Peuter Flashcards

40% 4 vragen

1
Q

Functioneel spel

A

Het gebruiken van speelgoed waarvoor het bedoeld is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Substitutie

A

Speelgoed vervangen voor een object dat symbool staat voor het speelgoeditem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Driftbuien

A

Groeiend gevoel van onafhankelijkheid -> peuters komen in opstand wanneer hun autonomie wordt aangetast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Magisch denken

A

Alles is mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Animisme

A

Voorwerpen zijn levend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Artificialisme

A

Alles is door iemand gemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Finalisme

A

Dingen hebben een doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Consolidatie van individualiteit

A

Peuter van 2 tot 3 jaar accepteert steeds meer dat de verzorgers en het kind verschillende individuen zijn. peuter moet ‘onthechten’ -> verzorger steeds minder ‘opeisen’ Als dit niet lukt > (problematische) symbiotische relatie tussen kind en verzorger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly