Het ECG Flashcards

1
Q

info uit ECG

A
  1. hartfrequentie & stoornissen hiervan
  2. oorsprong van elektrische activiteit van het hart & geleiding ervan door verschillende structuren & stoornissen hiervan
  3. de positie & ligging van het hart in het lichaam
  4. dikte/masse van de hartwand
  5. zuurstoftekort & hartinfarct litteken
  6. elektrolyten stoornissen vb: hyper/hypokaliëmie
    -> afwijkingen
    - normaal ECG bij 90% atherosclerose patienten
    - normaal ECG bij 10% genetische hypertrofische cardiomyopathie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de elektrische activiteit van het hart

A

= spanningsveld dat gemeten kan worden

  1. sinusknoop
    - begin van elektrische activiteit
    - spontaan 100/min ontladen
    - parasympatische overwicht = gemiddeld lager
  2. AV-knoop
    - enige elektrische verbinding tussen atria & ventrikels
    –> accesoire verbindingen = aanleiding tot ritme stoornissen vb: mahaim fibers & bundels van Kent
    - vertraagd voor synchronisatie atria & ventrikels
  3. His-bundels
    - distale deel van AV-junctie
    - geleiding naar bundeltakken
  4. bundeltakken
    - linker & rechter
    - geleiding naar hartpunt
  5. purkinje-netwerk
    - effectief contact met myocard
    - depolarisatie verspreiden
  6. progressieve verandering van morfologie & functie naar hartspiercel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

basisprincipes electrocardiografie

A
  1. hart = functioneel & elektisc syncitium door gap junctions
    –> homogene spreiding van impuls
  2. start vanuit sinusknoop of andere subsidaire pacemakers
  3. intracellulair milieu van myocard = negatieve lading met extern positieve ladingen
    –> negatief membraan potentiaal
  4. evenwicht door elektrochemisch gradiënt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

actiepotentiaal pacemaker cellen

A
  1. begin = membraan potentiaal = ingesteld door n. vagus
  2. spontane depolarisatie
    = slope ingesteld door n. vagus
    –> sneller = tachycardie, trager = brachycardie
  3. over drempelwaarde
  4. depolarisatie door Ca influx
  5. repolarsatie door K reflux
  6. opnieuw

mechanische component loopt achter op elektrochemische
–> impuls voor systole start al als diastole nog bezig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

actiepotentiaal myocard cellen

A
  1. beginsituatie
    - Na: Ex > In & tegen elektrochemisch gradient = wilt Influx
    - K: In > Ex & niet tegen gradient = lichte reflux
    - rustmembraampotentiaal = -80mV
  2. depolarisatie van pacemaker cellen
  3. depolarisatie
    - influx van Ca door gap junctions van nabije cellen & Ca-afh Ca-release
    - influx van Na
  4. korte repolarisatie door K efflux
  5. plateau fase
    - vulling van hart
    - simultane Ca influx & K efflux
    - Ca influx door voltage gated L-type caclium kanalen door depolarisatie
    - K reflux door elektrochemisch gradient
  6. repolarisatie door K efflux van Na/K-atp ase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

elektrische dipool

A
  1. eerste onlading = apex cordis links i/h hart
  2. eerste cellen depolariseren = meer positief
  3. spanningsverschil tussen gedepolariseerde cellen & cellen die nog moeten depolariseren
    - depolarisatie vector = ovaalvormige beweging
    - spanningsveld
    - grootste bij 1/2
  4. ECG
    - grootte, zin & orientatie waarnemen
    - cirkel afleiden op grafiek = verschillende vormen
    - vector loodrecht op elektrode ≠ meting
    - verbindingslijn zorgt voor meting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bipolaire afleidingen ECG

A

= standaard afleidingen volgend Einthoven
X-as grafiek = fysieke verhouding plaatsing elektroden & depolarisatie front hart

  1. I
    - rechter pols = -
    - linker pols = +
    - 0°
    - P-top altijd positief behalve bij dextrocardie = hart rechts
  2. II
    - rechter pols = -
    - linker enkel = +
    - 60°
  3. III
    - linker pols = -
    - linker enkel = +
    - 120°

alle 3 = driehoek van einthoven
–> goed voor analyse in frontale as

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

unipolaire afleidingen ECG

A

= versterke afleidingen volgens Goldberg
naamgeving volgens wat positief is

  1. centraal sterpunt = neutraal punt
    - virtueel punt in centrum van borstkast
    - vb: sterpunt van wilson = rechter pols, linker pols & linker enkel
    - 3 weerstanden = minder goed aflezen -> 2 idpv 3 weerstanden = augmented (a)
  2. aVR = right
    - rechter pols = +
    - linker pols & enkel samen op -
    - -150°
  3. aVL = left
    - linker pols = +
    - rechter pols & linker enkel samen op -
    - -30°
  4. aVF = foot
    - linker enkel = +
    - rechter & linker pols samen op -
    - 90°

