PART FOUR Flashcards
Ik ga naar de huisarts. Hij geeft mij…
Paracetamol
I’m going to the doctor. He gives me…
Ik ga naar mijn zus. Mijn zus woont…
In Amsterdam
I’m going to my sister. My sister lives…
Ik ga straks naar Hamza. Hij is…
In Amsterdam
I’m going to Hamza later. He is…
Ik ga vaak met de bus. Ik ga dan naar…
Amserdam
I often go by bus. I then go to…
Ik heb deze krant gelezen. Wil jij de krant nu..?
Lezen
I have read this newspaper. Do you want the newspaper now..?
Ik heb een computer met internet. Die gebruik ik…
Elke dag
I have a computer with internet. I use that…
Ik heb een nieuwe tafel gekocht. Wil jij mijn oude tafel…?
Hebben
I bought a new table. Do you want my old table…?
Ik heb geen auto. Een auto is…
Duur (expensive)
I do not have a car. A car is…
Ik heb soep gemaakt. Wil jij mijn soep…?
Proberen
I made soup. Do you want my soup…?
Ik heb wortels gekocht. Ik koop de wortels voor…
Mijn partner
I bought carrots. I buy the carrots for…
Ik houd van tekenen. Ik teken…
elke dag
I love drawing. I’m drawing…
Ik lees het nieuws op mijn telefoon.Mijn man leest het nieuws…
Op internet
I read the news on my phone. My husband reads the news…
Ik lees vaak. Ik lees graag…
krant
I read often. I like to read…
Ik wil zieke mensen helpen. Ik vind dat…
Goed
I want to help sick people. I think that…
Imani vindt school leuk. Zij houdt van…
Studeren
Imani likes school. She loves…
In de stad rijden veel brommers. Ik vind dat…
Niet goed
There are many mopeds in the city. I think that…
In een grote stad wonen veel mensen. Ik vind dat…
Druk
Many people live in a big city. I think that…
In het eten zitten pepers. Ik vind dat…
Lekker
There are peppers in the food. I think that…
Inez en Luis bouwen een huis. Het huis heeft nog geen..
dak
Inez and Luis build a house. The house has no..
Inez gaat naar een concert. Ze gaat…
Met vrienden
Inez goes to a concert. She goes…