onderwijspsychologie Flashcards
leerstoornis
verlies/afwijking van anatomische/fysio/psycho vergeleken met leeftijdsgenoten
beperking
verlies vermogen activiteiten van leeftijdsgenoten (in socio economische context)
handicap
gevolg van beperking: nadelige situatie > normaal Rollen niet kunnen vervullen
DSM dyslexie
moeite met:
- schriftelijke uitdrukken, spellen, lezen en betekenis erachter)
- geen vooruitgang ondanks interventie
- niet verklaard door IQ
- significante negatieve gevolgen
ernstverdelingskritiek
is het nog steeds een stoornis wnr compensatie mogelijk is
gaat tegen de stelling “significant negatieve gevolgen”
specificiteitsparadox
is het een stoornis of zwakke leerlingen?
dyslexie is niet enkel te wijten aan algemene of specifieke oorzaken
- evolutionair: x, algemene cognitie: x
> algemene ook specifieke behandeling?
normaliteitsverdelingskritiek
grenzen zijn arbitrair: geen bimodule verdeling,
criteria kritiek / exclusiviteit criteria
uistluitende criteria anders geen beperking,
- interne criteria: onderdeel van stoornis (geen exclusiecriteria) kan comorobise zijn
- externe criteria: exclisiviteitscriteria (verantwoord door iets anders) (vb dysplasie is een exclusiviteitscontract criteria voor dyslexie)
MAAR wnr geen diagnose > aversie > slecht presteren (maar er mag ook niet te snel gediagnosticeerd worden)
twee stappenproces
- remedial teaching: binnen school
- orthodidactische behandeling: buiten school, gespecialiseerd
redelijke aanpassingen
wat is redelijk?
aanpassingen zoals kladpapier, voorliessoftware, …. goed ingeburgerd, maar nier altijd evidence based
> uitzonderingsmaatregelen voorzien voor iedereen = inclusief onderwijs (niet enkel zwakke lln maar iedereen))
rol van psy
o Expert
o Hulpverlener
o Scientist practitioner: integreren van kennis in wetenschap in dagelijks handelen
o Communicator
o Samenwerking
o Systeemondersteuner: bijdrage aan zorgbeleid
evolutie inclusief onderwijs
van M decreet (GO mag niet wijgeren, individuele aanpassingen)
> leersteundecreel (mag wel wijgeren, samenwerking GO en BuO)
educational tracking
kiezen van studierichting is beperkend
exclusie - separatie - integratie - inclusie
exclusie: geen echten
separatie: apart speciale instellingen (zoals integratie ook speciale instellingen , maar bij integratie zijn ze binnen de samenleving)
> reden: gevaar voor voortplanting, te complexe samenleving
> effecten: vervreemding, affirmatieve acties
integratie: NORMALISATIE (mentaliteitsverandering= van vervreemding naar normalisatie)
> instellingen soms deel van samenleving
inclusie: volledig samenpakken van samenleving
> verschil met integratie: gelijke mensenrechten, geen botsing
niveaus
individueel: probleem: deficit denken, kind is tekort > potentieel ontwikkelen van kind, omgeving is tekort niet kind (ernstige meervoudige in acht nemen, ziekenhuisscholen)
klasniveau: leerkracht veranderd bepalend op de persoon (taal, geslacht, migratie) > gelijke verwachtingen stellen, je kan leren uit leerlingen (talentontwikkeling), sociale cohesie, negatieve zaken zoals discri en racisme aanpakken
schoolniveau; fout: geen ouders betrekken, lln moet afzien > infrastructuren die helpen, en ouders betrekken
maatschappij: waarden en normen >
mindset en attitude: multi-dimensionaal: gevoelens en cognitie en gedrag (attitudes kunnen veranderen als men negatieve invloeden wegneemt BEWUSTZIJN
studie lewi hoogbegaafd mbt later succes
geen garantie op later succes
verschil succesvol en autonoom type hoogbegaafd
autonoom = succesvol maar goedkeuring voor zichzelf en meesterschap
comorbide kenmerken ASS
- synchronische ontiwikkeling
- heterogeen intelligentie profiel
- sensorieel gevoelig
- emotieregulatie
- sociale moeilijkheden
- bijzondere interesses
- hanteren van foute strategieën
comorbide eigenschappen ADHD en hoofbegaafd
- beperkte aandacht, meerdere zaken tegelijk
- suboptimaal werkstrategie, vermijding taken
- storend
CHC model
meest gebruikt, g factor
vloeiend, gekristalliseerd , KTG, LTG, visueel, auditief, reactiesnelheid
(verwerkingsnelheid, kwanti, lezen en schrijven)
multifactoirieel model
omgeving
prestatie
cognitief (= begaafdheidsfactoren)
! niet-cognitief !: locus of control, faalangst, strategieën, motivatie, stressmanagement
! Verschil met andere: Kijkt naar welzijn en emotionele welbevinden!
groeimodel
niet persoonsgebonden:
- omgeving
- cognitief
persoonsgebonden:
- zijnsluik (persoonlijkheidskenmerken)
- ! emodios !: interpersoonlijkekenmerken (psychosociale skills, feeling out of space)
persoonspecifieke kenmerken
- problemen buiten HB
monks en Manson
samenspel omgeving : gezin, vrienden en school
+ samenspel: persoonskenmerken: IQ, creativiteit en motivatie
Delphi model
voelen + zijn + denken
> willen
> doen
> impact op mij en omgekeerd
grammar of schooling
= type onderwijsysteem
bvb Vlaanderen:
- pro zittenblijven
- ideology: jaarklassensysteem
> dificitvisie: tov van norm `; enkelvoudig, lineair ontwikkeling
- advies ach van schoolbeleid/cultuut, SES, vroegere schoolcarrière
KRITIEK: zittenblijven verhoogd sociale ongelijkheid
VS:
- no child left behind act
- teaching to test
- straf/ beloning
KRITIEK: geen motivatie om te leren en geen uitdaging
Zweden:
- idem Belgie: pro zittenblijven
- MAAR weinig ZB
- holistische visie: cognitief, sociaal emo welbevinden
- individueel leerwinst
KRITIEK: gelijkwaardig België : problemen met SES ongelijkheden (vooral allochtonen)
probleem jaarklasvergelijking
probleem dubbel dosage effect (ZB heeft leerstof al gezien)
double dosage effect
bij jaarklasvergelijking
problemen quasi experimentele aanpak voor jaarklasvergelijking: selectiebias, randomisatie, counterfactual observation en cofounds
biedt oplossing voor cofounders MAAR
- selectiebias: geconsateerde verschillen mogen niet te wijten zijn aan al bestaande verschillen
- is niet random meetinvariantie (oplossing en zwaktepunt)
- worden andere kennis gemeten = counterfactual observation
- cofounders: cofounds nagaan om selectie bias nagaan is onmogelijk want selectie obv van niet gemeten kenmerken
counterfactual observation
worden andere kennis gemeten
verticaal gelijkgestelde score
oplossing op counterfactual observation
=> kennis en vaardigheden van beide op zelfde laan gezet
obv anker items
anker items
statistische techniek
( configurale metrische en scalair)
selectiebias
want is niet random:
onderzoek selecteren obv wie we verwacht te blijven zitten
o Geconsateerde verschillen mogen niet te wijten zijn aan al bestaande verschillen
Probleem overlap tss ZB en relevante factoren (IQ, schoolprestatie, …)
problemen met randomisatie
potential outcome model: hypothetisch werken: éénzelfde persoon kan niet worden getest op ZB en NZB
changeability assumption: we kunnen ZB en NZB niet uitwisselen want differentiële kenmerken
(un)measured cofounders
er zullen altijd ongemeten cofounders blijven > paradox van disjunctie
propensity score matching
oplossing cofounders
- statistieke techniek om NZB vergelijken met ZB om zo, prediceren nagaan voor ZB
> elke individu krijgt een probability score= propensy
» kijken als effectief ZB of niet
MAAR nog staats ongemeten cofounders
vernal density estimation
toont aan dat bij propensy score matching ondanks matching nog steeds significante verschillen
covariate balance checking
onderzoek als covariaten goed verdeeld zijn
> het lukt gedeeltelijk (systematische bias)
posiviteits assumptie
er is overlap tussen ZB en NZB
> cutoff: minstens 1/20 kans om te blijven zitten
positieve ZB
als gecombineerd met retention + (in LO) of met tracking (b-attest/ watervalsysteem)
minder internaliserend gedragsproblemen
in bisjaar: beter academisch zelfconcept, meer zelfvertrouwen, motivatie
indien minder natuur betere aansluiting
in klasgroep
lagere kans nogmaal ZB
big fish little pond effect
negatief
latere jaren negatief impact
minder motivatie
moeilijke relatie met klasgroep want matuurder
minder zelfvertrouwen
sneeuwbal effect:
meer kans doorverwijzing BuO
lagere kans doorstromen HO
minst effectief in seperatign countries
(+ onduidelijke effecten: schoolse prestatie tov klasgenoten en arbeidsmarkt )
alternatieven ZB
herexamen
van jaarklasysteem naar raadsklassen
(alternatieven zijn wel soms duurder)
paradox van disjunctie
alle determinanten van ZB en NZB gekend zijn dan is het onmogelijk om ZB te matchen met controle groep want determinanten zijn gekend
Zelf wnr we een perfecte match vinden tussen gemeten confounders zullen er altijd unmeasered cofounders zijn want alle gemeten cofounders verklaren maar 35%
Measured cofounders: verschillen in groepen niet toe te wijten aan eerder gevonden verschil, maar zijn er altijd: reden waarom ZB en NZB verschil
dyslexie
Matheus effect:
goed lezen > intrinsieke motieven
niet goed lezen > apathie
respons to instruction (RTI)
gebruikt bij dyslexie
= meten van proces: eerst screening > herhaalde metingen > intensivering door betrouwbare en gevalideerde interventie
-> oplosing op definitie moeilijk lezen of dyslexie, oplossing op afbaking groepen en definities want brede aanpak
PLUSJES:
- brede aanpak
- betrouwbare testen
- proces van onderpresterende interpreteren
discrepantiecriterium
dissipante groep= er is een discrepantie tussen verwachte IW en geleverde prestatie
men verwacht obv lage IQ dyslexie
MAAR: laag verband tas IQ en leesvaardigheden
onderzoek omgekeerde dyscrepantie effect
interpersoonlijke onderzoek niet interpersoonlijk:
laag verband tas IQ en leesvaardigheden
modulair proces:
- dyslexie is niet van hogere processen (niet te maken met intelligentie/IQ)
> is BU (van buiten) niet TD (van binnen)