Persoonlijkheidsbeoordeling, -meting en onderzoeksdesign Flashcards

1
Q

Self report data (S-data)

A

Informatie die een persoon over zichzelf vrijgeeft, bijv. door invullen vragenlijst met een Likert rating schaal (met 7-puntsschaal).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Observer data (O-data)

A

Meerderen observatoren als bronnen gebruikt om de persoonlijkheid van individu te beoordelen. Bij gebruik meerdere observatoren wordt interbeoordelaarsbetrouwbaarheid gemeten: mate overeenstemming tussen verschillende observatoren. Voordeel: meerdere sociale persoonlijkheden beoordeeld. Onderzoekers bepalen natuurlijke of kunstmatige setting. Naturalistische observatie: kijken observanten naar gebeurtenissen die zich in normale dagelijks leven afspelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Testdate (T-data)

A

Deelnemers worden geplaatst in een gestandaardiseerde testsituatie, waarbij gekeken wordt of verschillende mensen verschillend reageren op identieke situaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Gemeten kan worden (T-data)

A

Actiegraaf: apparaat bevestigd aan de armen of benen waarmee activiteitsniveau gemeten kan worden.
fMRI: te zien welke gebieden brein ‘‘oplichten’’ bij uitvoeren taak.
Projectieve technieken: gevraagd wat hij/zij ziet in neutrale stimulus, bijv. TAT.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Levensuitkomstendata (L-data)

A

Gegevens afkomstig uit echte leven. Deel levensuitkomsten, zoals werk en scheidingen, zijn deels manifestaties van persoonlijkheid. L-data daarom voorspeld met behulp van S-data en O-data.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Meta-analyse

A

Informatiebronnen en daar de bevindingen van met elkaar samenvatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beoordeling van persoonlijheidsmetingen

A
  • Betrouwbaarheid: mate waarin verkregen meting het ware niveau van de onderzochte trek representeert. Manieren test-hertest betrouwbaarheid, interne consistentie betrouwbaarheid, interbeoordelaarsbetrouwbaarheid. Betrouwbaarheid verlaagd door respons sets.
  • Validiteit: mate waarin test meet wat het beoogt te meten. Face validity, predicatieve validiteit (criterium validiteit), convergente validiteit, discriminanten validiteit en contructvaliditeit.
  • Generaliseerbaarheid: mate waarin de meting valide blijft in verschillende contexten, waarbij hetzelde moet gelden bij verschillende groepen personen en in verschillende omstandigheden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Respons sets (non-content respondent)

A

Waarbij sommige mensen op vragen antwoorden op een manier die niet geralateerd is aan de inhoud van de vraag.
Stilzwijgende toestemming: deelnemer is met alle vragen eens, zonder te letten op inhoud.
Extreem antwoorden: antwoorden die woorden gegeven die of heel laag of heel hoog zijn.
Sociale wenselijkheid: sociaal aantrekkelijk proberen over te komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sociaal wenselijkheid oplossingen

A
  • Aan nemen dat sociaal wenselijkheid antwoorden onjuist of bedrieglijk zijn, neiging tot geven sociaalwenselijke antwoorden bij cliënten meten en deze vervolgens statistisch uit onderzoek verwijderen.
  • Vragenlijsten ontwerpen met items di weinig correleren met sociale wenselijkheid
  • Vragen stellen die deelnemers als minder bedreigend of confronterend ervaren
  • Gedwongen- keuze vragenlijst waarbij deelnemers uit twee antwoorden moeten kiezen die even sociaalwenselijk (of onwenselijk) zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Schaalontwikkeling

A
  1. Conceptuele definitie: onderzoeker moet duidelijk definiëren wat ze willen meten
  2. Items samenstellen die allemaal een iets anders aspect van het zelfde construct meten. Samengestelde items worden voorlopig op focusgroep (mensen die representatief zijn voor doelpopulatie) onderzocht
  3. Betrouwbaarheid en validiteit wordt onderzocht middels gebruik pilot studie met statistische benadering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Onderzoeksdesigns

A
  • Experimentele methoden: causale relatie tussen variabelen kan onderzocht worden. Voldoen aan twee voorwaarden: een of meer variabelen moet gemanipuleerd worden en deelnemers in experimentele conditie moeten gelijk zijn aan elkaar.
  • Correlationele methode: statistische procedure gebruikt voor het bepalen of er wel of geen relatie is tussen variabelen en wordt gekeken naar kracht tussen deze variabelen. Causaliteit kan niet worden vastgesteld! 1. onduidelijk of A de oorzaak is van B of andersom (directionele probleem) en 2. mogelijk zorgt een derde variabele voor correlatie tussen A en B (derde variabele probeem)
  • Case study methode: leven van een persoon bestudeerd, waarmee nieuwe hypotheses over persoonlijkheid gecreëerd kunnen worden en waarmee inzichten verworven kan worden over enkele individuen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly