NM unità 1 Flashcards
bewandelen, afleggen
percorrere
de route
la tratta
slepen, trekken
trainare
het netwerk
la rete
het spoorwegnetwerk
la rete ferroviaria
bereiken
raggiungere
een onderneming, organisatie
un’impresa
zelfs, maar liefst
addirittura
tellen, rekenen
contare
genieten
godere
graven
scavare
een gat
una buca
de charme, aantrekkingskracht
il fascino
onverbiddellijk, meedogenloos
inesorabilmente
verrassen
sorprendere
onverdragelijk, onuitstaanbaar
insopportabile
omzeilen, ontwijken
aggirare
de file, de verstopping
la congestione
zich voordoen, opkomen
sorgere
de povlakte
la pianura padana
bergachtig
montuoso, -a
heuvelachtig
collinare
een schiereiland
una penisola
een hak
un tacco
onderscheiden
contraddistinguere
de afzetmarkt, monding, uitgang, haven
lo sbocco
verwelkomen
accogliere
nabij, vlakbij
nei pressi
geloven, denken, van oordeel zijn, onthouden, voelen
ritenere
achterhalen, teruggaan, weer beklimmen
risalire
een rots, klip
uno scoglio
de archipel, de eilanden(groep)
l’arcipelago
de hoef, de sokkel, de klomp
lo zoccolo
de relevantie
la pertinenza
de ketting
la catena
loslaten, losmaken
staccarsi
aanraken
toccare
een primaat, record
un primato
voortdurend, eeuwig, permanent
perennemente
gelijknamig
omonimo, -a
uitbreiden
estendere
ondergronds
sotterraneo
de uitlokking
la provocazione, la sfida
slecht aangelegd
malmesso, -a
verhinderen
impedire
pendelen
fare la spola
locomotief, trein
la locomotiva
wagon
il vagone
compartiment, vak
lo scompartimento
de hoge snelheid (trein)
l’alta velocità
openbaar vervoer
I trasporti pubblici
de gemeente
il comune
de regio
la regione
de hoofdplaats, het bestuurscentrum
il capoluogo
de provincie
la provincia
de ruggengraat
la spina dorsale