BHM training 1: ontwikkelingsproblemen Flashcards
wat is gedrag? (2)
Gedrag =
* Doelgerichte zinvolle reactie op een betekenisvolle situatie
* Interactie tussen individu & omgeving
hiermee wordt dus bedoeld dat een kind niet vervelend doet om maar vervelend te doen, er zit echt een functie achter
Drie leerprocessen van gedrag:
Habituatie
Klassieke conditionering
Operante conditionering
habituatie + voorbeeld
reflexen
voorbeeld: ogen dichtknijpen bij felle zon
klassieke conditionering + twee voorbeelden
associaties
voorbeeld 1: Pavlov hond en belletje.
voorbeeld 2: Als vroeger je vader jou uitschelde en naar je schreeuwde, je nu schrikt als iemand schreeuwt op het voetbalveld.
trauma’s en klassieke conditionering
wat is het verband?
trauma’s werken nog steeds ‘door’ door klassieke conditionering. een neutrale stimulus roept een bepaald gevoel/angst op van een eerdere gebeurtenis. er wordt een associatie gemaakt tussen het trauma en het geluid.
operante conditionering + voorbeeld
gedrag wordt in stand gehouden door bekrachtiging
voorbeeld: wanneer Joep tijdens het eten rustig aan tafel blijft zitten krijgt hij een snoepje
bekrachtiging kan op verschillende manieren: positief/negatief en sociaal/niet-sociaal
leg deze varianten uit
- Positieve bekrachtiging: gedrag blijft in stand door iets fijns toe te voegen
o Sociaal (extern): er is iemand anders voor nodig
o Niet-sociaal (intern): er is niemand anders voor nodig - Negatieve bekrachtiging: gedrag blijft in stand door iets vervelends weg te nemen
o Sociaal (extern): er is iemand anders voor nodig
o Niet-sociaal (intern): er is niemand anders voor nodig
Op het tentamen bij een vraag over bekrachtiging ga je zo te werk (tip van Lisette):
- Wordt er iets toegevoegd of weggehaald?
- Is er iemand voor nodig?
- wat wordt bedoelt met ‘ABC’?
- wanneer vind probleemgedrag plaats volgens de ABC
- ABC = stimulus (antecedent) repons (behavior) consequent (consequentie)
- Probleemgedrag (B-) vindt plaats wanneer een persoon en context (A of C) niet goed op elkaar zijn afgestemd.
Motivational operations (MO)
wat veroorzaken deze?
schommelingen in gedrag
twee soorten MO en noem ook een voorbeeld erbij
- Value altering: waarde van de bekrachtiging veranderd
Voorbeeld: als je ongesteld bent heb je heel veel zin in chocola en als je niet ongesteld bent. Je vindt chocola veel lekkerder (waarde) - Behavior altering: frequentie van gedrag veranderd
Voorbeeld: als je ongesteld bent heb je heel veel zin in chocola en als je niet ongesteld bent. Je eet het veel vaker (frequentie).
wat is een synoniem voor Motivational operation
setting event
deze termen kunnen op het tentamen door elkaar heen worden gebruikt.
Stappenplan van de Functionele Analyse (stampen)
het zijn zes stappen
- probleemgedrag definiëren
- organische oorzaken uitsluiten
- functionele analyse uitvoeren (data verzamelen)
- hypothese formuleren t.a.v. functie van gedrag
- procedure selecteren o.b.v. hypothese
- hypothese toersen d.m.v. try-out procedure
eerste stap van Functionele Analyse (FA) is probleemgedrag definiëren.
wat houd deze stap in?
met het probleemgedrag formuleren begin je met observatie + gesprekken
je benoemt concreet waarneembare handelingen individu. deze beschrijvingen moeten:
- Observeerbaar zijn
- Helder zijn
- Compleet zijn
tweede stap van Functionele Analyse (FA) is organische oorzaken uitsluiten.
waarom moeten organische oorzaken uitgesloten worden?
Wanneer A. constant op haar oren slaat, kan men direct tot de conclusie/interpretatie komen dat dat A. overprikkeld is. De omgeving wordt aangepast en er worden oordoppen geregeld.
Eigenlijk heeft A. pijn aan de oren en moet dit medisch opgelost worden. Dit had dus eerst onderzocht moeten worden. Omdat nu het verkeerde probleem wordt aangepakt. A. was helemaal niet overprikkeld maar had gewoon pijn.