Operationaliseren en meten van variabelen (H3) Flashcards
Operationalisering
Precies aangeven hoe je een begrip zal gaan meten.
Denk aan gewicht in KG of intelligentie in IQ.
Variabele
Eigenschap van een onderzoekseenheid die verschillende waarden aannemen.
Soorten variabele
- Kwalitatief (categorisch)
Variabele die ingedeeld wordt in een categorie.
Denk aan Getrouwd, niet getrouwd of weduwe enz. - Kwantitatief / Discreet
Zijn sprongsgewijs van aard, het aantal waarden voor deze variabele is beperkt.
Denk aan kinderen in een gezin. Dit is altijd een rond getal. - Kwantitatief / Continu
Zijn geleidelijk van aard. Het getal tussen de variabele kan willekeurig klein worden.
Denk aan lengte van een persoon. Dit is een continu iets en kan willekeurig klein worden.
Meetniveaus
Er zijn vier meetniveaus te onderscheiden.
- Nominaal
Categorisch meetniveau.
Denk aan de variabele of iemand een PC bezit. Dan krijg je twee categorieën, bezit PC en bezit geen PC.
- Ordinaal
Categorisch meetniveau met een rangorde. Het ene is wel hoger/beter dan het andere. Denk aan de variabele van welke RTX 30 series kaart iemand bezit. Dit kan van RTX 3060 naar RTX 3080 gaan, waarbij de RTX 3080 wel duidelijk hoger/beter is. - Interval
Categorisch meetniveau met een rangorde en een meeteenheid. Denk aan onze jaartelling. Er zit een duidelijke rangorde in en heeft de meeteenheid in jaren. Het heeft geen nulpunt, daarom is het geen ratio. Voor het jaar 0 bestaan er ook nog dingen. Hetzelfde met temperatuur, voor de 0 graden celsius gaat de schaal gewoon door. - Ratio
Categorisch meetniveau met een rangorde, meeteenheid en een absoluut nulpunt. Dit wil zeggen dat het bij het nulpunt niet meer bestaat. Denk aan de lichaamslengte. Bij 0cm bestaat iets niet. Hetzelfde bij gewicht. Door dit nulpunt kan men zeggen dat 12 KG twee keer zwaarder is dan 6 KG.
Vraagstelling heeft invloed op meetniveau
De vraagstelling kan invloed hebben op het meetniveau. Als je vraagt “Hoe oud bent u?” dan is dit een ratio meetniveau. Je kan de vraag ook anders formuleren zoals, “In welk jaar bent u geboren?”, dit geeft een interval meetniveau.
Onderzoekers proberen zo veel mogelijk een hoog meetniveau te gebruiken. Hier kunnen meer bewerkingen op gedaan worden. Dus hoe hoger, hoe beter.
Een likertschaal kan houdingen, overtuigingen, gevoelens … peilen in de vorm van een interval meetniveau. Doordat er getallen gelinkt zijn aan de verbale ankerpunten.
Betrouwbaarheid en validiteit
Betrouwbaarheid: Is de test stabiel?
Om betrouwbaarheid te bestuderen, kunnen er vier procedures toegepast worden.
- Hertesting
- Halvering
- Parallelvorm
- Interne homogeniteit
Studeren van de samenhang waarop elk item beantwoord is. Dat is de redenering van de Cronbach’s Alpha.
Validiteit: Meet de test wat hij behoort te meten?
Validiteit valt te controleren door de samenhang van de uitslag van een test te vergelijken met een andere externe meting. Denk aan samenhang tussen IQ-test en schoolresultaten.
Het bepalen van de validiteit heeft enkel zin, wanneer eerst de betrouwbaarheid is aangetoond.
Cronbach’s Alpha
Dit is een meetinstrument dat aangeeft in hoeverre de items dezelfde wijze beantwoord zijn door respondenten. Een manier om vast te stellen of meerdere items samen één schaal mogen vormen.
Een score van minimaal 0,80 geeft een goede betrouwbaarheid, vanaf 0,90 een heel goede betrouwbaarheid.