NL 60 Begrippen Flashcards

1
Q

Aspect (het)

A

Onderdeel of kant van een zaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Betrekking hebben op

A

Slaan op te maken hebben met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Categorie (de)

A

Soort, groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Chantage (de)

A

Iemand dwingen om iets te doem door te dreigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Concurrent (de)

A

Tegenstander, iemand die je probeert te overtreffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

De kneepjes van het vak

A

Alle handigheidjes van het vak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dienen (voor)

A

Bedoeld zijn (voor)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Laaghartig

A

Gemeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Malaise (de)

A

Sombere ellendige toestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Opgelaten

A

Niet op je gemak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Raadplegen

A

Opzoeken, om raad vragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Regime (het)

A

Strenge en harde manier van regeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Registreren

A

Inschrijven, gegevens vastleggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Relevant

A

Belangrijk of nuttig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Restant (het)

A

De rest het overschot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Revolutie (de)

A

Snelle en totale verandering van de samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Spuien

A

Uiten, zeggen hoe je je voelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Tactiek (de)

A

Aanpak, manier om je doel te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Weemoed (de)

A

Bedroefd zijn omdat iets voorbij is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Willoos

A

Zonder eigen wil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Beenbrekend

A

Vernieuwend, grensverleggend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Berusten

A

Accepteren, zich niet verzetten tegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Bruikleen

A

Te leen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Capituleren

A

Je overgeven, je verzet opgeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Essentieel
Heel belangrijk
26
Ijl (klinken)
Dun
27
Incident
Vervelende gebeurtenis
28
Intens
Hevig, diep
29
Karakteristiek
Kenmerkend
30
Massamedia (meervoud)
Communicatiemiddelen waarmee je veel mensen bereikt
31
Minachten
Op iemand neerkijken
32
Morren
Binnensmonds laten merken dat je ontevreden bent
33
Propaganda
Pogingen om medestanders voor jouw standpunt te vinden
34
Sabotage
Iets met opzet kapotmaken of laten mislukken
35
Scanderen
Hard en ritmisch opzeggen
36
Verbijsterd
Stomverbaasd
37
Vergen
Vragen, vereisen
38
Voorbestemd zijn
Zo bedoeld zijn
39
Voordragen
(Als kandidaat) voorstellen
40
(Iemand) een hart onder de riem steken
Moed inspreken
41
Aanzien (het)
Waardering, status
42
Afgunst (de)
Jaloezie
43
Beren op de weg zien
Moeilijkheden verwachten
44
Beslist
Zeer zeker, absoluut
45
De bons krijgen/geven
De verkering verbreken
46
De mond snoeren
Het zwijgen opleggen
47
Detectiepoort (de)
Poort die gaat piepen als iemand er met (gesloten) spullen doorheen loopt
48
Hem smeren
Ervandoor gaan
49
Indertijd
Vroeger, toen
50
Meedogenloos
Zonder medelijden, keihard
51
Obsessief
Dwangmatig
52
Provoceren
Uitdagen
53
Raaskallen
Wartaal uitslaan, onzinnige dingen zeggen
54
Reservoir (het)
Bewaarplaats voor gas of vloeistof
55
Silhouet (het)
Een figuur waar je alleen de omtrek van ziet
56
Simuleren
Doen alsof
57
Steevast
Altijd, steeds
58
Te grazen nemen
Iemand te pakken nemen, een grap uithalen met iemand
59
Verwezenlijken
Uitvoeren, waarmaken
60
(Zich) gedeisd houden
Zich koest houden, zorgen dat je niet opvalt
61
(Zich) gedeisd houden
Zich koest houden, zorgen dat je niet opvalt