Het correlatievraagstuk (H10) Flashcards

1
Q

Spreidingsdiagram

A

Grafiek die de samenhang kan tonen. Op de x-as staat de OV en op de y-as staat de AV.
Er kan enkel een lineaire samenhang ontdekt worden in een scatterplot.

Positieve samenhang: Hoge score in de ene variabele, zorgt voor hogere score in de andere.
Negatieve samenhang: Hoge score in de ene variabele, zorgt voor een lagere score in de andere. Dit wordt ook wel een inverse relatie genoemd.

LET OP
Dit spreidingsdiagram toont geen vorm van causaliteit aan. Oorzaak en gevolg zijn dus niet te bepalen uit dit diagram, enkel of er samenhang is/ een correlaties is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Criterium en Predictorvariabele

A

X-as = Onafhankelijke variabele = Predictorvariabele

Y-as = Afhankelijke variabele = Criteriumvariabele

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Correlatie

A

Correlatie: De mate waarin elke respondent eenzelfde relatieve positie inneemt op beide variabelen.

De mate van correlatie geeft aan in hoeverre elke respondent eenzelfde Z-score heeft. De Z-score drukt de relatieve positie uit van de uitslag ten opzichte van het rekenkundig gemiddelde.

Een correlatie geeft niet aan dat er een causaal verband is, dit kan enkel bewezen worden in experimenteel onderzoek. Er bestaat dus geen oorzakelijk verband bij een correlatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Pearson correlatie (r)

A

Een gestandaardiseerde maat van samenhang, varieert tussen -1 en 1.

r = (Z-score X-as x Z-score Y-as) / n
Je telt alle berekeningen voor elke waarneming op en dan kom je op een getal uit tussen de -1 en 1.
Score van 1 wilt zeggen dat het een perfecte positieve correlatie is.
Score van -1 wilt zeggen dat het een perfectie negatieve correlatie is.

De r blijft onveranderd bij elke lineaire transformatie die gedaan wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Covariantie

A

Een niet gestandaardiseerde maat van samenhang tussen twee interval variabelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Lage correlatie

A

Er kunnen een aantal redenen zijn voor een lage correlatie:
- De variabelen hangen niet met elkaar samen.
- Het verband tussen beide variabelen is niet lineair.
- Er is sprake van ‘restriction of range’. Eén van de variabele heeft onvoldoende bereik, waardoor de correlatie gedrukt wordt.
- Er is een te lage hoeveelheid metingen. Bij bv 5 metingen kunnen er 4 een mooie lijn vormen, maar de laatste uitslag kan lager liggen en de meting storen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Multiple correlatie

A

Samenhang tussen één afhankelijke variabele en meerdere onafhankelijke variabelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Partiële correlatie

A

Samenhang tussen één afhankelijke variabele en één onafhankelijke variabele onder constant houding(voorwaarde) van een derde variabele.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rangcorrelatiecoëfficiënt
Correlatiecoëfficiënt van Spearman

A

Wordt gebruikt wanneer de variabelen ordinaal zijn. Om de correlatie tussen deze 2 ordinale variabelen te berekenen. De correlatie varieert van -1 tot 1.
Valt te berekenen aan de hand van een formule.

Je haalt het verschil tussen de 2 ordinale variabelen er uit. Dit getal kwadrateer je. Dit doe je voor elke waarneming. Vervolgens tel je al deze uitkomsten bij elkaar op en stop je die in een formule om tot het eindresultaat te komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly