O&O College 8 Flashcards
g, general intelligence
theorie die ervan uitgaat dat er 1 factor is voor intelligentie, geldt voor elke eigenschap die een persoon bezit
gaat dus om algemene intelligentie
bijv. iemand kan NIET slecht zijn in iets en dan heel goed in iets anders
theorie met 2 typen intelligentie
intelligentie bestaat uit vloeibare intelligentie en gekristalliseerde intelligentie
gekristalliseerde intelligentie vindt je hele leven plaats en begint vroeg
vloeibare intelligentie bereikt zijn piek rond je 20e en gaat vanaf daar alleen maar naar beneden
vloeibare intelligentie
werkgeheugen, problemen on the spot kunnen oplossen, nadenken
gekristalliseerde intelligentie
feitelijke kennis over de wereld
bijv. woordbetekenissen, rekenkundige kennis
(7) primaire mentale capaciteiten
menselijke intelligentie bestaat uit 7 primaire mentale capaciteiten:
- woord vloeiendheid
- verbale betekenis
- redenering
- spatiële visualisatie
- tellen
- werkgeheugen
- perceptuele snelheid
Carroll’s 3 lagen theorie van intelligentie
gebaseerd op de processen (welke werken beter en welke niet?)
- bovenste laag: general intelligence
- soorten intelligentie
- soorten processen die bij elke soort intelligentie horen
8 soorten intelligentie uit Carroll’s 3 lagen theorie
- vloeibare intelligentie
- gekristalliseerde intelligentie
- algemeen geheugen en leren
- brede visuele perceptie
- brede auditieve perceptie
- brede retrieval mogelijkheid
- brede cognitieve snelheid
- verwerkingssnelheid
Wechsler Intelligence Scale for Children (WISC)
meest gebruikte test voor kinderen rond de 6, om intelligentie te testen (komt overeen met de drie-lagen theorie)
IQ intelligentie quotiënt
kwantitieve meeteenheid voor het meten van IQ
gemiddelde = 100
standaarddev. = 15
normaal verdeling
alle observaties zijn normaal verdeeld. er liggen veel scores in het midden en weinig scores aan de buitenkant
95% valt tussen -2sd en +2sd
68% valt tussen -1sd en +1sd
zelf-discipline
mogelijkheid om acties te remmen, regels op te volgen en impulsieve reacties te vermijden
genen-omgeving relaties bevatten 3 soorten effecten
- passieve effecten
- evocatieve effecten
- actieve effecten
passieve effecten
je krijgt bepaalde genen mee en deze komen tot uiting in jouw persoonlijkheid, zitten in je biologische omgeving
bijv. je hebt van je ouders genen gekregen zodat je erg van lezen houdt
evocatieve effecten
je beïnvloedt andermans gedrag
bijv. als je heel veel van lezen houdt, zullen je ouders je meer gaan voorlezen dan wanneer je niet van lezen houdt
actieve effecten
zelf actief je omgeving opzoeken zodat je jouw genotype tot uiting kan laten komen
bijv. naar de bibliotheek gaan om daar lekker te kunnen lezen