BHM training 1: ontwikkelingsproblemen Flashcards

1
Q

wat is gedrag? (2)

A

Gedrag =
* Doelgerichte zinvolle reactie op een betekenisvolle situatie
* Interactie tussen individu & omgeving

hiermee wordt dus bedoeld dat een kind niet vervelend doet om maar vervelend te doen, er zit echt een functie achter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Drie leerprocessen van gedrag:

A

Habituatie
Klassieke conditionering
Operante conditionering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

habituatie + voorbeeld

A

reflexen

voorbeeld: ogen dichtknijpen bij felle zon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

klassieke conditionering + twee voorbeelden

A

associaties

voorbeeld 1: Pavlov hond en belletje.

voorbeeld 2: Als vroeger je vader jou uitschelde en naar je schreeuwde, je nu schrikt als iemand schreeuwt op het voetbalveld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

trauma’s en klassieke conditionering
wat is het verband?

A

trauma’s werken nog steeds ‘door’ door klassieke conditionering. een neutrale stimulus roept een bepaald gevoel/angst op van een eerdere gebeurtenis. er wordt een associatie gemaakt tussen het trauma en het geluid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

operante conditionering + voorbeeld

A

gedrag wordt in stand gehouden door bekrachtiging

voorbeeld: wanneer Joep tijdens het eten rustig aan tafel blijft zitten krijgt hij een snoepje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bekrachtiging kan op verschillende manieren: positief/negatief en sociaal/niet-sociaal

leg deze varianten uit

A
  • Positieve bekrachtiging: gedrag blijft in stand door iets fijns toe te voegen
    o Sociaal (extern): er is iemand anders voor nodig
    o Niet-sociaal (intern): er is niemand anders voor nodig
  • Negatieve bekrachtiging: gedrag blijft in stand door iets vervelends weg te nemen
    o Sociaal (extern): er is iemand anders voor nodig
    o Niet-sociaal (intern): er is niemand anders voor nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Op het tentamen bij een vraag over bekrachtiging ga je zo te werk (tip van Lisette):

A
  1. Wordt er iets toegevoegd of weggehaald?
  2. Is er iemand voor nodig?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  1. wat wordt bedoelt met ‘ABC’?
  2. wanneer vind probleemgedrag plaats volgens de ABC
A
  1. ABC = stimulus (antecedent)  repons (behavior)  consequent (consequentie)
  2. Probleemgedrag (B-) vindt plaats wanneer een persoon en context (A of C) niet goed op elkaar zijn afgestemd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Motivational operations (MO)
wat veroorzaken deze?

A

schommelingen in gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

twee soorten MO en noem ook een voorbeeld erbij

A
  • Value altering: waarde van de bekrachtiging veranderd
    Voorbeeld: als je ongesteld bent heb je heel veel zin in chocola en als je niet ongesteld bent. Je vindt chocola veel lekkerder (waarde)
  • Behavior altering: frequentie van gedrag veranderd
    Voorbeeld: als je ongesteld bent heb je heel veel zin in chocola en als je niet ongesteld bent. Je eet het veel vaker (frequentie).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is een synoniem voor Motivational operation

A

setting event

deze termen kunnen op het tentamen door elkaar heen worden gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Stappenplan van de Functionele Analyse (stampen)
het zijn zes stappen

A
  1. probleemgedrag definiëren
  2. organische oorzaken uitsluiten
  3. functionele analyse uitvoeren (data verzamelen)
  4. hypothese formuleren t.a.v. functie van gedrag
  5. procedure selecteren o.b.v. hypothese
  6. hypothese toersen d.m.v. try-out procedure
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

eerste stap van Functionele Analyse (FA) is probleemgedrag definiëren.

wat houd deze stap in?

A

met het probleemgedrag formuleren begin je met observatie + gesprekken

je benoemt concreet waarneembare handelingen individu. deze beschrijvingen moeten:
- Observeerbaar zijn
- Helder zijn
- Compleet zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

tweede stap van Functionele Analyse (FA) is organische oorzaken uitsluiten.

waarom moeten organische oorzaken uitgesloten worden?

A

Wanneer A. constant op haar oren slaat, kan men direct tot de conclusie/interpretatie komen dat dat A. overprikkeld is. De omgeving wordt aangepast en er worden oordoppen geregeld.

Eigenlijk heeft A. pijn aan de oren en moet dit medisch opgelost worden. Dit had dus eerst onderzocht moeten worden. Omdat nu het verkeerde probleem wordt aangepakt. A. was helemaal niet overprikkeld maar had gewoon pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

derde stap van Functionele Analyse (FA) is de functionele analyse uitvoeren: data verzamelen

wat moet men minimaal doen/gebruiken bij het verzamelen van data?

A

Minimaal 1 gestructureerd interview, 1 vragenlijst afnemen en 1 directe observatie of experimentele analyse.

17
Q

vierde stap van de FA is hypothese formuleren t.a.v. functie gedrag

welke formulering moet hier aangehouden worden?

A

Het [omschrijving probleemgedrag] van [persoon] wordt in stand gehouden door [positieve/negatieve] bekrachtiging van [sociale/niet-sociale aard].

18
Q

de vijfde stap van de FA is het selecteren van een procedure o.b.v. hypothese

geef kort een voorbeeld hoe dit in zijn werking gaat.

A

Als de hypothese stelt dat het probleemgedrag in stand wordt gehouden door positieve bekrachtiging van sociale aard (bijvoorbeeld aandacht), dan kan een procedure gekozen worden die gericht is op het verminderen van deze bekrachtiging

voorbeelden hiervan is bijv. het toepassen van geplande negering (extinctie) of het versterken van alternatief gedrag dat sociaal aanvaardbaar is (differentiële bekrachtiging). deze begrippen worden straks verder toegelicht

19
Q

de zesde stap van de FA is het toetsen van de hypothese d.m.v. een try-out procedure.

wat houd deze stap in?

A

in deze stap wordt de gekozen interventie in de praktijk gebracht om te zien of de hypothese klopt (= try-out procedure).
Dit gebeurt door de interventie gedurende een bepaalde periode te implementeren en nauwkeurig te monitoren. De effectiviteit van de procedure wordt geëvalueerd op basis van het gedrag van de persoon en de resultaten worden gebruikt om de hypothese te bevestigen of te weerleggen.

20
Q

een functionele analyse kan … (1) of … (2) zijn

A

De functionele analyse kan beschrijvend (situatie bekijken) of experimenteel (situatie manipuleren) zijn

21
Q

Als een functionele analyse beschrijvend is, kan deze … (1) of … (2) zijn.

A

Als een functionele analyse beschrijvend is, kan deze direct (ABC, patroonanalyse) of indirect (anamnese, interview) zijn.