeesters voor de toepassing van deze bevoegdheden in grote mate afhankelijk zijn van de politie. Zo spelen de politie en haar informatie vermoedelijk een grote rol bij de besluitvorming. Ook ligt het voor de hand dat de politie bij de uitvoering, controle en handhaving hiervan betrokken is. Daarnaast kan de burgemeester politie aansturen ter handhaving van de openbare orde.
Onder de noemer ‘lokaal integraal veiligheidsbeleid’ wordt verwacht van diverse actoren dat zij hun verantwoordelijkheid nemen in de preventieve aanpak van onveiligheid. Dit is van belang aangezien afzonderlijke organisaties immers onvoldoende kennis, capaciteit of mandaat zouden hebben. op basis van eerder onderzoek naar intergenerationele samenwerking in NL zijn 4 ideaaltypen te onderscheiden.
4 ideaaltypen van interorganisationele samenwerkingen:
1. Communicatiemodel = onderlinge communicatie en informatie-uitwisseling.
2. Coöperatiemodel = er is een gezamenlijk probleembesef. Betrokken partijen behouden echter hun eigen grenzen en identiteit.
3. Coördinatiemodel = partijen werken op systematische wijzen, is sprake van een gezamenlijk probleembesef, informatie-uitwisseling en afstemming van de werkzaamheden. Middelen worden gebundeld.
4. Federatiemodel = partijen werken op systematische wijzen, is sprake van een gezamenlijk probleembesef, informatie-uitwisseling en afstemming van de werkzaamheden en er is hier bovenop ook nog sprake van centrale sturing.
Interne en externe factoren die intergenerationele samenwerking beïnvloeden
Mate van integratie van de werkzaamheden bij interorganisationele samenwerking is afhankelijk van:
- Superstructure; consensus over passende rol, werkterrein en de aard van de taken en de werkwijzen van betrokken partijen
- Partijen moeten positief over het belang van elkaars werk beoordelen; en
- Er moet Coördinatie en afstemming zijn over de werkzaamheden. In hoeverre hier sprake van is hangt af van de substructure: in staat zijn hulpbronnen te verdelen, verwerven en beschermen.
De mate van afhankelijkheid
1. Symbiotische interdependentie = betrokken partijen vullen elkaar aan en kunnen aan elkaars doelen en taken bijdragen
2. Competitieve interdependentie = partijen concurreren met elkaar doordat zij gelijksoortige
organisaties betreffen en overlap bestaat in domein, hulpbronnen of producten.
Dingen die nodig zijn voor samenwerking: -
- Informele en open relaties tussen betrokken partijen met een zekere mate van stabiliteit en
continuïteit. Partijen moeten elkaar hierbij vertrouwen
- Hoge contactfrequentie, wederzijds respect, begrip en vertrouwen
- Regelmatig informatie uitwisselen
- Flexibel opstellen
- Probleemgerichtheid en een heldere probleemdefinitie
- Consensus over aanpak
- Voldoende steun en autonomie in eigen organisatie. Interne communicatie van belang
- Doel en belang van samenwerking moet worden gezien door organisaties. Echter hoeft het
niet persé als primair doel te gelden
- Wijze van coördinatie
- De mate waarin partijen elkaars inzet en betrokkenheid positief beoordelen
Belang van wederzijdse afhankelijkheid van partijen voor samenwerking, Centrale
organisatie/bovenbouw en de consensus hierover, Partijen zijn in de basis in staat om hun middelen te delen, Geïntegreerde werkwijze, Partijen vullen elkaar aan en kunnen aan elkaars doelen bijdragen
Bestuurlijke bevoegdheden in de praktijk
Een deel van de bevoegdheden worden niet gebruikt voor de burgemeesters, maar dit is anders voor de volgende bevoegdheden:
- Gebiedsverbod; worden ingezet bij problemen van overlast en criminaliteit veroorzaakt door
bepaalde personen of groepen. Het doel is het herstellen van de openbare orde. Kan
preventief en repressief worden ingezet. Politie voert het gebiedsverbod dat door de
gemeente is afgegeven uit.
- Samenwerking: Wanneer een gebiedsverbod wordt ingezet, vindt er vooraf een verregaand
en breed samenwerkingsverband plaats met andere partijen als jongerenwerk,
hulpverleningsinstanties en dienst Toezicht en Handhaving. Zij overleggen regelmatig met
elkaar. Alle partijen kunnen problemen signaleren, elkaar informeren en adviseren over de
aanpak. Vaak worden er ook andere maatregelen ingezet naast het gebiedsverbod
* Kleine afstand tussen politie en gemeenten
* Coördinatiemodel en coöperatiemodel
- Woning sluiten; met als doel normale woonsituatie te herstellen en illegale situatie te
beëindigen. Herstel van de openbare orde en een signaal afgeven door gemeente als in
krachtig optreden zijn belangrijke doelen in de praktijk. Bij het aantreffen van een
handelshoeveelheid harddrugs wordt de woning in de regel direct gesloten voor een periode
van 3 tot 6 maanden, terwijl bij softdrugs doorgaans eerst een waarschuwing uitgaat. Politie
verstrekt informatie aan gemeente die zij heeft verzameld. De informatie gaat ook naar
andere actoren zoals woningcorporaties, energiebedrijven en belastingdienst.
* De samenwerking berust grotendeels op het uitwisselen van informatie van
partijen, waarna iedere partij haar verantwoordelijkheid neemt voor haar deel
van het probleem; politie zorgt voor het strafrechtelijk deel en de gemeente voor
de woningsluiting Coöperatiemodel
* Afstand groter tussen politie en gemeenten ten opzichte van gebiedsverboden
(grotere afstand tussen gemeente en politie)
- Bibob-toetsen= bestuursorganen kunnen bepaalde subsidies of vergunningen weigeren of
intrekken, indien het gevaar bestaat dat daarmee strafbare feiten zullen worden gepleegd.
Doel; voorkomen dat georganiseerde criminaliteit gepleegd wordt. Advies aan de gemeenten
wordt gegeven door Landelijk Bureau Bibob. Bibop-toets wordt vaak ingezet bij vergunningen
die worden verleend in specifieke branches als seksinrichtingen, coffeeshops en
horecabedrijven. Als de gemeente hiernaar onderzoek doet levert de politie informatie
hiervoor.
* Hier is de Grootste afstand tussen politie en gemeenten; betrokkenheid van de politie
blijft beperkt tot het aanleveren van informatie leidt tot weinig initiatief vanuit
politie, gebrekkige informatie, vertrouwen en relaties lastig op te bouwen.
Samenwerking vindt op afstandelijke wijze plaats.
* Communicatiemodel
Relevante factoren voor de samenwerking
- Vertrouwen tussen de betrokken partijen en de betrokken medewerkers; Frequent overleg
(in persoon) tussen politie en gemeente, als ook informele, persoonlijke relaties tussen
vertegenwoordigers van beide partijen kunnen het onderling vertrouwen bevorderen. Het
gaat hierbij onder meer om ‘korte lijntjes’, ‘elkaar kennen’, ‘elkaar weten te vinden’ en ‘elkaar kunnen bereiken’.
- Het is van belang dat partijen elkaar informeren en op de hoogte brengen van welke stappen
op welk moment worden gezet; soms worden hier dan ook formele procedures van
informatie-uitwisseling vermeden.
- Ten slotte wordt samenwerking bevorderd door een gemeenschappelijke definitie van de aan
te pakken problemen en van de wijze waarop deze moeten worden aangepakt.
Begrijpen van de afstand
Politiemensen zijn zich vaak niet bewust van de (on)mogelijkheden van de burgemeesters, omdat zij sterk gericht zijn op handhaving d.m.v. strafrecht en op hun kerntaken. Ook zien veel politiemensen de uitvoering van deze bevoegdheden niet als hun verantwoordelijkheid, maar bij uitstek als die van de gemeenten. Bovendien probeert een deel van de politiemensen met de toepassing van de bevoegdheden vooral strafrechtelijke handhaving te bevorderen of daarmee te compenseren voor het in hun ogen falende strafrecht. Bv. sluiten van woning als een crimineel niet strafrechtelijk aangepakt kan worden. Letterlijk= politie handelt dingen strafrechtelijk af en als dit niet lukt wordt het doorgeschoven naar een andere actor, zoals een gemeente.
Ambivalentie
De rol van de politie is vooral gericht op crime fighting en harde repressieve aanpak; andere taken worden op afstand gehouden.
Deze terugtrekkende beweging van de politie gaat gepaard met de ontwikkeling dat gemeenten steeds meer taken in de aanpak van overlast en (georganiseerde) criminaliteit naar zich toe trekken. Uit dit onderzoek blijkt echter dat politiemensen nog een stap verder gaan. Immers, als zij aan een harde, repressieve aanpak een bijdrage kunnen leveren in het kader van een bestuurlijke aanpak die soms een straffend karakter heeft, laten zij het regelmatig afweten. Kwaliteit schiet soms zo tekort en politie schuift de verantwoordelijkheid voor uitvoering van bestuurlijke bevoegdheden snel bij
gemeenten. Zo heeft de politie een terughoudende beweging, terwijl gemeenten juist in toenemende mate taken in de aanpak van overlast en (georganiseerde) criminaliteit naar zich toe trekken. Zij krijgen hier dan ook steeds meer bevoegdheden voor.
Uit onderzoek blijkt dat de wijze waarop gemeenten met de toenemende hoeveelheid bevoegdheden omgaan, varieert. Tegenover meer terughoudende gemeenten die slechts een bescheiden rol voor zichzelf zien in de bestuurlijke aanpak van criminaliteit, staan de hard optredende gemeenten met een alternatief voor de falende strafrechtelijke; zij proberen hun eigen informatiepositie te verbeteren en zich onafhankelijk te maken van de politie die soms onvoldoende in staat is relevante informatie aan te leveren. Toch blijkt de posities die gemeenten innemen ambivalent. Zij vinden dat politie herhaaldelijk tekort schiet bij bestuurlijke aanpak. Oplossing is niet verbetering en versterking van de rol van de politie hierin, maar versterking van middelen van de politie bij haar traditionele strafrechtelijke rol (zoals uitbreiding recherchecapaciteit voor georganiseerde criminaliteit). Daarnaast probeert gemeente haar rol te versterken door zich onafhankelijk te maken van politie en door meer bevoegdheden te vragen om slagkracht te kunnen vergroten en effectiever te kunnen optreden.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat een deel van de gemeenten bij de aanpak van overlast en
(georganiseerde) criminaliteit ‘in het gat probeert te springen’ dat de politie laat vallen. Deze
gemeenten proberen hun positie, middelen en bevoegdheden in het veiligheidsdomein te versterken. Deze ‘winst’ voor gemeenten in het veiligheidsdomein loopt parallel aan ‘verlies’ voor de politie. Dit verlies biedt de politie echter nog meer gelegenheid taken af te schuiven en zich nog sterker te richten op het domein van strafrechtelijke handhaving en het verdelen, verwerven en beschermen van de beschikbare hulpbronnen daarbij. Verschuiving van symbiotische interdependentie naar competitieve interdependentie.
- Symbiotische interdependentie: zowel gemeente als politie beschikten over middelen en
bevoegdheden die elkaar versterken, naar
- Competitieve interdependentie: de harde repressieve aanpak van de gemeente met de harde
repressieve aanpak door de politie. Hierbij is winst voor de een, verlies voor de ander
DUS: er blijkt geen sprake te zijn van consensus over de passende rol en werkterrein van politie en gemeenten in veiligheidsdomein. Er lijkt eerder een verborgen strijd gaande te zijn wat de effectiviteit kan belemmeren
P.2.1 Vorm, B., & Duyne, P. C. (2020). De burgemeester als ‘sheriff ’ in de aanpak van ondermijnende misdaad: op weg naar een wettelijke grondslag?. Tijdschrift voor Veiligheid, 19(4), 54-68.
Ondermijnende criminalteit naast het strafrecht wordt ook het bestuurs- recht ingezet. Waar
aanvankelijk de nadruk lag op de aanpak van georganiseerde misdaad is deze geleidelijk aan
verschoven in de richting van de meeromvattende ondermijnende misdaad
Moet burgemeester meer rechten krijgen? -> wettelijk karakter
- Taak van sherrif en misdaadbestrijder
Twee kampen:
1. Burgemeester als sheriff
2. Behoedzame burgemeester
Spanning rechtsbescherming en instrumentaliteit wet van biboob vs. Privacyschending
- Wet Bibob wordt uitgebreid, zodat burgemeesters elkaar ook onderling mogen tippen over de toepassing van de Wet Bibob in een individuele zaak
Historische ontwikkeling aandacht ondermijnende misdaad
- In het kader van de bestuurlijke aanpak van ondermijning wordt het bestuursrecht verder
versterkt, bijvoorbeeld door de invoering van een nieuwe sluitingsbevoegdheid in het geval
van een beschieting van een woning en bij het aantreffen van wapens (art. 174a
Gemeentewet), een wijziging van de Wet Bibob, en een verruiming van artikel 13b Opiumwet
De drie rollen van de burgemeester kort besproken: burgervader, openbare-ordehandhaver en
Sherif:
De rol van sheriff zou op gespannen voet staan met de taak van de burgemeester als burgervader en de bewaker van orde en rust -> ‘vijand’ van rechtsstaat kunnen zijn -> ontwikkelijk gemeente als veiligheidsorganisatie
Burgemeester als burgervader
- sportkampioenen huldigen, lintjes uitreiken, honderdjarigen fêteren, en bij treurige
gebeurtenissen blijken van medeleven geven, zoals burgemeesters doen ten tijde van de
coronacrisis
- Deze taak van de burgemeester staat echter op gespannen voet met zijn of haar openbareordetaak
- Een burgemeester die handhavend moet optreden, kan op dat moment uiteraard geen
burgervader zijn – of in elk geval een zeer gestrenge -> relativeren: popo moet ook hulp
verlenen en tegelijkertijd handhaven rechtsorde
Burgemeester als handhaver van openbare orde
- De openbare orde omvat derhalve het voorkomen van strafbare feiten, maar niet de
bestrijding van misdaad
Burgemeester als sheriff
- Een burgemeester die een taakopvatting als sheriff aanvaardt, ziet voor zichzelf een rol
weggelegd als een bestrijder van misdaad
- uitbreiding van de sluitingsbevoegdheid voor burgemeesters wegens verstoring van de
openbare orde door ernstig geweld of wapens
Er is sprake van een tendens dat burgemeesters – in de strijd tegen ondermijnende misdaad – onder het mom van de handhaving van de openbare orde extra bevoegdheden krijgen toebedeeld, waar ook de uitbreiding met de mogelijkheid van woningsluiting door de burgemeester onder valt legitimiteitsbeginsel probleem -> geen bevoegheid zonder wettelijke grondslag
de burgemeester heeft een traditionele taak als burgervader, een wettelijke taak als handhaver van de openbare orde en naar de letter van de wet (a contrario) geen taak als sheriff.
Er bestaat een discrepantie tussen law in action (de burgemeester als sheriff) en law in books (de burgemeester als handhaver van de openbare orde)
Het belang van de wijziging van de Wet Bibob voor B als sherif:
-Op grond artikel 3 Wet Bibob is het mogelijk dat bestuursorganen beschikkingen weigeren of
intrekken als sprake is van een ernstig gevaar van misbruik van de beschikking.
- Voor een doeltreffende toepassing van deze wet is het noodzakelijk dat het bestuursorgaan,
vaak de burgemeester of het college van burgemeester en wet- houders, beschikt over
politiële en justitiële gegevens.
- Popo: Hun rol lijkt te zijn beperkt tot die van informatieverschaffer
- Een belangrijke wijziging betreft de ‘tipfunctie’. Daarmee kan het bestuurs- orgaan worden
getipt om in een specifiek geval een Bibob-onderzoek te starten en eventueel vervolgens een
advies aan te vragen aan het Landelijk Bureau Bibob
* Landelijk Bureau Bibob de mogelijkheid het bestuursorgaan rechtstreeks te tippen,
zonder tussenkomst van het Openbaar Ministerie
* Ook wordt de mogelijkheid geschapen dat bestuursorganen elkaar onderling tippen
over de wenselijkheid een Bibob-onderzoek te verrichten.
* Hierbij komt ook nog dat de mogelijkheden voor het verrichten van eigen onderzoek
door gemeenten verder worden verruimd.
- rol van het bestuursorgaan bij de toepassing van de Wet Bibob steeds sterker
- bestuursorgaan ertoe een krachtiger eigen rol te vervullen Landelijk Bureau Bibob krijgt de mogelijkheid af te zien van het geven van een advies als het van mening is dat het
bestuursorgaan onvoldoende eigen onderzoek heeft verricht.
Bestaan dat de wortels van de Wet Bibob liggen in de bestuurlijke aanpak van de georganiseerde misdaad
- aanpak van ondermijning ook steeds meer zijn invloed gelden in het openbare-orderecht
De Wet Bibob is gericht op het voorkomen dat overheidsbesluitvorming misdadige activiteiten mogelijk maakt, waardoor de integriteit van het openbaar bestuur zou worden aangetast.
Taakopvatting van de burgemeester als sherif en bezien in hoe- verre een wettelijke grondslag voor deze taak noodzakelijk is voor de juridische onderbouwing van zijn optreden
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
- De Afdeling blijkt evenwel afwijzend te staan tegenover deze uitbreiding van het openbareordebegrip:
* omdat het voorkomen van criminaliteit vanouds al in de openbare-ordetaak ligt
besloten
* begrip openbare-orde ruim uitleggen -> ook voorkoming strafbare feiten die invloed
hebben op de orde in de gemeentelijke samenleving
* Ook kan hij reeds diverse bestuurlijke instrumenten inzetten. De burgemeester heeft
in deze zin voldoende ruimte om vanuit zijn verantwoordelijkheid een wezenlijke
bijdrage te leveren aan de aanpak van ondermijnende misdaad
* ruime uitleg (met name als het gaat om bestrijding van mis- daad) tot rolvervaging
met andere overheidsorganen leiden, in het bijzonder politie en justitie
* veelomvattendheid van de ondermijningsproblematiek de nadruk moeten liggen op
goede samenwerking en optimale benutting van bevoegdheden.
* voor zover het streven zou zijn om de taak van de burgemeester daadwerkelijk uit te
breiden tot de bestrijding van misdaad in brede zin, dit niet past in de rolverdeling in
het huidige staatsbestel
Reflecties op het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State
- legaliteitsbeginsel: overheidsoptreden dient te berusten op een in de wet neergelegde
bevoegdheid
* Een burgemeester die toepassing geeft aan de Wet Bibob beoogt hiermee te
bereiken dat de (georganiseerde) misdaad niet wordt geholpen door zijn
besluitvorming, maar de toepassing van deze bevoegdheid heeft geen betrekking op
de handhaving van de openbare orde
* Het gaat er in ieder geval deels om de ondermijnende misdaad aan te pakken
- Kritiek op punt begrip openbare-orde:
* bevoegdheden van de burgemeester hebben niet uitsluitend te maken met de
voorkoming van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust in de
gemeentelijke samenleving
* voorbeelden: wet bibob, wet tijdelijk huisverbod, opiumwet -> sluiten woningen
* soms ook bestraffend en vergeldend doel -> bezig misdaadbestrijding
wettelijke codificering van burgemeester als bestuurlijke misdaadbestrijder
Kijkend naar de toepassing van de bevoegdheden van de burgemeester kan op goede gronden
worden betoogd dat de burgemeester reeds de ondermijnende misdaad aan het bestrijden is. In die zin kan de burgemeester worden aangemerkt als sheriff. Er bestaat aldus een kloof tussen het bepaalde in artikel 172, lid 1, Gemeentewet en de praktijk
De codificatie van de wettelijke taakstelling ‘het bestuurlijk bestrijden van strafbare feiten’13 in de Gemeentewet betekent niet dat de burgemeester opsporingsambtenaar in de zin van artikel 141 Wetboek van Strafvordering wordt.
- Wel zal wettelijk worden erkend dat de burgemeester kan optreden ter bestuurlijke
bestrijding van de misdaad, zoals hij nu ook in bepaalde gevallen kan doen. Dit lijkt me in
overeenstemming met het legaliteitsbeginsel.
