opmaat - week 3 Flashcards

1
Q

ligging hemiazygos, azygos, hemiazygos assesorius

A

Hemiazygos assecorius– azygos van above, boven
Hemiazygos beneden
azygos parallel naast uit v cava inferior en superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar komt ductusthoracicus in uit?

A

angulus venosus (samenkomst v jugularis interna, externa en subclavia)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beredeneer de functie van de verschillende intercostaalspieren. Wanneer worden deze
spieren voornamelijk ingezet?

A

mm intercostales externus trekken de riben naar elkaar toe en omhoog, voornamelijk ter ondersteuning van de inadmeing.
de mm intercostales interior trekken de ribben naar elkaar toe en naar beneden, voornamelijk ter ondersteuning van de uitademing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Uit
welke arterie ontspringen de aa.
intercostales ant. en post. respectievelijk?

A

aa intercostales anterior: uit a thoracica interna
aa intercostales posterior: uit aorta pars thoracica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op welke venen draineren de vv.
intercostales ant. en post. respectievelijk?

A

vv intercostales anterior op v thoracica interna
vv intercostales posterior op de v azygos, v hemiazygos en v hemiazytos accesorius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt de a. thoracica interna ook wel genoemd?

A

a mammaria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Benoem de twee terminale takken van de a. thoracica interna

A

a epigastrica superior (vasculariseert bovenbuikswand) en a musculophrenica (vasculariseert diafragma en lichaamswand)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

mediastinum superius craniale, caudale, anterieure en posterieure begrenzing en inhoud

A

craniale begrenzing: bovenste thoraxopening
caudale begrenzing: vlak door bovenkant truncus pulmonalis
anterieure begrenzing: binnenkant sternum
posterieure begrenzing: wervelkolom
inhoud: ● a./v. thoracica interna sin./dex.
● v. brachiocephalica sin. dex.
● arcus aortae inclusief takken
● v. (hemi) azygos (accesorius)
● n. vagus sin./dex.
● n. recurrens sin./dex.
● n. phrenicus sin./dex., a. en v. pericardiocophrenica
● truncus sympaticus sin./dex.
● oesophagus
● d. thoracicus
● lymfeklieren
● v. cava sup.
● Trachea
● thymus (bij kinderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

mediastinum anterius

A

craniale begrenzing: vlak door bovenkant truncus pulmonalis
caudale begrenzing: diafragma
anterieure begrenzing: binnenkant sternum
posterieure begrenzing: buitenkant pericard
inhoud: ● a./v. thoracica interna sin./dex.
● lymfeklieren
● thymus (bij kinderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

mediastinum medius

A

craniale begrenzing: vlak door bovenkant truncus pulmonalis
caudale begrenzing: diafragma
anterieure begrenzing: pericard voor
posterieure begrenzing: pericard achter
inhoud: ● pericardholte, met inhoud: hart
● pericard (vlies)
● n. phrenicus sin./dex.
● a./v. pericardiocophrenica sin./dex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

mediastinum posterius

A

craniale begrenzing: vlak door bovenkant truncus pulmonalis
caudale begrenzing: diafragma
anterieure begrenzing: buitenkant pericard
posterieure begrenzing: wervelkolom
inhoud: ● aorta descendens inclusief takken
● v. (hemi) azygos (accesorius)
● n. vagus sin./dex.
● truncus sympaticus sin./dex.
● oesophagus
● d. thoracicus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Via welke bloedvaten komt het bloed uit de v. jugularis
int. en v. subclavia aan beide kanten in de v. cava sup.
terecht?

A

v brachiocephalica dex en sin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke vene heeft het grootste risico om te
worden geraakt tijdens een sternotomie?

A

innomiate vein - brachiocephalica sin (steekt over) en ligt verstopt in precardiale vet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe heet het vlies dat de pleuraholte aan de zijde van de thoraxholte en het mediastinum
bekleedt?

A

pleura parietalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

elke deel van de long bevindt zich in de cupula pleurae

A

apex pulmonis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leg uit hoe, mechanisch, de ademhaling tot stand komt met aandacht voor de rol van de
pleura, pleuraholte en het diafragma in het proces.

A

bij leven is de ruimte tussen de pleura visceralis en pleura parietalis zeer beperkt en gevuld met een kleine hoeveelheid vocht. de bladen liggen tegen elkaar aan met een relatief vacuum in deze ruimte. dit relatieve vacuum zorgt ervoor dat als de borstholte vergroot (door diafragma aanspannen) de longen ook worden vergroot. dit zorgt er voor dat lucht aangezogen wordt tot de luchtblaasjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Tot welke wervelniveau zou je bij diepe inspiratie de apex pulmonis vanaf dorsaal
kunnen percuteren?_

A

Th1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

van waar tot waar zou je de longen vanaf ventraal kunnen percuteren?

A

boven clavicula tot ong 5e rib, hier bevindt zich de long lever grens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Door welke structuur wordt de Plica umbilicalis mediana opgeworpen?

A

lig umbicale medianum (geoblitereerde urachus). verloopt van apex van de urineblaas naar navel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Door welke structuur wordt de Plica umbilicalis medialis opgeworpen?

A

ligamentus umbicale mediale (geobliteerde a umbicalis). verloopt van a iliaca interna naar de navel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Door welke structuur wordt de Plica umbilicalis lateralis opgeworpen?

A

a en v epigastrica interior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Aan de hand van welk van de bovenstaande structuren wordt onderscheid gemaakt tussen een
mediale(directe) of laterale(indirecte) liesbreuk?

A

a en v epigastrica inferior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Uit welke twee delen bestaat het omentum minus

A

lig hepatoduodenale en lig hepatogastricum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welk structuren worden door het lig falciforme met elkaar
verbonden?

A

lever en ventrale buikwand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

oe heet de verdikte vrije onderrand van het lig. falciforme en waar is het een restant van?

A

lig teres hepatis - geoblitereerde v umbilicalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Uit welk vat ontspringen de aa. carotis communis dex. en sin. respectievelijk?

A

a carotis communis dex - uit truncus brachiocephalicus
sin uit arcus aortae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

hoeveelste hersenzenuw is de n vagus?

A

10

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Beschrijf de positie van de n. vagus t.o.v. de a. carotis communis en de v. jugularis interna in
de carotisschede

A

v ug int ligt lateraal en oppervlakkig, a carotis communis mediaal, n vagus dorsaal tussen de vaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welk van de 3 structuren die omgeven worden door de carotis schede is het meest
oppervlakkig en lateraal gelegen in de schede?

A

v jugularis interna

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Om welk vat krult de n. laryngeus
recurrens dex. en sin. respectievelijk
onderweg naar de larynx?

A

dex om a subclavia dextra,
sin om arcus aortae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Oppervlakkig van de m. scalenus ant.
loopt een zenuw. Welke zenuw is dit?

A

n phrenicus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zijn de cervicale wortels van de n phrenicus

A

c3-5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke belangrijke spier wordt door de n phrenicus geinnerveerd?

A

diafragma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Hoe verlopen de nn. phrenicus dex. en sin. ten opzichte van de pericard en longhilus?

A

verloopt in pericard ventraal van longhilus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

erklaar waarom prikkeling van de diafragma soms pijn op de schouder veroorzaakt.

A

sensibele innervatie schouder komen uit overeenkomstige cervicale wortels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Rangschik de ligging van de aorta ascendens, de aorta descendens, de trachea en de
oesofagus van ventraal naar dorsaal (op het niveau van de oorsprong van de aorta
ascendens, iets infereur tot de arcus aortae).

A

aorta asc, trachea, oesophagus, aorta desc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat zijn de 3 takken van de arcus aortae?

A

truncus brachiocephalicus
a carotis communis sin
a subclavia sin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Welke venen draineren naar
de vv brachiocephalica?

A

v jugularis interna, v cubclavia, v vertebralis, v thoracica interna, v thyroidea inf, v periocardiocophrenica links en rechts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Welke venen komen samen bij de angulus venosus sinistra?

A

v jugularis interna sin en v subclavia sin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Welke delen van het hart zijn er reeds zichtbaar als je de thorax opent bij een mediane
sternotomie en vervolgens het pericard opent.

A

atrium dex inclusief hartoor, rechter ventrikel geheel, linker ventrikel deels, hartoor linker atrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

tot welke compartiment behoort de apex
cordis?

A

ventriculus sinister

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

welke structuren liggen in het lig. hepatoduodenale tussen leverhilus en duodenum

A

DR ALVA
a hepatica propria, ducctus choledochus, v portae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

welk deel van de maag vasculariseert de a.gastrica sinistra uit truncus coeliacus

A

vasculariseert kleine curvature proximaal en distal oesofagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

welk deel van de maag vasculariseert de a. gastrica dextra uit a. hepatica propria

A

vasculariseert kleine curvature distaal en pylorus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

welk deel van de maag vasculariseert de a. gastroepiploica dextra uit a. gastroduodenale

A

vasculariseert grote curvature distaal en pylorus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

welk deel van de maag vasculariseert de a. gastroepiploica sinistra uit a. lienalis

A

vasculariseert grote curvature proximaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

welk deel van de maag vasculariseert de aa. gastrices breves uit a. lienalis

A

vasculariseert fundus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Beschrijf de positie van de maag, pancreas en mesocolon transversum t.o.v. de bursa
omentalis?

A

de maag ligt ventraal van de bursa omentalis, pancreas ligt dorsaal tov de busa omentalis, mesocolontransversum begrenst de busa omentalis caudaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

verschil jejunum en ileum

A

jejunum: proximaal, lange vasa recta met weinig arcades, veel en hoge plicae circulares, weinig platen van peyer
ileum: distaal, korta vasa recta met veel arcades, laag en weinig plicae circulares en veel platen van peyer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Wat is de functie van de platen van Peyer?

A

secundaire lymfoide organen, herkennen en bestrijden infecties intestinaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Waar bevindt zich de overgang tussen het jejunum en ileum?

A

geen duidelijk punt, geleidelijke overgang op ongeveer 3/5 van de intraperitoneale dunne darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

bouw van mesenterium

A

dubbellaags peritoneum waarmee het ejunum en ileum verbonden zijn met de achterwand van de buikholte. tussen beide lagen peritoneum liggen bleod en lymfevaten en zenuwe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

uit welke tak van de aorta komen de
vaten die je kunt waarnemen in het
mesenterium?

A

a mesenterica superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Welk deel van de embryologische darm
wordt gevasculariseerd door de a.
mesenterica superior?

A

middendarm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

welk deel van de darm wordt gevasculariseerd door de a. jejunales/ileales

A

jejunum en ileum

56
Q

welk deel van de darm wordt gevasculariseerd door de a. ileocolica:

A

distale ileum, coecum en appendix vermiformes

57
Q

welk deel van de darm wordt gevasculariseerd door de a. colica dex.:

A

colon ascendens

58
Q

welk deel van de darm wordt gevasculariseerd door de a. colica med.:

A

Colon ascendens en colon trnasversum

59
Q

Welke overige darmdelen/organen worden naast bovenstaande ook gevasculariseerd vanuit
de a. mesenterica sup.?

A

distale duidenum

60
Q

VANAF ANATOMIE PRACTICUM 4 AANVULLEN

A

JO

61
Q

Waar is het lig. arteriosum een embryonale
overblijfsel van en wat was de functie van
deze embryonale structuur?

A

Ductus arteriosus, bloed kan via deze dit bloedvat van de truncus pulmonalis naar de aorta vloeien zonder de longen te passeren, zodoende wordt de rechterharthelft ontlast tijdens de foetale ontwikkeling.

62
Q

Identificeer de v. azygos in je atlas. Waar mondt deze vene uit?

A

In v. cava inf.

63
Q

Systemische (Grote) circulatie

A

voert zuurstofrijke bloed dat het hart verlaat naar alle organen van het lichaam en vervolgens wordt het veneuze bloed teruggevoerd naar het hart. LV, aorta met takken, capillairen, cavale venen, atrium dextrum.

64
Q

Pulmonale (Kleine) circulatie

A

Circulatie tussen hart en longen ter oxygenatie van het bloed. RV, truncus pulmonalis, longcapillairen, vv. pulmonales, atrium sinistrum.

65
Q

Coronaire circulatie

A

Vascularisatie van de hartspier. LV - coronair arteriën, coronair venen, sinus coronarius, atrium dextrum

66
Q

Welke vaten monden uit in het atrium dextrum?

A

Vena cava superior, vena cava inferior en sinus coronarius

67
Q

Welke vaten monden uit in het atrium sinistrum?

A

Vv. pulmonales

68
Q

afkorting van a. coronaria dextra:

A

RCA

69
Q

afkorting van eerste stuk a. coronaria sinistra:

A

LM

70
Q

afkorting van ramus interventricularis anterior:_

A

LAD

71
Q

afkorting ramus circumflexa sinistra:

A

RCX

72
Q

afkorting ramus interventricularis posterior:

A

PDA

73
Q

Naar welke vene draineren de vena cordis magna, vena cordis media, vena cordis parva?

