Ontwikkelingspsychologie Flashcards
Ontwikkelingspsychologie
De studie naar patronen van groei, verandering en stabiliteit gedurende het hele leven van conceptie tot dood. Door dit kunnen we weten wat “normaal” is en het ook beter signaleren wat “afwijkt” en hierop eventueel ondersteunen
Normatieve ontwikkeling
De algemene verandering die kinderen laten zien naarmate ze ouder worden
Basisprincipes voor alle ontwikkelingen
- Cumalitief
- Differentiatieproces
- Georganiseerd
- Holistisch
Cumalitief
Een opstapeling van vaardigheden en ervaringen. (bijv. eerst tafels leren dan wiskunde)
Differentiatieproces
Om iets te leren eerst iets algemeens te kennen. (Grijpreflex ontstaat leren schrijven)
Georganiseerd
Een vaste volgorde volgen van dingen leren en is nooit onomkeerbaar. (kruipen - lopen - staan)
Holistisch
Alle aspecten van een persoon veranderen samen en integreren met elkaar.
Continu
Ontwikkeling in een vloeiende lijn
Kwantitatieve verandering
Nieuwe vaardigheden vloeien automatisch voor uit eerdere verworven vaardigheden
Discontinu
Ontwikkeling in stapjes
Kwalitatieve verandering
Elke fase levert nieuw gedrag op dat wezenlijk verschilt met de vorige fase
Psychosociale ontwikkelingstheorie van Erikson
Wordt veel gebruikt om sociale en emotionele ontwikkeling van een persoon te begrijpen.
In elk stadium: conflict, crisis of uitdaging
Een goede oplossing van zo’n sociale uitdaging -> voldoening gevend bestaan; slechte oplossing is de oorzaak van psychische problemen
Ongeacht of een crisis wordt opgelost of niet, komen we allemaal in alle fasen terecht
Baby
Vertrouwen vs wantrouwen
Peuter
Autonomie vs schaamte/twijfel
Kleuter
Initiatief vs schuldgevoel
Lagere schoolkind
Vlijt vs minderwaardigheid
Adolescent
Identiteit vs identiteitsverwarring
Jongvolwassene
Intimiteit vs isolement
Volwassene
Generativiteit vs stagnatie
Ouderdom
Integriteit vs wanhoop
Morele ontwikkelingstheorie van Kohlberg
Onderzocht de morele ontwikkeling bij kinderen aan de hand van morele/ethische dilemma’s die hij voorlegde.
Drie niveaus verdeeld in zes stadia’s
Preconventioneel niveau (1+2)
Kinderen gedragen zich naar opgelegde regels en bepalen wat goed of fout is door zich te baseren op straf (1) en beloning (2)
Conventioneel niveau (3+4)
In de vroege adolescentie betreden kinderen dit niveau. Ze gaan rekening houden met andermans belangen (3) en trekken dit door naar de belangen van de samenleving (4)
Postconventional niveau (5+6)
Meer abstracte morele principes. Stadium zes zou alleen weggelegd zijn voor mensen als Gandhi en Martin Luther King