Prepositions H2 Flashcards
1
Q
to depend on
A
afhankelijk zijn van
2
Q
to deduce from
A
afleiden uit
3
Q
to distance from
A
afstand nemen van
4
Q
to spend on
A
besteden aan
5
Q
to spend with
A
doorbrengen met
6
Q
to have an effect on
A
effect hebben op, een
7
Q
to be enthusiastic about
A
enthousiast zijn over
8
Q
to be annoyed with
A
ergeren aan, zich
9
Q
to aim at
A
gericht zijn op
10
Q
to care about
A
geven om
11
Q
to hate
A
hekel hebben aan, een
12
Q
to belong (to, together)
A
horen bij
13
Q
to learn from
A
leren van
14
Q
to pay attention to
A
letten op
15
Q
to join
A
meedoen aan