Obstructieve aandoeningen Flashcards

1
Q

astma

A
  1. definitie
    - samen met COPD = luchtwegvernauwing
    - heterogene aandoeningen = grote verschillen onderling
    - chronische luchtweg inflammatie van diepe luchtwegen
  2. prevalentie
    - voorgeschiedenis van respiratoire klachten, kortademigheid, benauwdheid op borst & hoesten
    - gepaard met overgevoeligheid van luchtwegen & luchtweg inflammatie
  3. diagnose
    - vermoeden door geschiedenis van symptomen & variabele luchtwegobstructie
    –> beide kunnen van intensiteit varieren
    - effectief door bronchodilatatie test & andere onderzoeken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

pathofysiologie van astma

A
  1. vernauwing van luchtwegen
    - is variabel = wisselt van dag tot dag, week tot week & zelf binnen 1 dag
    - kan beteren spontaan of onder medicatie
    - gemeten door longfunctie
  2. overprikkelbaarheid = bronchiale hyperreactiviteit
    - allergie
    - aspecifiek = niet-allergisch
  3. oorzaken vernauwing
    - spierweefsel = opgespannen
    - bloedvaten = dilatatie
    - overproductie van slijmvlies = mucus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

klinisch onderzoek van astma

A

= status van patient bepaald bevindingen

  1. afwezigheid van klachten
    - normale ausculatie & longfunctie onderzoek
    - vermeld dyspnoe & piepen
  2. klachten
    - piepen = luchtwegobstructie
    - verlengd expirium bij asculatie
    - soms zijn neussecreties
    - zwelling van het slijmvlies wijst op rhinitis
    - poliepen
    - atopische dermatitis/eczeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

allergiën

A
  1. algemeen
    - abnormaal hevige onstekingsreactie
    - optreken na contact huid & slijmvlies x bepaald bestanddeel
    –> dat bij meeste personen geen reactie veroorzaakt
  2. soorten
    - hooikoorts = allergie tov. pollen leidt tot ontsteking neusslijmvlies
    - allergisch eczeem = metalen
    - voedingsallergie = kan zwelling van mondslijmvlies veroorzaken
    - astma = blootstelling aan meel bij bakker kan bakkersastma geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

diagnose van astma

A
  1. anamnese
    - herhaald voorkomen van aanvallen van benauwheid, kortademigheid & piepen
    - ‘s nachts of bij wakker worden
    - hoest(buien) & sputum ophoesten
    - spontaan verdwijn binnen uur of door medicatie
    –> soms langer
    - soms seizoen gebonden
  2. uitlokkende factoren medicatie
    - aspirine of andere NSAID
    - meestal enige allergie
  3. uitlokkende factoren longen
    - acute of chronische bloodstelling allergenen
    - luchtverontreiniging, ozon & tabaksrook
    - bronchitis & sinusitis
    - peristerende bovenste luchtweg porblematiek = sinusitis of poliepen
  4. andere
    - inspanning
    - lachen
    - obesitas
    - gastro-intestionale reflex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bevestigen van diagnose astma door piekstroommeter

A
  1. patroon
    - normale variabiliteit van piekstroom
    - laag in nacht & ochtend
    - neemt toe in namiddag & avond
    - astma = verhoogde toename
    –> 15% verschil tussen ochtend & avond
  2. gebruik
    - grote zekerheid in diagnose
    - effect van therapie controleren
    - reversibiliteit door medicatie = toename van 60l/min door B2-mimeticum is diagnostisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bevestigen van diagnose astma door longfunctie onderzoek

A
  1. spirometrie
    - laten uitblazen = debiet
    - 1sec waarde & vitale capaciteit bepalen
    - patient vertoont een obstructief longfunctie onderzoek
    –> minder dan 80% van vitale capaciteit binnen eerste seconde
    - voer dan een bronchodilatatie test uit = grote toename
  2. normale spirometrie sluit astma niet uit
    - kan op andere moment wel obstructief zijn
    - normale spirometrie maar wel astma = bronchiale hyperreactiviteit meten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

doelstellingen therapie van astma

A
  1. doelstelling
    - bereiken en behouden van astma controle = symptoom controle & voorkomen van extracerbaties in toekomst
    - aanhoudende aanpassing van medicatie
    - controle tijdens 3-6maanden vooraleer terugschroeven therapie
  2. bijkomende doelstellingen
    - geen bepekring van inspanningstolerantie & sport incluis
    - minimaal of geen bijwerkingen van geneesmiddelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kader astma controle

A
  1. klachten overdag
    - gecontroleerd = geen of minder dan 2x per week
    - partieel gecontroleerd = meer dan 2x
  2. nachtelijke symptomen & wakker worden
    - G = nooit
    - PG = op sommige dagen
  3. beperking in activiteiten
    - G = nooit
    - PG = op sommige dagen
  4. nood aan bronchodilatoren
    - G = geen of minder dan 2x per week
    - PG = meer dan 2x
  5. longfuctie = peikstroom of FEV1
    - G =normaal
    - PG = 80% van voorspelde waarde of van persoonlijk beste waarde op sommige dagen
  6. opstoten
    - G = nooit
    - PG = jaarlijks 1 of meer keren
    - OG = wekelijks 1 of meer

ongecontroleerd = 3 of meer kenmerken van partieel gecontroleerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

algemene principes van niet medicamenteuze therapie astma

A

= veel vooruitgang mogelijk zonder enige medicatie

  1. goede relatie tussen arts & therapeut
    - goede info & voorlichting van patient
    - doel van therapie opstellen
    - doel van medicatie, anti-inflammatoir & bronchusdilatoren uitleggen
    - gebruik van piekstroommeter & aerosolen aanleren
  2. vermijden van oorzakelijke & uitlokkende prikkels
    - rookstop, tabakrook, vervuilde lucht & organische stoffen
    - inrichten van kamer bij huisstofmijt allergie
    - maartegelen bij allergien vb: huisdieren
    - sluiten van deuren & vensters tijdens pollen seizoen
  3. andere
    - controle van therapietrouwheid
    - controleren van inhalatie technieken
    - behandelen van co-morbiditeiten = reflux, obesitas & sinusitis
    - promoten van fysieke activiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

medicamenteuze therapie astma

A
  1. gebruik
    - zelfde medicatie als COPD
    - meestal gebruik via inhalatie therapie
    - meeste medicatie kan ook oraal & parentaal = inspuitingen
  2. voordeel inhalatie therapie
    - lagere dosis om geweste effect te bekomen
    - effect sneller bekomen
    - sommige medicijnen worden slecht in de darm geabsorbeerd
  3. desensibilisatie = tegenaangewezen & kan zelf gevaarlijk zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

lijst van medicatie bij astma

A

= puffers

  1. bronchusdilatoren
    - sympathicocomimetica = B2-antagonisten = B2-mimetica
    - anticholinergica = muscarine antagonisten
    –> beide altijd via inhalatie
  2. anti-inflammaoire medicijen
    - corticosteroïden
    - leukotriëne antagonisten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

sympathicomimetica

A
  1. effecten
    - stimulatie van beta-receptoren
    - relaxatie van gladde spieren
    - bescherming tegen bronchoconstrictie
  2. verschillende molecules
    - snelwerkend = enkele minuten
    - traagwerkend = na 1u
    - SABA kortwerkend = duur van 4-6u
    - LABA langwerkend = duur van 12u vb: formoterol
  3. indicatie = astma & COPD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

anticholinergica

A
  1. mechanisme
    - inhibitie van acetylcholine binding op muscarine receptoren
    - relaxatie van gladde spieren
  2. verschillende molecules
    - trager dan sympathicomimetica
    - SAMA kortwerkend = duur van 4-6u
    - LAMA langwerkend = duur van 12-24u vb: formoterol
  3. indicatie = COPD & ersntige obstructieve astma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

corticosteroïden

A
  1. mechanisme
    - anti-inflammatoir effect
    - lagere aanmaak van mucus
  2. toediening
    - aerosol bij alle astma & sommige COPD
    - soms oraal of parentaal
    - bijwerking van aerosol = candida in mond & huidatrofie
    - bijwerking van oraal = groeistoornissen, diabetes, cataract, myopathie & osteoporose
    –> als toch nodig is = maximaal enkele dagen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

leukotriëne antagonisten

A
  1. mechanisme
    - zwakker anti-inflammatoir effect dan inhalatie steroïden
    - bescherming tegen inspannings-geïnduceerde bronchoconstrictie & asprine astma
    - zwakke medicatie die niet vaak gebruikt wordt
  2. toediening
    - oraal
    - enkel astma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

gebruik van medicatie bij astma

A

onderhouds behandeling

  1. medicijnen door aerosol
    - ICS inhalatie corticosteroïden
    - LABA inhalatie langwerkende sympathicomimetica
    - cominatie bijna altijd
  2. medicijnen toegediend per os = mond
    - corticosteroiden = enkel bij exacerbaties
    - leuko-triëne antagonisten

nood behandeling = gericht op acute bronchodilatatie & anti-inflammatoir effect
- 1e keuze = snelwerkende B2-antagonist = formoterol
- 2e keuze = SABA snelwerkende & kortwerkende B2 antagonisten
- 3e keuze = SAMA kortwerkende & traagwerkende anticholergica
- altijd + LABA ICS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

astma therapie schema

A

= goed voor 90% van alle gevallen

  1. stap 1 & 2 = lichte reliever
    - lichte astma
    - onderhoud behandeling 2x per week
    - noodbehandeling bi opstoten
  2. stap 3 & 4
    - onderhuids behandeling sochtends & savonds
    - stap 3 = lage dosis, stap 4 = hoge dosis
    - bij nood = 1 of 2 puffs extra
  3. stap 5
    - erstige astma
    - dure therapie
    - LAMA & cortisone bijkomend
    - IgE therapie
    –> per indiviu trigger appart onderzoeken & behandelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

behandeling van astma

A
  1. algemene principes
    - sterk afh van erst
    - vorige stap moet onderhouden worden indien afbouw
  2. wiel
    - contineu evaluatie
    - behandeling opstellen
    - veranderingen
    - opnieuw evalueren
  3. vooraleer erstige medicatie schema = onderzoeken van
    - therapie trouw
    - inhalatie techniek
    - miskende co-mobrideiten
    - diagnose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

astma-aanval

A

= minuten-uren of zelf dagen

  1. herkennen = veel meer dan klassieke day-to-day
    - kortademigheid
    - hoesten & piepen
    - thoracale benauwdheid
    - progressieve achteruitgang van piekstroom
  2. oorzaken
    - vitale respiratoire infectie = bovenste of onderste luchtweg
    - bloodstelling aan allergenen
    - outdoor vervuiling = rook & mist
    - therapie ontrouw
    - slechte inhalatie techniek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

algemeen therapie van aanval

A
  1. verhoogde mortaliteit medicatie
    - gebruik of recent stoppen van orale corticosteroïden
    - recent stoppen inhalatie corticosteroïden
    - overmatig B2 gebruik
    - slechte therapie trouw
  2. verhoogde mortaliteit andere
    - hospitalisatie of spoedopname afgelopen jaar
    - vroegere intubatie of kunstmatige beademing door astma
    - psychiatirsche problemen = onderschatting
  3. doel van therapie
    - luchtweg obstructie opheffen
    - longfunctie normaliseren
    - hypoxemie opheffen
    - verdere exacerbaties voorkomen
22
Q