Conclusie
- De taak van de burgemeester als handhaver van de openbare orde is aan de randen vaag,
want het begrip ‘openbare orde’ is onafgebakend
- Hoewel de Wet Bibob onder omstan- digheden aan de burgemeester de bevoegdheid
toekent om bepaalde vergunnin- gen te weigeren of in te trekken wegens de aanwezigheid
van een ernstig gevaar van misbruik, vloeit deze bevoegdheid op geen enkele wijze voort uit
artikel 172, lid 1, Gemeentewet
- Hetzelfde geldt voor de burgemeester die een persoon uit huis plaatst op grond van de Wet
tijdelijk huisverbod of een burgemeester die een bestuurlijke boete oplegt wegens
overtreding van de Drank- en Horecawet.
- Er is met andere woorden sprake van een spanning tussen enerzijds de openbare-orde- taak
van de burgemeester in de Gemeentewet en anderzijds specifieke handha- vende taken die
niet de openbare orde betreffen in bijzondere bestuursrechtelijke wetten.
- Vanuit dit gezichtspunt is het aanbevelenswaardig de burgemeester naast de functie van
openbare-ordehandhaver de wettelijke taak te geven misdaad bestuurlijk te bestrijden
Bezien vanuit het legaliteitsbeginsel zijn er twee mogelijkheden: of de burgemees- ter gaat ‘terug in het hok’ van uitsluitend openbare-ordehandhaver of zijn taak als misdaadbestrijder krijgt een wettelijke grondslag
P.2.1 Salet, R., & Terpstra, J. (2022). Conflicting institutional logics in the control of crime and disorder: The double strategy of administrative and criminal law. Criminology & Criminal Justice, online first. https://doi.org/10.1177/17488958221112061Links to an external site.
- Het strafrecht wordt steeds vaker aangevuld met bestuursrecht dubbele strategie
o Zou voor een effectievere aanpak moeten zorgen
o Zou ter compensatie zijn wat het strafrecht niet lukt betreft de aanpak van georganiseerde misdaad.
o Maar dit zorgt er wel voor dat de traditionele onderscheidingen tussen bestuursrecht en strafrecht verdwijnen. - In Nederland word deze dubbele strategie al gebruikt sinds eind jaren 80
- Het bestuursrecht ligt in Nederland bij de burgemeester burgemeester is neutraal en voert deze macht uit.
- Ontwikkelingen sinds jaren 90:
o Sinds begin jaren 90 is het bekend dat alleen strafrechtelijke actoren niet goed criminaliteit alleen aan kunnen pakken. lokale overheid speelt steeds meer een rol.
o Focus meer op georganiseerde misdaad
o Als gevolg, nieuwe bevoegdheden van het bestuursrecht zijn gecreeërd voor de preventie en controle van criminaliteit en onrust (voor het eerst toegepast bij red light district). - Hoofdvraag van deze studie is hoe bestuursrechtelijke bevoegdheden gebruikt worden in de lokale controle van criminaliteit en hoe de lokale overheid en de politie samenwerken.
- Bevoegdheden burgemeester:
o Introductie veiligheidscamera’s
o Gebiedsverbod
o Maatregelen tegen voetbal hooligans
o Sluiten van woningen en panden
o Goedkeuring of afkeuring van vergunningen, subsidies en contracten - Ookal houden strafrecht en bestuursrecht zich soms bezig met dezelfde problemen, er zijn wel verschillen:
o Verschil in perspectief: strafrecht focust op de daad en de dader, bestuursrecht focust zich op kwesties van openbare orde.
o Verschil in doelen: bij strafrecht is vergelding het doel bij bestuursrecht is het handhaving en herstel
o Verschil in organisatie en actoren: bij bestuursrecht is de burgemeester, bij strafrecht de officier van justitie. - In nederland handelt de politie binnen zowel het strafrecht als het bestuursrecht onder het gezag van zowel OVJ als de burgemeester.
- Institutonal logics:
o Definitie: verwijst naar sets van praktijken en symbolische presentaties, zoals frames, regels, normen en opvattingen. Een centrale vraag hierbinnen is hoe meerdere logica’s naast elkaar kunnen bestaan en of deze combinaties leiden tot spanningen.
o Zijn van belang om te begrijpen hoe individuen en organisaties hun praktijken en handelingen kunnen organiseren.
o Deze theorie gaat er vanuit dat in complexe samenlevingen, inidividuen en organizaties geconfronteerd worden met meerdere logistieken en dat hierdoor spanningen ontstaan omdat bijvoorbeeld verschillende regelens en normen en waaren gaan botsen met elkaar.
Als gevolg gaan ze opzoek naar manieren om hier mee om te gaan, wat vaak tot veranderingen leidt - Assimilatie: combineren van praktijken en symbolen van de verschillende logistieken, maar de originele blijft dominant.
- Elaboration (uitwerking): de heersende logica wordt verder versterkt
- Proces of expansion and contradiction: verandering in reikwijdte van de institutionele logica.
- De drie administratieve maatregelen in de praktijk:
o Het gebiedsverbod:
Wordt ingevoerd om onrust te stoppen die gecreeërd worden door bepaalde personen of groepen.
Wordt ingevoerd vanwege voetbal (hooligan) problemen
Wordt ingevoerd bij hotspots in of dichtbij steden met veel overlast veroorzaakt door prostitutie, drugs handel en drugs gebruik.
Is om te laten zien dat bepaald gedrag niet geaccepteerd wordt en on
Politie agenten voeren steeds minder vaak een gebiedsverbod in, omdat ze er niet goed bekend mee zijn. - Politieagenten vullen niet goed alle informatie in, waardoor de gemeente de juiste informatie niet krijgt.
o Sluiting van panden:
Wordt gedaan om illegale praktijken te stoppen en rust terug te brengen.
Als de politie een huis vind waar drugs in wordt gemaakt, geeft de poltie dat aan bij de gemeente d.m.v een report. Dit kan soms even duren omdat ze druk bezig zijn met onderzoek, daarom worden huizen soms pas veel later gesloten.
Omdat de gemeente zo afhankelijk is van de infromatie van de poltie, maar dit vaak lang duurt, regelen ze het vaak zelf.
o The BIBOB Act:
Weigeren van vergunningen of subsidies die gebruikt worden voor georganiseerde misdaad.
Deze verantwoordelijkheid ligt bij gemeentes, maar ook hier weer afhankelijk van informatie die wordt gegeven door de politie. vaak niet tevreden met informatie van politie.
