Borstkast therapie Flashcards

1
Q

schema respiratoire revalidatie

A
  1. traings therapie
    - aerobe/interval training
    - krachttraining van de ademhalingsspieren
    - krachttraining van de perifere spieren
  2. chest physical therapie
    - sputumevacuerend
    - volumerecruterend = meer volume vrijmaken
    - ademhalingscontrole
    - correcte inhalatie medicatie = puffers
    - mobilsatie & houdingscorrectie
  3. patiënteneducatie
    - lifestyle coaching
    - bewegings coaching
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

inspiratie

A
  1. contractie van ademhalingsspieren
  2. diafragma naar caudaal
  3. beweging van abdomen & thorax
    - pump handle = bovenste ribben & sternum naar cranio-ventraal
    - bucket handle = onderste ribben naar cranio-lateraal
    –> door orientatie van ribben & gewrichtsvlakken op wervel
    - buikinhoud naar caudo-ventraal
    - vergroten van epigastrische hoek = hoek van ribben aan sternum
  4. vergroten van intra-thoracale ruimte
  5. negatieve druk
  6. aanzuigen van lucht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

expiratie

A

in rust
1. relaxatie van inspiratie spieren
2. elastische retractie kracht van longen
3. volume verkleining & excentrische werking van spieren
4. expiratie

tijdens inspanning
1. contractie van abdominale spieren & intercostales interni & intimi
2. diafragma naar craniaal
3. expiratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

long volumes

A
  1. ademhaling
    - TV teugvolume = rustig in & uit
    - VC vitale capaciteit = maximaal in & uit
  2. niveaus
    - TLC totale longcapactieit
    - RV residueel volume
  3. andere
    - IRV inspiratior reserve volume = tussen normaal & maximaal in
    - ERV expiratoir reserve volume = tussen normaal & maximaal uit
    - FRC functionele reserve capaciteit = tussen normaal uit & 0 = ERV + FRC
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

krachten op thorax

A
  1. krachten
    - elastische retractie kracht = altijd negatief
    - thoraxwand = vormhouden & alveolen = surfacant
    - -> afhankelijk van lengte
  2. verloop van krachten
    - in rust = beide krachten tegengesteld
    - 70% = enkel elastische retractie
    - maximaal = beide zijn negatief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

diafragma

A
  1. anatomie
    - pars costalis R7-12 & proc. xyphoideus
    - pars cruralis: L1-L3, lig arcuata mediale & laterale, m. psoas & m. quadratus lumborum
    - I. centrum tendineum = BW-plaat in centrum van diafragma
  2. opmerkingen
    - beide delen kunnen functioineren als puntum fixum
    –> vooral pars costalis
    - area of apposition = deel waarbij spier langs ribben ligt in rust
  3. eerste fase van contractie
    - onderste ribben = puntum fixum
    - verplaatsing van centrum tendineum naar caudaal
    - einde = maag inhoud kan niet verder verplaatsen
  4. tweede fase van contractie
    - centrum tendineum rust op buikinhoud = puntum fixum
    - onderste ribben worden naar cranio-lateraal bewogen door bucket handle
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ademhaling in stand & zit

A
  1. stand
    - laagste stand diafragma = minder ROM
    - beperkte abdominale mobiliteit
    –> abdominale posturale activiteit zorgt dat inhoud minder kan bewegen
    - 2e fase van ademhaling is sneller bereikt
    - sneller bucket handle beweging
    - hogere activiteit van inspiratoire thorax musculatuur
  2. zit
    - meest berpekte ROM van diafragma door opgetrokken benen
    - sneller 2e fase & bucket handle
    - sneller inspiratoire musculatuur
    - accentueren van expiratie stand = dieper gaan door benen optrekken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ademhaling in lig & zijlig

A
  1. lig
    - hoogste stand diafragma = grootste ROM
    - ontspannen buikwand = vooral hier in beweging
    - verschil in knieën gebogen vs gestrekt door retroversie van bekken ≈ zit
  2. zijlig onderliggende long vs bovenliggende long
    - onderliggend is:
    - grotere ROM diafragma & grootste volume veranderingen bij rustige AH
    –> hoogste ventilatie
    - kleinste FRC + IC = volume
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

houding & VQ-verhouding

A
  1. gasuitwisseling
    - beste gasuitwisseling als VQ-verhouding optimaal is
    - zowel V als Q worden beinvloed door houding
    - verhouding varieert in verschillende delen van de long
  2. toepassing
    - zijlig: onderste long betere Q maar bovenste long betere V
    –> pneumonaie rechter long & serieuze obstructie & atelectases in rechter long
    - proneposition = buiklig bij mechanisch geventileerde patiënten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

algemeen longlijden

A
  1. obstructief longlijden
    - air flow limitation
    - daling van VC, IRV & ERV
    - stijging van RV, FRC & RC/TLC
    - longen worden groter = hyperinflatie stand
  2. restrictief longlijden
    - beperkte volumes
    - alles gedaald
    - longen worden kleiner
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

dynamische hyperinflatie

A
  1. dynamische hyperinflatie
    - adempatroon op hoger longvolume = reversibel
    - expiratie tijd door langer dan normaal
    - en/of
    - inspiratie wordt vroegtijdig gestart
    –> stijging van FRC
    - voelt aan als dyspneu want uitademing is niet meer passief door hoog volume
  2. diafragma
    - caudale positie
    - verkorte positie = daling van frank-starling
    - alle andere inspiratoire spieren moeten ook vanuit verkorte positie contraheren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

chronische hyperinflatie

A
  1. chronische hyperinflatie
    - evolutie als compensatie = irriversibel
    - verlies van longparenchym = emfyseem + obstructie = inflammatie
    - daling van elastische retractie kracht = stijging FRC
    - verschuiving van adempatroon naar inspiratoir
  2. diafragma
    - permament verkort
    - verkorting van spier = sarcomeren afname in serie
    - iets betere frank-starling als bij dynamische
  3. thorax
    - thorax moet bewegen op minder compliant deel
    - indien over 70% max volume = zowel elastische retractiekracht als thoraxkracht overwinnen
    - minder gunstige lengte van inademhalingspieren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

intrekkingen van intercostale ruimte bij inspiratie

A
  1. oorzaken
    - zwakke intercostale spieren
    - grote obstructie in longen
    - lage compliantie = stijge longen bij longfibrose
  2. bij COPD
    - grote ademweerstand
    - sterke negatieve druk nodig
    - verhoogd aandeel andere inspiratoire spieren
    - thorax wand kan niet volgen = intrekkingen
  3. andere intrekkingen
    - sternum
    - supra-claviculair
    - tracheadip
    - teken van Hoover = onderste ribben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

gunstige gevolgen van hyperinflatie op longen

A
  1. stijging van ventilatie
    - dilatatie van bronchiën
    - luchtweerstand daalt
  2. groter volume
    - meer gerekte volumes
    - compensatie van verloren elastische retractiekracht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gevolg op abdomen & thorax van chronische obstructieve ademhaling

A
  1. algemeen
    - bewegingen van (delen van) thorax & buikwand zijn niet synchroon of paradoxaal
    - kan voorkomen tijdens een deel van inspiratie & expiratie
    - kleinere colume veranderingen = minder efficiënte longen
  2. tekenen van hoover
    - contractie van diafragma in alreeds afgeplatte stand
    - diafragma trekt ribben naar binnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

actieve aanpassingen bij bemoeilijkte ademhaling

A
  1. houding
    - voorover gebogen met steun van handen
    - fixatie van schoudergordel zorgt voor betere inzet van hulpademhalingsspieren
    - stijging van FRC
    - buik inhoud stabilsieert diafragma = iets betere functie
  2. pursed lip breathing
    - verminderen van collaps tijdens expiratie door lagere PEF
    - verminderde air-trapping
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

mucustransport van gezonde long

A
  1. mucociliair transport
  2. cephalad luchtstroom bias
    - inspiratie = algemene bronchodilatatie
    - luchtstroomsnelheid inspiratie < expiratie
    –> differential airflow
    - slijmen meenemen van perifeer naar centraal
  3. af & toe diep zuchten, kuchen & hoesten
    - grote explosieve expiratoire stroomsnelheden
    - effectief verwijderen van slijmen
    - van centraal naar mond/neus holte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

mucociliair transport

A
  1. gellaag = bovenste laag
    - viceus & kleverig
    - houd neerslagen van partikels vast
  2. sollaag = onderste laag
    - minder viceus = eerder waterig
    - hierin liggen cilia = makkelijker bewegen
  3. transport
    - dikte = 5-10micrometer
    - bij slagfase van cilia raken toppen net nog gellaag
    - herstelfase = gebogen terug keren binnen sollaag met minder weerstand
    - beweging met 12-20Hz
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

trompet model

A
  1. luchtstroom snelheid = afh van
    - debiet
    - diameter van luchtweg
  2. trompet model
    - diameter trachea < perifere luchtwegen
    - snelheid van luchtstroom daalt progressief naar perifeer
  3. gevolgen
    - wet van Bernouli: hogere luchtstroom snelheid = lagere druk
    - vb: vliegtuig vleugel
    - gevolg = tijdens expiratie is een drukverval van perifeer naar centraal
    –> ontstaan van EPP
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

EPP

A

= monoalveolair voorstelling kunnen tekenen!

drukken
- Pmo monddruk = Pbar atmosferische druk
- Ppl pleurale druk
- Pbr bronchiale druk
- Palv alveolaire druk
- Pel = elastrische retracthei druk van long

onstaan van EPP
1. Palv = Ppl + Pel
- pleurale druk is in rust negatief = longen opentrekken
–> tijdens geforceerde expiratie positief
2. Palv ≈ Pbr
3. verval van Pbr naar centraal
4. op bepaald punt: Pbr = Ppl
5. dichtduwen van luchtwegen = flow limiterend segment
- nog snellere luchtstroom
- turbulente luchtstroom
- slijmplug wordt extra goed meegenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

plaats van EPP

A
  1. normaal
    - EPP = centraal: G0-G4
    - anatomisch beschermd voor dichtvallen door (halve) kraakbeen ringen
    - pathologisch = verplaatsing naar perifeer
    - gevolg = dichtklappen van luchtweg
    –> restrictie van deel van long
  2. verplaatsingen naar perifeer
    - lagere longelasticiteit = door hogere pleurale druk
    –> vb: longemfyseem
    - luchtwegobstructie = snellere stroom door kleinere diameter
    –> kan selectief in 1 long gebeuren
    - lagere luchtwegstailiteit = de weerstand die de luchtweg bied dus lagere snelheid
    - verzwakking van luchtwegen = tracheobronchiale collaps tijdens geforceerde expiratie
    –> vaak inefficiënte hoest
  3. verplaatsingen naar centraal = gebruiken in praktijk
    - geforceerde expiratie van hoger longvolume = hogere alveolaire druk
    - lagere expiratie kracht = door lagere stroomsnelheid
    - toepassen = gebruik maken van pursel lip breathing
22
Q

belemmerende factoren voor goede sputumevacuatie

A

= recidiverende inflamties

  1. hoest
    - dysfunctionele hoest = geen of overdreven hoestprikkel
    - tracheobronchiale collaps
  2. sputum
    - kwaliteit & kwantiteit van mucus
    - verminderde/afwezige trilhaarbeweging
    - kan ook aangeboren zijn = PCD & kartagener-syndroom
  3. obstructies
    - bronchoconstructie & bronchiëctasien
    - air-trapping
    - atelectase
    - oedeem
    - secreties
23
Q

oorzaken van obstructies

A

meestal combinatie van alle

  1. bronchoconstrictie/bronchospasmen
    - door hyperreactiviteit
    - door onstekingsprocessen
    - gekenmerkt door piepen & wheezing
  2. oedeem van ontstekingsprocessen
    - infectieus
    - allergische oorsprong
  3. hypersecretie/bronchorroe
    - idiopathisch
    - meestel door onstekingsprocessen
    - krakende/reutelende ademhaling
24
Q

algemene vormen van mucus

A
  1. hoeveelheid
  2. kleur & geur
    - doorzichtig/wit
    - geel/groen
    - rood/bruin = bloed
    - grijs
  3. consistentie
    - taai
    - waterig
    - mucoid
    - brokjes
    - purulent
25
mucus
1. algmene vormen - mucoid sputum = grijs/kleurloos, dun & taai - purulent sputum = groen/geel, vikeus & minder rekkerig - mucopurulent = combinatie 2. gevolgen van sputum = teveel mucoid - obstructie - voedingsbodem voor bacterien, virussen & schimmels = vicieuze cirkel - moeilijkere klaring bij taaie & vikeuze vormen = uitschakeling van cilia
26
vernauwing van bronchilen & airtrapping
1. oorzaken - tijdens geforceerde expiratie - door toegenomen pleurale druk of verzwakking van wand - compressie van kleine luchtwegen - wheezing & piepen eind expiratoir 2. gevolg - collaps = volledige afsluiting van kleine luchtwegen - airtrapping - trapped air = gevangen lucht
27
tracheobronchiale collaps
1. definitie = collaps van grote luchtwegen - lobaire bronchi of intrathoracaal deel trachea - tijdens geforceerde expiratie = hoest/huf - klinkt ruig/ruw & stopt abrupt 2. oorzaken - obstructie in kleine luchtwegen = snel drukverval - verzwakking van lobaire bronchus door chronische ontstekingsprocessen 3. geforceerde expiratie - snellere luchtstroom = collaps - hoest/huf als evacuatie van mucus verloopt niet efficiënt
28
atelectase
1. definitie - volledige mechanische obstructie - leidt tot een ingeklapte long - microatelactasen bij alveolen of normale meer centrala 2. therapie - wit te zien op RX & CT - terug openstellen door adem manoevres
29
bronchiëctasieën
1. oorzaak - veranderingen in luchtwegen door veelvoudige luchtweg infecties - litteken = worden verbredingen/uitspulpingen van luchtweg wand 2. gevolg - blijven hangen van mucus & moeilijke drainage - therapie = preventie van infecties & meteen handelen bij een infectie
30
andere belemmerende factoren voor goede sputumevacuatie
1. anatomische, fysiologische & biomechanische eigenschappen - veroudering = daling van hoestkracht - immuniteit - spierzwakte 2. pijn - verhindering van diepe in/expiratie - verminderde ventilatie = verminderde mucuskaring - vermijden van geforceerde expiraties --> minder efficiënte huf & hoesttechnieken - vb: post-operatief 3. verminderde controle ademhaling - daling spierkracht & coördinatie - parese/paralyse van spiergroepen - mentale of psychologische component 4. andere vormen van gedaalde ventilatie - angstprocessen bij dyspnoe gewaarwording - gebruik van lichaamscontrole - neuromusculaire aandoeningen
31
therapie van recidiverende luchtweg infecties
1. aandacht naar bovenste luchtwegen = extrathoracaal 2. sputumevacuerende & vulumerekurterende technieken voor onderste luchtwegen 3. inhalatie van medicatie
32
aandacht bovenste luchtwegen
1. fysiologisch reinigen van luchtwegen - snuiten is eigenlijk niet goed = grote drukken naar oren & sinussen --> sinusitis - neusoptrekken = retrograad poetsen is beter - richting van trilhaartjes gaan naar deze richting --> van neus naar mondholte langs keel 2. zelf reinigen van luchtwegen - door fysiologisch water = water + zout - volwassenen = neusspoelkan - kinderen = zijlig of ruglig - ruglig = mond toehouden (rhinofaryngeale desobstructie) --> geforceerde retrograde spoeling
33
volumerekruterende & sputumevacuerende technieken voor onderste luchtwegen
1. soorten - trage inspiratie + inspiratie pauze = volumerekruterend - snelle inspiratie = reiniging van rhinoparynx retrograad - trage expiratie = slijmen van perifeer naar centraal brengen - snelle expiratie = slijmen verwijderen van luchtwegen = expectorerend 2. (geassisteerde) autogene drainage - combinatie 1, 3 & 4 - ACBT active cycle of breathing technique - FET forced expiratoin technique --> combinatie van breathing control alternerend met huffen
34
volume rekruterend
