IMPERFECTUM 81 - 90 Flashcards

1
Q

WEGEN : De verkoper _______________ de appels _______________.

A

De verkoper HEEFT de appels GEWOGEN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

WETEN : Ik _________ het antwoord op die vraag __________, maar ik ben het vergeten

A

Ik HEB het antwoord op die vraag GEWETEN, maar ik ben het vergeten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

WIJZEN : Die mevrouw _______________ me de weg naar het station _______________.

A

Die mevrouw HEEFT me de weg naar het station GEWEZEN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

WILLEN : Nu is Anja niet blij, maar ze __________ het __________.

A

Nu is Anja niet blij, maar ze HEEFT het zelf GEWILD.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

WINNEN : Ze _______________ de lotto _______________.

A

Ze HEBBEN de lotto GEWONNEN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

WORDEN : Hij _______________ dokter _______________.

A

Hij IS dokter GEWORDEN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ZIEN : We _______________ een goede film _______________.

A

We HEBBEN een goede film GEZIEN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ZIJN : Ik _______________ naar de supermarkt _______________.

A

Ik BEN naar de supermarkt GEWEEST.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ZINGEN : De kinderen _______________ een liedje _______________.

A

De kinderen HEBBEN een liedje GEZONGEN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ZITTEN : Het kindje _______________ op de schoot van Sinterklaas _______________ .

A

Het kindje HEEFT op de schoot van Sinterklaas GEZETEN .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

WASSEN : Ik _______________ mijn handen _______________ .

A

Ik HEB mijn handen GEWASSEN .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ZOEKEN : Ik _______________ heel de dag mijn sleutels _______________ .

A

Ik HEB heel de dag mijn sleutels GEZOCHT .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ZWEMMEN : Hij _______________ 50 meter _______________ . Hij _______________ naar de overkant _______________ .

A

Hij HEEFT 50 meter GEZWOMMEN . Hij IS naar de overkant GEZWOMMEN .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly