May 2021 Flashcards
Do not look down
Niet naar beneden kijken
She is especially thirsty
Ze heeft vooral dorst
sincere
van harte
Is it true that…
Klopt het dat…
She swims reasonably well
Ze zwemt behoorlijk goed
modest, unobtrusive
bescheiden
superfluous, wasteful, redundant
overtollig
overbodig
scooter
de step
pile, stack
de stapel
cubic
kubieke
to dedicate to
wijden aan
threatening, menacing
dreigend
turbulent
roerig
It was not necessary, but I did it anyway
Het hoefde niet, maar ik deed het toch
note
het briefje
This little cupboard is always locked
Dit kastje zit altijd op slot
She likes to travel
Ze reist graag
I saw it with my own eyes
Ik heb het met mijn eigen ogen gezien
ticket
het kaartje
The actor is afraid to fly
De acteur is bang om te vliegen
I am visiting my grandmother
Ik ben op bezoek bij mijn oma
I have started to learn dutch
Ik ben begonnen Nederlands te leren
It has already begun
Het is al begonnen
I have never thought about that before
Ik heb daar nog nooit over nagedacht
He has not given me an answer yet
Hij heeft me nog geen antwoord gegeven.
The house to the left of the park is white
Het huis links naast het park is wit
The doctor works even on the weekend
De dokter werkt zelfs in het weekend
There are mostly warm clothes here
Hier zijn vooral warme kleren
They are not walking toward my house, but away from it
Ze lopen niet naar mijn huis toe, maar ervandaan
Are you going to the party? No I’m not going there
Ga je naar het feest toe? Nee ik ga er niet heen
I would like to have to answer to that
Ik wil daarop graag een antwoord
You can see the ocean from here
Hiervandaan kan je de oceaan zien
The supermarket just not have enough staff
De supermarkt heeft gewoon niet genoeg personeel
You’re going the wrong way
Je gaat de verkeerde kant op
We are almost at the end
We zijn bijna bij het einde
Be nice
Wees vriendelijk
Kind regards, forever your friend
Met vriendelijke groeten voor altijd jouw vriend
Can you remember his name
Kan je je zijn naam herinneren
What is the average age of this population?
Wat is de gemiddelde leeftijd van deze bevolking
The students learn more if they work in groups
De studenten leren meer als ze in groepen werken
Do you have a room for one person?
Heeft u een kamer voor één persoon?
During my youth
Tijdens mijn jeugd
I am the wrong person for this task
Ik ben de verkeerde persoon voor deze taak
They’ll probably forget my birthday again this year
Waarschijnlijk vergeten ze mijn verjaardag dit jaar weer
Can you say that once more
Kun je dat nog eens zeggen
This food does not taste like anything
Dit eten smaakt nergens naar
There is sugar in everything
Er zit overal suiker in
We have to hurry
We moeten ons haasten
How are you feeling today
Hoe voel je je vandaag
You are more than welcome
U bent van harte welkom
He did not realize that I was there too
Hij realiseerde zich niet dat ik er ook was
Who do you introduce yourself to
Aan wie stelt u zich voor
