nederlands afkortingen Flashcards
1
Q
mavo
A
middelbaar algemeen voortgezet onderwijs
2
Q
m.a.w.
A
met andere woorden
3
Q
PS
A
postscriptum
4
Q
soa
A
Seksueel overdraagbare aandoening
5
Q
vip
A
Very Important person
6
Q
wc
A
watercloset
7
Q
zn
A
zelfstandig naamwoord
8
Q
dj
A
disk jockey
9
Q
havo
A
Hoger algemeen voortgezet onderwijs
10
Q
hbo
A
Hoger beroepsonderwijs
11
Q
hfst
A
hoofdstuk
12
Q
IQ
A
Intelligentiequotiënt
13
Q
jl.
A
Jongstleden
14
Q
KLM
A
Koninklijke luchtvaart maatschappij
15
Q
m.b.v.
A
met behulp van
16
Q
yup
A
Young Urban Professional
17
Q
w.b.
A
wat betreft
18
Q
CS
A
centraal station
19
Q
m.u.v.
A
met uitzondering van
20
Q
e.d.
A
en dergelijke