Oefentraining extra Flashcards
kwadrant van bekrachtigers
welke horen bij positieve bekrachtiging van sociale aard?
aanleren van ander gedrag
DRI/DRO/DRA
antecedente controle
non-contingente reinforcement
functionele communicatie training (DRC)
time out
extinctie
tekensysteem
kwadrant van bekrachtigers
welke horen bij positieve bekrachtiging van niet-sociale aard?
aanleren van ander gedrag
DRI/DRO/DRA
antecedente controle
non-contingente reinforcement
functionele communicatie training (DRC)
extinctie
responsblocking
negatieve oefening
positieve oefening
kwadrant van bekrachtigers
welke horen bij negatieve bekrachtiging van sociale aard?
aanleren van ander gedrag
DRI/DRO/DRA
antecedente controle
non-contingente reinforcement
functionele communicatie training (DRC)
extinctie
fading
desentisatie
kwadrant van bekrachtigers
welke horen bij negatieve bekrachtiging van niet-sociale aard?
aanleren van ander gedrag
DRI/DRO/DRA
antecedente controle
non-contingente reinforcement
functionele communicatie training (DRC)
extinctie
relaxatietraining
desensitisatie
flooding
extinctie
de bekrachtiger die het gedrag in stand houdt, volgt niet meer op het gedrag
desentisatie
stapsgewijs confronteren met angstopwekkende stimulus waarbij toenadering tot de stimulus wordt bekrachtigt. In stapjes bouw je de angst af
flooding
confrontatie met de angstopwekkende stimulus, zonder opbouw (meteen de grote groep in)
responsblocking
fysiek onmogelijk maken van probleemgedrag zoals bekachtiging niet kan volgen en het gedrag afneemt.
negatieve oefening
probleemgedrag laten herhalen als ‘straf’ zodat verzadiging optreedt. (1x klappen 60x moeten klappen)
positieve oefening
wanneer een kind een ongewenst gedrag vertoond, moet het kind de gewenste vorm van het gedrag herhalen. (Verkeerd de trap af 10x correct op en neer)
strategietraining
instructieprincipes (6)
o A.1.1 oriënteren en bieden van een model
o A.1.2 oefening en herhaling
o A.1.3 verkorten van procedures/strategieën
o A.1.4 leren zelf te controleren
o A.1.5 versnellen
o A.1.6 leren onderkennen wanneer te gebruiken
strategietraining - instructieprincipes
geef van elk instructieprincipe een praktisch voorbeeld
A.1.1 oriënteren en bieden van een model
A.1.2 oefening en herhaling
A.1.3 verkorten van procedures/strategieën
A.1.4 leren zelf te controleren
A.1.5 versnellen
A.1.6 leren onderkennen wanneer te gebruiken
Oriënteren en bieden van een leerinhoud: kijken wat het kind al kan en voorkennis ophalen.
Oefening en herhaling: heel veel oefenen en herhalen, hierbij is het vooral belangrijk goede feedback te geven
Verkorten van procedures/strategieën: wat je net hebt gedaan verkorten, bijv. stappen samenvoegen, efficiënter maken of een visueel stappenplan weglaten
Leren zelf te controleren: kijken of het kind na de tijd zelf goed kan zeggen of het goed is gegaan
Versnellen: stimulus korter laten zien of het verkorten van de responstijd. Versnellen zorgt voor automatisering van de vaardigheid
Leren onderkennen wanneer te gebruiken: bespreken wanneer de vaardigheid nodig is
Zelfmanagement: zelfinstructie d.m.v. modeling
WAT (4 stappen)
- Wat moet ik doen?
- Hoe moet ik het doen?
- Ik doe mijn werk?
- Ik kijk mijn werk na!
Zelfmanagement: zelfinstructie d.m.v. modeling
HOE (vijf fasen van modeling)
- Voordoen: cognitive modeling
- Meedoen: overt, external guidance
- Alleen doen, hardop: overt, self-guidance
- Alleen doen, fluisterend: fades overt self guidance
- Alleen doen, stil: covert self-instruction
Zelfmanagement: zelfmonitoring d.m.v. SMA/SMP
SMA: self monitoring attention (tijdens de taak)
SMP: self monitoring productivity (tijdens of na de taak)
leg uit hoe het schema van de fases/baseline eruit ziet + wat de inhoud is
- Baseline 1 (moet stabiel zijn)
- Uitleg
- Interventie (reactiviteit)
- Fade 1: piepjes weg
- Fade 2: registratieformulier weg
- Baseline 2
Bij SMA is dit observeren, net als in B1
Bij SMP is dit meten, net als in B1