March 2022 Flashcards

1
Q

Beware of …

A

pas op voor…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

it is healthiest to go to work by bike

A

het is het gezondst om fietsend naar je werk te gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

violin

A

de viool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

which singer f can sing the highest note

A

welke zangeres kan de hoogste noot zingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

chord

A

het akkoord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

song

A

het liedje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

instrument

A

het instrument

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

the tickets for the concert of this famous singer m were sold out immediately

A

de kaartjes voor het concert van deze beroemde zanger waren meteen uitverkocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

he is the captain of the team

A

hij is de kapitein van de ploeg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

I kick the ball

A

ik schop de bal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

the player has thrown the ball

A

de speler heeft de bal gegooid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

i throw the ball to my dog

A

ik gooi de bal naar mijn hond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

it was a match full of emotion

A

het was een wedstrijd vol emotie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

he kicked the ball

A

hij schopte tegen de bal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

match

A

de wedstrijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

dance (n)

A

de dans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

audience

A

het publiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

spectator

A

de toeschouwer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

stage

A

het podium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

would we have a better view of the stage from there?

A

zouden we daarvandaan een beter uitzicht op het podium hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

there are not enough seats for this many spectators

A

er zijn niet genoeg zitplaatsen voor zoveel toeschouwers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

this theater was built at the end of the 19th cent

A

dit theater is gebouwd aan het einde van de negentiende eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

this show is neither a play nor a concert, but something in between

A

deze voorstelling is noch een toneelstuk noch een concert maar iets ertussenin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

goal (sports)

A

het doel

25
Q

how many points did they score

A

hoeveel punten hebben ze gescoord

26
Q

I scored again

A

ik scoorde weer

27
Q

bring him to me dead or alive

A

breng hem naar mij dood or levend

28
Q

that would have been an annoying situation

A

dat zou een vervelende situatie zijn geweest

29
Q

obvious

A

vanzelfsprekend

30
Q

refreshing

A

verfrissend

31
Q

the smelly car should get repaired

A

de stinkende auto zou moeten worden gerepareerd

32
Q

there are nany fascinating flowers growing in this region

A

er groeien veel fascinerende bloemen in deze regio

33
Q

I like poetry but I don’t understand any of it

A

ik vind poëzie mooi maar ik begrijp er niets van

34
Q

to film

A

filmen

35
Q

it is important to exercise

A

het is belangrijk om te sporten

36
Q

how much is this racket

A

hoe duur is dit racket

37
Q

I skied down as fast as I could

A

ik skiede zo snel als ik kon naar beneden

38
Q

do you ski only when it has snowed

A

ski je alleen als het gesneeuwd heeft

39
Q

fashion

A

de mode

40
Q

style

A

de stijl

41
Q

to design

A

ontwerpen

42
Q

referee

A

scheidsrechter

43
Q

gym

A

de sportschool

44
Q

athlete

A

de atleet

45
Q

I work out 2 or 3 times a week in a gym

A

ik werk 2 of 3 keer per week in een sportschool

46
Q

the referee is bad at sports

A

de scheidsrechter is slecht in sport

47
Q

the light went out by itself

A

het licht ging vanzelf uit

48
Q

I need a visa to be allowed to travel to the united states

A

ik heb een visum nodig om naar de Verenigde Staten te mogen reizen

49
Q

no new articles will be written for tje time being

A

er zullen voorlopig geen nieuwe artikelen worden geschreven

50
Q

you need both knowledge and experience

A

je hebt zowel kennis als ervaring nodig

51
Q

you choice will determine who is gojng to win the contest

A

jouw keuze zal bepalen wie de wedstrijd gaat winnen

52
Q

i want your opinion

A

ik wil uw mening

53
Q

fair

A

eerlijk

54
Q

the whole group agreed with each other

A

de hele groep was het met elkaar eens

55
Q

to advise to do

A

aanraden om te doen

56
Q

be honest

A

wees eerlijk

57
Q

my opinion is of no importance here

A

mijn mening is hier van geen belang

58
Q

you are not right

A

jij hebt geen gelijk

59
Q

i completely agree with you

A

ik ben het helemaal met je eens