Paragraaf 2.1 Flashcards
Hoe noem je een Griekse stadstaat
Polis
(Meervoud = poleis)
Waar konden burgers naar toe vluchten in oorlog
Akropolis (er stond een burcht om ter bescherming)
Welke 2 poleis waren groter dan de rest
Athene en Sparta
Hoeveel slaven Waren er te vinden
In bijna elk huis een
Wat deden de slaven?
Hard Werken (soms zware klussen)
Wie hadden burgerrechten.
Alleen vrije mannen die uit de stad zelf afkomstig waren
Wat mochten burgers als ze meevechten in oorlog?
Meebeslissen over het bestuur van de polis of er oorlog moest komen.
Waarom waren er maar weinig mannen die er meevochten en meebeslisten
Omdat je moest zelf je harnas en zo kopen en dat was duur
Wie hadden geen burgerrechten? En waarom?
Slaven, vrouwen, vreemdelingen en kinderen.
Omdat ze militair niet belangrijk waren.
Wat verbouwden ze vooral op het land
Graan, druiven, olijven
Waar hadden ze handelscontacten op zee
Langs kusten van middellandse zee en van de zwarte zee
Wat was de taakverdeling tussen mannen en vrouwen?
- Man is hoofd van gezin
- Man zorgde voor inkomen
- Man bepaalde partner dochters
- Rijke jongens kregen (lang) onderwijs
- Sport belangrijk in opvoeding (man).
- Vrouw onder toezicht van man en alleen iets doen met toestemming.
- Vrouwen binnenshuis; hielden oog op slaven en beheerde het geld.
- Mannen hadden meer rechten vrijheid
- Vrouwen spinnen en weven.
Ga teksten in boek lezen
Graag nu
Noem 4 eigenschappen van Griekse stadstaten:
- Stad omringd met land
- Vaak gebouwd rond een heuvel
- Stadstaten gescheiden door water en bergketens
- Klein niet meer dan 1000 inwoners (behalve Sparta en Athene)
Wat zijn de 5 overeenkomsten tussen de poleis?
- Iedere polis had een eigen bestuur
- En eigen wetten
- Iedereen sprak Grieks
- Vereerde dezelfde goden
- Bouwde op dezelfde manier tempels