Paragraaf 2.1 Flashcards

1
Q

Hoe noem je een Griekse stadstaat

A

Polis
(Meervoud = poleis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar konden burgers naar toe vluchten in oorlog

A

Akropolis (er stond een burcht om ter bescherming)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 2 poleis waren groter dan de rest

A

Athene en Sparta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveel slaven Waren er te vinden

A

In bijna elk huis een

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat deden de slaven?

A

Hard Werken (soms zware klussen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wie hadden burgerrechten.

A

Alleen vrije mannen die uit de stad zelf afkomstig waren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat mochten burgers als ze meevechten in oorlog?

A

Meebeslissen over het bestuur van de polis of er oorlog moest komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom waren er maar weinig mannen die er meevochten en meebeslisten

A

Omdat je moest zelf je harnas en zo kopen en dat was duur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wie hadden geen burgerrechten? En waarom?

A

Slaven, vrouwen, vreemdelingen en kinderen.
Omdat ze militair niet belangrijk waren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat verbouwden ze vooral op het land

A

Graan, druiven, olijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar hadden ze handelscontacten op zee

A

Langs kusten van middellandse zee en van de zwarte zee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat was de taakverdeling tussen mannen en vrouwen?

A
  1. Man is hoofd van gezin
  2. Man zorgde voor inkomen
  3. Man bepaalde partner dochters
  4. Rijke jongens kregen (lang) onderwijs
  5. Sport belangrijk in opvoeding (man).
  6. Vrouw onder toezicht van man en alleen iets doen met toestemming.
  7. Vrouwen binnenshuis; hielden oog op slaven en beheerde het geld.
  8. Mannen hadden meer rechten vrijheid
  • Vrouwen spinnen en weven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ga teksten in boek lezen

A

Graag nu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem 4 eigenschappen van Griekse stadstaten:

A
  1. Stad omringd met land
  2. Vaak gebouwd rond een heuvel
  3. Stadstaten gescheiden door water en bergketens
  4. Klein niet meer dan 1000 inwoners (behalve Sparta en Athene)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de 5 overeenkomsten tussen de poleis?

A
  1. Iedere polis had een eigen bestuur
  2. En eigen wetten
  3. Iedereen sprak Grieks
  4. Vereerde dezelfde goden
  5. Bouwde op dezelfde manier tempels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe zag het leven in een Griekse stadstaat er uit?

A
  1. Bijna iedereen heeft 1 of meerdere slaven (behalve armen)
  2. Burgers moesten de stad helpen verdedigen in tijden van oorlog
  3. Draaide om landbouw
  4. Er werd handel gedreven
17
Q

Welke rol vervulde slavernij in de Griekse samenleving?

A
  1. Slaven deden werkzaamheden die de mensen zelf niet graag deden.
18
Q

Welke vormen van ongelijkheid waren er?

A
  1. Vrije mensen en slaven
  2. Ook tussen mensen onderling
    3.
19
Q

Hoe wordt je slaaf? (2 manieren)

A
  1. Gevangen genomen tijdens oorlog
  2. Als slaaf geboren als je ouders slaaf gemaakt waren.
20
Q

Wat betekende de slaven voor de Griekse economie?

A
  • zwaar werk in landbouw en mijnen (geld voor de staat)
  • ze werden voor verschillende werkzaamheden ingezet ook arts, prostituee, werken in winkels
  • soms ook soort politie agent
21
Q

Hoe konden slaven vrij komen?

A
  1. Hun baas was vriendelijk en laat z vrij.
  2. Of zichzelf vrij kopen
  3. Door weg te lopen
22
Q

Hoe benadeelde de Grieken hun slaven?

A

Zagen hen als huisdieren; goed verzorgen maar wel gehoorzamen anders slaan.

23
Q

Waarom mochten weinig mannen meebeslissen in het bestuur?

A

Ze moesten hun eigen materiaal kopen voor de oorlog en die zijn duur. Meestal was je land eigenaar.

24
Q

Waarom hadden bv in Athene ook boeren en handwerklieden inspraak?

A

Ze waren belangrijk als roeiers op de vloot.

25
Q

Waarom en waarin dreven Grieken handel?

A

In bergdalen was onvoldoende graan te produceren waardoor handel belangrijk was.
- aardewerk, wijn, olijfolie waarvan ze dan graan kochten.

26
Q

Wat is verschil tussen arme en rijke vrouwen?

A
  1. Arme werken buitens huis
  2. Rijke leven in huis en verantwoordelijk voor toezicht slaven, beheer geld en voorbereiding dochter op huwelijk (vanaf 14 jr).