patiënten met een paniekstoornis met of zonder agorafobie. Flashcards

1
Q

Welke drie behandelsoorten komen aan bod?

A

Interoceptieve exposure, cognitieve gedragstherapie en exposure in vivo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een paniekstoornis?

A

wordt gekenmerkt door herhaaldelijk optreden van onverwachte paniekaanvallen. Dit gaat gepaard met een periode van angst, onrust, een ernstige gedragsverandering als gevolg van de paniekaanval, of zorgen over de consequenties van de aanvallen of mogelijke aanvallen in de toekomst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekent safety behaviour? en leg de rol hiervan uit binnen een paniekstoornis

A

Paniekaanvallen worden door de patiënt als catastrofaal beleefd en gaan gepaard met een angst dat ontsnappen uit de situatie niet mogelijk is. Daarom gaat een paniekstoornis ook vaak samen met vermijdingsgedrag. Subtiel vermijdingsgedrag (wel in gevaarlijke situatie, maar dit volhouden door bepaald voedsel vermijden, uitgang in de gaten houden, telefoon paraat) wordt ook wel safety behaviour genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De protocollaire behandeling in dit hoofdstuk grijpt in op verschillende aspecten van de stoornis en houdt zich bezig met (interoceptieve) exposure- en cognitieve technieken. Maar wat ontbreekt hier nog?

A

psycho educatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg het onderliggende model uit

A

Dit model gaat ervan uit dat zowel interne als externe stimuli angst kunnen opwekken. De lichamelijke sensaties behorend bij deze angst worden catastrofaal geïnterpreteerd, waardoor paniek ontstaat en vermijdingsgedrag optreedt -> minder angst -> patroon wordt in stand gehouden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat bespreek je vooraf aan de behandeling?

A

Behandeling bestaat uit twaalf wekelijkse sessies van 45 – 60 minuten.
- Neem vragenlijsten af voor diagnose
- Bespreek diagnose en symptomen
- Bespreek onderdelen protocollaire behandeling
- Maak duidelijk dat het een druk programma is en er hard gewerkt moet worden
- Leg belang huiswerk en registraties uit
Maak ook duidelijk dat de patiënt symptomen moet leren verdragen, er is geen garantie dat ze helemaal niet meer zullen optreden. Pas taalgebruik aan de patiënt aan zodat die alles goed begrijpt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Paniekaanvallen bestaan uit drie componenten:

En leg uit hoe deze met elkaar in verband staan

A

1)iets voelen, 2)alarmerende gedachten, 3)iets doen.

Wanneer patiënten angst beter leren verdragen, zullen ze minder bang zijn voor het optreden van paniekaanvallen, waardoor deze vaak afnemen in frequentie of zelfs verdwijnen. Het is belangrijk patiënten goed begrijpelijk uit te leggen hoe zo’n paniekaanval te werk gaat en dat de lichamelijke reacties op zichzelf niet schadelijk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doe je met interoceptieve exposure?

A

Dan stel je patiënten bloot aan de gevreesde lichamelijke situaties, zodat ze vervolgens kunnen merken dat er niets ergs gebeurt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voorbeelden van interoceptieve exposure oefeningen: (probeer er 5 te noemen). Waar moet je om denken bij bepaalde oefeningen?

A

Hyperventilatie (gedurende 90 seconden staand snel en oppervlakkig ademhalen)
Nee schudden (schud het hoofd van links naar rechts voor 30 seconden) 
Hoofd tussen de knieën (gedurende 30 seconden)  Rennen op eigen plaats (gedurende 90 seconden)  Adem inhouden (gedurende 30 seconden)  Opdrukken (tegen de muur of grond, 60 seconden)  Ronddraaien op een bureaustoel (ogen open, gedurende 60 seconden) 
Naar één bepaalde plek staren (staand, 90 seconden)Adem door een rietje (neus dicht, gedurende 90 seconden)
Deze oefeningen zijn qua sensaties gelijkend aan een werkelijke paniekaanval (let wel op contra-indicaties voor bepaalde oefeningen!).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Als patiënt niet met voldoende angst reageert: (3)

A
  • kijk of ze goed uitgevoerd worden
  • laat de oefeningen wat langer duren
  • wanneer gewend aan eigen oefeningen, zoek extremere oefeningen in een meer naturalistische setting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Behandeling grijpt in op 3 punten

A
  1. Angst voor lichamelijke sensaties
  2. Catastrofale gedachten hierover
  3. Vermijdingsgedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Behandeling grijpt in op 3 punten en bevat 3 belangrijke onderdelen:

A
  1. Interoceptieve exposure 2. Cognitieve therapie (catastrofale gedachten en overschatting van risico)
  2. Exposure in vivo (Patiënten kunnen natuurlijk verschillen in waar ze baat bij hebben)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gedragsexperiment:

A

Methode om te testen of dat waar de patient bang voor is ook daadwerkelijk gebeurt (let op: focus NIET op de kans dat een paniekaanval gaat plaatsvinden, paniekaanvallen zijn onschuldig, focus dus op de kans dat er een catastrofe plaatsvindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe wordt exposure ook wel gezien?

A

Als competitieleren: bestaande overtuigingen worden vervangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het doel van blootstelling aan gevreesde stimuli?

A

doel is dat de patient de ANGST LEERT VERDRAGEN in veel verschillende contexten. Zodoende kan de angstige verwachting plaatsmaken voor een reëlere verwachting en zal de angst voor situaties verminderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat moet achterwege gelaten worden bij een goede werking van exposure?

A

veiligheidsgedrag