November 2020 Flashcards
desk
het bureau
drawer
de lade
object
het voorwerp
pillow
het kussen
sheet (bed)
het laken
closet
de kast
garbage can
de vuilnisbak
broom
de bezem
vacuum
de stofzuiger
carrot
de wortel
bean
de boon
pea
de erwt
kale
de boerenkool
spinach
de spinazie
garlic
de knoflook
lettuce
de sla
cucumber
de komkommer
tomato
de tomaat
melon
de meloen
raspberry
de framboos
berry
de bes
cherry
de kers
bell pepper
de paprika
lemon
de citroen
it depends
het ligt eraan
i got the idea
ik kwam erop
there’s a good chance that…
het zit erin dat…
he’s coming now
hij komt eraan
she’s pulling his leg
zij neemt hem ertussen
i’m for it
ik ben ervoor
he found out (a secret)
hij kwam erachter
we were talking about it
wij hadden het erover
i was wrong
ik zat ernaast
(oral) tradition
de overlevering
to leave (to s.o. on your death)
nalaten