Practicum Flashcards

1
Q

algemeen palpatie arterie

A
  1. gestrekte vingers, met pulpa in lengte richting
    –> enkel soms duim voor tegendruk
  2. sterkte, kracht & regelmaat van pulsatie voelen
  3. beginnen met zachte druk -> evolutie naar harder = bloedvat niet dichtduwen
  4. zijden varieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

arteriën hals & oksel

A
  1. a. carotis communis
    - achter patiënt staan
    - niet aan beide zijden tegelijk -> risico prikkels sinus carotis
    - net ventraal van sternocleidomastoideus
    - massage kan extreme bradycardie veroorzaken
    - vaak eerste arterie voelen bij bewusteloosheid
    –> anders hartritme pols
  2. a. axillaris
    - in de oksel
    - hoog/proximaal tegen thorax duwen
    - arm ondersteunden
    - relevantie binnen pediatrie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bovenste ledematen

A
  1. a. brachialis
    - sulcus bicipitalis, enkele cm boven elleboog
    - mediaal & soms onder biceps pees, redelijk diep = stevig drukken & arm onderstenen
    - biceppees moeten wegduwenvoor palpatie
    - Korotkoff-tonen te hogen bij stethoscoop & bloeddruk
  2. a. radialis
    - ventraal onder duim
    - radiaal van m. flecor carpi radialis
    - arm ondersteunen of op tafel
  3. a. ulnaris
    - ventaal onder pink
    - radiaal van m. flexor carip ulnaris
    - arm ondersteunen of op tafel
    - harder moeten doorduwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

abdomen

A

= aorta abdominalis

  1. palpatie
    - ruglig op tafel
    - hand met handmuis vlak op navel
    - andere hand daarop
    - normaal = voelen tegen hand
  2. palpatie bij moeilijke personen
    - 1,5 cm boven navel
    - stevig drukken
    - bij aneurysme vermoden = bimanuele palmatie van lateraal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

onderste ledematen

A

= in kader van PAV perifeer arterieel vaatlijden

  1. a. femoralis
    - midden inguinaal in de lies
    - hoogte van bekken rand
  2. a. poplitea
    - kan zowel in ruglig, zit of ruglig
    - buiklig is makkelijker, vaak in ruglig voor zwaarlijve patiënten
    - knie licht geboven
    - met beide handen & alle vingers
    - kan over gehele lengte mediaal -> lateraal liggen
  3. a. tibialis posterior
    - dorsaal van malleolus medialis & ventraal achillespees
    - verschil tussen beide voelen
  4. a. dorsalis pedis
    - lateraal van hallucis longus pees
    - distaler = moeilijkere palpatie
    –> start bij eerste distale botstuk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ausculatie

A
  1. stethoscoop
    - oorstuk, slang, kop met klok & membraam
    - evaluatie van HF, tonen, souffles, ademgeruis & bijkomende ademgeluiden
  2. ausculatie van arterien
    - normaal geen geluiden = lamiare flow
    - wel = obstructies
    - uitzondering = a. carotis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bloeddrukmetingen

A
  1. kwikmanometer
    - vroeger: nu niet meer toegestaan
  2. veermanometer = sfygmomanometer
    - machet met opblaasbare cuff (breedte is van belang)
    - slang met ballon & ventiel
    - veermanometer
  3. elektronische & automatische bloeddrukmeters
    - cuff draadloos of meteen aan bakje
    - aan pols = minder betrouwbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

OH testen

A
  1. head-up tilt
    - gouden standaard
    - technisch moelijk = specifieke tafel
    - voor andere test kiezen = risico & veiligheid patiënt inschatten
  2. 10min leuntest
    - meest belastend
    - schoenen uit & op tafel liggen voor 10min
    –> referentie HF & BD
    - leunen tegen meur met voeten 10cm van muur
    –> regelmatige meting van HF & BD
  3. lig -> rechtstaan
    - minder belastend
    - toch niet bij vestibulaire problemen & grote orthostatische klachten
    - meten net na rechtstaan & 3min erna
  4. lig -> zit -> rechstaan
    - veiligst
    - bij patienten met hoogvalrisico
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

interpretatie OH test

A
  1. OHT positief als
    - diastolisch daalt met 10mmHg
    - systolisch daalt met 20mmHg
    - binnen 3 min na rechtkomen
  2. relevantie
    - hospalisaties door valrisico
    - geassocieerd met fysieke deconditionering, cardiovasculaire aandoeningen & slechte prognose levenskwaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

praktische uitvoering test

A
  1. stadia
    - liggend
    - halfzittend
    - staan voor 5min
  2. uitvoering = volgorde
    - opblazen
    - andere positie
    - klachten bevragen
    - meten
  3. opmerkingen
    - lichte hulp bij rechtstaan mag
    - patient mag eerst op zij komen
    - altijd 1 hand op patiënt
    - arm op harthoogte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gemodificeerde BORG schaal

A

= zwaarte van inspanning & erst van dyspone

zelfde waarde voor beide

0 = helemaal niet
0,5 = nagenoeg niet
1 = zeer licht
2 = licht
3 = matig
4 = tamelijk zwaar
5 = zwaar

7 = erg zwaar

10 = maximaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

vitale parameters cardio

A
  1. observatie
    - gezichtkleur & gezichtexpressie van pijn
    - ademhaling & kortademigheid
    - zweten & blauwe lippen/extremiteiten
    - verschillen over hele inspanning & recuperatie meten
  2. meten van vitale parameters
    - bewustzijn = aanspreekbaar & antwoorden op kortevragen
    - ademhaling = ademnood & aanspreekbaarheid tijdens inspanning = Talk-test
    - bloeddruk
    - saturatie = saturatie meter
    - HF = polsfrequentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

inspanningstesten

A
  1. CPET = cardiopulmonary excersise test = bepalen VT ventilatory threshold 1 & 2
  2. krachttesten = 10RM van handknijpkracht
  3. functionele testen = 6MWT 6 min wandel test
  4. andere testen

maximale cardiovasculaire testen = gouden stanadaar
- enkel in veilige omgeving = medisch personeel & reanimatie-apperatuur
- ritmestoornissen kunnen tot complixaties leiden
- kine = enkel submaximale cardiovasculaire inspanningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

protocol van submaximale fietsproef

A
  1. begin van belasting
    - gezonde persoon = 1Watt/Kg
    - cardiale patiënt = 0,5Watt/KG
  2. progressie
    - om de 2min
    - gezonde persoon = 0,5Watt/Kg
    - cardiale patient = 0,25Watt/Kg
  3. metingen
    - BD
    - HF door a. radialis 15sec
    - Borgscore
  4. stoppen van inspanningstest
    - Borgscore van 4-5/10
    - nog enkele minuten op dit vermogen blijven trappen
    - opnieuw Borg bevragen & talktest = praten
    - ook eyeball-test = algeme observatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

algemeen krachtmetingen

A
  1. doel
    - meten van algemene spierkracht
    –> vb: handknijpkracht & dynamometer
    - bepalen van intensiteit trainingsprogramma afh van 1RM or 10RM
  2. evalutatie van waardes
    - inter-individueel vergelijken met normwaarden
    - intra-individueel vergelijken voor progressie
  3. 10RM
    - test van grote spiergroepen
    - submaximale 10RM test
    - meer als 10 reps -> herrekenen naar 1RM vanuit Holten-curve
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

protocol van 10RM meting

A
  1. kiezen van een oefening voor een spiergroep met grootbelang binnen cardiovasculaire revalidatie
  2. opwarming
  3. juiste technische uitvoering
  4. bepalen van begingewicht waarvan minimum 10 herhalingen kunnen uitgevoerd worden
  5. zoeken van bijhorende percentage door Holten-curve
    –> enkel weten dat 10RM = 70% 1RM
  6. berekenen van 1RM
17
Q

handknijpkracht test

A

= JAMAR

    1. uitvoering
      - in zit met beide voeten op de grond
      - geen rugleuning
      - elleboog in 90° tegen romp = als therapeut controleren
      - 3x5seconden isometrisch met 1 min rust
      - hoogste waarde die minder dan 5% verschillend is
  1. nut
    - inschatting globale perifere spierfunctie
    - ≈ globale hoeveelheid spiermassa
    - referentie naar norm/referentie waarden
18
Q

protocol 6MWT

A

= niet kunnen op parktijk examen, theorie wel kennen!

  1. afmarking van 30meter in lange gang + stoel voor noodgeval
  2. start v/d test
    - uitgerust: baseline Borgscore dyspnoe & vermoeidheid
    - Polar band monteren & rusthartslag meten
    - zeggen van standaard tekst & korte demonstratie
  3. de test
    - niet praten van patient of therapeut
    –> standaard motivatie tekst
    - niet meewandelen
    - turfen van rondjes & additionele afstand optellen
  4. na de test
    - opnieuw HR & Borg-scores invullen
    - gevoel of patient maximaal ging & waarom niet?
19
Q

Sit-to-stand test

A
  1. algemeen
    - functionele test
    - kracht quadriceps & algemene functionaliteit
    - geen armleuning, wel rugleuning
    - armen gekruisd
    - gewicht effectief op stoel laten zakken
  2. 5x sit to stand test
    - zo snel mogelijk
    - korte test = beter voor cardio-patiënten
    - trager dan 14sec = verhoogd valrisico
  3. 30S CRT
    - moeilijkere test bij cardio-patiënten
    - zoveel mogelijk