chronisch hartfalen Flashcards

1
Q

soorten hartfalen

A
  1. classificatie
    - HFrEF heart failure with reserved ejection fraction = systolisch
    - HFpEF preserved = diastolisch
    - HFmrEF mild reduced = tussen in
  2. failures
    - forward failure = verlaagde pompfunctie
    - renale reactie ≈ vochtverlies
    - backward failure = overvullding door hoge BD
    - bij beide vormen rEF & pEF
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

prevalentie & prognose

A
  1. prevalentie
    - 1-2% in niet ontwikkelende landen
    - >10% in ontwikkelde landen
    - lifetime risico op 55 jarige: 33%
    - gemiddeld 50/50 HFpEF/HFrEF
  2. prognose
    - 1 jaars mortaliteit = 10-20%
    - 50% binnen 5 jaar
    - 50% met ernstig binnen het jaar
    –> slechter als sommige kankers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

definitie van hartfalen

A

= abnormale structuur en/of functie van hart die leidt tot valen om voldoende zuurstof naar weefsels te brengen ondanks normale vuldrukken en/of ten koste van verhoogde vuldrukken

  1. syndroom
    - kortademigheid
    - vermoeidheid
    - inspanningstolerantie
    - zwelling van enkels
  2. teken van HF
    - veneuze stuwing
    - crepitaties over longbasissen = geluid
    - verplaatste ictus cordisis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

screening

A

NT-pro-BNP
- ook bij vele die patienten zijn normale waarde

screening als
- algemeen = metabool syndroom: hoge BD, DM, obesitas, atheroscleros
- cardiotoxische medicatie & chemotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

NYHA

A

new york heart assiciation classificatie

  1. stadium I
    - geen beperkingen bij fysieke activiteit
    - geen symptomen bij normale fysieke activiteit van dagelijkse activiteiten
  2. stadium II
    - beperkingen bij zwaardere fysieke activiteit
    - normale activeiten van dagelijkse leven soms problemen
  3. stadium III
    - berperkingen van fysieke activiteit
    - zelf bij erg beperkte activiteiten
    - geen symptomen in rust
  4. stadium IV
    - onmogelijkheid om fysieke activiteiten te verrichten
    - symptomen bij rust
  5. stadium V = backward failure in rust
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

andere indicaties van HF

A
  1. orthopneu = decubitus dyspneu
    - kortademigheid bij neerliggen
    - grotere veneuze terugstroom
    - extra kussens om rechtop te liggen
  2. longoedeem = ernstige dyspneu
    - vollopen met transsudaat an longen
    - reutelende ademhaling, schuimig sputum & crepitaties (bladeren horen met ausculatie)
    - cardiale urgentie
  3. ademhlaingstoornissen
    - cheyne-stokes ademhaling
    - centrale slaap apneu
    - OSAS obstructieve slaap apneu
    - door afschermen van tong
    - evolutie naar centrale - = toenemend hartfalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

oorzaken van systolisch hartfalen

A

I. ischemie/infarct = hoge bloeddruk & atherosclerose
I. infectie
I. inflammatie = auto-immuun
I. idiopathisch

M. mechanisch = klepprobleem & hoge bloeddruk
M. metabool = genetisch, obesitas & diabetes
M. medicaties-toxisch = chemo, imuuncheckpoint remmers = myocarditis
M. maligiteit/neoplasie = zelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

systolisch hartfalen op PV-loop

A
  1. verschuiving van ESPVR lijn
    - stelt inotropie voor
    - verschuiving naar rechts & beneden
    - door necrose & ander afunctioneel weefsel
  2. arbeid
    - = opp onder volledige grafiek & ook onder ESPVR lijn
    - onder ESPVR lijn = potentiele energie door veer eiwit titine
  3. diastolisch
    - zelfde einddiastolisch volume
    - hogere einddiastolische druk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

biologische gevolgen systolisch hartfalen

A
  1. activatie OS & catecholaminen
  2. effecten
    - vaso/venocontrictie van niet vitale organen = betere terugvloei maar ook meer vuldruk
    - hogere hartfrequentie = extrinsiek inotropisme
    - verminderde cardiac output
  3. effect op nier
    - hypoperfusie
    - activatie RAAS = ook door OS
  4. zout & vocht resorptie

+ door hogere vuldrukken minder bloed door nieren = insufficientie
-> cardio-renaal dilemma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

reflexen & medicatie

A

= acute reflexen op een verlaagd inotropisme tegengaan want op lange termijn schadelijk

  1. excentrische hypertrofie
  2. extrinsieke inotropisme
    - hogere hoeveelheid OS tonus & circulerende adrenerge stoffen
    - beta-blokkers
  3. vocht & zout resporptie
    - venoconstrictie
    - hogere veneuze terugflow
    - optimale preload
    - vocht afremmers
  4. vasocontrisctie
    - hogere bloeddruk
    - extra belasting
    - RAAS-blokkers & aldosteron remmers

