PGO 3 Flashcards

1
Q

Welke marktvormen zijn er?

A
  1. Volkomen/perfecte concurrentie
  2. Monopolie
  3. Oligopolie
  4. Monopolistisch concurrentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn kenmerken van perfecte concurrentie?

A
  • Veel aanbieders
  • Veel vraag
  • Perfecte informatie
  • Homogene producten (geen verschil in kwaliteit)
  • Prijsnemers (price takers) = geen invloed op de prijs
  • Vrije toegang & uittreding markt
  • Equilibrium: MC = MR = P

Voorbeeld: Aandelenmarkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn kenmerken van Monopolie?

A
  • 1 aanbieder
  • geen competitie
  • hoge toetredingsbarrieres
  • homogene producten (kan patent hebben)
  • prijsmakers: bepalen de prijs
  • Equilibrium: MR = MC

Voorbeeld: Waterbedrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn kenmerken van Oligopolie?

A
  • Enkele grote aanbieders (hetzelfde product)
  • veel vragers
  • Niet transparant
  • homogene + heterogene producten
  • Markt is slecht toegankelijk
  • onderling afhankelijk
  • Invloed op de prijs
  • Equilibrium: varieert

Voorbeeld: supermarkt of telecombedrijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn kenmerken van Monopolistische concurrentie?

A
  • Veel verschillende aanbieders, maar eigen specialisatie in heterogene goederen
  • Q is prijs afhankelijk
  • Lage toetredingsbarrieres
  • niet transparante informatie
  • Korte termijn winst, lange termijn geen winst door een dalende prijs
  • Equilibrium: MR = MC

Voorbeeld: Wasmiddel, tandenborstel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een homogeen product?

A

Een product waarvan elke eenheid in de ogen van de consument precies hetzelfde is. Voorbeelden hiervan zijn valuta, aandelen of ruwe olie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een heterogeen product?

A

Producten met verschillen in de ogen van consument. Het merk, de kwaliteit en de service van de aanbieder zijn van belang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke factoren bepalen een soort markt? (zes factoren)

A
  1. Het aantal aanbieders
  2. Of een product homogeen of heterogeen is
  3. Toetreed barrières
  4. Price taker / price setter
  5. Sprake van transparantie
  6. Mate van overheidsbemoeienis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de rol van consumenten- en producentengedrag bij een monopolie?

A

Consument:
- Moet product wel kopen/ substituut is niet aantrekkelijker

Producent:
- price setter/prijsdiscriminatie

Entreebarierres:

  1. Schaalvoordelen
  2. Patenten
  3. Technische superioriteit
  4. Controle over schaarse middelen
  5. Hoge verzonken kosten/ verborgen kosten bij toetreding
  6. Legale restricties(door de overheid verboden toetreding)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de rol van consumenten- en producentengedrag bij een Perfecte concurrentie?

A

Consument:

  • Veel keuzevrijheid
  • Makkelijk overstappen naar concurrentie

Producent:

  • Prijsnemer/price taker
  • Klein individueel marktaandeel

Entreebarierres:

  1. Perfecte informatie
  2. Homogeniteit
  3. Geen toe- en uittreding barrières
  4. Veel kleine bedrijven en veel afnemers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de rol van consumenten- en producentengedrag bij een Oligopolie

A

Consument:
Afhankelijk van de context (homogeen/heterogeen goed), of er wel of geen keuzevrijheid is.

Producent:
Hoe met onzekerheid om te gaan:
1. Negeren onderlinge afhankelijkheid
2. Strategische interactie
3. Kartelvorming
4. Stilzwijgende samenwerking (prijsleiderschap)

Entreebarierres:
x

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de rol van consumenten- en producentengedrag bij een Monopolistische concurrentie?

A

Consument:
- Enige keuzevrijheid

Producent:
- Betere positie door specialisering

Entreebarierres:

  1. Perfecte informatie
  2. Heterogeniteit
  3. Geen toe- en uittreding barrières
  4. Veel kleine bedrijven en veel afnemers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een price taker/prijs nemer?

A

Een price taker heeft geen invloed op de prijs van het product, de markt bepaalt de prijs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een price setter/prijs maker?

A

De price setter bepaalt de prijs van het product. De markt heeft geen invloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de betekenis en formule van Total revenue (TR)

A

TR = P x Q

= de prijs x de hoeveelheid

Dit zijn de totale inkomsten die een verkoper kan krijgen door de verkoop van goederen of diensten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de betekenis en formule van Gemiddelde totale kosten (ATC)

A

ATC = TC / Q

Kostprijs van een product. Het zijn alle kosten die gemaakt zijn, verdeeld over de hoeveelheid producten die geproduceerd zijn. Ze benaderen de AVC/GVK (Gemiddelde Variabele Kosten) als q groter wordt, omdat dan de AFC/GCK steeds kleiner wordt. Als de kosten per product laag zijn bij grote productieomvang, dan heb je te maken met schaalvoordelen.

17
Q

Wat is de betekenis en formule van Variabele kosten

A

Variabele kosten = de kosten die op korte termijn kunnen variëren
Bijvoorbeeld arbeid/elektriciteit

18
Q

Wat is de betekenis en formule van Gemiddelde variabele kosten (AVC = Average Variable costs)

A

AVC = VC / Q

= variabele kosten per eenheid product. Als de TVC (Totale Variabele Kosten) een lineaire functie is, is de AVC een horizontale rechte.

19
Q

Wat is de betekenis en formule van Vaste kosten

A

Vaste kosten = kosten die niet op korte termijn kunnen variëren
Bijvoorbeeld huur, installaties en apparatuur

20
Q

Wat is de betekenis en formule van Gemiddelde vaste kosten (AFC - average fixed costs)

A

AFC = FC / Q

= totale vaste kosten verdeeld over de geproduceerde producten. Deze worden steeds kleiner als de productie toeneemt. Men kan bij een grotere q deze kosten over meer producten verdelen. Bijvoorbeeld: de huur van een gebouw.

21
Q

Wat is de betekenis en formule van Totale winst (TP = total profit)

A

TP = TR – TC

= totale opbrengst (TR) – totale kosten (TC)

22
Q

Wat is de betekenis en formule van Marginale kosten (MC)

A

MC= Δ TC/ Δ q

Verandering van de totale kosten per extra product.
Dus de extra kosten als men de productie met één uitbreidt (+1). Je kan de marginale kosten via de TC of via TFC berekenen, omdat de TFC niet veranderen bij uitbreiding van de productie.

23
Q

Wat is de betekenis en formule van Marginale winst (MP)

A

MP = MR – MC

De verandering van de totale opbrengst/inkomsten per extra product.

24
Q

Wat is het Optimum punt?

A

Optimum punt → MR = MC

marginal revenue (MR) = marginal cost (MC)

25
Q

Wat is het break-even punt?

A

Break-even → TP = TC

Dit vindt men op niveau van productie waarbij de totale opbrengsten (TP) gelijk zijn aan totale costen (TC)

Dit is een situatie waarin een onderneming geen winst of verlies maakt. Sommige overheidsbedrijven, bijvoorbeeld de gemeentelijke watervoorziening, willen goede kwaliteit leveren tegen kostprijs.