Nederlands: deel 3 - woordenlijst Flashcards

1
Q

imposant

A

indrukwekkend - imponeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

fixeren

A

vastzetten, vasthechten - de fixatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gereputeerd

A

met een (goede) reputatie - de reputatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de reputatie(s)

A

de weerslag van een reeks van eigenschappen die spontaan met een persoon of een voorwerp geassocieerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de chemicus - chemici

A

wetenschapper die de chemie of scheikunde beoefent - chemisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ternauwernood

A

maar net, nauwelijks, nipt, bijna niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de patriot(ten)

A

iemand die erg van zijn eigen land houdt. - patriottisme, patriottistisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

munitie, munitiën, munities

A

projectielen voor vuurwapens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het alternatief, alternatieven

A

andere mogelijkheid of oplossing - alternateren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de revolutie(s)

A

snelle onomkeerbare verandering - revolutionair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gefascineerd

A

heel erg geboeid in iets zijn - de fascinatie, fascineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

stuiteren

A

kaatsend opspringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de bres(sen)

A

een opening in een muur of een wal van een vestiging, gemaakt met behulp van kanonvuur of een stormram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

het pictogram(men)

A

symbool dat de plaats van tekst inneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

het icoon, iconen

A

klein teken of symbool, pictogram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

expressief

A

met veel gevoel, levendig - de expressie

17
Q

situeren

A

een plaats geven - de situatie

18
Q

bespreken

A

samen spreken over, beoordelen - de bespreking

19
Q

reviseren

A

een tekst, of delen ervan, herlezen en eventueel opnieuw aanpassen - de revisor, de revisie

20
Q

non verbaal

A

zonder woorden - verbaal, verbale

21
Q

inkten

A

met een zwarte balpen of stift over de lijntjes van de potloodtekening gaan - de inkt

22
Q

letteren

A

de tekst in de teksballonnen toevoegen - geletterd, de geletterdheid, de letter

23
Q

inkleuren

A

kleur toevoegen aan de tekening - de kleur, de inkleuring

24
Q

observeren

A

aandachtig bekijken, waarnemen - de observatie, de observator

25
Q

berucht

A

bekend zijn om slechte, negatieve dingen

26
Q

de driftkikker(s)

A

iemand die heel snel boos wordt

27
Q

verwoed

A

heel erg, met veel inzet

28
Q

doortastend

A

met overtuiging, vastberaden, krachtig

29
Q

het aikido

A

Japanese krijgskunst waarin je lichaam en geest verenigt

30
Q

het kendo

A

Japanese zwaardvechtkunst om een groot aantal verschillende technieken te verenigen; oefening in zelfdiscipline

31
Q

het storyboard(s)

A

een soort stripverhaal ter voorbereiding op een film of video-opname; elk shot wordt eerst getekend

32
Q

improviseren

A

onvoorbereid iets doen of maken - de improvisatie