1. doelen - opheffen van ateletases - optimaal gebruik van collaterale verbindingen - lucht achter/tussen secreties vrijmaken - mobiliserend effect voor secreties in perifere luchtwegen 2. oefeningen - lange trage inspiratie - actieve inadempauze met open glottis - EDIC - postiaux - RIM resistive inspiratory manoeuvres - combinaties met mobiliserende oefeningen van thorax 3. hulpmiddelen - PEP-systemen & oscillatie - thoracoabdominale bandne - incentive spirometer - bal = bouncing bij baby's
35
ongelijktijdige & ongelijkmatige ventilatie
1. definitie - mucusobstructie -> 1 longdeel vult trager - opheffen door langzame inspiratie met openglottis 2. soorten collaterale verbindingen - interbronchiale verbindingen van Martin - broncho-alvolaire verbindingen van Lambert - interalveolaire verbinding van Kohn 3. voorkomen - weinig of geen bij geboorte = enkel broncho-alveolair - toename bij ouder worden & obstructieve longziektes - beschermingsmechanismen - grotere weerstand = gebruik van langere inspiratie tijd & pauze --> tijd geven om te bereiken
36
sputum mobiliseren
1. doelen - secreties van perifere luchtwegen naar centraal te mobiliseren - combinatie met houdingen 2. oefeningen - trage expiraties - ELPr - postiaux = baby's - ELTGOL - postiaux 3. hulpmiddelen - IPV - cough assist - BiPAP & PEEP tijdens mechanische ventilatie
37
sputum expectoreren
1. doel = slijmen van centraal naar extrathoracaal brengen 2. oefeningnen - vanop hoog longvolume - hoest- & huf technieken - (thoraco)abdominale thrust 3. hulpmiddelen - aspiratie toestel
38
verschillen hoesten & huffen
1. hoesten - snelle inspiratie -> sluiten glottis -> krachtige expiratie -> met delay openen glottis - hoog debiet + dynamische compressie = grote luchtstroom & turbulentie - efficient als geen collaps 2. huffen - inpiratie -> open glottis -> geforceerde expiratie - huffen met secreties = aanpassen van inspiratoir volume 3. om collaps te voorkomen = aanpassen van - expiratie kracht - startvolume = bij verlies van elastische retractie kracht - eindvolume
39
inefficiënt hoesten
1. soorten - te sterke hoestprikkel - geen hoestprikkel - te zwakke hoest - niet op juist plaats hoesten 2. beïnvloeden - coöperatieven = uitleg & aanleren - niet coöperatief: - thoracoadominale thrust door therapeut of patient - banden, jasje, ... - cough-assist, ipv & ballonneren
40
autogene drainage
1. FET forced expiratoin techniek - synoniem van huffen - combinatie van breathing control & huffen - alternerend 2. ACBT active cycle of breathing technique - FET met voorafgaande diepe inspiraties - inspiratie = traag met adempauze - ontkleven-verzamen & evacueren - conintue tactiele & audtieve feedback 3. geassisteerde - passief bij niet-coöperatieve - modulatie door banden & handen of bal - gebruik maken van verschillende houdingen 3. doel - gelijkmatige & gelijktijdige expiratoire luchtstroom - optimale eroderende snelheid: niet te hoge luchtstroom door EPP, niet te laag want geen effect - grootst mogelijk longgebied
41
voor & nadelen van inhalatie medicatie
1. voordelen - rechtstreeks contact - snellere werking - kleinere dosis - minder bijwerkingen 2. nadelen - techniek = ongelijktijdige & ongelijkmatige ventilatie --> delen die mist bereikbaar zijn hebben juist meest nodig - maximaal effect kan onvoldoende zijn vb: corticosteroïden - sedimentatie & inertie - beperkte toegankelijkheid van luchtwegen - goede inhalatie techniek nodig
42
medicatie die via inhalatie kan gebruikt worden
B2-mimetica = sympathicomimetica 1. bronchoconstrictie - door verhoogde reactiviteit - contractie van gladspierweefsel luchtwegwand 2. stimulatie van B2-recepotoren door inhalatie van B2-mimetica 3. actieve bronchodilatatie anticholinergicum 1. n. vagus prikkeling = bronchocinstrictie 2. acetylcholine = neurotransmitter 3. anticholergicum = verhindering van overdracht corticosteroïden 1. inflammatie van luchtweg wnd 2. verdikking van mucosa 3. vernauwing van lumen 4. anti-inflammatoir effect door corticosteroïden andere - antibiotica - hypertone zoutoplossing - mucolytica