-> vormen verbindende lijnen naar middelpunt binnen driehoek van einthoven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

graden afmetingen in frontaal vlak

A
  1. graden
    - I = 0°
    - II = 60°
    - aVF = 90°
    - III = 120°
    - aVR = -150
    - aVL = -30°
  2. focus delen v/h hart
    - 0° = links lateraal <=> 180°
    - 90° = inferior <=> -90°
    - II, III & aVF = 60-120° = inferior gebied
    - aVL & I = links lateraal
    - aVR = rechts lateraal & superior
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

precordiale afleidingen

A

volgens Wilson

  1. algemeen
    - evaluatie hartvectoren in dwars of horizontaal vlak
    - hart centraal als referentiepunt ≈ unipolaire afleidingen
    - ook perifere elektroden (polsen & linker enkel) die samen naar - komen = wilson’s box voor referentie
  2. plaatsing
    - V1 = 4e intercostale ruimte rechts van sternum
    - V2 = 4e intercostale ruimte links van sternum
    - V3 = halverwege V2 & V4
    - V4 = 5e intercostale ruimte, op medio-claviculaire lijn
    - V5 = horizontaal niveau V4, op antero-axillaire lijn
    - V6 = horizontaal niveau V4, linker medio-axillaire lijn
    - V7 = horizontaal niveau V4 op postero-axillaire lijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

oriëntatie van kamervectoren

A
  1. Vi = initiele vector
    - rechts lateraal, ventraal & licht craniaal
    - kleine vector want begin depolarisatie
  2. Vh = hoofd vector
    - links lateraal, dorsaal & caudaal
    - grootste vector want midden van depolarisatie front
  3. Vt = links lateraal, dorsaal & licht craniaal
    - kleine vector want einde depolarisatie

vectoren afleiden op as afh van 0°
- loodrecht = niks zien
- evenwijdig = best zien
–> afleidingen ≈ cos.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

nomenclatuur ECG

A
  1. golven
    - R-golf = eerste positieve deflexie
    - Q-golf = negatieve deflexie VOOR R-golf
    - S-golf = negatieve deflexie NA R-golf
  2. andere
    - QS-golf = 1 negatieve deflexie zonder enige positieve deflexie
    - R’-golf = positieve deflexie na eerdere R-golf
    - alle vormen = QRS-complex, ookal niet aanwezig
    - grootte bepalen door hoofdletters tov. elkaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

betekenis ECG deflexies

A
  1. P-golf
    - atriale depolarisatie
    - positief op ECG
    - door SA & AV-knoop in rechter atria
    –> SA in wand dicht tegen uitmonden VCS
    - repolarisatie niet te zien = verscholen in QRS
  2. PQ-segment = geleiding door bundels van his naar apex cordis = iso-elektrisch
  3. QRS-complex
    - ventriculaire depolarisatie
    - Q = initiele vector
    - R = hoofdvector
    - S = terminale vector
    - verschil in positief/negatief door richting
    –> afh van afleidingen
  4. ST-segment
    - iso-electisch plateau
    - kan lager liggen = teken van infract (hypoxie)
  5. T-golf
    - ventriculaire repolarisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

opschrijven van ECG

A
  1. geruit papier
    - 1mm op 1mm
    - X-as: 1mm = 40ms
    - Y-as: 1mm = 0,1mV
  2. gebruik
    - papiersnelheid = 25mm/sec
    - HF = 60.000/RR-interval
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

naar wat kijken op ECG algemeen

A
  1. regelmatigheid van complexen
  2. het sinusaal ritme = aanwezigheid van P-toppen
    –> P-top is positief in I, II, III, aVF & bifasisch in V1
  3. breedte van QRS-complex
  4. elektrische as van ECG
  5. abnormale Q golven = infarct zone of ziektes
  6. normale T-toppen = langer als QRS door trage repolarisatie
  7. PQ interval = 120-200msec
    - >200msec = eerste graad AV-blok = vaak voorkomend bij sporters
  8. ST-segment
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

regelmatigheid van complexen

A

onregelmatigheden kunnen door extra-systolen & voorkamerfibrillatie

  1. voorkamer fibrillatie
  2. extrasystolen
    - komen tevroeg = zonder voorafgaande P-top
    - bredere QRS complexen > 120msec
    - voorkamer/supraventriculaire extra-systolen: zelfde QRS, maar erg smalle P-top
  3. sinusaritmie
    - onregelmatig voorkomen van hartfrequentie
    - vb: invloed van ademhaling
    - normale bevinding
17
Q

VKF

A

= voorkamer fibrilatie

  1. atria
    - geen P-toppen afleidbaar door vele willekeurige dipolen
    - ontlading van SA aan 200-300BPM
  2. ventrikels
    - conductie kan hoge ontlading niet volgen
    - maar 90BPM doorlaten = ventriculair antwoord
    - verdragen door beta-blokkers & Ca-blokkers
    - onregelmatig hartritme door onregelmatige elektrische signalen
  3. neveneffecten
    - pathologie zelf & indicator voor pathologie
    - pulsus irregularis perpetuus = aanhoudende onregelmatige pols
    - korte diastole & polsdeficiet = lijkt trager te kloppen & moeilijker BD meten
    - tachycardiomyopathie = verminderde functie
    - trombose & embolie = mogelijkheid tot CVA
18
Q

breedte van QRS complex

A
  1. normen
    - te breed = 110-120msec
    - wijzen op geleidingsstoornis
    - vb: linkerbundeltak blok = linker bundel van his geen geleiding
  2. rechterbundeltak blok
    - QRSR’
    - rechter ventrikel niet ontladen = extra geleidingsgolf
19
Q

dun QRS complex

A

tachycardie = QRS<120msec, HF > 100min

  1. door sinusknoop = SVT supraventriculaire tachycardie
    - inspanning, stress, koorts, erntige bloeding, …
    - P-toppen zichbaar & regelmatige contractie
  2. atrioventriculaire nodale reëntry tachycardie = AVNRT
    - geen P-toppen
    - rond cirkelen van depolarisatie
  3. voorkamerfibrillatie
20
Q

dik QRS complex

A

> 120msec, maar wel tachycardie = HF > 100/min

  1. ventriculaire tachycardie
    - volgt weg van myocardiocyten idpv geleidingsweefsel
    - levensbedrijgeind -> cardiogene shock door slechte & snelle contractie
    - uitgaan van dit tot tegendeel bewezen
  2. supraventriculair met geleidingsstoornis
    - onderscheid maken door verschillende technieken
    - vb: linker of rechter bundeltakblok
21
Q

abnormale Q-golven

A
  1. niet pathologische golf
    - door normale activering van myocard
    - kleiner als 30msec & 1/4 van R-golf
    - kleine golfjes in I, aVL & V5/6
    - golf in III ≠ pathologisch
    - golf in II & aVF = pathologisch
  2. genese van pathologische Q-golf door myocard infarct
    - indicator infarct zone & spierziekte
    - elektrisch gat door necrose
    - QS-golf
22
Q

ST-heffing

A

normaal = isoelektrisch
- kan normaal zijn = sporters & jonge mensen = vervroegde depolarisatie
- kan wijzen op acuut infarct = STEMI ST-elevatie infarct
- kan wijzen op acute pericarditie = epicardiale laagje hartspiercellen wordt geprikkeld

mechanisme
1. vernauwing kroonslagader
2. hypoxie
3. minder ATP
4. lagere Na/K-ATP-ase werking
5. geen instanthouding van membraampotentiaal
6. gedepolariseerde vector = heffting

23
Q

ST-depressie

A

ook hypoxie maar mechanisme niet kennen

24
Q

ventrikelfibrillatie

A
  1. gevolgen
    - bloeddruk valt weg als langer dan enkele seconden
    - reanimatie nodig
  2. ECG screening bij sporters & atleten
    - plotse hartdood 3x vaker bij atleten
    - tegenstrijdig: zelf bij goede testen: teveel valspositieven
    - kostelijk
    - vele niet opgespoord -> 1/50000 wel
25
Q

nut inspanningstest

A
  1. diagnose van kroonslagadervernouwing boven 50-75%
  2. risicobepaling & prognose van patient met symptomen of voorgeschiedenis
  3. evalutatie myocardinfarct
  4. evaluatie inspanningscapaciteit
    –> inspannings dyspnoe, hartfalen, …
  5. evalutatie ritmestoornissen
  6. voorkamerfibrillatie, ….
26
Q

ECG bij inspanningstesten

A
  1. Mason-Likar modificatie van 12-afleidingen
    - perifere afleidingen normaal = enkel & polsen
    - proximaal gaan plaatsen = infraclaviculair zo lateraal mogelijk & proximaal+anerior van cirsta iliaca
    - meer ruis
  2. effecten op ECG
    - rechteras verschuiving
    - toegenomen voltage & verlies van Q-golf op inferior afleidingen = II, III, aVF
    - nieuwe Q-golf in aVL
27
Q

aandachtpunten ECG bij inspanning

A
  1. PQ-junctie
    - overgang van P -> Q
  2. J-punt
    - overgang van S -> ST-segment
  3. ST-slope
    - als J-pont zakt
    - ST80 = binnen de 80ms terug op baseline = niet erg
    - ST60 bij HF > 130bpm
28
Q

