frans hfst 2 ab Flashcards
commencer
beginnen
passer
doorbrengen
avoir l’air
eruit zien
avoir le temps (de)
tijd hebben (om)
avoir envie (de)
zin hebben (om)
se reposer
uitrusten
se retrouver
elkaar treffen
je me lève
ik sta op
jouer à la console
gamen
discuter
kletsen
rigoler
lachen
appeler
bellen
faire les magasins
winkelen
faire du sport
sporten
faire la grasse matinée
uitslapen
je pourrai
ik zal kunnen
l’entrée v
de ingang
le cours
de les
l’épisode m
de aflevering
jusqu’a
tot
chez moi
bij mij
plutôt
nogal
tard
laat
tôt
vroeg
déjà
al
dur
hard, moeilijk
mort(e)
dood
fatigué(e)
moe
prochain(e)
volgende
c’était
het was
le début
het begin
la vie
het leven
l’argent m
het geld
le temps libre
de vrije tijd
la fois
de keer
le jeu
het spel
le magazine
het tijdschrift
selon
volgens
aider
helpen
réfléchir
nadenken
lire
lezen
haut(e)
hoog
chaque
ieder
comme
als, zoals
parfois
soms
en plus
bovendien
l’écran m
het scherm
l’avis m
de mening
le champion
de kampioen
l’entrainement m
de training
il faut
je moet
j’avais
ik had
connaitre
kennen
même
zelfs