43
inhalatie techniek
1. techniek - vanuit volledige expiratie - trage inspiratie met inspiratoire pauze met open glottis - rechtopstaand of zitten - hoofd iets naar achter = minder depositie in keelholte - tong naar beneden = minder tongneerlsag 2. mogelijkheid - niet mogelijk bij elke soort machine - niet mogelijk bij niet-coöperatieve patiënten
44
beïnvloedende factoren voor goede depositie
1. patiënt - fysieke eigenschappen = leeftijd, ziekte, .. - coöperatie - therapietrouw 2. ziekte - inflammatie - obstructie - mucus 3. wijze van inhalatie & techniek - vernevelaar - MDI + voorzetkamer - poederinhalator
45
vernevelaars
= oplossing in vloeistof die verneveld wordt 1. voordelen - passief masker bij niet-coöperatieven - actief met mondstuk - mengen van medicatie - combinatie van PEP, flutter & O2therapie - tragere verneveling = hogere kans van medicatie op juiste plaats 2. nadelen - omslachtig - duurt lang = kwartier - hygiëne - geneesmiddel blijft achter - effectiviteit is afh van vernevelaar = grootte van druppels
46
richtlijen voor gebruik van vernevelaars
1. toestel - goede verstuiver = voldoende kleine druppels - vernevelen tot medicatie op is = 10-20min - indien langer is toestel versleten of slechten 2. hygiëne - goed onderhouden - mondspoelen na corticoïden 3. masker/mondstuk - masker = baby’s en niet-coöpertieven - masker zonder gaten & zachte rand = verlies van medicatie - mondstuk zo snelmogleijk = 2-3jaar - rechtop zitten
47
voorwaarden optimale depositie bij baby's & jonge kinderen
1. baby is rustig in rechtopzittende houding - best gebruik van vernevelaar + masker - geen lekker = geen gaten in masker 2. baby weent & is opstandig - eventueel wachten tot slapend - halfuur na begin van slaap = diepe slaap 3. despositie - meest optimaal = 8-9% van medicatie - niet opitmaal = maximaal 1%
48
hygiëne van vernevelaar
= (her)besmetting via inhalatie is mogelijk richtlijnen 1. na elk gebruik - alle onderdelen uit elkaar halen - wassen met warm water & detergent - afdrogen in alle hoekjes met propere tissues of verse keukenhanddoek - verder aan lucht laten uitdrogen 2. chronische aandoeningen - 1x per dag alles steriliseren --> koken of stoomsterilsator - elke andere vorm van gebruik = 2-3x per week 3. andere - slangetje naar toestel & toestel zelf kuisen moet niet - goede werking = geen contaminatie - slangetje vervangen als zichtbaar vuil of nat
49
MDI
= metered dose inhalator 1. machine - spuitbuisje - geneesmiddel gemeng in hulpstoffen & drijfgas - stof uit machine = 110km/u - normale inhalatie = 50km/u --> altijd gebruik van voorzet kamer 2. gebruik - niet nuttig bij baby's & niet-coöperatieven - goede despositie ondanks minder inhalatie tijd - minder omslachtig - minder belastend voor patiënt & begeleiders
50
techniek van MDI
1. niet-coöperatieven - mooie aansluiting van mondmasker - rustige ademhaling maximaal 10x - zo snel mogelijk mondstuk gebruiken 2. coöperatieven - trage inspiratie + inspiratoire pauze - 5x herhalen - uitademen door voorzetkamer = automatisch wegleiden 3. aandacht punten - schudden voor gebruik - opening moet naar onder wijzen - bij eerste gebruik of na wassen = 4x medicatie afvuren als priming van wanden - voorzetkamer wekelijks kuisen & aan lucht laten drogen - spoelen van mond na corticoïden
51
droge poederinhalator
1. machine - patroon met geneesmiddel - plastic houder met mondstuk & dop - activeringssysteem voor vereiste dosis - dosis teller 2. gebruik - veel verschillende types - pas vanaf 6jaar - voldoende inspiratoire capaciteit & controle van ademhaling 3. techniek - krachtige diepe & lange inspiratie met inspiratoire pauze - uitademen naast toestel - nieuwe modellen = medicatie pas virjstellen als inspiratie flow hoog genoeg is - mondspoelen na cortico