normale veranderingen van ECG bij inspanning

A
  1. PR-, QRS- & QT-intervallen verkorten bij hogere HF
  2. P-top amplituse neemt toe
  3. J-punt depressie met sneloplopend ST-segment is normaal
  4. ST-weizigingen = meest sensitief door V5 & V6
29
Q

pathologisch J-punt

A
  1. J-puntdaling > 1mm, vlak ST-segment, ST80>1mm
  2. J-puntdaling > 1mm, aflopend ST-segment
  3. J-puntdaling, traagoplopend ST-segment, ST80>2mm
  4. ST-slope: aflopend>horziontaal>traagoplopend
30
Q

weetjes ECG

A
  1. V5 = beste senistiviteit & specificiteit
  2. inferior afleidingen = grootste aantal valspositieve
  3. 10% afwijkingen pas zichbaar tijdens recuperatie
  4. ST-elevatie: wel afleiding ≈ coronaire anatomie
  5. PQ segment = referentie iso-electisch segment
31
Q

maximale inspanningstest

A
  1. cardiaal
    - voorspelde maximale hartfrequentie = 220-leeftijd
    - afwijking van +- 18bpm
    - als hierdoor gestopt = cardiaal gelimiteerde test
  2. respiratoir
    - voorspelde respulartoire reserve = >70-75% van MVC = max vent cap
    - als hierdoor gestopt = ventilatoir gelimiteerde test
  3. RQ = RER bij piekbelasting > 1.15
32
Q

indicaties om fietsproef te stoppen

A
  1. bloeddruk
    - daling van systolische BD met 10 tov. baseline
    - boven 250SBD
  2. ECG
    - ST-elevaties
    - angorklachten onafh. van ST-dalingen
  3. symptomen
    - willen stoppen
    - duizeligheid
    - plotse tachy/bradycardie
    - tekens van hypoperfusie = bleek & cyanose
33
Q

terminologie spirometrie

A
  1. MVC = maximale ventilatoire capaciteit
  2. breathing reserve & ventilatoire reserve
  3. VAT ventilatoire anaërobe threshold
  4. RQ respiratoir quotiënt = RER respiratoir exchange ratio
  5. piek VO2 & VO2 max & MET metabole equivalent
  6. VE/VCO2 slope
  7. oxygen pulse = VO2/HF
34
Q

normaal waardes hartfrequentie

+ kinderen

A
  1. volwassenen
    - normaal = 60-100bpm
    - tachycardie > 100bpm
    - bradycardie < 60bpm
  2. kinderen
    - pasgeboorne = 100-150bpm
    - 2 jaar = 85-125bpm
    - 4 jaar = 75-115bpm
    - 6 jaar = 60-100bpm
35
Q

methodes om hartfrequentie op ECG te bepalen

A
  1. aftelmethode
    - per groot vierkant vaste HF
    - 300-150-100-75-60-50-43-37
  2. tellen van vierkanten
    - korte vierkantjes: 1500/aantal kleine
    - grote vierkantjes: 300/aantal grote
    - gebruik van R-R afstand
  3. onregelmatig ritme
    - R-wave = aantal R-toppen in 10 of 3sec
    - nooit antwoorden met komma-getallen
36
Q

extra uitleg les

A
  1. bepalen van hartas
    - P-toppen moeten positief zijn in I & aVF
    - niet = omgedraaide hartas
  2. lengte QRS = max 100ms of 2,5 blokjes
  3. F-golfjes
    - atriale fibrillatie = geen regelmatige toppen
    - atriale flutter = zaagtand patroon
  4. extra systolen
    - bigemie = afwisselend normaal/extrasystole
    - trigemie = een extra systole om de 2 normale
    - couplets = 2 extra systolen na elkaar
    - triplets = 3 extra systolen na elkaar
37
Q

AV-blok

A
  1. eerste graads
    - grotere delay
    - lager PQ segment
  2. tweede graad
    - type I = verlening PQ tot wegvallen QRS-complex
    - type II = af en toe wegvallen QRS = Mobitz
  3. derde graad
    - systematische wegvallingen van QRS
38
Q

systhematische analyse van ECG

A
  1. regelmatig ritme & hartas
    - hart as bepalen door kijken naar positieve P-toppen in I & aVF
  2. hartfrequentie
    - bepalen door verschillende methodes
    - kunnen interpreteren = snelheid
  3. P-golf
    - fibrillaties of flutter
    - sinusaal ritme
  4. PR-interval = 120-200msec = binnen 5 blokjes
  5. QRS-complex = onder 100msec = binnen 2,5 blokjes
  6. ST-segment = elevaties of depressies
  7. klinische context & symptomen
  8. conclusie
39
Q

R-progressie

A

R-progressie = richting van signalen
- V1 = kleine R met grote S
- V2 = iets grotere R
- verder tot V6 = grootste met kleine S