Frans Actes de parole Flashcards
1
Q
Ben je vrijdag avond/dit weekend vrij?
A
Tu es libre vendredi soir/ce week-end?
2
Q
- Ja, ik ben vrij. :)
- Neen, ik ben niet meer vrij. :(
- Neen, ik ben bezet. :(
A
- Oui, je suis libre. :)
- Non, je ne suis plus libre. :(
- Non, je suis occupé(e). :(
3
Q
Als we nu eens gingen shoppen?/een wandeling gingen maken?
A
Si on allait faire du shopping?/faire une promenade?
4
Q
- Goed idee! :)
- Graag! :)
- Ik zou wel willen, maar … . :(
A
- Bonne idée! :)
- Volontiers! :)
- J’aimerais bien, mais … . :(
5
Q
Waarom gaan we niet naar de bioscoop/ organiseren we geen karaokéavond?
A
Pourquoi ne pas aller au cinéma?/ Pourquoi ne pas organiser une soirée karaoké?
6
Q
Ik nodig je uit om te gaan karten.
A
Je t’invite à faire du karting.
7
Q
Ik ga hierop in met groot plezier. :)
A
J’accepte avec grand plaisir.
