Oefentoets 1 Flashcards
Opiaten oefenen hun werking uit op verschillende receptoren in het lichaam en hebben hierdoor onder andere een pijnstillend en sederend effect.
Wat is JUIST ten aanzien van het werkingsmechanisme van opiaten?
A. Ze verminderen de gevoeligheid van perifere nociceptoren.
B. Ze remmen de prikkeloverdracht van neuronen in het ruggenmerg.
C. Ze remmen prostaglandinesynthese in het brein.
D. Ze remmen zenuwgeleiding van A- en C-vezels.
Remmen de prikkeloverdracht van neuronen in ruggenmerg
Alle opiaatagonisten activeren de µ-receptor, in een aantal gevallen ook de κ-receptor en soms de δ-receptor. Deze bevinden zich in het ruggenmerg. Door het activeren van de opioïdreceptoren wordt de prikkeloverdracht geremd.
CYP2D6 metaboliseert verschillende geneesmiddelen. Er is een grote genetische variabiliteit in de populatie. Sommige mensen zijn ‘poor CYP2D6 metabolizers’ en andere ‘ultrarapid metabolizers’. Welke van de volgende pijnstillers schrijft u liever NIET voor omdat de werkzaamheid onder andere afhankelijk is van activering door CYP2D6, waardoor niet te voorspellen is of het bij patiënten überhaupt zal werken?
Methadon
Codeïne
Fentanyl
Morfine
Codeine heeft bij iedereen andere werking en is daarom niet betrouwbaar om voor te schrijven.
Codeïne wordt voor circa 10% via CYP2D6 omgezet in morfine. Ongeveer 10% van de bevolking is niet in staat codeïne om te zetten door het ontbreken van het hiervoor benodigde enzym. Het is daarom beter om dit middel niet te gebruiken als pijnstiller.
Een 40-jarige patiënte, bekend met een nefrotisch syndroom en chronische nierinsufficiëntie (eGFR: 45 ml/min per 1,73 m2), gebruikt enalapril en furosemide. Ze wordt naar de Spoedeisende Hulp gebracht in verband met een gebroken been na een val. Welke pijnstiller heeft bij deze patiënte de MEESTE voorkeur?
A. Naproxen.
B. Diclofenac.
C. Oxycodon.
D. Amitriptyline.
Oxycodon
NSAID’s zijn bij deze patiënte gecontra-indiceerd in verband met een verhoogde kans op nierfalen. Risicofactoren in deze casus zijn pre-existent nierfalen, het gebruik van een RAAS-remmer (enalapril) en een diureticum (furosemide). Amitriptyline is als pijnstiller alleen geïndiceerd bij neuropathische pijn.
Er zijn verschillende preparaten beschikbaar van oxycodon.
Wat is het GROOTSTE klinische verschil tussen OxyNorm en OxyContin?
A. De mate van orale beschikbaarheid.
B. De route van eliminatie.
C. De grootte van het analgetisch effect.
D. De duur van het analgetisch effect.
D.
Toelichting: Verschillen tussen opiaten worden gevonden in bijwerkingen, snelheid, duur en de sterkte van werking en in optreden van afhankelijkheid. OxyContin is een tablet met gereguleerde afgifte, waardoor het effect langer aanhoudt.
U ziet 4 verschillende patiënten op uw spreekuur die allen diclofenac gebruiken.
Bij welke van onderstaande 4 patiënten dient u een maagbeschermer voor te schrijven?
A. Een 59-jarige vrouw bekend met diabetes mellitus type 2.
B. Een 42-jarige man die clopidogrel gebruikt vanwege een doorgemaakt myocardinfarct.
C. Een 71-jarige vrouw met een blanco voorgeschiedenis.
D. Een 52-jarige man die amitriptyline gebruikt vanwege migraine.
C
Een PPI is met zekerheid geïndiceerd bij een patiënt met een ulcus in de voorgeschiedenis, leeftijd boven de 70 jaar en/of een onbehandelde H. pylori-infectie in het kader van ulcuslijden. Het voorschrijven van een PPI dient overwogen te worden bij de volgende risicofactoren: leeftijd 60-70 jaar, gebruik van bepaalde medicatie (hoge dosering NSAID, anticoagulantia, acetylsalicylzuur, corticosteroïden, SSRI’s) of bij bepaalde comorbiditeit (zeer ernstige reumatoïde artritis, hartfalen, diabetes). Hierbij werken de risicofactoren cumulatief: hoe meer risicofactoren bij de patiënt, des te hoger de kans op maagschade.
Welke van de volgende aandoeningen is geassocieerd met een GROTERE kans op het ontwikkelen van een maagzweer bij gebruik van een NSAID?
