Behandeling van patiënten met een stoornis in het gebruik van alcohol Flashcards
Welke behandelmethodes pas je hier toe? (2)
Motiverende gespreksvoering en cognitieve gedragstherapie
waar of niet waar: Alcoholafhankelijkheid vormt in Nederland, samen met angst en depressie, de top 3 van meest voorkomende psychische stoornissen.
waar
waar of niet waar: Alcoholproblemen komen vaak voor in combinatie met andere
psychische problematiek, zoals depressie of angst.
waar
Waar is Motiverende gespreksvoering (MGV) op gericht?
de ambivalentie van de patiënt ten aanzien van zijn alcoholmisbruik (op een niet-moraliserende wijze) te onderzoeken.
Het combineert empathische gespreksstijlen met directiviteit om ambivalentie te beïnvloeden richting verandering. Bij minder ernstige problematiek is MGV als op zichzelf staande
interventie vaak voldoende, bij ernstigere problematiek wordt dit vaak gebruikt om
therapietrouw voor een andere behandeling (als CGT) te verhogen.
Effectieve cognitief gedragstherapeutische interventies zijn: (4)
- Zelfregistratie
- Zelfcontroletraining
- Trainen van coping vaardigheden
- Sociale vaardigheidstraining
Diagnose wordt bij voorkeur gesteld aan de hand van een gestructureerd klinisch interview.
Om terugval te voorkomen, zijn diverse medicamenten beschikbaar die gecombineerd kunnen
worden met cognitieve gedragstherapie. De beste evidentie bestaat voor …
anticraving middelen
Het aversiemiddel disulfiram is minder veilig en heeft
meer contra-indicaties.
De behandeling bestaat in grote lijnen uit twee stappen:
- Kortdurende motiverende interventie (eerste drie sessies)
2. Cognitieve gedragstherapie (het hele protocol)
waaruit bestaat stap 1, de kortdurende motiverende interventie?
Stap 1 begint met inventarisatie van het eigenlijke probleem en richt zich op het vergroten van de motivatie voor behandeling door middel van een voor- en nadelenbalans van zowel
alcoholgebruik als verandering hiervan. Ook worden veranderdoelen en
zelfcontrolemaatregelen afgesproken, en wordt er een noodplan gemaakt. Belangrijk is ook dat de patiënt zich bewust wordt van risico’s, en de link tussen overmatig alcoholgebruik en
psychische problematiek.
waaruit bestaat stap 2, cognitieve gedragstherapie?
Stap 2 wordt toegepast wanneer er meer nodig is dan alleen MGV om verandering te
bewerkstelligen. Maak een functieanalyse van alcoholgebruik, onderga een vaardigheidstraining gericht op het herkennen van risico’s, vergroot self-efficacy met betrekking tot het hanteren van risicovolle situaties, voorkom terugval en leer omgaan met craving en sociale druk. Afhankelijk van individuele risicosituaties, kan er ook een coping
vaardighedentraining aangeboden worden.
Wat moet de patient gedurende de gehele behandeling registreren?
registreert de patiënt het gebruik van alcohol en de mate van ervaren craving. Sessies (vanaf sessie 3) worden begonnen met bespreking van vooruitgang
en nadrukkelijke aandacht voor motivatie.
Waar begin je de behandeling mee, in sessie 1?
met een inventarisatie van het drinkpatroon
Neem een neutrale
houding aan (richt ook aandacht op positieve aspecten van drinken, om weerstand te
voorkomen), maar probeer wel de bezorgdheid van de patiënt over het eigen drinkpatroon te verhogen. Geef objectieve informatie over de risico’s van het huidige gebruik.
Waar begin je de behandeling mee, in sessie 2?
Stel een voor- en nadelenbalans op, en inventariseer hoe de patiënt hier tegenover staat en de bereidheid tot verandering. Inventariseer en onderhandel welke
veranderingen mogelijk zijn (gecontroleerd gebruik of tijdelijke abstinentie). Maak concrete afspraken hierover. Met MGV kan de patiënts vertrouwen in eigen kunnen om dit te bereiken vergroot worden.
Zelfcontrolemaatregelen kunnen ondersteunend werken bij bereiken van het doel, welke drie?
-Stimuluscontrole (vermijding van personen, plaatsen, situaties die alcoholgebruik
uitlokken)
- Stimulusrespons (alternatief gedrag vertonen in risicosituatie)
- Responsconsequentie (beloning indien doel gehaald wordt, negatieve consequentie indien dat niet het geval is)
Leg in eerste fase nadruk op stimuluscontrole en het afspreken van een beloning. Brainstorm
samen over effectieve zelfcontrolemaatregelen.
Wat vindt er in sessie 3 plaats?
Inventariseer (sessie 3) het gebruik van alcohol, en hoe het is gegaan met de bedachte zelfcontrolemaatregelen. Vraag naar positieve gevolgen van niet of minder drinken. Bespreek ook momenten waarop patiënt craving voelde en hoe hij/zij hiermee omging. Indien de patiënt meer heeft gedronken dat gepland, bekijk dan de situaties waarin dit gebeurde en bestempel dit als risicosituaties. Bedenk een streven voor de komende week. Bekrachtig de patiënt voor zijn inzet en geboekte vooruitgang indien er minder is gedronken dan voorheen. Het is van
belang dat de therapeut niet moraliserend of bestraffend optreedt!
Introduceer noodplannen om terugval te voorkomen.
Maak een lijst met mogelijke risicosituaties (extern – concrete situatie, en intern – gedachten, emoties, sensaties), en bedenk manieren om hiermee om te gaan.
Wat moet je benadrukken in de 4de sessie?
het belang van de aanwezigheid van een ondersteunende persoon