+ sodium-glucose cotransporter 2 blokkers
–> Na & glucose uitscheiding, geen exact mechanisme gekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

backward failure

A
  1. hogere vuldrukken van ventrikels vanuit systeem & longen
    - meer strech op ventrikels = vrijkomen BNP & ANP
    - gebruiken als indicator
  2. terugstuwend effect naar longen
  3. oedeem in longen
  4. alveolair longoedeem = vocht in alveoli
  5. kortademig door moeilijkere gasuitwisseling
  6. oedemateuse huid = pitting oedeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

vormen compensatie

A
  1. slecht gecontroleerd falen
    - koud & bleek door hypoperfusie
    - zweterig door OS
  2. gecompenseerd hartfalen = normaal
  3. gedecompenseert = oedeem & longcongestie + symptomen slecht gecontroleerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

cardiale fibrose

A

= verlittekening van de hartspier

  1. mechanisme
    - bij systolisch hartfalen
    - heling van afgestroven hartspieren
    - activatie van fibrose door RAAS-aldosterone activatie
  2. gevolgen
    - kan levensbedreigende ritme stoornissen veroorzaken
    - verstijving van ventrikel = diastolisch hartfalen induceren
  3. therapie
    - ICD implantabel cardioverter defibrillator
    –> vooral vanaf EF > 35%
    - zowel bradycardie als tachycardie
    - primaire preventie = zonder reanimatie of ernstige stoornissen <=> secundaire preventie
    - CRT cardiale resynchronisatie therapie = resynchoniseren na bundeltak blok
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

diastolisch hartfalen

A
  1. prevalentie
    - oudere mensen
    - hoge bloeddruk
    - obesitas & diabetes
  2. pathofysiologie
    - gestoorde actieve relaxatie = openbreken acto-myosine bruggen
    - verlaagde passieve compliantie = structurele weizigingen
  3. gevolgen
    - hogere vuldruk met zelfde EDV
    - hogere druk = mogelijkheid op backward failure
    - mogelijke hypertrofie = ook forward failure
  4. therapie
    - bewaarde EF = minder medicamenteuze oplossingen
    - controle bloeddruk
    - beperken zouten & vocht
    - SGLT2-remmers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

oorzaken systolische hartfalen

A
  1. algemeen
    - belastbaarheid = aantal & kwaliteit van hartspiercellen
    - vs
    - belasting = volume- of drukbelasting
    - afh van duur & intensiteit
  2. druk = afterload overbelasting
    - hypertensie
    - aortaklepstenose (vernauwing)
  3. volume overbelasting
    - mitralis of aortha kleplekkage
  4. verlies van belastbaarheid
    - myocard infarct
    - myocarditis
    - genetische cardiomyopathie = dysfunctie
    - toxische medicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

diagnose hartfalen

A
  1. symptomen & context van paiënt
  2. echocardiografie
    - grootte
    - kleppen: lekkage?
    - long & vuldrukken
    - ejectiefractie
  3. ECG
  4. NT-pro-BNT
    –> veel vals positieve
  5. diagnose verdere oorzaak
    - coronairen
    - Fe-stapeling
    - genetisch
17
Q

therapie systolisch hartfalen

A
  1. primaire preventie = reductie risicofactoren
  2. reductie van symptomen = congestie
  3. afremmen van natuurlijk beloop hartfalen
    - remodeling & verdere hartdysfunctie tegengaan
    - neuro-humorale activatie remmen
  4. preventie van poltste hartdood
  5. supportief = kunsthart
  6. harttransplantatie
18
Q

RAAS-systeem

A
  1. angiotensinogeen wordt aangemaakt in lever
  2. angiotensine I
  3. ACE angiotensine converting enzyme in longen
  4. angiotensine II
  5. effecten
    - toename OS = vasocontrictie
    - toename aldosteron = zout retentie & activatie fibrose
    - sectretie ADH = zout & vocht retentie

–> ACE-inhibitoren & angiotensine receptor blokkers
+ MRA = mineralocorticoid recepot blokker voor aldosteron

19
Q

inspanning bij hartfalen

A
  1. normaal hartdebiet
    - verhoging van x4-6 bij inspanning
    - SV = x1-3
    - HF = x2-4
    - bij systolisch falen = 1/2 van toename
    = inspanningsintolerantie
  2. mechanismen
    - onvoldoende HD stijging = anaerobe werking spieren
    - verminderde OS respond = lage HF & inotropie
    - hogere perifere weerstand door continue neuro-humerale resont
    - backward failure bij ernstige vormen zelf in rust = NYHA V

–> veel verbeteren door fysieke therapie

20
Q

rheumatische aandoeningen aan hart

A
  1. aandoeningen
    - rheumatoide artitis
    - SLE systeem lupus
    - sclerodermie
    - spondylitis ankylosans
    - psoriasis artitis
    - ziekte van Marfan
  2. gevolgen
    - myocard: hypertofie, diastolisch falen, ..;
    - kleppen: prolapse
    - elektrisch: AV-blok, atrimieën, plotse dood
    - pericard: pericarditis
    - vasculair: atherosclerose, stijfheid, thrombose
    –> evenveel carotis lijden als diabetes patienten
21
Q

SSS

A
  1. systeem lupus
    - inflammatie hartkleppen ≈ endocarditi
    - pericaditis
    - ontstaan van vegetatie zonder microben
    - hogere kans atherosclerose
  2. sclerodermie
    - pulmonale hypertensie = verhoogde longdruk
    - diastolisch falen door fibrose & hypertrofie van myocard
    –> kan evolueren naar systolisch hartfalen
  3. spondylitis ankolysans = ziekte van Bechterew
    - verbreding aorta descendens
    - verdikking aorta klepblaadjes = lekking
    - geleidingsstoornissen
22
Q

ziekte van marfan

A
  1. aandoening
    - 1/10.000 prevalentie
    - autosomaal dominant
    - genetisch defect in fibrilline gen
  2. lichamelijke symptomen
    - ooglens dislocatie
    - pectus afwijkingen
    - arachnodactylie = lange & magere vingers
    - hyperlaxiteit
    - klompvoeten
  3. cardiovasculaire symptomen
    - mitralisklep prolaps
    - aortawortel dilatatie
23
Q

aandoeningen die leiden tot aorta dilatatie

A

syndroom van Marfan
Elher-danlos syndroom
Loeys-diets

arterieel Tortuositeit syndroom
aneurysma osteo-artitis syndroom
spondylitis ankolysans