PERFECTUM 90 - 99 Flashcards
1
Q
ZOEKEN : Ik _______________ heel de dag mijn sleutels _______________ .
A
Ik HEB heel de dag mijn sleutels GEZOCHT .
2
Q
ZWEMMEN : Hij _______________ 50 meter _______________ . Hij _______________ naar de overkant _______________ .
A
Hij HEEFT 50 meter GEZWOMMEN. Hij IS naar de overkant GEZWOMMEN