type astma aanval

A
  1. mild
    - dyspneu = bij wandelen
    - spreken = normaall
    - houding = kan liggen
    - hulpademhalingsspieren = nee
    - ademhalingssgeluid = matig piepen
    - AF = licht verhoogd 16-20
    - HF = 100+
    - piekstroom = onder 80% voor maximaal 1u
    - PaO2 = normaal
    - SpO2 = boven 95%
  2. matig ernstig
    - dyspneu = bij spreken
    - spreken = korte zinnen
    - houding = geaggiteerd
    - hulpademhalingsspieren = nee
    - ademhalingssgeluid = luid hoorbaar piepen
    - AF = duidelijk gestegen 20-30
    - HF = 100-120
    - piekstroom = 60-80%
    - PaO2 = boven 60mmHg
    - SpO2 = tussen 91-95%
  3. ernstig
    - dyspneu = in rust
    - spreken = maximaal woorden
    - houding = voorover gebogen
    - hulpademhalingsspieren = ja
    - ademhalingssgeluid = duidelijke wheezing
    - AF = 30+
    - HF = 120+
    - piekstroom = onder 50% of onder 100l/min
    - PaO2 = onder 60mmHg
    - SpO2 = onder 90%
23
Q

therapie van verschillende aanvallen

A
  1. mild & matig ernstig
    - 2-4 puffs om de 20min van B2-antagonist
    - 32g medrol = methylperdnisolone per os
    - O2 tot SpO2 van 95%
  2. ernstige
    - herhaalde toediening van sympathicomimeticum aerosolen
    –> 4-10puffs per min
    - 32mg medrone per os
    - SpO2 naar 94-95%
    - medische hulp zoeken = transfer naar spoedopname
24
Q

therapie van dreigende ademstilstand

A
  1. kenmerken
    - verward & suf
    - paradoxale bewegingen van abdomen & thorax
    - geen wheezing meer
    - trage pols
  2. therapie
    - zelfde als ernstige aanval
    - mogelijkheid van solu-medrol parenteraal toe te dienen
25
Q

algemeen inspanningsastma

A
  1. kenmerken
    - herhaald optreden van klachten tijdens < kort na een inspanning
    - klassieke astma symptomen + beperkt uithoudings vermogen
  2. mechanisme
    - door overgevoeligheid van luchtwegen
    - meestal 5-10min na inspanning
    - kunnen 30min-1u duren
    - geen specifieke aandoening maar kan voorkomen bij iedereen met astma
    –> bij sommige patienten enige vorm van astma
26
Q

diagnose & therapie van inspanningsastma

A
  1. diagnose
    - alreeds gekende astma
    - uitlokkingstest
    voorbeeld
    - piekstroom of ESW meten voor & na gestandaardiseerde belasting
    - afname van 10%+ = positieve test
  2. therapie
    - doel = inspanning zonder enige hinder
    - refractaire periode = minder inspanningsgebonden
    –> astma pas na 2u inspanning
    - inhalatie van 2-4 puffs van een combinatie SABA & ICS binnen 5-60min voor inspanning
    - onvoldoende = onderhoud behandeling
27
Q

COPD

A
  1. definitie
    - aanhoudende respiratoire symptomen die meestal progressief zijn
    - gevolg van luchtweg afwijkingen = aanhoudende luchtweg obstructies
    –> bronchitis, bronchiolitis & emfyseem
    - heel frequent = 600.000 in belgie
    –> 3,7% heeft in afgelopen jaar last gehad van chronisch longlijden
    - te voorkomen & behandelbaar
  2. synoniemen
    - COPD chronic obstructive pulmonary disease
    - chronisch obstructief bronchiaal & longlijden
    - BPCO bronchite chronique obstructive
28
Q

oozaken COPD

A

= komt nooit alleen voor
–> altijd door roken

  1. oorzaken
    - genetische & congentiaal
    - chronische inflammatie door bloodstelling aan schadelijke stoffen
    –> roken, pollutie, indoor biomass
    - versnelde veroudering
  2. risicofactoren = dosis afh
    - roken! ook passief
    - marihuana = 4-10 maal krachtiger
    - leeftijd = 40+ door bloodstelling
  3. exacerbaties & comorbiditeit van chronsiche aandoeningen
29
Q

pathofysiologie van COPD

A
  1. mechanismen
    - venauwing van kleinste luchtwegen
    - destructie van elastine skelet
    - emyfseem = grotere alveolen met slechtere diffusie
  2. luchtwegobstructie = bevordering van collaberatie van luchtwegen
  3. hyperinflatie
    - sterk verhoogd eind expiratoir volume
    - afplatting van diafragma = minder efficiënt ademhalen
    - dyspnoe gevoel
30
Q

verloop van COPD

A
  1. stijging van longfunctie tijdens kindertijd
    - bij lage ontwikkeling kan catch-up later nog komen
  2. piek tijdens jongvolwassenheid
  3. afname
    - normaal = geleidelijke afname naar 70%
    - laag starten = afname maar zonder klachten
    - bij beide = roken zorgt voor evolutie naar COPD, laag starten = vroeger

vaak eerst levensstijl aanpassen vooraleer hulp te zoeken

31
Q

klinisch beeld van COPD

A

= symptomen dag in dag uit <=> astma

algemene chronische pulmonale klachten

  1. symptomen ivm dyspneu
    - algemene dyspnoe = progressief, aanhoudend & hoger bij inspanning
    - inspanningstolerantie
  2. symptomen ivm hoesten
    - chronisch hoesten: productief & niet-productief
    - productieve hoest voor 3 maand, 2 jaar opeen
    - ribfractuur bij veel hoesten
    - witte/gele sputa
  3. long symptomen
    - piepen & benauwdheid
    - exacerbatie = acute toename van klachten
    –> winter, bacteriele & virale infecties
  4. andere symptomen
    - vermagering, verminderde eetlust & vermoeidheid
    - dikke voeten = rechter hartfalen
    - depressie & angst
    - geschiedenis van risicofactoren
32
Q

klassieke fenotypering COPD

A
  1. pink puffer
    - dyspnoe gevoel -> tachypnoe in rust -> normale PaCO2
    - rood van kleur
    - mager
    - alert
  2. blue bloater
    - opp. ademen & normale AF gedaalde PaCO2
    - CO2 retentie -> cyanose
    - obese patiënten
33
Q

moderne fenotypering COPD

A
  1. emfyseem type
    - vooral door hyperinflatie
    - dyspneu klachten & daling in levenskwaliteit
  2. frequent exacerbator type
    - vaak opstoten
    - bepaald door aantal opstoten in voorgeschiedenis
  3. angst & depressie
  4. frailty = ondervoeding
  5. ACOS = astma - COPD overlap
34
Q

klinisch onderzoek van COPD

A
  1. stabiele patient
    - aspecifiek & niet diagnostisch
    - hyperinflatie stand, dyspnoe, pursed-lip breathing & verlengd sputum
    - perifeer oedeem
  2. exacerbaties
    - hoesten met fluimproductie
    - toename van pursed-lip breathing
    - gebruik van secundaire ademspieren
    - distress & tachypnoe
  3. kans op
    - cyanose = respiratoire insufficiëntie
    - rechter hartfalen = gestuwde halsvenen, scites & perifeer oedeem
    - angst
35
Q

diagnose van COPD

A
  1. indicatie = elke patient met
    - dyspnoe
    - chronisch hoesten
    - sputum productie
    - voorgescheidenis van recurrente luchweginfexties
    - hoge blootstelling aan schadelijke gassen
  2. diagnose = obstructief gestoorde spirometrie
    - ESW/FVC = tiffeneau index
    - GOLD definitie = onder 70% na bronchodilatatie
    - aantonen van niet-reversibele/aanhoudende obstructie zelf na dilatatie
    –> reversibiliteit van max 200-300ml
36
Q

evalutatie van COPD

A
  1. aanwezigheid & ernst van luchtwegobstructie
  2. aard & ersnst van klachten/symptomen
  3. voorgeschiedenis van opstoten & risico op toekomenstige opstoten
  4. aanwezigheid van co-morbiditeiten
37
Q

aanwezigheid & ernst van luchtwegobstructie COPD

A

algemeen
- meting met postbronchodilatatie FEV1
- ook informatief over prognose
- geen voorspelling voor klachten & levenskwaliteit
–> SGRQ = st. georges respiratory questionnaire

GOLD

in een stadium vanaf tiffeneau index onder 70% is

  1. stadium 1 = mild = FEV1 > 80%
  2. stadium 2 = matig = FEV1 tussen 50-80%
  3. stadium 3 = matig-ernstig = FEV1 tussen 30-50%
  4. stadium 4 = ernstig = FEV1 < 30%
38
Q

aard & ersnst van klachten/symptomen COPD

A
  1. MRC medical research council dyspneu schaal
    - eenvoudig & unidimensionaal
  2. CAT COPD assessment test
    - meerdere dimensies
39
Q

MRC schaal

A
  1. graad 0 = dyspneu bij zware inspanning
  2. graad 1 = dyspneu bij te snel stappen op vlak terrein of lichte helling
  3. graad 2 = dyspneu bij langzamen dan normale mensen stappen op vlak terrein of even op adem moeten komen
  4. graad 3 = moeten stoppen met stappen na 100m
  5. graad 4 = teveel dyspneu om huis uit te gaan, dyspneu bij omkleden
40
Q

CAT schaal

A

= alle vragen een waarde van 0-6 geven

  1. hoesten
    - 0 = ik hoest nooit
    - 5 = ik hoest heel de tijd
  2. slijm op hoesten
    - 0 = nooit
    - 5 = heel veel
  3. beklemmend gevoel op borst
    - 0 = geen
    - 5 = heel erg
  4. buitenadem na helling of trap
    - 0 = helemaal niet
    - 5 = erg
  5. beperkt met huishoudelijke activiteiten
    - 0 = helemaal niet
    - 5 = zeer beperkt
  6. verlaten van huis
    - 0 = voel me zeker
    - 5 = voel met niet zeker
  7. slapen
    - 0 = ik slaap vast
    - 5 = niet vast
  8. energie
    - 0 = veel
    - 5 = geen
41
Q

voorgeschiedenis van opstoten & risico op toekomenstige opstoten COPD

A
  1. toekomstig risico
    - als meer den 2 opstoten in 1 jaar
    - als ESW laag is
  2. gevolg = minder goede prognose
42
Q

rookstop

A
  1. opmerking WHO
    - roken ≈ chonrische ziekte
    - stoppen met roken = positief voor iedereen
  2. resultaten
    - verbeterde overleving
    - voorkomen van luchtwegobstructie
    - progressie naar handicap tegengaan
    - reductie van aantal exacerbaties
43
Q

vaccinaties tegen COPD

A
  1. algemeen
    - tegen influenza virus
    - voorkomen van luchtweginfecties
    - jaarlijks herhalen
    - aangewezen voor elke COPD patient
  2. effecten
    - 50% beshermend
    - gunstig effect op aantal exacerbaties
    - gunstig effect op motraliteit bij oudere populatie
44
Q

keuze van medicatie COPD

A

= zelfde als astma

  1. ABE-tool
    - stadium van klachten
    - aantal exacerbaties
    - indeling in 3 categorieën
  2. graad A
    - MRC van 0-1 & CAT < 10
    - 0-1 exacerbaties die niet gehospaliseerd waren
    –> een bronchodilatator
  3. graad B
    - MRC > 2 & CAT > 10
    - 0-1 exacerbaties die niet gehospaliseerd waren
    –> LABA + LAMA
  4. graad E (exacerbatie)
    - 2+ exacerbaties die niet gehospaliseerd waren of 1+ die wel gespoaliseerd was
    –> LABA + LAMA (+ ICS als bloed eos > 300)
    + 32mg medrol tijdens 5 dagen gedurende exacerbatie
45
Q

kortwerkende brochusdilatoren voor COPD

A
  1. gebruik
    - noodmedicatie bij alle patiënten met COPD
    - SABA & SAMA combinatie = duovent
    - 3-4u werken
  2. effecten
    - verbeteren van longfunctie = ESW
    - afname van hyperinflatie & vermindering van FVC
    - verbeteren van dyspneu & inspanningstolerantie
    - geen effect overleving
    - geen effect op progressief verlies van ESW over de jaren heen
46
Q

langwerkende brochusdilatoren voor COPD

A
  1. gebruik
    - LAMA, LABA & combinatie = meer effect als alleen
    - 12-24u werken
  2. effecten = zelfde als kortwerkende
    + verbetering levenskwaliteit & preventie exacerbaties
47
Q

inhalatie corticosteroiden voor COPD

A
  1. gebruik
    - nooit appart -> altijd samen met LABA of LAMA/LABA
  2. effecten
    - geen effecten op longfunctie -> bij astma wel
    - geen effect op verlies van ESW door jaren heen
    - licht verhoogde kans op pneumonieën
    - afname van exacerbaties bij patienten die meerdere per jaar hebben
    - bij ernstige COPD klein effect op overleving
48
Q

opvolging van COPD

A
  1. cyclus = review -> asses -> adjust
  2. medicamenteuze veranderingen
    - therapie trouw controleren
    - inhalatie techniek controleren
    - aanpassen van medicatie
    - toevoegen van ICS of andere
  3. niet-medicamenteuze veranderingen
    - afvallen bij uitgesproken diabetes
    - pulmonale revalidatie
    - self-management
    - chronische O2 therapie thuis = perisisterende respiratoire revalidatie
49
Q

chronische O2-therapie

A
  1. bloedgas analyse = elke patient met
    - ESW < 30%
    - cyanose
    - rechter hartfalen
  2. O2-therapie
    - bij gedocumenteerde chronische hypoxemie
    - neus katheter of neusbril
    - minimum 16u per dag
    - debiet van 1,5-2l/min
    - PaO2 boven 60mmHg proberen halen
50
Q

exacerbatie COPD

A
  1. indeling
    - mild = extra gebruik van kortwerkende brochodilatoren
    - matig = extra gebruik + antibiotica en/of orale corticosteroïden
    - ernstig = hospitalisatie is vereist door acute respiratoire insufficiëntie
  2. andere kenmerken
    - meestal 8-10 dagen
    - uitlokkende factoren = luchtontreiniging, virale & bacteriele infecties
    - minstens 8 weken rust vooraleer actief worden
    –> deconditionering vooral bij recurrende exacerbaties = nood aan kine
  3. sputum onderzoek
    - bij fluimen
    - niet aanslaan van therapie met antibiotica
    –> kiem identificeren
51
Q

therapie van COPD exacerbaties

A
  1. niet-medicamenteus
    - zo snel als mogelijke mobilisatie
    - gecontroleerde O2 therapie met als doel SpO2 88-90% door 2l/min
    - ventilatie met voorkeur van niet-invasief in geval van deterioratie
  2. medicamentues
    - verhogen van kortwerkende bronchus dilatoren
    - intraveneuze of orale corticosteroiden als puffers niet werken
    –> positief effect op oxygenatie, duur van symp & hospitalisatie
    - antibiotica als nodig
52
Q

comorbiditeiten van COPD

A
  1. cardiaal lijden = zelfde risicofactoren
    - hartfalen
    - ischemisch hartlijden
    - perifeer vaatlijden
  2. respiratoir
    - bronchus carcinoom
    - bronchus deformaties
    - slaap-apnoe
  3. metabool
    - metabool syndroom & diabetes
    - vermagering & cachexie
    - sarcopenie & myopathie
    - reflux
    - osteoporose -> kan leiden tot ribfracturen bij hoesten
  4. angst & depressie