Puber Flashcards

40% 4 vragen

1
Q

Informatieverwerkingstheorie

A

Nieuwe cognitieve ontwikkeling het resultaat van geleidelijke veranderingen in het vermogen om informatie op te nemen, te gebruiken en op te slaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Meta-cognitie

A

Het vermogen om de eigen denkprocessen te volgen en hun eigen cognitie te volgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cognitief egocentrisme (botsen)

A

Alleen vanuit jezelf kunnen denken; onvermogen om in denkwijze van een ander te verplaatsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Imaginair publiek (botsen)

A

Pubers hebben het gevoel steeds bekeken en beoordeeld te worden, maakt onzeker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Persoonlijk fabel (botsen)

A

In extremen denken; zichzelf als uniek ervaren dat een overschatten van zichzelf of situatie plaatsvindt slechte risicoanalyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zwart - wit denken

A

Moeite met nuanceren en denken in simpele oplossing slecht risicoanalyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Identiteitsstatussen

A

De vier manieren hoe pubers een keuze maken over hun identiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Identity achievement

A

Uitproberen en onderzoeken welke identiteit bij mij past (via crisis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Identity foreclosure

A

Identiteit overgenomen die anderen het best vonden (zonder crisis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Moratorium

A

Geëxperimenteerd maar geen identiteit gevonden die past (nerveus/psychisch conflict).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Identity diffusion

A

Überhaupt geen identiteit overwogen of niet tot een keuze komen: losbandig, zorgeloos, moeilijk om hechte relaties aan te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Epigenetisch principe

A

De mens groeit volgens een basisschema. Hierin ligt vast welke fasen, welke dingen ontstaan en hoe ze gaan bijdragen aan het functioneren van het geheel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly