opmaat - thema bewustzijnsstoornissen Flashcards

1
Q

Spoedverwijzing per ambulance wanneer bij bewustzijnsstoornissen

A
  • Bij bewusteloosheid of verlaagd bewustzijn (EMV onder/gelijk aan 8 en 15 resp)
  • Bij insult na trauma
  • Bij focale neurologische uitval na trauma (moeite spreken, zicht, motorische uitval, minder senibiliteit, linksrechtsverschil)
  • Bij vermoeden schedelbasisfractuur (palpabele fractuur, retro auriculaire bloeduitstorting, bloed in trommelvlies, hemotympanum, vocht uit oor of neus (otonnoe, rhinnoroe), gespannen fontanel kind)
  • Bij vermoeden hoogenergetisch trauma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoog energetisch trauma (HET)

A
  • Alles meer dan 2-3x lichaamslengte qua val
  • Ongeval met meer dan 45 km/u (met autogordel om)
  • Auto contra fietser/voetganger met meer dan 10 km/u
  • Aanrijden van bron/snor of motro door ander voertuig bij snelheidsverschil van meer dan 35 km/uur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat valt onder D?

A

EMV, FAST, pupil
* Lateralisatie
* PEARRL
* Glucose
* Nekstijfheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat valt onder E?

A

temp, glucose, VAS, huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lichamelijk onderzoek bij bewustzijnsstoornis

A
  • Pupilgrootte, lichtreactie, oogbewegingen
  • Mimiek van het gelaat (symmetrisch)
  • Aanwijzingen schedelbasisfractuur
  • Hematoom schedel
  • Kracht en sensibiliteit
  • Reflexen
  • Hele lichaam bij kindermishandeling vermoeden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wekadvies

A

Elk uur wakkermaken eerste 6 uur, daarna elke 2 uur. Kijken of reactie normaal is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Aanwijzingen voor kindermishandeling

A
  • Onduidelijk/inconsistente anamnese over aard/ernst trauma
  • Lange tijdsinteval tot medische hulp
  • Discrepantie tussen lo en anamnese of onbevestigde val door persoon die niet verzorger van kind was
  • Ander letsel dan hoofdtrauma
  • Sociale context
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ARAS

A

Asecnderend Retculair Activerend Systeem, in reticulaire kernen
voor vorming bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer vangnet gebruiken na triage bij letsel

A

Achteruitgang in abc of alarmsymptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

VITE

A

Vite – snel aan denken bij bewustzijnsdaling want time = brain
* Vasculair – infarct, bloeding
* Infectie - meningitis
* Trauma
* Epilepsie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Meningitis trias

A

koorts, bewustzijnsdaling, nekstijfheid. Bewustzijnsverlies bemoeilijkt testen meningeale prikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Status epilepticus

A

aanval meer dan 5 min. Potentieel levensbedreigend. Niet post ictaal gedaald bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Post anoxisch coma

A
  • Na reanimatie
  • Prognose belangrijk voor pt en nasten
  • Belangrijke rol voor eeg
  • Detectie voor slechte uitkomst grotost binnen 24h
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hersendood

A

alle functies inclusief hersenstam en verlengde merg vergaan zijn

Orgaandonatie, niet weefsel
Beter dan na circulatiedood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom en wanneer MRI

A

Wekedelen beter differentieren, bot ook. Verchil vocht, spier, fibrose, bot heel goed te onderscheiden
Aanwezigheid / typering vocht in de knie, peesletsels, peesontsteking, kraakbeen pathologie, bot / weke delen tumoren Occulte fracturen zijn soms op MRI zichtbaar (en niet op Xray

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Werking MRI

A

Proton verticale (richting) en transversale (draaibeweging) component. Netto magnetisatie in B0 vlak (richting magneet), terwijl normaal richting, netto magnetisatie 0 is. De netto magnetisatie in B0 is ongeveer T1 tijd, netto magnetisatie in transversaal vlak is ongeveer T2. Machine heeft bepaalde pulse (klapt naar andere kant) en geeft protonen weer kans om naaar rustpositie te gaan. T1 herstelt langzaam, maar dit verschilt per weefsel, daarom sommige weefsels witter afgebeeld dan andere weefsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Effect T1 op densiteit MRI

A

Hoe korter T1 tijd, hoe witter het plaatje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

T1 SI intensiteit MRI per lichaamsdeel

A
  • Lucht, kalk, bot, snelstromend bloed zwart
  • Vocht, ligamenten, spieren/pezen, buikorganen, kraakbeen donker
  • Eiwitrijk weefsel lichtgrijs
  • Vet, bloed, gadolinium, melanine, eiwit wit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

effect T2 tijd op intensiteit

A

Hoe langer T2, hoe witter in het plaatje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

T2 SI intensiteit MRI – onthoud T2 water wit per lichaamsdeel

A
  • Lucht, kals, bot, snel stromend bloed zwart
  • Ligamenten, pezen, lever, pancreas, bijnieren, kraakbeen donker
  • Vet, lever, pancreas, bijnieren, spieren, kraakbeen lichtgrijs
  • Vocht, liquor, blaas, gal/galblaas, nieren wit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe T1 en T2 ondersheiden

A

In plaatje kijken naar blaas, myelum, liquor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waarbij vetsupressie gebruiken

A

In T2 vet en vocht lastig van elkaar te onderscheiden, daarom vetsupressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Effect buisgrootte MRI

A

Hoe nauwer buis en hoe homogener het veld, hoe beter de plaatjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Coil nodig bij MRI waarom

A

ontvanger van signaal uit patiënt – beter plaatje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Bij kinderen en zwangeren in MRI waaraan denken

A

afh van leeftijd kijken of ze stil kunnen liggen, speciaal kinderkussen of ouder erbij, sedatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Gevaren MRI

A
  • Magneet - Aantrekken metalen
  • Coils - magnetisch veld genereert elektrische stroom die opwarmt bij weerstand (overgang ene weefsel naar andere weefsel. Daarom benen uit elkaar leggen, meters van armen af etc. Geeft anders verhitting/verbranding
  • Gradients - zorgen voor omslaan protonen naar andere kant. Kan zorgen dat pacemaker op dat ritme gaat kloppen. Verder ook materiaal dat is ingebracht (maar niet wordt aangetrokken) kan vervormen door vibratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

MRI aanvraag

A

kan niet vanuit huisarts, moet vanuit specialist. Niet bij bv artrose want diagnose is al duidelijk, wel bij verhaal dat niet klopt met behandelconsequenties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

EMV in vergelijking met AVPU inschatting

A
  • A – 15
  • V – 12-14
  • P – 9-11
  • U – 8 of lager
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Sympathomimetisch toxidroom

A

(fight and fly)
Cocaïne
Amphetamines (speed)
XTC
Caffeïne
2CB/4-FMP (ook serotonerg)

Hypertensie
Tachycardie
Versnelde AF
Hyperthermie
Mydriasis
Normale peristaltiek
Overmatig zweten
Agitatie, paranoia, wanen
Hyperreflexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Anticholinergisch toxidroom

A

Antihistaminica
Antiparkinson middelen,
Antipsychotica
Antidepressiva,
Atropine
Spierverslappers
Scopolamine

Tachycardie, Hypertensie,hartritme-
stoornissen
Normale AF
Hyperthermie
Mydriasis (geen pupilreflex)
Verminderde peristaltiek,
Urine-retentie, droge huid/ mucosa
Delirium, convulsies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Cholinergisch toxidroom

A

Insecticiden (carbamaten en
organofosfaten)
Paddo’s
Zenuwgas
Fysotigimine

Bradycardie, hypotensie, AF, VT, AV-block
Normale temp
Bemoeilijkte ademhaling
Miosis
Diarree, braken, buikkrampen
Zweten ,speekselvloed, tranen, urine-incontinentie
Agitatie, rusteloosheid, angst, psychose,
delier,depressive CZV, coma
Spierfasciculaties, spiertrekkingen, convulsie, krampen,
spierzwakte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Sedativa-Hypnotica

A

Benzodiazepinen
Alcohol
GHB

Bradycardie, Hypotensie
Hypoventilatie
Hypothermie
Normale pupillen
Verminderde peristaltiek
Geen verandering zweten
Ataxie, verminderd EMV / coma
Hyporeflexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Opioïd toxidroom

A

Opiaten
Heroïne
Methadon

Hypotensie, bradycardie
Verlaagde AF
Hypothermie
Miosis
Verminderde peristaltiek
Geen verandering zweetproductie
Verminderd bewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Serotonerg toxidroom

A

XTC i.c.m. met andere middelen
-MAO-remmers
-SSRI’s
-ameftamine, cocaïne
2CB/4-FMP (ook symptatico-
mimetisch)

  • Tachycardie
  • Versnelde AF
  • Hyperthermie, koorts
  • Mydriasis
  • Diarree
  • Zweten, oververhitting, trillen/rillen
  • Spierstijfheid (kaakklem),
    fasciculaties en overactieve reflexen
  • Verwardheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

wat testen bij verdenking toxidroom

A

bloedgas
niet urine, gaat te ver terug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Laag ph hoog PaCo2 en laag HCO3

A

metabole compensatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Laag ph, laag HCO3 en laag PACO2

A

respiratoire compensatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Hoog ph met laag PACO2 en laag HCO3 –

A

metabole compensatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Hoog ph met hoog HCO3 en hoog PACO2

A

respiratoire compensatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Carboxyhemoglobine is hoog in bloedgas

A

koolmonoxide vergiftiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Restverschijnselen koolstofmonoxidevergiftiging

A
  • Late neuropsychiatrische verschijnseleln na gemiddels 20d
  • Cognitief
  • Persoonlijkheid
  • Beweging
  • Focale
  • Geen relatie tussen ontwikkelen en hoogte van vergiftiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Ingrijpen kinetiek intox

A
  • Absorptie – maagspoeling, koolstof, darmlavage
  • Distributie – lipofiele geneesmiddelen
  • Eliminatie – dialyse, extra corporale membraan oxygenase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Antidotum opioid–

A

naloxon, flumanezil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

acute wernicke encefalopathie symptomen

A

door alcohol vg B1 tekort, verder nystagmus, verwardheid, loopstoornis. Heeft hoge mortaliteit. Korsakov is chronisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Beleid bij verdenking wernicke encefalopahtie

A

thiamine iv hooggedoseerd, 3x500 voor 3 dagen daarn a1x250. Bij onrust lorazepam, CT en MRI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

ATLS

A

gestandaardiseerde manier om traumapatient op te vangen
* Preparation en triage – via tabel indelen naar welke traumaopvang patiënt moet adhv RTS
* Primary survey – nek immobiliseren en tijdelijke of continue luchtweg plaatsen, dan ABCD
* resuscitation - treat first what kills first
* Adjuncts – foto thorax/bekken, CT cer/CWK/whole body, ECG en eFAST. Vrij vocht bekijken (tussen lever en re nier, douglas; onder blaas, rond hart, longsliding; hoogste punt thorax)

47
Q

Revised trauma score –

A

potentiele ernst van letsel score adhv vitale parameters

48
Q

Bescherming luchtweg wanneer

A

Verminderd bewustzijn EMV 8 of lager
Ernstig aangezichtsletsel Risico aspiratie (bloeding, braken)
Risico obstructie (uitbreidend hematoom, fractuur larynx-skelet)

49
Q

Noodzaak ventilatie / oxygenatie wanneer

A

Apnoe EMV 8 of lager
Paralyse (CWK letsel) Inadequate AH
OK volgt / HD instabiliteit
Hyperventilatie bij hersenletsel

50
Q

Waarop letten traumapatient bij A

A

Letten op heesheid, subQ emfyseem en palpabele fractuur (past bij larynxfractuur)

51
Q

Levensgevaarlijke letsels traumapatient bij B

A
  • spanningspneumothorax
  • open pneumothorax
  • Fladderthorax
  • Hemathothorax
  • Harttamponade
52
Q

Spanningspneumothorax

A

ontstaat uit open pneumothorax indien genoeg lucht aangezogen van buiten waardoor drukverschil, geeft midline shift

53
Q

Spanningspneumothorax behandeling

A

door thoraxdrain of snel naald plaatsen als tijdelijke oplossing

54
Q

open pneumothorax

A

pleura parietalis kapot.

55
Q

open pneumothorax behandeling

A

gaasje aan 3 kanten vastplakken om lucht er snel uit te krijgen en daarna drain plaatsen

56
Q

gesloten pneumothorax

A

pleura visceralis kapot

57
Q

fladderthorax

A

door ribfracturen thorax naar binnenkant toegedrukt, geeft tegenbeweging stukje thorax (naar binnen bij inademen)

58
Q

hematothorax

A

bloed in pleuraholte. Geeft tachycardie, hypotensie, hypoxie, verminderd AG, autotransfusie

58
Q

Fladderthorax behandelen

A

via ondersteunend, pijnstilling, zuurstof, NIV, beademing als nodig en OK indien nodig

59
Q

Hematothorax behandeling

A

soms drain voldoende, anders thoracotomie

60
Q

Harttamponade

A

Zachte cortonene, hypotensie en uitgezette halsvenen

61
Q

Behandeling harttamponade=

A

vloeistofresuscitatie, pericardiocentese, thoracotomie met operatief herstel

62
Q

waarop letten bij C bij traumapatient

A

C letten bij truamapatient op hemorrhagisch vs niet hemorrhagisch
* Obstructief – spanningspneumothorax, harttamponade
* Cardiogeen – myocardcontusie, stomp cardiaal letsel
* Neurogeen – ruggenmergletsel
* Septisch – preexistent

63
Q

Triad of death

A

bloeden dan lagere temperatuur, lagere temperatuur dan minder stolling, dit geeft weer meer lactaat en zuurder lichaam, dat koelt weer af

64
Q

tibia bloedverlies

A

ongeveer 750 ml

65
Q

femur bloedverlies –

A

1500 ml

66
Q

bekken bloedverlies–

A

meer dan 2000

67
Q

stomp letsel buik meestal waar

A

milt (40-55%), dan lever, en dan dunne darm

68
Q

penetrerend letsel waar

A

lever vaakste aangedaan (grootste orgaan, 40%), dunne darm, diafragma, colon

69
Q

epidurale bloeding

A

bloedt zo hard dat bloeding lensvormig wordt, verdrukking vindt plaats en wss inklemming. Lucide interval (out, wakker en bloeding ontwikkelen, out)

70
Q

subdurale bloeding

A

is tussen durabladen in, kan ook midline shift veroorzaken maar beter overleefbaar

71
Q

behandeling vrij vocht abdomen bij trauma–

A

damage control. Eerst behandelen wat als eerste killt. spoedlaparotomie; bloeding stelpen, contaminatie beperking, onder 60-90 min. Gelijktijdige resuscitatie, tijdelijke sluiting abdomen, dan pas definitieve chirurgische afhandeling. Een beetje hypotensie is oke, bloedproducten 1:1:1, geen of minimaal cristalloid geven

72
Q

Hoe toon je rhabdomyolyse aan

A

creatinekinase, zorgt voor nierschade

73
Q

Hypernatriemie oorzaak

A

zweten

74
Q

Hyponatriemie oorzaak

A

SIADH (in ernstige fysieke stress) – te veel vocht vasthouden

75
Q

krijg je bij heatstroke hypo of hypernatriemie

A

kan beide

76
Q

verschil klassieke en niet klassieke heatstroke

A

Klassieke heatstroke – geen lichaamsbeweging aan vooraf, vaak bij ouderen, anhydrose (niet zweten)
Niet klassieke heatstroke – wel zweten, ernstiger beloop

77
Q

is subduraal of epiduraal empyeem gevaarlijker?

A

Subduraal empieem gevaarlijker dan epiduraal empyeem omdat het dichter bij hersenen zit. Mortaliteit tussen 8 en 40%. Altijd draineren.

78
Q

Niet responsief waaksyndroom

A

bewusteloosheid met slaap-waak ritme en automatismen (openen ogen, gapen, oogbewegingen)

79
Q

minimally conscious state

A

bewusteloosheid met slaap-waak ritme en automatismen en enige mate van interactie

80
Q

niveau bewustzijn

A
  • wakker
  • korte aandacht
  • slaap
  • moeilijk wekaar
  • coma
81
Q

inhoud bewustzijn

A
  • waarneming
  • emotie
  • taal
  • motoriek
82
Q

Generatie bewustzijn

A

reticulaire formatie (genereert bewustzijn) – thalamus – hersenschors. Terug via zelfde weg

83
Q

Redenen verlaagd bewustzijn

A

Hersenstamschade
* Bloeding
* Infarct
* Malitniteit
* Verdurkking door laesie erbuiten
Schade thalamus – alleen beide kanten beschadigd geeft gedaald bewustzijn
* Infarct
* Sinusthrombose
Hersenschorsschade -alleen beide kanten beschadigd geeft gedaald bewustzijn
* Metabole stoornis
* Hypoxie
* Intoxicatie/medicatie
* Diffuse traumatische schade
* Epileptisch insult
* Encefalitis/meningitis

84
Q

Redenen geen MRI te maken

A

Het is niet het beste onderzoek - bepaalde botbreuken zijn bijvoorbeeld beter zichtbaar op X / CT
Het is niet nodig - de gevraagde pathologie is goed zichtbaar op andere beeldvorming - het heeft geen behandelconsequentie Redenen om een MRI niet te maken
Het is niet mogelijk patient is claustrofobisch, kan niet stilliggen onrust

85
Q

Cannabis intoxicatie effecten

A

angst, paniekstoornis, psychose

86
Q

Welke medicatie geven een verlengd QT

A

TCA en cocaine

87
Q

Xtc intoxicatie symptomen

A

oververhitting, bruxisme (tandenknarsen), paniekstoornis

88
Q

Wat geven bij onrustigheid door cocaine intoxicatie

A

benzo

89
Q

Wat geven bij onrustigheid door verwardheid/hallucinatie-

A

haloperidol

90
Q

Wat geven bij onrustigheid door agressie

A

promethazine

91
Q

Wat geven bij onrustigheid door GHB

A

GHB

92
Q

Behandeling alcoholintoxicatie

A

thiamine, vit C, foliumzuur

93
Q

level 3 traumaopvang

A

Behandeling van geïsoleerde niet levensbedreigende letsels

94
Q

level 2 traumaopvang

A

Behandeling van vitaal bedreigde patiënten mogelijk maar niet alle voorzieningen zoals neurochirurgie zijn aanwezig

95
Q

level 1 taumaopvang

A

Behandeling van meervoudig ernstig gewonde patiënten. Hier moeten alle voorzieningen aanwezig zijn

96
Q

Welke beeldvorming standaard bij initiele trauma screening

A

x bekken, x thorax, eFAST

97
Q

Waarom bij spanningspneumothorax andere long dens

A

volumeverlies door verschuiven mediastinum

98
Q

Wat wordt vastgesteld met eFAST

A

vrij vocht intraperitoneaal, pericardvocht, pneumothorax

99
Q

Indicatie voor ct total body

A

de beeldvorming wordt gezamenlijk bepaald door de traumachirurg en de radioloog

100
Q

AHHA

A

acute hersenhulp AMC

101
Q

NIHSS score:

A
  • < 5 – beperkt CVA
  • 5-14 – matig ernstig CVA
  • 15-25 – ernstig CVA
  • > 25 – zeer ernstig CVA
102
Q

Welk onderzoek doen bij grote verdenking hersenbloeding door hypertensie

A

blanco CT

103
Q

Welk onderzoek bij verdenking bloeding/infarct/ischemie/metastasen/CVA zonder hypertensie

A

CTA

104
Q

Welk onderzoek bij verdenking ischeamisch CVA

A

CT stroke protocol (CT blanco en CTA/CTP). Blanco eerst kijken of er een bloeding is want dan is verdere beeldvorming niet meer nodig

105
Q

Wie staat klaar binnen level 1 en 2 ziekenhuizen

A

AIOS radiologie, superviserend radioloog moet binnen 15 minuten na oproep aanwezig zijn binnen kantooruren, binnen 15 minuten kunnen meekijken via een beveiligde internet buiten kantooruren, zonodig binnen 30 minuten aanwezig zijn

106
Q

Metastasen MRI beeld

A

Hyperdense massas met hypodense omringing. Ook inklemming

107
Q

Misstand

A

incident waarbij het maatschappelijk belang in het geding is. meldingsplicht via VIM

108
Q

Difuus toxisch hersenoedeem herkennnen CT

A

Normaal wat liquor rond buitenrand hersennen, ventrikels vervormd.

109
Q

3 plekken belangrijk voor bewustzijn

A

RAS (reticulair activatiesysteem) is aan uit, thalami zijn filtersysteem voor wat wordt doorgegeven, hersenstam voor ontstaan

110
Q

Behandeling trombose

A

combinatie Thrombolyse en thrombectomie

111
Q

Denken bij femurfractuur en daarna somnolentie

A

Vet embolie hersenen

112
Q

doelen VIM

A

de patiëntveiligheid verbetert
- lering wordt getrokken uit incident
- een zichtbaar resultaat geboekt wordt met verbeterstappen
- terugkoppeling van genomen acties plaatsvindt naar de melder