oefententamen 1 Flashcards

1
Q

Welke voedingsstof komt het meest voor in zowel het menselijk lichaam als in de meeste voedingsmiddelen?

A

Water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De belangrijkste functie van gal is:

A

het emulgeren van vetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het belangrijkste verschil tussen zetmeel en cellulose is, dat

A

verteringsenzymen wel de bindingen in zetmeel kunnen verbreken, maar niet de verbindingen in cellulose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Lecithine is een (3)

A

fosfolipide. en dus een emulgator. en onderdeel van celmembranen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De ADH van eiwit voor een gezonde volwassene van 80 kg is

A

65 g/d
0,83 g/kg/d
ADH (aanbevolen dagelijkse hoeveelheid)
vast gesteld door gezondheidsraad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De energieleverende voedingsstoffen worden, voordat ze de TCA-cyclus ingaan, afgebroken tot

A

acetyl-CoA
in cytoplasma wordt glucose afgebroken tot pyrodruivenzuur. dat gaat door membraan van mitochondrien. dan afbraak tot acetyl-CoA. dan start TCA-cyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een belangrijke factor van invloed op het basaalmetabolisme is

A

Lichaamssamenstelling
Obese lagere BMR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bij gewichtsverlies zullen de vetcellen

A

alleen afnemen in grootte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een tekort aan intrinsic factor leidt tot

A

pernicieuze anemie. (soort bloedarmoede)
intrinsic factor = stof die zorgt voor opname vit B12
wordt gemaakt door maagsap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

atrofische gastritis is

A

auto-immun ziekte tegen maagslijmvlies
leidt tot verminderde aanmaak van intrinsic factor
nodig voor vit B12 opname

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Via welke organen houdt vitamine D het calciumgehalte in het bloed op peil?

A

darmen, nieren en botten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

In het lichaam zit magnesium vooral in de

A

botten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verschillen tussen type 1 en type 2 diabetes

A

Van alle diabetespatiënten heeft 5-10% type 1 en 90-95% type 2
Type 1 ontstaat meestal vóór het 30e levensjaar en type 2 nà het 40e levensjaar
Type 1 is geassocieerd met auto-immuunziektes, type 2 met overgewicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De meest voorkomende oorzaak van honger in de Verenigde Staten is

A

armoede.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De vitamine C behoefte is verhoogd bij

A

rokers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een indirecte maat voor de hoeveelheid energie die vrijkomt uit de voeding?

A

de geconsumeerde hoeveelheid zuurstof bij de verbranding van voeding

17
Q

Docosahexaeenzuur (22:6)

A

omega-3 meervoudig onverzadigd vetzuur met 22 C-atomen en zes dubbele bindingen. Het komt voor in vette vis en het wordt in kleine hoeveelheden in het lichaam gevormd uit een korter omega 3 vet: EPA (20:5)

18
Q

hoe wordt ammoniak verwijderd uit het lichaam?

A

De meeste ammoniak wordt in de lever omgezet in ureum en via de nieren uitgescheiden

19
Q

Noem twee belangrijke fysiologische gevolgen van het drinken van alcohol. Licht toe!

A

Alcohol leidt tot uitdroging en ondervoeding.
Alcohol remt de productie van het antidiuretisch hormoon (ADH), waardoor er minder water wordt vastgehouden.
Alcohol in grote hoeveelheden wordt niet efficiënt gemetaboliseerd en geeft meer warmte dan vet. Zo ontstaat ondervoeding

20
Q

rol Na in lichaam

A

Natrium is het belangrijkste kation in de extracellulaire vloeistof. Natrium regelt het extracellulair volume, speelt een rol bij het zuur-base evenwicht, en is essentieel bij zenuwgeleiding en spiercontractie.
(FZ 0,9%NaCl)

21
Q

problemen bij te weinig beweging

A

decubitus + verzwakking van spieren
psychologische problemen (depressie)

22
Q

problemen bij roken

A

kanker, longaandoeningen, hart en vaatziekten, dood

23
Q

problemen bij alcohol

A

verslaving
uitdroging en ondervoeding
chronische leverziekte

24
Q

problemen bij overgewicht

A

hoge bloeddruk
diabetes type 2
hart en vaat ziekten
kanker

25
Q

problemen bij te veel vet i.c.m. bewerkt voedsel

A

verhoogd gehalte vet, glucose en Na in bloed
depletie mineralen en vit.
verstoorde vochtbalans