Ondervoeding Flashcards

1
Q

Wat is de definitie van ondervoeding?

A

Een verminderde inname/opname van voeding, met als gevolg een verandering in de lichaams-samenstelling en lichaamscelmassa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat veranderd er specifiek in de lichaams-samenstelling?

A

Een vermindering en vetvrije massa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een gevolg van ondervoeding?

A

een afname van fysiek en mentaal functioneren en een slechtere klinische uitkomst bij ziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is sacropenie?

A

Progressieve en gegeneraliseerde skeletspierstoornis gerelateerd aan een verhoogde kans op ongunstige uitkomsten (vallen, breuken, lichamelijk beperkingen en sterfte).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is cachexie?

A

Vorm van extreme magerheid dat optreedt door gewichtsverlies door metabole verandering als gevolg van ziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het gevolg van cachexie?

A

Een verlies in spiermassa en een verstoorde koolhydraat- vet en eiwitmetabolisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf wat er gebeurd bij ondervoeding zonder inflammatie.

A

Een verminderde inname/opname van voeding zorgt ervoor dat je lichaam overgaat op spaarstand. Glycogeen en vetten worden afgebroken voor energie en het energieverbruik wordt verlaagd. De lever maakt ketonen uit vetzuren voor de hersenen. Uiteindelijk worden ook de aminozuren uit spiermassa gebruikt voor de gluconeogenese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Na hoe veel tijd wordt spiermassa aangebroken bij ondervoeding zonder inflammatie?

A

Na 72 uur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Beschrijf wat er gebeurd bij ondervoeding met inflammatie.

A

Er is geen spaarstand, het energieverbuik daalt niet maar stijgt juist door cytokinen. Er worden minder ketonen aangemaakt, waardoor de behoefte voor glucose groter is. Het glucose wordt uit spiermassa gehaald en wordt ook gebruikt voor de productie van glutamine, acute fase eiwitten, immuuncellen en wondgenezing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de eiwit-turnover en hoe veel is deze normaliter?

A

Een continue eiwitopbouw- en afbraak, de eiwitopbouw en afbraak is 350 g/dag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekent anabole resistentie?

A

Een verminderd vermogen om spiereiwit aan te maken bij een bepaalde hoeveelheid ingenomen eiwit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is splanische extractie?

A

Aminozuren uit voeding worden voornamelijk opgenomen voor eigen verbruik van organen (zoals darm en lever), hierdoor zijn er minder aminozuren over voor spieropbouw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn processen die ontstaan/veranderen bij ouderdom/ziekte?

A
  • Toename van splanische extractie.
  • Doorbloeding van spieren is verlaagd.
  • De benodigde concentratie aminozuren dat nodig is voordat spiercellen aminozuren opnemen is hoger. Er is dus meer aminozuur nodig om het syntheseproces te stimuleren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een gevolg van een verminderde doorbloeding van spieren?

A

Een verminderde aanvoeren van aminozuren richting de spieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat voor effect heeft insulineresistentie bij ouderen/zieken?

A

Een verminderde opname van aminozuren in spieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarvoor is insuline nodig?

A

Insuline is nodig om het celmembraan open te maken voor aminozuuropname.

17
Q

Hoe komt iemand sneller dichtbij de disability threshold?

A

Door het ouder worden en een terugval of vermindering in spiermassa te krijgen.

18
Q

Op welke afdelingen in het ziekenhuis is de prevalentie van ondervoeding het hoogst?

A

Geriatrisch, oncologisch en interne geneeskunde.

19
Q

Wat zijn gevolgen van ondervoeding?

A

Verminderde functionaliteit, complicaties en infecties, opnameduur en kosten zijn hoger, kwaliteit van leven is lager, sterftekans is hoger, conditie lager, wondgenezing omlaag.

20
Q

Er zijn 3 stappen om te diagnosticeren of iemand ondervoed is. Welke zijn dit?

A
  1. screening dmv vragenlijst.
  2. diagnose gesteld worden (wat is het probleem).
  3. de voedingstoestand moet beoordeeld worden.
21
Q

Uit welke vragen bestaat de SNAQ-vragenlijst?

A
  • Of iemand onbedoeld is afgevallen (meer dan 6 kg in laatste 6 mnd of meer dan 3 kg in een maand)
  • Of iemand een verminderde eetlust heeft.
  • Of diegene drink-/sondevoeding gebruikt.
22
Q

Welke vragenlijsten bestaan er nog meer?

A

MUST, MNA-SF, PG-SGA, SNAQ-65+, SNAQ-RC, NUTRIC SCORE.

23
Q

Bij het stellen van de diagnose of er sprake is van ondervoeding is gebaseerd op 2 criteria. Dit zijn:

A

-Fenotypisch criteria en etiologisch criteria

24
Q

Wat is het fenotypisch criteria en hoe kan je dit beoordelen?

A

Er is sprake van gewichtsverlies, lage BMI of spierverlies. De spiermassa kan gemeten worden.

25
Q

Wat is het etiologisch criteria en hoe kan je dit beoordelen?

A

Er is sprake van maldigestie/malabsorptie, lage inname of ziekte/inflammatie. Gastro-intestinale symptomen zijn een teken voor maldigestie/absorptie, inflammatie kan gemeten worden door CRP bijv.

26
Q

Wat kan je met indirecte calometrie meten en hoe werkt het?

A

Je meet het energieverbruik. De patiënt moet een half uur stil liggen, een apparaat met de pCO2 en PO2. Dit als maat voor hoeveel macronutriënten als brandstof worden gebruikt.

27
Q

Wat kan je meten met bio-elektrische impedantie en hoe werkt het?

A

De lichaamssamenstelling kan gemeten worden. Er worden elektroden op hand en voet geplaatst en hier wordt een stroom doorheen gestuurd. Vet geleid stroom niet, spier wel. Hieruit kan de vetvrije massa bepaald worden.

28
Q

Waarmee/met welke factoren moet bij het gebruik van bio-elektrische impedantie rekening gehouden worden?

A

Met lengte, gewicht, geslacht en leeftijd.

29
Q

Met welke factoren moet nog meer rekening gehouden worden bij een diagnose maken voor ondervoeding?

A

Somatische, psychische, sociale en functionele factoren.

30
Q

Hoe veel eiwit moeten de volgende supgroepen binnenkrijgen?

  • Gezonde volwassenen
  • Gezonde ouderen
  • Acuut zieken
  • Chronisch zieken
A
  • Gezonde volwassenen -> 0,8 g/kg
  • Gezonde ouderen -> 1,0 g/kg
  • Acuut zieken -> 1,5-1,7g/kg
  • Chronisch zieken -> 1,2-1,5 g/kg
31
Q

Wat is het risico bij een tekort aan vit B1?

A

Ontstaan van refeeding syndroom

32
Q

Wat is het advies voor beweging?

A

150 minuten per week verdeeld bewegen.

33
Q

Welk vitamine missen veganisten veelal?

A

Vitamine B12

34
Q

Wat zijn vet-oplossende vitaminen?

A

Vitamine A, D, E en K, ze worden voornamelijk door het verteringsstelsel opgenomen.

35
Q

Wat zijn water-oplossende vitaminen?

A

De meeste van deze vitaminen zijn co-enzymen. Van deze vitaminen vind er razendsnelle uitwisseling plaatst tussen de vloeibare onderdelen van het verteringsstelsel en het bloed.

36
Q

Waarom komt hypervitaminosis bij water-oplossende vitaminen weinig voor?

A

Omdat de vitaminen bij een overvloed eraan worden uitgescheiden in het urine