A. Ziekte van Alzheimer.
B. COPD.
C. Hartfalen.
D. Nierinsufficiëntie.
C
Door remming van de productie van prostaglandinen wordt de beschermende functie op het maagslijmvlies verminderd. Er is meer kans op gastro-intestinale complicaties (zoals bloedend ulcus en maagperforatie) bij patiënten boven de 60-70 jaar, bij patiënten met een ulcus in de voorgeschiedenis, aanwezigheid van Helicobacter pylori of bij comorbiditeit zoals diabetes, reumatoïde artritis of hartfalen
Een 54-jarige patiënt heeft erge hoofdpijn. Hij is bekend met alcoholabusus.
Welke maximale dosering paracetamol wordt aanbevolen bij patiënten die chronisch alcohol gebruiken?
2 gr per dag max
Max >150 mg/kg / dag
Welk geneesmiddel VERHOOGT het risico op obstipatie bij gelijktijdige behandeling met een opiaat het MEEST?
A. Amiltriptiline
B. Enalapril.
C. Naproxen.
D. Simvastatine.
A.
opiaten + anticholinergica, antidepressiva, diuretica en calciumantagoisten
Een 22-jarige vrouw presenteert zich op de SEH na een paracetamolintoxicatie. Zij heeft een uur geleden 40 tabletten paracetamol van 500 mg ingenomen.
Welke van de volgende antidota is geschikt als behandeling van deze intoxicatie?
N-acetylcysteïne.
Naloxon.
Flumazenil.
Ascorbinezuur.
N-acetylcysteïne.
Een patiënt krijgt na een myocardinfarct acetylsalicylzuur in lage dosis voorgeschreven. Het werkingsmechanisme in deze situatie is gebaseerd op:
Remming van aanmaak van thromboxaan A2.
Acetylsalicylzuur is een trombocytenaggregatieremmer. Door irreversibele remming van het enzym cyclo-oxygenase in trombocyten wordt de vorming van het prostaglandine thromboxaan A2 geremd. Deze stof geeft trombocytenaggregatie en vasoconstrictie.
Nadroparine heeft een aantal therapeutische voordelen ten opzichte van heparine.
Op welke van de onderstaande beweringen over nadroparine is dit voordeel ten opzichte van heparine het MEEST gebaseerd?
Nadroparine heeft een langere halfwaardetijd
daarnaast ook meer STABIELER te voorspellen
Nadroparine is LMWH
2-3x hogere anti-Xa-activiteit
deze factor moet bepaald worden ipv APTT
U bent huisarts. U ziet een 65-jarige man met hypertensie. Hij presenteert zich nu voor het eerst met symptomen van angina pectoris. U bespreekt additionele cardioprotectieve maatregelen met de patiënt en past de medicatie aan. U leest in het dossier dat de patiënt overgevoelig is voor acetylsalicylzuur. De huidige medicatie van de patiënt is:
Enalapril 20 mg 1 dd
Hydrochloorthiazide 12,5 mg 1 dd
Simvastatine 40 mg 1 dd
Metoprolol 100 mg 1 dd
Welke van de volgende middelen zou het BESTE toegevoegd kunnen worden als cardioprotectieve maatregel bij angina pectoris?
Acenocoumarol.
Carbasalaatcalcium.
Clopidogrel.
Heparine.
clopidogrel
Toelichting: Acetylsalicylzuur is geïndiceerd voor primaire en secundaire preventie bij arterieel vaatlijden, zoals myocardinfarct, angina pectoris en post CABG, en als tweede keus na TIA of CVA en bij perifeer arterieel vaatlijden. Clopidogrel is geïndiceerd na stentplaatsing, acuut coronair syndroom, perifeer vaatlijden en na een TIA of CVA. Het wordt ook ingezet bij patiënten die overgevoelig voor acetylsalicylzuur zijn, zoals deze patiënt. Carbasalaatcalcium is het calcium-ureumzout van acetylsalicylzuur. Na absorptie komt in het lichaam acetylsalicylzuur vrij en het kan dus niet gegeven worden bij patiënten die overgevoelig zijn voor acetylsalicylzuur. Heparine en acenocoumarol worden niet gebruikt als primaire profylaxe bij angina pectoris.
Een patiënt die een coumarinederivaat gebruikt moet een invasieve ingreep ondergaan.
Wat is GEEN absolute indicatie voor overbruggingsbehandeling?
Mechanische mitraliskunstklep.
Recente diep-veneuze trombose (DVT) (< 3 maanden geleden).
Recente longembolie (LE) (< 3 maanden geleden).
Recent CVA.
Recent CVA.
Een overbrugging na gebruik van vitamine K-antagonisten is in elk geval geïndiceerd bij patiënten met (a) atriumfibrilleren en een CHA2DS2VASc-score ≥ 8; (b) recidiverende DVT/LE of recente DVT/LE (< 3 maanden geleden); (c) mechanische klep (CAVE: vooral mitralisklep) of reumatisch kleplijden; (d) biokunstklep < 3 maanden geleden geplaatst.
Acetylsalicylzuur moet ongeveer 5 dagen voor een hersenoperatie worden gestopt om ernstige bloedingen te voorkómen. Wat is de BELANGRIJKSTE reden voor het feit dat het al 5 dagen voor de ingreep gestopt moet worden?
De aanmaak van nieuwe trombocyten die niet door acetylsalicylzuur zijn geremd, moet op gang komen.
Acetylsalicylzuur remt de trombocyt irreversibel. Het effect van acetylsalicylzuur op de kernloze bloedplaatjes is daarmee gelijk aan de levensduur van de trombocyt (circa 10 dagen). Wanneer een patiënt 5 dagen voor de ingreep stopt, is de aanmaak van nieuwe trombocyten die NIET geremd zijn op het moment van de ingreep genoeg op gang gekomen.
Waardoor wordt het bloedingsrisico bij gebruik van LMWH-preparaten het MEEST verhoogd?
Verminderde hartfunctie.
Verminderde nierfunctie.
Verminderde darmfunctie.
Verminderde longfunctie.
verminderde nierfunctie
LMWH wordt, in tegenstelling tot ongefractioneerde heparine, voor een belangrijk deel renaal geëlimineerd. Daarom moet er rekening gehouden worden met het risico van accumulatie van LMWH bij nierinsufficiëntie.
Welke van de volgende geneesmiddelen geeft GEEN verhoogd risico op maagbloeding indien het tegelijkertijd met acetylsalicylzuur gebruikt wordt?
Acenocoumarol.
Carbamazepine.
Paroxetine.
Prednison.
carbamazepine
Welke van de volgende middelen of factoren VERSTERKT het antistollend effect van acenocoumarol het MEEST?
cotrimoxazol
Cotrimoxazol potentieert de werking van coumarines krachtig via drie mechanismen. Het remt het afbrekend enzym (CYP2C9) en het verdringt het vrije acenocoumarol van het bindend eiwit. Daarnaast wordt het vaak voorgeschreven bij patiënten met koorts, die sowieso acenocoumarol langzamer afbreken. Alcoholinname versterkt de werkzaamheid van coumarines ook, maar minder krachtig. Rifampicine is een CYP-enzyminducer waardoor de coumarinewerking vermindert. Flucoxacilline heeft zelf geen effect op acenocoumarol, maar omdat het gegeven wordt aan patiënten met koorts zie je bij deze patiënten ook soms een verlengde INR.
Welke middel relaxeert preferentieel (dus bij lage doseringen) het veneuze vaatbed?
Isosorbide-dinitraat.
Bij een 60-jarige patiënt met diabetes mellitus type 2 wordt de waarschijnlijkheidsdiagnose ‘diabetische nefropathie’ gesteld op grond van proteïnurie, gestoorde nierfunctie en een proliferatieve retinopathie. Hij gebruikt een calciumantagonist voor hypertensie en voorts metformine en simvastatine. Zijn bloeddruk bedraagt 150/100 mmHg.
Welke van de volgende interventies is het MEEST geïndiceerd?
ACE remmer toevoegen
Toelichting: RAAS-remmers zijn de eerste keus in de behandeling van hypertensie bij patiënten met diabetes mellitus, vanwege het gunstige effect op de nieren. Door remming van de vorming van angiotensine(AT) II of blokkade van de AT-II-receptor neemt de arteriolaire weerstand in de efferente niervaten af en daarmee vermindert de glomerulaire capillaire druk, hetgeen de nier op de lange termijn beschermt.
De meest relevante indicatie voor digoxine is:
Atriumfibrilleren
AV-blok
Bradycardie
Coronairlijden
Atriumfibrilleren
Digoxine vergroot de contractiekracht van het hart, verlaagt de hartfrequentie en vertraagt de AV-geleiding. Het is daarom geïndiceerd bij hartfalen en atriumfibrilleren met een snelle ventrikelvolgfrequentie.
Een patiënt wordt behandeld met furosemide 40 mg 1 maal daags. Hoe lang is de werkingsduur van furosemide ongeveer?
6 uur
Een patiënt krijgt digoxine voorgeschreven in verband met recente hartritmestoornissen. U wilt snel een adequate spiegel bereiken. Op basis van welke farmacologische eigenschap van digoxine is een oplaaddosis geïndiceerd?
lange halfwaarde tijd van digoxine
Digoxine heeft een halfwaardetijd van 40-70 uur. Als je niet zou opladen zou het 3 tot 5 halfwaardetijden duren (bij digoxine dus meer dan een week) tot je een adequate ‘steady state’-spiegel hebt. Bij een lange halfwaardetijd duurt dat te lang, en daarom geef je een oplaaddosis.
Een 85-jarige patiënte, bekend met atriumfibrilleren en hypertensie, gebruikt acenocoumarol, digoxine en hydrochloorthiazide. Ze komt naar de Spoedeisende Hulp in verband met algehele malaise en diarree sinds een week. Welke van de onderstaande elektrolyten dient nu in ieder geval bepaald te worden?
kalium
Hydrochloorthiazide (een thiazidediureticum) kan leiden tot hypokaliëmie. Risicofactoren zijn: ouderdom, verminderde inname van kalium in voeding, en diarree. Hypokaliëmie potentieert de toxiciteit van digoxine.