Armoede Flashcards

1
Q

Verschillende soorten armoede

A

Mensen met geldzorgen die het net nog redden
Mensen met beginnende schulden die het niet meer aankunnen
Problematische schulden: zitten in de schuldhulp verlening, hebben incassobureau achter hen aan
Daklozen/thuislozen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Grondrecht op bestaanszekerheid

A

Voedsel en drinkwater
Huisvestiging
Gezondheidszorg
Onderwijs
Participatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Definitie armoede

A

Mensen hebben gedurende lange tijd niet de middelen om te beschikken over goederen en voorzieningen die in de samenleving minimaal als noodzakelijk gelden. Voor elk huishoudtype is daarvoor een minimumbedrag voor berekend en dat bedrag geld dan als armoedegrens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Risicogroepen

A

Alleenstaande ouders
Ouders die de Nederlandse taal slecht beheersen
Ouders met een lichtverstandelijke beperking
Zelfstandig werkende ouders
Ouders met een flexcontract
Ouder met laagbetaald werk
Mensen die leven van uitkering/werkeloosheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Intergenerationele armoede

A

Wordt van ouder op kind doorgegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Situationele armoede

A

Levensgebeurtenissen die armoede kunnen veroorzaken, zoals scheidingen, ziekte en toeslagen affaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Oplossing probleem armoede

A

Werk dat loont, uitkeringen waarvan je kunt leven, voldoende betaalbare huisvesting, meer eenvoud in het woud van regelingen en toeslagen en fondsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Langdurige armoede

A

Huishoudens met minderjarige kinderen, uitkeringsontvangers en migranten hebben vaker langdurige armoede.
Lage opleiding en eerste generatie niet-westerse migranten zijn extra kwetsbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Armoede op microniveau

A

Laaggeletterdheid, gebrek aan vaardigheden, schaamte, stress, en onverwachte gebeurtenissen (bijv. echtscheiding, ziekte).
Theorie van schaarste: geldgebrek vermindert mentale bandbreedte voor probleemoplossing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Armoede op mesoniveau

A

Bureaucratie, ontoegankelijke regelingen, hoge boetes, en vooroordelen (bijv. “eigen schuld”).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Armoede op macroniveau

A

Economische crises (bijv. door corona), politieke keuzes (bijv. lagere uitkeringen), en globalisering.
Geen bewijs voor een “cultuur van armoede” in Nederland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Schaamte

A

speelt een grote rol bij ouders in armoede, vooral door gevoelens van falen en sociale stigma’s.
Gevolgen: terugtrekgedrag, depressie, minder gebruik van voorzieningen (bijv. voedselbank).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Financiële beslissingen

A

Mensen in armoede maken vaker impulsieve keuzes (bv. statusuitgaven), wat schulden kan verergeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly