Paragraaf 2.2 Flashcards

1
Q

Wat zijn de drie heffingsbeginselen in het Nederlandse belastingstelsel, en hoe worden ze toegepast?

A
  1. Draagkracht beginsel => sterkste schouders dragen de zwaarste lasten 2. Doelmatig beginsel => de kosten voor het innen van de belasting mogen niet hoger zijn dan de opbrengsten van de belasting 3. Profijtbeginsel => diegene die (het meeste) profiteert, moet betalen. Bijv wegenbelasting.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe wordt het ‘voordeel uit sparen en beleggen’ in box 3 bepaald en wat betekent dit voor verschillende soorten vermogens?

A

In box 3 betaal je over inkomen uit sparen en beleggen. Dit wordt bepaald met een fictief rendement. Voor iemand met alleen spaargeld in box 3 is dit nadelig. Maar voor iemand met verschillende soorten vermogen is het positief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de gevolgen van de hypotheekrenteaftrek op de Nederlandse huizenmarkt en inkomensverdeling?

A

Je kan de rente van je brutoloon aftrekken, waardoor je hypotheek sneller is afbetaald, en mensen sneller geneigd zijn een hypotheek te starten/ huis te kopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de impact van de huidige vorm van hypotheekrenteaftrek op de inkomensongelijkheid in Nederland?

A

Hypotheekrente aftrek zorgt ervoor dat mensen met een hypotheek (huizenbezitters), minder belasting hoeven te betalen dan wanneer zij geen hypotheekschuld zouden hebben. Het effect wordt groter naarmate je meer verdient / een grotere hypotheek hebt. Mensen zonder koophuis hebben dat voordeel niet. De inkomensongelijkheid neemt toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke rol speelt de marginale belastingdruk in het Nederlandse belastingstelsel en hoe verschilt deze van de gemiddelde belastingdruk?

A

Marginale belangstingstelsel is de belasting % die iemand betaalt over zijn laatst verdiende euro. Het gemiddelde belastingdruk is hoeveel % belasting je betaalt over je brutoloon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly