Nederlands - Koppelteken en trema - regels Flashcards

1
Q

Bij samenstellingen met bepaalde woorden schrijft men altijd een koppelteken. Over welke woorden spreken we hier?

A
sint
ex
oud
bijna
niet
non
meester
aspirant
adjunct
interim
substituut
chef
kandidaat
stagiair
leerling
assistent
collega
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Het schrijven met een koppelteken of niet wordt veelal bepaald door het al dan niet voorkomen van een klinkerbotsing. Geef de klinkerbotsingen voor ‘a’

A

a, e, i, u,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het schrijven met een koppelteken of niet wordt veelal bepaald door het al dan niet voorkomen van een klinkerbotsing. Geef de klinkerbotsingen voor ‘e’

A

e, i, u, ij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het schrijven met een koppelteken of niet wordt veelal bepaald door het al dan niet voorkomen van een klinkerbotsing. Geef de klinkerbotsingen voor ‘i’

A

e, i, j

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het schrijven met een koppelteken of niet wordt veelal bepaald door het al dan niet voorkomen van een klinkerbotsing. Geef de klinkerbotsingen voor ‘o’

A

o, u, e, i

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Het schrijven met een koppelteken of niet wordt veelal bepaald door het al dan niet voorkomen van een klinkerbotsing. Geef de klinkerbotsingen voor ‘u’

A

u, ij, i

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het schrijven met een koppelteken of niet wordt veelal bepaald door het al dan niet voorkomen van een klinkerbotsing. Geef de klinkerbotsingen voor ‘é’

A

e, i, u

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Met welke voorvoegsels gebruiken we, in geval van klinkerbotsing, altijd een koppelteken?

A
Anti
Audio
Auto
Co
De
Pre
Pro
Pseudo
Re
Semi
Vice
...

Latijnse voorvoegsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

We gebruiken een trema bij ongelede woorden, in afleidingen, in verbogen en vervoegde woorden (DUS NIET IN GRONDWOORDEN). Bij welke klinkercombinaties geldt dit voor ‘…+a’

A

a + a, e, i, u

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

We gebruiken een trema bij ongelede woorden, in afleidingen, in verbogen en vervoegde woorden (DUS NIET IN GRONDWOORDEN). Bij welke klinkercombinaties geldt dit voor ‘e’

A

e+e, i, u,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

We gebruiken een trema bij ongelede woorden, in afleidingen, in verbogen en vervoegde woorden (DUS NIET IN GRONDWOORDEN). Bij welke klinkercombinaties geldt dit voor ‘i’

A

i + e

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

We gebruiken een trema bij ongelede woorden, in afleidingen, in verbogen en vervoegde woorden (DUS NIET IN GRONDWOORDEN). Bij welke klinkercombinaties geldt dit voor ‘o’

A

o + o, e, i, u

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

We gebruiken een trema bij ongelede woorden, in afleidingen, in verbogen en vervoegde woorden (DUS NIET IN GRONDWOORDEN). Bij welke klinkercombinaties geldt dit voor ‘u’

A

u + u, i

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly