Paragraaf 2.4 Flashcards
1
Q
Welke 3 kenmerken had de Griekse beeldhouwkunst?
A
- Dat ze realistisch waren
- natuurgetrouw
- naakt
2
Q
Welke 2 kenmerken zie je in de Griekse bouwkunst?
A
- veel aandacht voor verhoudingen in lengte breedte en hoogte die in evenwicht zijn
- wiskundige berekeningen t.b.v. streven naar perfectie
3
Q
Waar brachten de Grieken vernieuwing in
A
- Beeldhouwkunst
- bouwkunde
4
Q
Wat zijn de beelden die de Grieken maakten
A
Natuurgetrouw
5
Q
Noem 2 enorme heldenverhalen
A
Ilias (oorlog in het verleden) en
odyssee (terugreis strijders oorlog)
6
Q
Als wat zagen de Grieken de 2 grote verhalen
A
Als de kern van hún cultuur
7
Q
Wie waren het eerst met toneel
A
De Grieken
8
Q
Waarvoor waren de toneelstukken bedoeld
A
- Voor religieuze feesten
- vermaak
9
Q
Waar werden de toneelstukken opgevoerd
A
In openluchttheaters
10
Q
Waarom gingen de Grieken andere mensen uit andere geloven barbaren noemen?
A
Omdat alles wat ze zijden klonk voor hun als barbarbarbar
11
Q
Welke 3 kenmerken had de Griekse literatuur?
A
- verhalen mythen
- gedichten
- poëzie
- toneelstukken schrijven en uitvoeren
12
Q
Hoe heeft de Griekse cultuur zich verspreid? (6 elementen)
A
- de Griekse bevolking groeide sterk
- er kwamen voedsel tekorten
- bevolking werd er op uit gestuurd nieuwe plaatsen te vinden voor eten en om te leven.
- de Grieken behielden hun eigen taal cultuur en goden.
- hierdoor ontstond kolonisatie
- Grieken namen ook zaken over uit andere culturen.