Soms moet de burgemeester alsnog een vergunning accepteren, ookal wordt verdacht dat het voor illegale praktijken wordt gebruikt. Dit wordt gedaan om het onderzoek van de politie niet te verstoren (anders weet de dader dat hij bekeken wordt).
o De reden die wordt gegeven voor dat de politie minder goed informatie levert, is het verschil in interesse en belang politie is minder gefocust op adminisratief werk. - Dubbele strategie en tegenstrijdige institutionele logica’s
o Bestuursrecht zou vaker gebruikt worden voor preventieve doelen, maar in Nederland wordt het ook vaak gebruikt als een reactie op.
o De uitvoeringen van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke procedures verschillen
Politie richt zich niet goed op administratief werk
Politie wil vaak meteen problemen op een straat laten eindigen ipv kantoorwerk.
De werkroutines van politieagenten passen niet bij de bestuursrechtelijke procedures.
Verschil in werkwijze - Voorbeeld: poltie kan maanden de tijd nemen om genoeg bewijs en informatie te verzamelen, en de gemeente moet dan lang wachten op de informatie die ze nodig hebben terwijl ze het zo snel mogelijk willen afhandelen.
Verschil in prioriteit: prioriteit wordt vaak gegeven aan het onderzoek door de politie
o Verandering in reikwijdte van de logica’s van strafrecht strafrecht is dominant, wat voor spanningen zorgt.
Veel politieagenten zien ook wel het nut van bestuursrecht en vinden het goed.
Sommige burgemeesters vinden dat het uitvoeren van bestuursrecht botst met andere taken die zij hebben.
p.2.2 Karsten, N. (2019). Not biting the hand that feeds you: How perverted accountability affects the ethical leadership of Dutch mayors. Public Integrity, 21(6), 571-581.
Volgens de Nederlandse Gemeentewet bevordert de burgemeester de administratieve integriteit van de gemeente. Dit houdt in dat de burgemeester verplicht is om op te treden tegen integriteitsschendingen (bijv. criminele invloeden die lokale besluitvorming beïnvloeden). Deze verantwoordelijkheden gaan mee met de traditionele opvatting dat een burgemeester de ‘bewaker van de lokale democratie’ moet zijn. Van een Nederlandse burgemeester wordt verwacht dat hij op een politiek onafhankelijke manier handelt, zonder een politieke agenda na te streven. Er zijn een aantal op wetgeving gebaseerde institutionele aspecten m.b.t. deze positie en verwacht gedrag:
* De burgemeester is voorzitter van zowel de gemeenteraad als het gemeentebestuur. In de rol als voorzitter van beide organen wordt van de burgemeester verwacht dat hij optreedt als contactpersoon tussen de twee.
* De besluitvorming van de Raad van Bestuur is collectief bij de wet.
* Nederlandse burgemeesters worden bij koninklijk besluit benoemd, in eerste instantie voor een periode van 6 jaar, waarbij benadrukt wordt dat ze geacht worden op afstand te opereren van de lokale politieke partij intriges.
De zorgwekkende (precarious) ethische leiderschapsrol van Nederlandse burgemeesters Vanuit deze positie van politieke onpartijdigheid, wordt van burgemeesters verwacht dat zij hun specifieke leiderschapsrol vervullen in het toezicht houden op de kwaliteit van de lokale besluitvorming. Zo kan de introductie van de formele verantwoordelijk voor het bevorderen van de administratieve integriteit in 2016 worden gezien als de formalisering van hun bestaande taken. Deze integriteitswet van 2016 maakte de rol van ethisch leiderschap explicieter en heeft mogelijk het belang ervan bij burgemeesters vergroot. Deze ethische leiderschapsrol is vergelijkbaar met de leiderschapsrol van andere ethische leiders, zoals managers en supervisors. Er is echter een belangrijk verschil. Terwijl de meeste studies zich richten op ethisch leiderschap door superieuren over hun ondergeschikten, houden burgemeesters toezicht op de integriteit van hun collega’s. Nog belangrijker, in het geval van raadsleden houden burgemeesters in feite toezicht op de integriteit van hun superieuren. Dit komt doordat burgemeesters volledige verantwoording over hun daden als ambtsdragers verschuldigd zijn aan hun raden, inclusief alle capaciteiten die rechtstreeks door de wetgever aan burgemeester worden verleend. Bovendien kan de raad een burgemeester verwijderen bij meerderheid van stemmen en de raad bepaalt effectief of een burgemeester in functie blijft. Nederlandse burgemeesters zijn dus sterk afhankelijk van de politieke steun van de raad.
Een situatie van ‘perverted accountability’ en het potentiële risico voor ethisch leiderschap De toegenomen verantwoordingsplicht heeft geleid tot de invoering van strengere verantwoordingsrelaties tussen burgemeester en zowel hun lokale raden als hun kiezers. Het oorspronkelijke doel van de verhoogde verantwoordelijkheid van de burgemeester was het bevorderen van de democratische legitimiteit van de lokale overheid. Bovendien wordt verantwoording gezien als een bron van goed bestuur. Klantpraktijken, belangenconflicten en criminele invloeden hebben allemaal het potentieel om de verantwoording te vervormen door druk uit te oefenen die besluitvormers als onwettig beschouwen. Ondanks bezorgdheid heeft experimenteel onderzoek aangetoond dat accountors (?) in hypothetische situaties niet toestaan dat deze als onwettig ervaren druk de beslissingen nadelig beïnvloeden. Volgens huidige theorieën zal het gedragsconformiteitseffect van verantwoording alleen optreden als de accountor de verantwoordingsplicht als legitiem beschouwd. Het wordt dus niet verwacht dat een ongepaste verantwoordingsplicht burgemeesters ervan zal weerhouden actie te ondernemen in geval van integriteitsschendingen.
In de literatuur wordt echter steeds meer erkend dat de verhoogde burgermeesterverantwoordelijkheid onverwachte risico’s voor goed bestuur heeft opgeleverd. Kritische waarnemers vrezen dat situaties van ‘perverted accountability’ zijn ontstaan, waarbij besluitvormers geconfronteerd worden met eisen, die zij als onwettig beschouwen, om te handelen in strijd met de beroepsethiek en om politieke sancties te riskeren als ze niet buigen voor dergelijke drukken. Zulke zorgen zijn vooral groot m.b.t. de ethische leidende rol van Nederlandse burgemeesters. Hoewel er grote zorgen zijn over ‘perverted accountability’ is er nog weinig onderzoek naar gedaan en zijn empirische studies zeldzaam. In reactie daarop concentreert het huidige onderzoek zich op beslissingen in de praktijk. De onderzoeksvraag is als volgt: Hoe beïnvloeden de verantwoordingsdrukken die als onwettig worden ervaren door burgemeesters deze lokale uitvoerende machten bij het nemen van assertieve acties tegen beweerde integriteitsschendingen? Het huidige onderzoek evalueert het controversiële argument dat verantwoording slecht kan zijn voor democratie.
Methodologie
De analyse is gebaseerd op vier focusgroepen, waaraan in totaal 21 burgemeesters hebben deelgenomen en op negen interviews met individuele burgemeesters die te maken hebben gehad met integriteitsschendingen. De focusgroepen werden gebruikt om spanningen bij de Nederlandse burgemeesters te identificeren en uit te werken. Het doel van het gebruik van focusgroepen was om het risico op het krijgen van individuele strategische antwoorden van burgemeesters te verminderen door groepscontrole van directe collega’s.
Resultaten
* Een meerderheid van de deelnemers erkende het feit dat de raad de meerdere is van de burgemeester (dus dat de raad in feite boven de burgemeester staat). Het is daarom voor burgemeesters nogal een ongemakkelijke verplichting om, als het nodig is, op ethisch gebied op te treden tegen hun meerdere. Het brengt veel zorgen over de positie van hen als burgemeester met zich mee.
* Soms ervaren burgemeesters een verantwoordingsdruk die zij zien als onwettig. Bijvoorbeeld: wanneer een burgemeester handelt tegen (wat zij zien als) een integriteitsschending, en daarbij in conflict komen met een wethouder die het niet eens is met deze beslissing, en hierbij de steun had van de leiders van 2 politieke partijen in de raad
* Verschillende burgemeesters hebben gesuggereerd dat niet alle burgemeesters hun rug recht zullen kunnen houden en optreden tegen integriteitsschendingen wanneer dat nodig is, vanwege de druk die sommige wethouders/raadsleden op hen uit zullen oefenen.
* Geen van de geïnterviewde burgemeesters gaf toe ooit toe te hebben gegeven aan dit soort onwettige druk
* Maar: in de privé interviews gaf een aantal burgemeesters toe niet altijd op te hebben getreden tegen integriteitsschendingen, vanwege de risico’s.
* Dus: deze burgemeesters gaven toe dat ze hebben gefaald in hun taak van ethisch leider, terwijl ze wel de verplichting voelde om op te treden.
o Redenen waarom ze niet optreden:
Persoonlijke risico’s
Gezondheidsrisico (bijv. burn out)
Veiligheidsrisico (bijv. geïntimideerd voelen)
Baanonzekerheid/verlies van carrière
Familieproblemen (bijv. problemen met zijn vrouw)
Positionele risico’s:
Ostracisme/uitbanning (bijv. iemand staat er alleen voor)
Slechte werkrelaties
Afgenomen effectiviteit (bijv. achterdochtig behandeld worden)
Conclusie en discussie
Het onderzoek heeft aangetoond dat er verschillende redenen zijn om geen sterk ethisch leiderschap uit te oefenen. Leiders met ethische verantwoordelijkheden zien af en toe af van het optreden tegen integriteitsschendingen wanneer zij geconfronteerd worden met verantwoordingsdruk die zij als onwettig ervaren wanneer zij hoge persoonlijke of positionele risico’s lopen (spreekt dus bestaande literatuur tegen). Interviews waren effectiever bij het blootleggen van dit fenomeen dan focusgroepen. Er wordt o.a. gesuggereerd dat degenen die corrigerende maatregelen vermijden gewoon zwakke leiders zijn of zwakke persnaoonlijkheden hebben, omdat ze toegeven aan de druk. Het huidige onderzoek suggereert dat er meer rekening gehouden moet worden met contextuele factoren. Vooral als individuele raadsleden waartegen een burgemeester handelt vanwege integriteitsschendingen de steun van andere raadsleden kunnen krijgen en daardoor de burgemeester onder onnodige politieke druk kunnen zetten, kunnen situaties van perverse verantwoording naar voren komen.
Eigenlijk kan je dit artikel heel kort samenvatten: ethisch leiderschap is moeilijk voor burgemeesters, omdat burgemeesters de raad moeten controleren, maar de raad kan er ook voor zorgen dat burgemeesters ontslagen kunnen worden. Dit zorgt ervoor dat burgemeesters niet altijd iets tegen integriteitsschendingen durven te doen.
p. 2.2 Nelen, H. (2016). De bijzondere opsporingsdiensten en toezichthouders. In: M. Bolhuis, Y. Schoenmakers & G. Beijers. (Red.). Actoren in de strafrechtspleging. (pp. 35-53) Den Haag: Boom criminologie. (Canvas)
Op de bijzondere terreinen van de publiekrechtelijke rechtshandhaving (milieu, volkshuisvesting, sociale zekerheid, ruimtelijke ordening, arbeidsveiligheid enz.) is sprake van een toenemende integratie van, en samenwerking tussen, overheidsinstanties. Er is steeds meer samenwerking met private organisaties. Externe toezichthouders hebben zich ontwikkeld tot een zelfstandig bestuursorgaan (opereren niet onder gezag van OM i.t.t politie bijv.). Verklaring: diverse diensten vervullen specifieke taken op specifieke terreinen, waarop specifieke wegging van kracht is. Verschillende vakministers kunnen invloed uitoefenen op uitgangspunten en uitvoering van bijzondere rechtshandhaving —> slecht voor efficiëntie.
De institutionele context van de bijzondere rechtshandhaving
Bijzondere rechtshandhaving in historisch perspectief
Het onderscheid tussen algemene en bijzondere politie is al heel oud. In de romeinse tijd was deze onderscheid er al. Het bestuursrecht heeft in de loop der jaren steeds meer bevoegdheden gekregen, zoals het opleggen bestuurlijke boete. Deze ontwikkeling - minder strafrechtelijke aanpak, meer en krachtdadiger bestuurlijke afdoening door boetes en dwangsommen - kwam na 1988 in een stroomversnelling. Wetenschappers betogen dat er aldus naast het strafrecht eigenlijk een ‘bestuursstrafrecht’ is ontstaan. Het handhavingsinstrumentarium is breed en het bestuursstrafrecht kent verschillende soorten sancties, zoals bestuursdwang, de bestuurlijke dwangsom, intrekking van de vergunning, sluiting of de bestuurlijke boete.
Bij het bepalen van het instrument dat in een gegeven situatie het meest geschikt is wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen een punitieve/repressieve handhavingsstrategie en een coöperatieve/preventieve handhavingsstrategie:
1. Punitieve/repressieve handhavingsstrategie: nadruk op afschrikking van (potentiele) overtreders door opleggen punitieve sanctie (boete). Door leedtoevoeging hoopt men dat de overtreder in de toekomst van herhaling af zal zien.
2. Coöperatieve/preventieve handhavingsstrategie: beoogt organisaties door voorlichting, onderhandeling en overleg tot regelnaleving te bewegen door hoogstens opleggen reparatie sancties (gericht op herstel)
Bij aanpak van organisatiecriminaliteit is de strategie die wordt gevolgd mede afhankelijk van inschatting of nietnaleving van de wettelijke regels gevolg is van amoreel, calculerend gedrag van de onderneming, van gebrek aan kennis over die regels of gebrek aan overtreding dat naleving van die regels een belangrijk algemeen belang dient.
De taken van de bijzondere opsporingsdiensten in het strafproces
In de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten is een onderscheid aangebracht tussen diensten die vooral belast zijn met een (bestuurlijke) inspectietaak en diensten die belast zijn met strafrechtelijke handhavingstaken. Dit heeft ertoe geleid dat er vier ‘echte’ bijzondere opsporingsdiensten zijn, zoals vastgelegd in artikel 2 van de Wet C:
1. Een bijzondere opsporingsdienst, ressorterend onder de minister van Financiën, in casu de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD);
2. Een bijzondere opsporingsdienst, onder de minister van Infrastructuur en Milieu, in casu de Inlichtingen- en Opsporingsdienst van de Inspectie Leefomgeving en Milieu van het (ILT-IOD);
3. Een bijzondere opsporingsdienst, ressorterend onder de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, in casu de Inlichtingenen Opsporingsdienst van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWAIOD).
4. Een bijzondere opsporingsdienst, onder de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de directie Opsporing van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).
Deze opsporingsambtenaren ontlenen hun (algemene) opsporingsbevoegdheid aan artikel 141 Sv en staan daarmee op gelijke voet met een politieambtenaar. De beperkte opsporingsbevoegdheid voor ambtenaren werkzaam bij diverse inspecties stoelt op artikel 142 Sv. Deze bevoegdheid is afgebakend en beperkt zich tot de lichte delicten (overtredingen en eenvoudige misdrijven op heterdaad).
De toebedeling van taken en verantwoordelijkheden is geregeld in artikel 3 t/m 8 van de Wet BOD. De primaire taak is strafrechtelijke handhaving van beleidsinstrumentele wetgeving. Daartoe beschikken alle BOD’en over een eigen Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE). Strafrechtelijke handhaving wordt echter beschouwd als het topje van de ‘handhavingspiramide’, als een ultimum remedium. Het strafrecht wordt pas gebruikt wanneer andere vormen van stimulering en sanctionering geen effect hebben. Uit artikel 7 en 8 blijkt dat het Functioneel Parket een belangrijke rol heeft: dit onderdeel van het OM heeft het formele gezag over de vier BOD’en. Dit is om de samenwerking met de politie te verbeteren. Regels omtrent de organisatie van en het beheer over de BOD’en zijn terug te vinden in de artikelen 9 tot en met 12 van de Wet BOD. Het beheer over een BOD berust bij de minister van het departement waaronder de desbetreffende dienst ressorteert. Deze minister stelt samen met de minister van Veiligheid en Justitie, na advies van het college van procureurs-generaal, periodiek de hoofdlijnen vast van het beleid met betrekking tot de taakuitoefening door de BOD’en.
Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD)
Organisatie
* Onder het ministerie van Financiën
* Landelijk opererende opsporingsdienst van de Belastingdienst, verricht daarnaast ook toezicht- en opsporingsactiviteiten
* Beschikt over eigen criminele inlichtingen eenheid, forensisch IT-team, observatieteams, aanhoudingseenheden, forensisch technische recherche en 3 Hit And Run Cargo (HARC)-teams in Rotterdam, Amsterdam en Schiphol
Werkterrein
De FIOD verricht niet alleen opsporingsonderzoeken op het gebied van belastingfraude, maar ook op:
* Andere vormen van fraude, zoals premiefraude, illegale tewerkstelling, uitkeringsfraude, EU-fraude, douanefraude (smokkel en ontduiken van invoerrechten) en witwassen. Met opsporing van deze fiscale, economische en financiële fraude probeert ze bij te dragen aan bestrijding van georganiseerde criminaliteit en handhaving van integriteit van het financiële stelsel.
* Ook is ze belast met de opsporing van inbreuken op het auteursrecht met betrekking tot muziek, film en software. Ten slotte speelt de dienst een belangrijke rol in de aanpak van het witwassen van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Signalen die opborrelen vanuit de Belastingdienst over ongebruikelijke transacties worden gebundeld en doorgegeven aan de Financial Intelligence Unit. Andersom kunnen meldingen vanuit de FIU over verdachte transacties aanleiding zijn om nader onderzoek naar criminele geldstromen in te stellen. De FIOD werkt samen met andere organisaties die betrokken zijn bij witwasbestrijding: politie, OM, FIU, NWVA, ILT-IOD, Anti Money Laundering Centre (AMLC) en Europol, DNB en AFM
Inlichtingen- en opsporingsdienst van de inspectie leefomgeving en transport (ILT-IOD) Organisatie
* Onder ministerie van Infrastructuur en Milieu
* Bestaat uit 8 directies:
1) Handhavingsbeleid,
2) Rail- en wegvervoer,
3) Scheepvaart,
4) Luchtvaart,
5) Afval, industrie en bedrijven,
6) Wonen, water en producten,
7) Autoriteit woningcorporaties en
8) Bedrijfsvoering
* De ILT-IOD is organisatorisch ondergebracht onder de directie afval, industrie en bedrijven. De JLT/IOD bestaat uit drie onderdelen: informatievergaring en analyse, criminele inlichtingen, en opsporing.
Werkterrein
* Onderzoeken zijn gericht op personen/bedrijven die regelgeving op het gebied van woningcorporaties, milieu en werkgebied van andere directies van de ILT stelselmatig en op een ernstige manier overtreden (georganiseerde criminaliteit en organisatiecriminaliteit).
* Er werken rechercheurs, analisten, technische en juridische specialisten, forensisch accountants, digitale rechercheurs, strategisch adviseurs en experts op het gebied van het inwinnen en opwekken van inlichtingen en informatie.
* Prioriteiten zijn: llegal export van afval naar het buitenland, criminele gedragingen met verontreinigende bodem, llegal vuurwerk, strafbare handelingen met asbest en bunkerolie en fraude bij woningcorporatie
Nederlandse voedsel- en waren autoriteit-inlichtingen- en opsporingsdiensten (NVWA-IOD)
Organisatie
* Onder Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
* De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bestaat uit zeven onderdelen: vijf divisies, een stafdirectie en een Bureau Risicobeoordeling & onderzoeksprogrammering.
* De organisatie staat onder leiding van een inspecteur-generaal. Hij vormt samen met de plaatsvervangend inspecteur-generaal en de directeuren de directieraad van de NVWA.
Werkterrein
* De NVWA-IOD heeft alle domeinen van de NVWA als werkterrein. Ze is derhalve actief op onder andere terrein van diergezondheid, dierwelzijn, diergeneesmiddelen, vleesketen, voedselveiligheid, meststoffen, gewasbescherming, natuur, de visketen, alcohol en tabak, veilige consumentenproducten en Europese en nationale subsidieregelingen.
* De NVWA-IOD richt zich voornamelijk op complexe, georganiseerde en internationaal georiënteerde criminaliteit. Op alle hiervóór genoemde terreinen heeft deze BOD ook een functie in de sfeer van de afhandeling van internationale (rechtshulp)verzoeken.
Inspectie sociale zaken en werkgelegenheid (inspectie SWZ)
Organisatie
* Inspectie SZW is een samenvoeging van organisaties en activiteiten van de voormalige Arbeidsinspectie, de Inspectie Werk en Inkomen en de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).
* Meldingen komen bij een van de regionale fraudeloketten binnen, waar vervolgens in samenspraak met het OM wordt bepaald of een zaak opsporing behoeft. Zware criminaliteit, een bepaalde financiële ondergrens en maatschappelijke relevantie vormen hierbij de selectiecriteria.
* Het expertisecentrum van de dienst bestaat onder andere uit misdaadanalisten, forensisch accountants en een digitaal rechercheteam. Dit team probeert informatie van allerlei (digitale) gegevensdragers toegankelijk te maken.
Werkterrein Door de opsporingsunit worden opsporingsonderzoeken verricht naar zware complexe fraudezaken op het terrein van werk en inkomen. Misbruik van sociale wetgeving en de voorzieningen die daaruit voortvloeien, wordt daarmee bestreden. Denk aan fraude met volksverzekeringen (zoals AOW), sociale voorzieningen (bijstand) en arbeidsmarktregelingen. Grootschalige identiteitsfraude, werkgeversfraude en subsidiefraude zijn specifieke aandachtspunten. Daarnaast doet de Inspectie SZW aanbevelingen met betrekking tot het beleid, wetgeving en uitvoering voor wat betreft de aan het ministerie verbonden onderwerpen, door onder andere inzicht te verschaffen in de aard en omvang van fraudezaken
Integrale rechtshandhaving en de dilemma’s die daarmee samenhangen
* Aanpak waarin een fenomeen zowel lokaal, regionaal als op landelijk niveau en waar nodig op internationaal niveau wordt aangepakt
* Hierin ontwikkelen alle betrokken partijen in onderlinge samenhang een werkwijze, waarbij zowel bestuurlijke, administratiefrechtelijke, strafrechtelijke als internationale aspecten voldoende aanbod komen
* 10 Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIEC’s) in het land opgericht die fungeren als informatieknooppunt tussen verschillende bij de geïntegreerde aanpak (waar convenant voor getekend is) van georganiseerde criminaliteit betrokken instanties
* Speerpunten: aanpak mensenhandel, fraude in de vastgoedsector, georganiseerde hennepteelt, vrijplaatsen en witwassen
* Samenwerken is lastig, gemeenschappelijk doel van handhavingsinspanningen wordt nog wel eens uit oog verloren
* BOD’s hebben in vergelijking met reguliere opsporing meer te maken met niet-aangiftecriminaliteit, waardoor ze zelf actief op zoek moeten gaan naar overtredingen en misdrijven
o Voordeel: inzet van beschikbare mensen en midden en het behalen van gestelde doelen is in theorie eenvoudiger te bepalen dan binnen de politie, omdat deze minder afhankelijk zijn van externe, vaak moeilijk beïnvloedbare variabelen
o Keerzijde: moeilijk om volledige en accurate informatiepositie op te bouwen. Beschikbare info is te beperkt en te gefragmenteerd. + Door fusie moeten met minder mensen meer werkterreinen bestreken worden
Toezichthouders
Ook toezichthouders spelen in de wereld van de rechtshandhaving een belangrijke rol. Zij beschikken over verschillende instrumenten om naleving van rechtsregels af te dwingen, waarbij de bestuurlijke boete de meest in het oog springende (punitieve) sanctie is. 4 functies van financieel toezicht (elke functie toebedeeld aan aparte toezichthouder):
1. Systeemtoezicht: De Nederlandse Bank
o Bewaken stabiliteit van het financiële stelsel als zodanig
o Stabiele prijzen, goed lopend betaalverkeer
o Kijken of de instellingen die opereren voldoende solide en betrouwbaar zijn
2. Prudentieel toezicht: De Nederlandse Bank
o Naleving van bedrijfseconomische normen binnen financieel stelsel monitoren en bewaken
o Beoogt risico op faillissementen van bedrijven te reduceren
o Richt zich ook op betrouwbaarheid, integriteit en deskundigheid van leidinggevenden en beleidsbepalers en op de bedrijfsvoering van financiële ondernemingen
o DNB kan financiële instellingen een vergunning weigeren indien zij te doen heeft met onbetrouwbare bestuurders en deze laten vervangen integriteitstoezicht binnen financiële sector
3. Integriteitstoezicht: De Nederlandse Bank
o Doel: voorkomen dat financiële stelsel wordt misbruikt voor criminele doeleinden
4. Gedragstoezicht: AFM
o Doel is dat marktprocessen volgens regels verlopen en dat klanten worden beschermd tegen financiële constructies waarvan zij de gevolgen niet goed kunnen overzien (financiële instellingen waren zo druk bezig met het aan de man brengen van financiële producten dat de vraag of de klant de polis überhaupt nodig had en had begrepen welke kosten eraan verbonden waren naar de achtergrond was verdwenen)
o AFM onderzoekt verder o.a. handel in aandelen met voorwetenschap en houdt toezicht op accountants en pensioenfondsen
Conclusie
Veld van de publiekrechtelijke rechtshandhaving is heel versnipperd. Handhavingsinstrumenten die worden ingezet om naleving te bevorderen leunen niet alleen op strafrecht, maar steeds meer ook op bestuursrecht. Mede a.g.v. een aantal ernstige fraudezaken is de maatschappelijke roep om meer en beter extern toezicht toegenomen. Heeft geleid tot nieuwe regelgeving en de invloed van externe toezichthouders vergroot.
Alleen toezicht is niet genoeg. In geval van verdenking van strafbare feiten is het soms aangewezen om een opsporingsonderzoek te starten —> dan komen de BOD’en in beeld (soms in samenwerking met politie). Verschillende actoren proberen hun beleid en uitvoering daarvan beter op elkaar af te stemmen —> bijv. in RIECverband/andersoortige coalitie. Het is de vraag hoe lang we in de wereld van de strafrechtelijke opsporing kunnen blijven vasthouden aan een model waarin de reguliere politie opereert naast de 4 BOD’en. BOD’en komen namelijk via hun specifieke taakstelling steeds verder in aanraking met de gewone georganiseerde misdaad, terwijl de reguliere politie ook terreinen is gaan bestrijken die voorheen tot het exclusieve werkgebied van de bijzondere diensten behoorden. Als gevolg hiervan zijn de BOD’en en de reguliere politie in de bestrijding van zware criminaliteit naar elkaar toegegroeid en is het vermoedelijk een kwestie van tijd voordat dit ook consequenties heeft voor de wijze van organisatie en aansturing van de verschillende opsporingseenheden.