OKC 20 Infuus- en spoelvloeistoffen en injecties Flashcards

1
Q

De concentratie van opgeloste deeltjes is lager dan die in het bloed. Dit zorgt ervoor dat een deel van de extracellulaire vloeistof in de cel zal trekken. Osmolariteit zal in beide compartimenten dalen.

A

Hypotone infuusvloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Osmolariteit van het extracellulaire volume verandert niet. Het gewenste effect is het vergroten van het bloedvolume.

A

Isotone vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De concentratie van opgeloste deeltjes is hoger dan die in het bloed. Dit zorgt ervoor dat vloeistof vanuit de cel naar het extracullulaire deel trekt. Totdat de osmolariteit weer gelijk is.

A

Hypertone vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

NaCl 3-5%
Hyper-, hypo- of isotone vloeistof?

A

Hypertone vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Glucose 5%
Hyper-, hypo- of isotone vloeistof?

A

Hypotone vloeistof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Deze oplossing kunnen de verschillende membranen in het lichaam gemakkelijk passeren en een overmaat wordt via de nieren uitgescheiden. Hierdoor is de kans op overvulling van de circulatie klein.

A

Kristalloïden of compensatieoplossingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Worden vooral gebruikt om het intravasculair volume op peil te houden (vulling van patiënten). Isotoon of hypertoon. Grote moleculen welke langer in de bloedbaan blijven ten opzichte van kristalloïden en worden minder snel door de nieren uitgescheiden. De bloeddruk kan hierdoor op peil worden gehouden.

A

Colloïden of plasmavervangers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat mag nooit aan bloedproducten toegevoegd worden?

A

Aan bloedproducten mogen nooit farmaca worden toegevoegd en mogen alleen met infuusvloeistoffen worden gemengd die geen calcium of glucose bevatten en isotoon zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voedingsstoffen aanleveren langs een andere weg dan het maag-darmstelsel

A

Parenterale voeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Controles bij gebruik van vloeistoffen

A

Juiste vloeistof
Vloeistof moet helder zijn, niet troebel of afwijkend
Houdbaarheidsdatum
Steriliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het schuifje op een infuuslijn?

A

De druppelregelaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat handhaven infuusvloeistoffen? (4)

A

De water en electrolytenbalans

Het zuur-base-evenwicht

De colloïd omostische druk

De samenstelling en het volume van het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Osmolariteit van 280/ 295mmol/l

A

Osmolariteit van plasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Osmolariteit van <275mmol/l

A

Osmolariteit van hypotone vloeistoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Osmalariteit van 300mmol/l

A

Osmalariteit van isotone vloeistoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Osmolariteit van >310mmol/l

A

Osmolariteit van hypertone vloeistoffen

17
Q

Stappenplan toediening gereed maken

A

controleren recept
aanmaken toedien etiket
desinfecteer handen
geneesmiddel klaarmaken
1e paraaf zetten op etiket
controle door 2e persoon
2e paraaf door controle persoon