A

sinus coronarius

74
Q

verschil linker en rechter long fissuren

A

Linker long: 2 lobben (inferior, superior), 1 fissura (obliqua). Rechter long: 3 lobben (inferior, medius, superior), 2 fissuren (obliqua en horizontalis)

75
Q

Beschrijf de topografische relatie tussen structuren a pulmonalis, v pulmonalis en bronchien

A

Bronchiën dorsaal, arteriën meer craniaal, venen meer caudaal. Topografische relatie weerspiegelt de topografische relatie van de pulmonale arteriën en venen vanuit het hart en de relatie tussen het hart en de bronchiën.

76
Q

Hoe heet het deel van de lever
dat omgeven wordt door het lig.
coronarium?

A

area nuda

77
Q

Met welke structuur staat de
area nuda in direct contact?

A

diafragma

78
Q

van welk embryologisch structuur is het ligamentum teres een overblijfsel?

A

v umbicalis

79
Q

Van welk embryologisch structuur is het
lig. venosum een restant, en wat was de functie van het structuur in de foetus?

A

Ductus venosus – een verbinding tussen de vena umbilicalis en de vena cava inferior

80
Q

Welke vaten/structuren markeren de grenzen
tussen de vasculaire leverlobben?

A

Vv. hepaticae

81
Q

Waar op het lichaam zou je een vergrote
galblaas bij een patiënt kunnen palperen?

A

Waar de rechter midclaviculaire lijn de ribbenboog kruist

82
Q

Waar betreedt de oesophagus de buikholte? Hoe heet deze opening?

A

Hiatus oesophageus

83
Q

Beredeneer waarom een scherpe hoek
van His (kleiner dan 90 graden) reflux kan
tegengaan

A

Fundus drukt oesophagus dicht, functioneert als klep. Bij een grote hoek trekt de hoek recht bij vulling van de maag en vindt reflux plaats

84
Q

Waar verwacht je de z-lijn en waarom is deze lijn klinisch relevant?

A

Overgang van maagslijmvlies naar slokdarmepitheel.

85
Q

Waar bevindt zich de ‘maagstraat’?

A

curvatura minor

86
Q

Identificeer de fossa ovale in de afbeelding. Waartoe
dient deze in embryonale toestand geopende
doorgang (foramen ovale)?

A

Foramen ovale dient als een shunt tussen het RA en LA, waar zuurstofrijk bloed kan doorstromen zonder dat hierbij het bloed langs de kleine bloedsomloop hoeft te gaan. De kleine bloedsomloop heeft immers nog geen functie prenataal

87
Q

Welke structuur draineert in het ostium sinus coronarius?

A

sinus coronarius

88
Q

Welke structuren worden door de
trabecula septomarginalis met elkaar verbonden en welk structuur verloopt in deze trabecula?

A

Spierbandje tussen septum interventriculare en m. papillares ant. Bevat een belangrijke zenuwbundel

89
Q

Tot welk ventrikel behoort het septum
interventriculare in functionele zin?

A

linker

90
Q

Wat is het verband tussen de bouw van de kleppen en hun functie?

A

Voorkomen van flow terug naar het RA, papilairspieren en chordae tendineae voorkomen terugslag van de AV-kleppen richting de atria

91
Q

Beschrijf hoe/waar je tijdens het lichamelijk onderzoek, de verschillende kleppen kunnen
beoordelen met behulp van een stethoscoop

A

Valva aortae: 2e intercostaalruimte rechts parasternaal
Valva trunci pulmonalis: 2e intercostaalruimte links parasternaal
Valva tricuspidalis: 4e/5e intercostaalruimte links parasternaal
Valva mitralis: apex cordis

92
Q

hoeveel bronchopulmonale segmenten hebben de verschillende lobivan de linker en rechterlong

A

Linker long: lobus superior 4, lobus inferior 4. Rechter long: lobus superior 3, lobus medius 2, lobus inferior 5.

93
Q

Beschrijf de positie van de bronchus segmentalis, de segmentale tak van de a. pulmonalis en
de segmentale tak van de v. pulmonalis in relatie tot de bronchopulmonale segmenten.

A

Centraal in een segment loopt de bronchus segmentalis met a. pulmonalis en a. bronchialis, tussen de segmenten in lopen de vv. pulmonales

94
Q

Van welke arteriën ontspringen de aa. bronchiales?

A

Links: Aorta pars thoracica (2 takken, superior en inferior), Rechts: variaties, vaak van een gemeenschappelijke stam samen met de 3e a. intercostalis posterior

95
Q

Waar ontspringen de aa. pulmonales?

A

Truncus pulmonalis

96
Q

Welke vaten zijn verantwoordelijk voor de veneuze drainage van de longweefsel?

A

Vv. bronchiales en aa. pulmonales

97
Q

ter hoogte van welk orgaan/structuur is de overgang van voordarm naar middendarm

A

Ter hoogte van papilla duodeni major

98
Q

ter hoogte van welk orgaan/structuur is de overgang van middendarm naar achterdarm

A

Plm. halverwege colon transversum

99
Q

Welk bloedvat vanuit de aorta is verantwoordelijk voor de vascularisatie van de voordarm

A

truncus coeliacus

100
Q

Welk bloedvat vanuit de aorta is verantwoordelijk voor de vascularisatie van de middendarm

A

A. mesenterica superior

101
Q

Welk bloedvat vanuit de aorta is verantwoordelijk voor de vascularisatie van de achterdarm

A

A. mesenterica inferior

102
Q

Benoem de 4 delen van de duodenum van proximaal naar distaal

A

Pars superior (bulbus duodeni), Pars descendens, Pars horizontalis, Pars ascendens

103
Q

Beschrijf de positie van de verschillende delen van het duodenum t.o.v. de buikholte?

A

1e deel intraperitoneaal, rest secundaire retroperitoneaal

104
Q

Beschrijf de topografische relatie tussen het duodenum pars horizontalis en de a. en v.
mesenterica sup. en radix mesenterii.

A

a. en v. mesenterica superior ontspringen craniaal van het duodenum pars horizontalis en verlopen dan ventraal van dit darmdeel in de radix mesenterii

105
Q

Welke vaten liggen tussen het pars horizontalis van het duodenum en de wervelkolom?

A

Vena cava inferior en aorta abdominalis

106
Q

Bij welke flexura gaat het duodenum over in het jejunum? Hier gaat de dunne darm met een
bocht over van (secundair)retro- naar intraperitoneaal.

A

Flexura duodenojejunalis

107
Q

Ligt de pancreas intraperitoneaal, primair
retroperitoneaal of secundair retroperitoneaal?

A

Secundair retroperitoneaal

108
Q

Beschrijft de positie van de processus uncinatus t.o.v. de a. mesenterica superior. Verklaar
deze topografische relatie vanuit de embryonale ontwikkeling

A

Proc. uncinatus dorsaal van a. mesenterica superior. Rotatie ventraal pancreas naar dorsaal tijdens ontwikkeling

109
Q

In welk darmdeel mondt de ductus pancreaticus precies uit?

A

Pars descendens duodeni

110
Q

Verwacht je de uitmonding van de ductus pancreaticus accessorius (buis van Santorini)
proximaal of distaal ten opzichte van de uitmonding van de ductus pancreaticus?

A

Proximaal t.o.v. uitmonding ductus pancreaticus

111
Q

Met welke buis heeft de ductus choledochus een
verbinding?

A

Ductus pancreaticus

112
Q

Uit welk bloedvat zijn de vaten afkomstig die de staart van de pancreas vasculariseren?

A

A. lienalis

113
Q

positie van intercostale zenuwbundel

A

caudaal van rib
daarom vlak boven rib drain plaatsen

114
Q

onderbelichting herkennen

A

beeld is in geheel te wit

115
Q

rotatie op x thorax herkennen

A

wanneer de clavicula niet meer samenkomen in de midline

116
Q

wat beoordeel je bij weke delen op een x thorax

A

of er emfyseem te zien is

117
Q

wat beoordeel je bij het kijken naar de longgrenzen op een x thorax

A

costus costodiafragmaticus of sinus pleurae moet zwart zijn (wit zou vocht zijn)

118
Q

wat beoordeel je bij het kijken naar het mediastinum op een x thorax

A

vocht, verbreding door infectie lymfeklieren

119
Q

wat is goed te herkennen op een CT arteriële fase met intraveneus contrast:

A

de arteriën

120
Q

wat is goed te herkennen op een CT portoveneuze fase:

A

de organen (en wekedelen)

121
Q

Is de v. jugularis int. zichtbaar op een
thoraxfoto?

A

Nee, omdat de
wekedelen op een röntgenfoto niet
afzonderlijk van elkaar te onderscheiden
zijn. Wekedelen hebben allen dezelfde
densiteit. Alleen structuren met
verschillende densiteit zijn van elkaar te
onderscheiden. Dus bijvoorbeeld is de
long van het mediastinum te
onderscheiden. Maar de mediastinale
structuren zijn niet van elkaar te
onderscheiden. Behalve de trachea dan
weer wel omdat die lucht bevat. Vet,
kalk, welkedelen, lucht zijn de 4
densiteiten die op een röntgenfoto van
elkaar zijn te onderscheiden

122
Q

in welke richting is de AMS zichtbaar op CT?

A

alleen SAG

123
Q

In welke vaten splitst de truncus coeliacus?

A

A hepatica propria, a. lienalis, a gastrica sin

124
Q

wanneer is blush te zien?

A

Blush is alleen te zien in de arteriele fase. Geen blush is veneuze bloeding

125
Q

Kleur en stroomrichting echo

A

Rood = naar de echokop toe, Blauw = van
de echokop af

126
Q

bij wat voor soort infectie komt hoge koorts vaak voor?

A

bacteriele

127
Q

hoe ontstaan symptomen bij een infiltraat in de long, wat is het effect op de x thorax?

A

De acute component bestaat uit granulocyten. Een
ophoping van granulocyten wordt pus genoemd. Als de infectie zich in het longweefsel
bevindt wordt het luchthoudende longweefsel vervangen door het ontstekingsinfiltraat:
* Hierdoor ontstaat een hoestprikkel, waarbij purulent materiaal kan worden opgehoest. Dit
kan geel of groen zijn en soms bloed bevatten. Bij langdurig hoesten kan longweefsel
worden beschadigd waardoor bloedingen ontstaan, maar ten gevolge van de infectie zelf
kan ook een bloeding ontstaan.
* Hierdoor wordt dit deel van de long dens (radio-opaak)

128
Q

hoe ontstaat pijn bij een luchtweginfectie

A

Pijn bij de ademhaling ontstaat als de infectie zich uitbreidt tot aan de pleura visceralis, dit
gaat schuren en dat veroorzaakt pijn zoals de patiënt van het PA preparaat zal hebben
gehad

129
Q

ct van minst wit naar witste setting

A

bot, wekedelen, long

130
Q

Wordt er altijd in verschillende window
settings gekeken bij de beoordeling van een
CT?

A

Ja. Alle anatomische structuren dienen beoordeeld te worden omdat
er soms toevalsbevindingen zijn waardoor de diagnose bijvoorbeeld
verandert

131
Q

WW en WL settings bij botsetting, wekedelen en long

A

botsetting: WW 2250 / -250 en WL rond de
1000.
wekedelen setting: WW 150 / -250 en WL
rond de 0
longsetting: WW 250 / -1450 en WL rond
de -400

132
Q

waaruit bestaan de longhili?

A

Longhili: bestaan uit arteriën,
venen, bronchiën en
lymfklieren/ lymfbanen
omgeven door wat vet

133
Q

(AAST) splenic injury scale

A

grade I
subcapsular hematoma <10% of surface area
parenchymal laceration <1 cm depth
capsular tear
grade II
subcapsular hematoma 10-50% of surface area
intraparenchymal hematoma <5 cm
parenchymal laceration 1-3 cm in depth
grade III
subcapsular hematoma >50% of surface area
ruptured subcapsular or intraparenchymal hematoma ≥5 cm
parenchymal laceration >3 cm in depth
grade IV
any injury in the presence of a splenic vascular injury* or active bleeding confined within splenic capsule
parenchymal laceration involving segmental or hilar vessels producing >25% devascularisation
grade V
shattered spleen
any injury in the presence of splenic vascular injury* with active bleeding extending beyond the spleen into the peritoneum

134
Q

Hoe is het colon te
onderscheiden van het
jejunum en ileum op ct?

A

Het colon heeft haustrae
Het jejunum en ileum hebben
valvulae conniventes.

135
Q

Cavocavale verbindingen betekenis en voorbeelden

A

verbinden v cava superior met v cava inferior

Bv superiorepigastrica – iliaca – inferior.
Azygos, hemiazygos, v lumbales ascendes.
Subclavia, thoracoepigastriae, axilaris, v epigastrica superficialis, v magna, v femoralis, iliaca externa

136
Q

waarop monden de vv testicularis uit?

A

V testicularis dextra op v cava inferior, v testicularis sinistra op v renalis