NL 60 Begrippen Flashcards
Aspect (het)
Onderdeel of kant van een zaak
Betrekking hebben op
Slaan op te maken hebben met
Categorie (de)
Soort, groep
Chantage (de)
Iemand dwingen om iets te doem door te dreigen
Concurrent (de)
Tegenstander, iemand die je probeert te overtreffen
De kneepjes van het vak
Alle handigheidjes van het vak
Dienen (voor)
Bedoeld zijn (voor)
Laaghartig
Gemeen
Malaise (de)
Sombere ellendige toestand
Opgelaten
Niet op je gemak
Raadplegen
Opzoeken, om raad vragen
Regime (het)
Strenge en harde manier van regeren
Registreren
Inschrijven, gegevens vastleggen
Relevant
Belangrijk of nuttig
Restant (het)
De rest het overschot
Revolutie (de)
Snelle en totale verandering van de samenleving
Spuien
Uiten, zeggen hoe je je voelt
Tactiek (de)
Aanpak, manier om je doel te bereiken
Weemoed (de)
Bedroefd zijn omdat iets voorbij is
Willoos
Zonder eigen wil
Beenbrekend
Vernieuwend, grensverleggend
Berusten
Accepteren, zich niet verzetten tegen
Bruikleen
Te leen
Capituleren
Je overgeven, je verzet opgeven